1440 Munsterabdij Roermond 2
Archief Munsterabdij Roermond inv nr 2 folio 158v en 159, dd 23 september 1440
Transcriptie Jan Timmers
Schepenen in Gemert oorkonden dat Goyard van Gemert schenkt aan Wouterke Spierinck, de dochter van Jan van Bruheze, en het klooster van O.L.V. (Munsterabdij) te Roermond 8 malder rogge Gemertse maat gaande uit de Knapenakker te Gemert naast de Vroondijk, Godert van Erp en Dirk van Gemert en zijn moeder. Als Wouterke Spiering overlijdt, dan gaan drie malder naar haar erfgenamen en vijf malder blijft voor het klooster. (Het betreft de Munsterabdij in Roermond, waar Wouterke Spiering van Bruheze is ingetreden.)
De erfpacht van 5 malder rogge is door de abdij verkocht in 1491.
De oorkonde staat in het cartularium deel 2 van de Munsterabdij op folio 158 verso en 159, bewaard in het Historisch Centrum Limburg, Maastricht, archief Munsterabdij, toegang 14 inv. nr. 2.
De scan is te vinden als RHCL_14.D039_2_00163 (scan nr 163 en dat is folio 158v en 159)
In het regest van de oorkonde in de inventaris van het archief staan wat fouten. Zo is de daar aangegeven datum 23 september 1450, maar het moet zijn 1440.
Transcriptie:
Van vijff malder rogs erffpachs der maten van Ghemert nae der doot Joffrouw Wolter van Bruhese geheiten Spierinck
(latere toevoeging: Item noch dese erffpacht heefft dit cloister vercocht anno xiiii c xci (1491))
Wir Dirick die Smet, Gheret Roeloefssoen, Henrick vander Hoffstat, Henric Aertsoen, Bernyr Willems soen, Willem vander Oesterbraken ende Johan Vodrart, schepenen in Ghemert tugen in desen openen brieff dat voer onss komen is Goyart van Ghemert in sijnen helen bedde ende heeft wittelich ende in rechter elmosen gegeven ende gemaict opgedragen ende overgegeven Goyarden van Geldrop tot behoeff Wouteren Spierinck wittige dochter Jans van Bruhus ende den eerwerdigen vrouwen cloister ende honnen gaidshuis van Remonde acht malder rogge der maten van Ghemert ende inden heerlicheit van Ghemert vursz altoes jaerlix te gelden op Onsser Liever Sueter vrouwendach purificatio alsmen kerssen boert uyt eynen stucke lants geheiten den Knapenecker gelegen inder heirlicheit van Ghemert vursz ter plaetsen geheten aenden Vroendijck neven erffenisse Goderts van Erp metter eynre sijden metter ander sijden neven erffnis Derickx van Ghemert ende sijnre moeder dat eyn eynd opter heren straet gelijcker wijs als den vursz ecker ofte stuck lants gelegen is binnen sijne paelsteden. Vort so eest vurwaer ende bescheide dat Wouter Spirinck vursz ende dat cloister voirsz dese vursz acht malder rogge vursz heffen ende beuren sullen mit vurwaerde toegedaen dat soe wanneer Wouter Spirinck vursz aflijffich word, dat dan vijff malder rogge vanden acht malder rogge vursz dat cloister voirsz heffen ende boeren sullen ewelich ende erfflich altoes des jaers op onsser liever vrouwen lichtmisdach vursz uytten vursz onderpant ende die drie malder rogge vanden acht malderen vursz sall wederom komen ende keeren aen die rechten erfven van Wouter Spirincx vursz ende die voirsz Wouter Spierinck ende dat cloister vursz sall desen rogge vursz niet en heffen ende beuren dan van onsser vrouwen lichtmiss eerstcoomende voers (…) voer eerst jaer. Voirt soe heeft Godart van Ghemert vursz geloift op hem ende op sijn goet, desen vursz rogge gr..este te weren alsmen erffrogge sculdich is te weren ende alle voircommer inden vursz onderpant aff te doen ende Godart van Ghemert vursz heeft op desen vursz rogge vertegen tot behoeff Wouter Spierinck ende den cloister vursz gelovende voir dat opdraghe dat overgeven ende dat vertien vursz ewelich vast ende stedich te hauden sonder argelist, gesegelt metten zegel ons gemeyn schependoms van Gemert int jaer dess heren dusent ende vierhondert ende vijrtich, drie ende twyntich dagen in september.