2024-1_De weg naar Beek en Donk die er niet kwam
Naar pdf-bestand klik hier
C a s p e r K a l b
Discussies over de aanleg van wegen zijn van alle tijden. Tegenwoordig zijn nieuwe wegen vaak bedoeld om de dorpskernen te ontzien, in het midden van de 19e eeuw was er vooral behoefte aan goede verbindingen van dorpscentrum naar dorpscentrum. De snelst mogelijke fietsroute naar Helmond staat inmiddels hoog op de agenda, maar rond 1840 was het ook al de vraag hoe de Brabanders zo snel mogelijk van Veghel naar Helmond konden en weer terug. De gemeenten Gemert en Beek en Donk roerden zich natuurlijk ook in dit vraagstuk.
De Bossche archieven van de provincie en Rijkswaterstaat schetsen een beeld van de ontstaansgeschiedenis van het wegenpatroon tussen de verschillende dorpen. In 1839 werd in de verga-dering van Provinciale Staten de toestand van de gemeentewegen ter sprake gebracht. Die was niet best en dit stond een ‘gemakkelijke communicatie tusschen de Gemeenten’ in de weg. De provin-ciale afdeling Financiën concludeerde: ‘ofschoon het in het belang der Gemeenten zelve is, daarop bedacht te wezen, en den verbeteringen der wegen daarterstellen, wordt zulks evenwel dikwijls verzuimd, en uit onachtzaamheid en mindere belangstelling der Bestuurders verwaarloosd, en ook bij andere, uit onvermogen der plaatselijke financiën om zulks geheel ten laste der Gemeente te doen, nagelaten.’ De gemeentebesturen hadden er geen zin in en/of geen geld voor (over). Dat moest veranderen en er was ook provinciale subsidie beschikbaar om de gemeenten hierbij te ondersteunen. Vandaar dat werd uitgevaardigd dat de gemeentebesturen hun verlangens kenbaar moesten maken en ontwerpen moesten indienen om de verbindingen met andere gemeenten te verbeteren. In mei 1840 deed het districtshoofd van Rijkswaterstaat verslag van zijn pogingen om een nieuwe weg te faciliteren tussen Gemert en Sluis 6 aan de Zuid-Willemsvaart. Op deze plek werden alle goederen die van Gemert kwamen en voor Gemert bestemd waren geladen en gelost. De districtsfunctionaris meldde: “Men heeft reeds veel gesproken dat die van Gemert eenen regteren weg dan den tegenswoordigen wilden maken, doch dit heeft op den onwil van sommigen om hunnen grond hiervoor af te staan schipbreuk geleden. Men is zelfs zoo ver gegaan van eenen straatweg of eene vaart van Gemert naar sluis 6 te willen maken, doch ook dit is blijven zitten.” De nieuwe route van 7 tot 8 meter breed zou door het broekgebied lopen, leiden tot een tijdwinst van 15 tot 20 minuten en met de aanleg van twee bruggen en duikertjes zouden de onkosten beperkt kunnen blijven. De districtsman zou het wel eventjes fiksen: “Ik nam de kadastrale kaart ter hand en liet mij het terrein aanwijzen, hetgeen ik tamelijk kende, en overtuigde van de gegrondheid der bekomene mededeeling. Met de leden van den raad opperde ik eenige bedenking tegen het aanvragen van eenen tol of passagegeld, hetgeen altoos belemmering zoude veroorzaken, zeide dat u om dit voor te komen waarschijnlijk wel zoude genegen zijn tot het verleenen van eenige subsidie uit de provinciale fondsen en dat, daar Gemert meerder belang dan Beek en Donk bij dien weg had, die gemeente waarschijnlijk hiertoe ook wel zoude willen bijdragen, waartoe ik mij aanbood het bestuur over te halen.” Hij kwam echter van een koude kermis thuis. Zijn verslag eindigt als volgt: “Niemand te Beek en Donk had bij dien weg belang dat de weinige huisgezinnen die bij sluis nr 6 wonen, als die van Gemert het goed op de kar hebben dan komt het er weinig op aan of zij een kwartier uur korter of langer varen, zij zullen er toch wel komen. Zij wilden hun kostelijk broek niet ten plaisiere van die van Gemert vergraven, en bruggen leggen die er niet noodig zijn, en soortgelijke boere-argumenten meer. En wat ik hiertegen mogt inbrengen, het hielp niet, zoo dat ik het op moest geven.” Uit dit verslag is op te maken dat de gemeente Beek en Donk roet in het eten gooide. Het duurde tot het najaar van 1841 dat het onderwerp weer op de radar kwam. Dit had te maken met het voornemen – op initiatief van de gemeente Helmond – om een verbeterde verbinding tot stand te brengen tussen Helmond en Veghel. Lees: een verharde weg. Hier hadden de tussenliggende dorpen natuurlijk ook baat bij. Gemert meldde zich in september 1841 bij de provincie om een plekje aan tafel en uiteindelijk op de route te krijgen, daar het gemeentebestuur ‘de rigting van den straatweg van Helmond over Gemert voor deze gemeente in het grootst mogelijk belang’ beschouwde. Het zou de ruim negenduizend zielen van Aarle-Rixtel, Beek en Donk, Gemert en Erp aanzienlijk meer mogelijkheden geven om niet alleen elkaar, maar ook de grote steden te bereiken. Het verzoek van Gemert kwam ook in de gemeente Beek en Donk aan en eind oktober mengden de Beek en Donkenaren zich in de discussie. Zij constateerden dat de aanleg van de weg zich richtte op de bestaande route, maar het gemeentebestuur bracht een alternatief ontwerp in: de rechte weg naar Sluis 6 kwam weer op tafel. Blijkbaar was er bij de buren sprake van voortschrijdend inzicht. De argumentatie was dat het ‘tevens voor den handelstand van Gemert en zelfs voor Boekel en elders zeer wenschelijk zoude zijn als daardoor aanmerkelijk nader bij de Zuid Willemsvaart en juist aan Sluis nr. 6 alwaar de geschiktste gelegenheid tot berging en opslag van koopwaren gevonden wordt.’ Uitvoeringsproblemen zagen die van Beek en Donk niet. Het was zeer aannemelijk dat de gronden voor deze weg beschikbaar zouden worden gesteld door de grondeigenaren, omdat men ‘alleen zoude te doen hebben met den Heer Mr. A. van Riemsdijk welke men vertrouwt diens grond voor eene zoo nuttige onderneming gratis zal willen afstaan, hetwelk eveneens het geval is met Jonkheer de Jong van Beek en Donk als eigenaar van den grond en weg, van af Sluis No 6 tot nabij het dorp alhier als welke bereids daartoe aanbieding heeft gedaan behoevende voor het overige slechts broekgrond aan deze gemeente in eigendom competerende te worden onteigend.’ De brief van Beek en Donk eindigt met de toezegging dat als dit voorstel zou worden aangenomen, de gemeente bereid was om hierin naar evenredigheid financieel te participeren, en dat zou ook voor Aarle-Rixtel gelden. Het voorstel werd in november vanuit Gedeputeerde Staten doorgestuurd naar de mensen van Rijkswaterstaat, voor ‘consideratiën en advies’. Helaas is uit de archieven (nog) niet naar voren gekomen hoe er vervolgens mee is omgegaan. De kwestie is afgedaan in juni 1842 en de weg is er niet gekomen. Was Van Riemsdijk wellicht toch niet zo genegen om zijn gronden gratis af te staan voor deze nieuwe weg? Is het plan door het gemeentebestuur van Gemert afgewezen vanwege de waarde van het gebied rondom het kasteel? Of waren die van Gemert simpelweg uit rancune niet voornemens om nu het plan van Beek en Donk over te nemen, waar dit eerst door die van Beek en Donk werd weggewuifd? We weten het (nog) niet, maar deze kwestie had de westkant van Gemert voor hetzelfde geld een heel ander aanzien kunnen geven.
Noten:
- BHIC, Rijksarchief in Noord-Brabant, Provinciaal Bestuur BHIC, toegang 17 inventarisnummers 5468 en 12419;
- BHIC, Rijksarchief in Noord-Brabant, correspondentie Rijkswaterstaat 1811-1953, toegang 262, inventarisnummer 1149.
BIJSCHRIFTEN BIJ ILLUSTRATIES:
De ingediende schets door de gemeente Beek en Donk. De oranje lijn is volgens de legenda ‘den geprojecteerden klinkerweg op dit plan aangeduid. De twee verschillende leidingen van den weg bij inkom des dorps worden voorgesteld om daarvan de beste te kiezen.’
De route van de door Beek en Donk gewenste klinkerweg, geprojecteerd op de hedendaagse luchtfoto. (bron luchtfoto: kadastralekaart.com)