Heemkundekring neemt afscheid van Hans Vedder

Een delegatie van het bestuur van heemkundekring De Kommanderij Gemert nam op dinsdag 4 juni afscheid van directeur-bestuurder Hans Vedder van woningbouwstichting Goed Wonen. Bij die gelegenheid bood voorzitter Leo Holleman aan Vedder namens de heemkundekring het boek Gemerts Erfgoed aan. Dat gebeurde tijdens de afscheidsbijeenkomst van Vedder in cultuurhuis De Eendracht. Vedder is zeer begaan met cultureel erfgoed, waar hij als woningbouwer altijd zeer zorgvuldig mee omging.
Hij betrok de heemkundekring altijd bij projecten waar het erfgoed in het geding was, zoals de kerk Gerardus Majella op de Berglaren. Hij luisterde daarbij goed naar de argumenten van de heemkundekring, wat leidde tot een ontwerp voor een woongebouw waarin de ideeën van architect Jan de Jong uit de jaren vijftig behouden bleven. Ook beloofde hij dat in het nieuwe woongebouw het door kunstenaar Charles Eyk ontworpen beeld De Vredesmaagd terugkeert, dat jaren in de kerk stond. Verder stond hij open voor de wens van de heemkundekring om in het nieuw aan te leggen park rond de kerk werk van Gemertse kunstenaars te tonen.

Bij de foto: Voorzitter Leo Holleman overhandigt Hans Vedder namens de heemkundekring het boek Gemerts Erfgoed.

Publicatiedatum dinsdag 4 juni 2024.

GH-2023-2- Aanvulling Gemerts Woordenboek

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Harry Slits

De laatste maanden heb ik voor allerhande Gemertse woorden die ik kreeg aangereikt, hoorde of zelf gebruikte gecontroleerd of ze zijn opgenomen in het Gemerts Woordenboek. Dat heeft weer een aantal nieuwe Gemertse woorden opgeleverd. De nieuwe lemmata zijn in dezelfde vorm gegoten als in het Gemerts Woordenboek van 2017 t.b.v. latere digitalisering. Dank aan Wim Vos voor zijn controlewerk.

Gímmers – Nederlands

aachterín
bw van tijd: na elkaar, achtereen. Twaë daog
aachterín han ‘w skon weer.
ánlooëpe (ánloupe)
ww onoverg (vormen, zie looëpe/ loupe, is ángelooëpe/
án-geloupe): 1. aanlopen, voor een
kort oponthoud, in het voorbijgaan ergens binnengaan
om er een bezoek te brengen. 2. in
een draaiende beweging steeds ergens tegenaan
komen. Dè wiel lùpt án, d’r zit ‘ne slág in.
bèùj3
v ev/mv -e verkl bèùjke: een potje. ’n Bèùj vrèèje.
dùrín
bw van omstandigheid: door elkaar, dooreen.
As gaj dè naw ’s éfkes dùrín doet, dan kanne we
zooë gon aëte. (zie ónderín).
gon
I. (onoverg:) 15. um iejt gon: iets gaan halen, een
boodschap doen. Ik góng no Guus Willems um ‘ n
spíssie-jaol skruujfke, èn ze han ’t!
hébbe1, hébbe2
ww overg (1héb, 2/2mhét, 3hé/hí, 1m/3mhébbe, 1/3ha,
2/2mhad, 1m/3mhan(ne), h. gehad [Opm: naast de
vorm héb, bv. in Héb ik dè gezíd? hoort men
soms de verkorte vorm Dè héé ‘k nie gezíd!
Zónne skonne fiets héé ‘k ok.]
inín
bw van hoedanigheid: in elkaar, ineen. Doe die
pepiere naw uurst ’s nètjes inín: leg die papieren
nou eerst eens enigszins op een stapeltje.
inspanne
ww overg (vormen, zie spanne, h. in-gespanne)
1. (van trekdieren:) inspannen. 2. (van mensen:)
(met succes) te hulp vragen. Ik wor nògal ’s ingespanne
dùr m’n aawlèùj vùr ’n bodskap òf ‘n
klusje as sjefeur.
kèùt
v ev/mv -e verkl kötje. 4. (biljarten:) geluksbal, carambole
die na een mislukte stoot, bv door een
klos tot stand komt; de tegenspeler jaagt dan
schertsenderwijs met de achterkant van de keu
de kèùt (het varken) weg vanonder de biljarttafel.
klus
v ev/mv -se verkl -ke: klus, karwei.
louman
m ev/mv -ne: onnut persoon, waardeloze vent,
iemand met wie niets positiefs te beginnen valt.
Dè zén allemol loumanne, dor hoewfde niks van
te verwaachte.
mínneg
bn (uitsl pred): menig. Dè héé ‘k oew al mínnege
kaër gezíd: dat heb ik je al menige keer/vaker
gezegd.
naëje naëje
tw: nee nee (heftige ontkenning). Naëje naëje, dè
ziede gaj híllemol verkaërd.
ópín
bw van plaats: opeen. Ze stónnen allemol ópín: ze
stonden allemaal dicht bij elkaar, opeen.
pikke
ww overg (-t, -te, h. gepikt): 5. snel nemen, afsnijden
(van bochten). Óp de Lòdderdejk kaande
lèkker bóchjes pikke.
sjefeur
m ev/mv -s verkl -ke: chauffeur.
slág
m ev/mv slaëg verkl slaëgske: 10. Door stoten of
wringen onstane afwijking van de perfecte ringvorm
(bv van een wiel). Jónge, ge hét ‘ne grooëte
slág in oew wiel; ‘k zal ’n nééj wiel moete spaoke.
spaoke
ww overg (1spaok, 2/2m/3spákt, 1m/3mspaoke,
1/2/2m/3/1m/3mspákte, h. gespákt): spaken spannen
tussen de velg en de naaf van een wiel. Hiejr
jónge, spákte gaj dí wiel ’s éfkes vùr maj.
speule
I. onoverg: 7. op het programma (film, theater)
staan. Wa spùlt ‘r vandaog in de Eendracht? 8.
aan de hand zijn. Ik weet nie wat ‘r in die femielie
spùlt dè ze dè haojs nòg nie verkaocht hébbe; ’t
stí al jorre líg.

 

Nederlands – Gímmers

achtereen (na elkaar): aachterín
afsnijden (bochten): pikke 5
boodschap (een – doen): (zie gon I, 15)
chauffeur: sjefeur
dichtbij (- elkaar): ópín
dooreen (door elkaar): dùrín, ónderín
geluksbal (bij biljarten): kèùt 4
halen (iets gaan -): (zie gon I, 15)
hand (aan de – zijn): speule I, 8
hulp (met succes te – vragen): inspanne
ineen (in elkaar): inín
karwei: klus
klus: klus
menig: mínneg
nemen (snel bochten -): pikke 5
ontkenning (heftige -): naëje naëje
opeen (op elkaar): ópín
persoon (onnut -): louman
potje (een – vrijen): bèùj3
slag (in wiel): slág
spannen (spaken): spaoke
staan (op het programma -): speule I,7
tegenaankomen (in een draaiende beweging
ergens -): ánlooëpe, ánloupe
vent (waardeloze -): louman

 

Op ’t mèrtvèld stónnen ze allemol ópín no d’n optocht te kiejke.

 

GH-2023-2-Kapittelstokjes Dubbel kruisbeeld in Gemert

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

 (door Jan Timmers)

In Gemerts Heem – jaargang 1978 – schreef Ad Otten een kapittelstokje over ‘den dubbele Lievenheer’. Het ging over een bijzonder wegkruis in Gemert, dat op initiatief van pastoor Poell werd opgericht op de splitsing van Prins Bernardlaan en Pater van den Elsenstraat. Nu staat op die plaats het Indiëmonument. Het wegkruis was aan beide kanten voorzien van een christusbeeld. Op zaterdag 11 november 1931 werd dit dubbele wegkruis ingewijd door monseigneur Willem van Dinther, magister-generaal van de Orde der Kruisheren en afkomstig uit Gemert. In de Gemertse Courant van 14 november werd er verslag van gedaan.
Het dubbele christusbeeld was een echte bijzonderheid. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de aandacht voor de inwijding van het kruis in de Katholieke Illustratie van november 1931.
Het is een kort bericht, maar wel bijzonder vanwege de foto die erbij werd afgedrukt. Op die foto is de dubbele Lieve-Heer goed zichtbaar. Het is tot nu toe de enige foto die bekend is, waarop te zien is dat het om twee christusbeelden gaat.

 

Dit bericht over het dubbel wegkruis in Gemert stond in de Katholieke Illustratie jaargang 66 – nummer 6 – 11 november 1931.

GH-2023-2-Kapittelstokjes Het slachtoffer heette Johannes Smits

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

(door Paul Verhees)
In het vorige nummer van Gemerts Heem plaatste ik een artikel over de stoomtram De Goede Moordenaar. Daarin schreef ik dat een paar Gemertenaren de tram een echte moord in de schoenen hadden willen schuiven. Ze hadden een door hen bewusteloos geslagen man op de tramrails gelegd in de hoop dat hij zou worden overreden, waardoor hun misdaad zou worden gecamoufleerd. Vanuit het Zuidlimburgse Oirsbeek reageerde Frans Winkens, een trouw lezer van Gemerts Heem. Zijn moeder is in Gemert geboren. Haar ouders Peeters-Smits woonden aan de Virmundtstraat. Als gedreven genealoog schreef Frans Winkens het boek ‘Geboren uit bronsgroen eikenhout en paarse hei’ over zijn familiegeschiedenis. En daarin besteedde hij aandacht aan de dood van zijn overgrootvader Johannes Smits. Juist ja, de man die in 1884 in Gemert op de tramrails werd gelegd.
Johannes Smits werd op 26 november 1852 geboren aan het Bijnderseind 50 in Gemert als zoon van wever Jan Smits. Hij werd zelf ook wever, trouwde met Constantia Maria Althuizen en overleed op 31-jarige leeftijd op 28 mei 1884. De toedracht rond zijn overlijden heb ik beschreven in het in maart verschenen Gemerts Heem nummer 1 van 2023. Wat er toen niet bij stond: de verdachten zijn in augustus 1884 bij gebrek aan bewijs op vrije voeten gesteld.

 

Diverse landelijke dagbladen wijdden één zinnetje aan de vrijlating van de moordverdachten op Johannes Smits. Hier uit Nieuws van de Dag, De Tijd en Algemeen Handelsblad.

GH-2023-2-Middeleeuwse routeplanner op internet

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Casper Kalb

Het is nu de normaalste zaak van de wereld: voordat je de deur uit gaat even op Google Maps kijken hoe je moet komen van de plek waar je bent naar de plek waar je moet zijn. Hoe zou dat in de middeleeuwen zijn gegaan? De mensen van toen zouden veel gehad hebben aan de middeleeuwse routeplanner van het onderzoeksproject Viabundus (op internet te vinden via de website www.brabantserfgoed.nl/viabundus).
Voor een gebied tussen Brugge, Kopenhagen en Moskou zijn de belangrijkste routes in kaart gebracht. Je kunt je virtuele tijdreis zelf bepalen door starten eindlocatie en je vervoermiddel in te voeren. Dat de kernen van Gemert en Bakel een knooppunt vormden, wordt in die routeplanner in één oogopslag duidelijk. En dat die wegen door de eeuwen heen gekoesterd zijn, blijkt bijvoorbeeld als je de wandeling van Bakel naar het Ridderplein in Gemert ook in Google Maps invoert. Je legt nog steeds precies dezelfde route af, die ook nog eens even lang duurt (anderhalf uur). We zijn dus in al die eeuwen niet per se harder gaan lopen.
Viabundus via Brabant
Het project Viabundus is een breed project dat wordt uitgevoerd door de universiteit van Göttingen. Voor Noord-Brabant worden gegevens aangeleverd door Erfgoed Brabant in samenwerking met verschillende studenten, heemkundekringen, musea, docenten, academici en vrijwilligers. In diverse artikelen gaan auteurs in op het reizen (door Brabant) in de middeleeuwen en de vroegmoderne tijd. Jan Timmers heeft namens Heemkundekring De Kommanderij Gemert ook een bijdrage geleverd.

 

De kortste wandelroute van Bakel naar Gemert, anno 1400 (website Viabundus) en anno 2023 (Google Maps).

 

GH-2023-2-Over ’t pedje naar de Deel

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Theo Donkers en Riek Donkers-van den Acker

In het Gemerts Nieuwsblad van 2 mei 2023 stond in de rubriek Gemeentenieuws een uitnodiging voor een omgevingsdialoog voor het gebied tussen Deel en Groenesteeg. Daarin wordt belanghebbenden gevraagd om mee te denken over hoe dit gebied moet worden ingericht als er woningen gebouwd gaan worden. De gemeente Gemert-Bakel wil de komende tien jaar nog eens 2400 woningen bouwen en daarbij zal opnieuw eeuwenoud landelijk gebied verloren gaan.
En hier gaat het nu om een gebied waar ik heel veel mooie herinneringen aan heb. Een van die herinneringen betreft het oude kerkpad dat vlakbij de oude boerderij van mijn opa Kneel van den Acker begon en eindigde bij de monumentale boerderij van D’n Tuws, gelegen aan de Deel. Mijn op 1 september 2009 overleden moeder, Riek van den Acker, schreef in het Gemerts Heem van 1997 nr. 2 over ’t Pèdje nô de Deel onder andere het volgende: “Waj han vrügger onz aajge pètje nó de skool èn nô de kéérk. Dè gong dûr onze Fôs, èn kwam aojt op ’t stichje dè nô d’n Tûws liejp in de Deel, ge wît wél, die skôn boerderééj aojt 1699. ’t Iz ‘r al ’n éngkelt jaor nie mir (dè pèdje).” De vertaling van voorgaand Gemertse citaat luidt: “Wij hadden vroeger ons eigen paadje naar de school en naar de kerk. Het ging over onze akker en kwam uit op het steegje dat naar ‘d’n Tuws liep in de Deel, je weet wel die mooie boerderij uit 1699. Het paadje is er al enkele jaren niet meer.”
Aldus een heel klein deel van het verhaal van ons moeder over ’t kerkpaadje dat liep van de Groenesteeg naar de Deel. Het paadje was ruim vijfhonderd meter lang en voor ongeveer de helft (het deel van het paadje dat over het grondgebied van Van den Acker liep) niet breder dan één meter. Het liep tussen de weide- en akkerlanden van respectievelijk Cornelis (Kneel) van den Acker en van ‘D’n Tuws’, de eigenaar van de monumentale boerderij op de hoek van het paadje en de Deel.
Langgevelboerderij
In dit artikel staat een recente foto van de boerderij van D’n Tuws in volle glorie. Daarop is vóór de heg een klein wit vierkant meterkastje te zien. Daar kwam het paadje uit op de Deel. Ver op de achtergrond is vaag zichtbaar de oude langgevelboerderij van Kneel van den Acker aan de Groenesteeg. Een nu nog maagdelijk boerenlandschap dat eigenlijk beschermd zou moeten worden. We hebben wat onderzoek gedaan in het archief en op oude kadastrale kaarten nergens een paadje vinden.
Dat betekent dat het hele paadje naar de Deel over particuliere gronden liep en dus officieel niet bestond. Geen wonder dat het bij de ruilverkaveling werd omgeploegd. Men ging toen niet meer te voet naar de kerk. En zo werd het eeuwenoude kerkpaadje overbodig en kon het verdwijnen. Het paadje zoals ik het me herinner uit mijn kindertijd (jaren ’50, begin jaren ’60) bestond uit een door het vele fietsen uitgesleten hol zandpaadje van ongeveer 25 centimeter breed met aan weerskanten een strook kort gras met zo om de zes meter een houten weipulleke (weipaaltje) met daaraan op circa tachtig centimeter hoogte uiterst venijnig pikkerdraot (prikkeldraad) vastgespijkerd.
Achter op de fiets
Als ik achter op de fiets bij mijn tante Tiny over het paadje richting de Deel reed, had ik altijd schrik dat we onze benen aan de prikkeldraad open zouden halen. Tante Tiny nam me vaak mee naar het kasteel om er de eendjes te voeren. Als we dan langs D’n Tuws kwamen, begonnen hun twee bouviers gruwelijk te blaffen achter de heg en dan had ik heel veel schrik. Ook heb ik nog een vage herinnering aan mijn oma die in de verte over het paadje naar de Deel liep en erg opviel vanwege de grote witte poffer die ze op haar hoofd droeg. Het was in de tijd dat mijn oma vrijwel dagelijks te voet naar het dorp liep om de vroegmis in de oude kerk bij te wonen.
In het verhaal van ons moeder passeert over dat paadje dagelijks een bonte stoet van Gemertse mensen. Als mijn moeder samen met haar vader op de akker naast het paadje aan het werk was, dan stopte er regelmatig een passant die toch even zijn verhaal van die dag aan Kneel van den Acker kwijt moest. Het is prachtig om te lezen welke mensen allemaal over het paadje kwamen; mijn moeder beschrijft er tientallen. “Wejter, Hárrie én Kîske Manders, Nártje Verskürre, Verhaogen èm Poel aojd de Deel, Mieske Jaogerz èn Jan as ie z’nen hit nô de wèèj gebraocht ha. Òtte, de Panter, (hoe hiejd die ôk al wîr?) èn Rôjèkkers, Put aojd de Haach èn nòch soveul maer wôrvan iq de naom nie onthaawen hép.”
Ploegendienst
Er waren volgens ons moeder ook mannen die in ploegendienst werkten en ’s avonds in het donker te voet over het pèdje naar huis gingen. Bij D’n Tuws stond een lantaarnpaal, en ook bij de boerderij van Kneel, meer niet. In de winter kon het dan ook verrekkes donker zijn daar op het pèdje. Ik kan me voorstellen dat je er als een blinde tussen de prikkeldraden je weg naar huis moest zien te vinden… En ons moeder had ook oog voor de natuur: “Wôr ons pètje ophiejl èn de steecht begon nô d’n Tûws, dôr lách frügger ‘nen hîlle natte, verlôrren tip. Wa dôr in ’t fûrjaor allemôl groejde: dòtterbloemme, speenkraojt, gael lissen èn annemoontjes. Dôr zaote kikfórse, sallemanderz èn hael veul tàrren èn keeverkes. ’t Kriejoelde ‘rvan.” Oftewel in het Nederlands: “Waar ons paadje ophield en de steeg naar d’n Tûws begon, daar lag vroeger een hele natte verloren tip. Wat daar in het voorjaar allemaal groeide: dotterbloemen, speenkruid, gele lissen en anemoontjes.
Daar zaten kikkers, salamanders en heel veel torren en kevertjes. ’t Krioelde ervan.”
Natte verloren tip
Het was bij deze ‘natte, verlôrren tip’ (verloren hoek) waar het grondgebied van Van den Acker ophield en dat van d’n Tûws begon. Gaande van de Deel via het paadje naar de Groenesteeg liep je het eerste deel over het grondgebied van d’n Tûws. Dit eerste deel was een steeg (karrenspoor) die bij de natte verloren tip over ging in een smal fietspaadje, dat vervolgens uitkwam op de Groenesteeg, circa 25 meter ten westen van de boerderij van Kneel. Die ‘bonte stoet van Gemertse mensen’ bestond niet alleen uit bewoners van de Groenesteeg (de families Van den Acker en Van den Elsen), maar ook uit mensen die in De Wind woonden. De Wind is een buurtschap, gelegen ten noorden van de Peelse Loop.
De Wind
Het deel van de zandweg na de brug is nu een fiets- en wandelpaadje geworden dat door en langs het bosje naar De Wind loopt. Net als het paadje naar De Deel is ook het stuk zandweg vanaf de Groenesteeg naar de betonnen brug over de Peelse Loop, samen met de brug ergens na 1972 verdwenen. Daardoor werden de bewoners van De Wind gedwongen om via de Boekelseweg naar het centrum van Gemert te gaan. Ik heb als kind vaak bij die brug over de Peelse Loop in het water gespeeld. Ik kon onder de brug door lopen, zo diep was de beekbedding daar, en heb er héél wat stekelbaarsjes gevangen.
Hoe mooi zou het zijn om in de woningbouwplannen voor Deel-Groenesteeg het paadje naar de Deel weer tot leven te wekken, liefst op de plek waar het eeuwenlang lag. En helemaal mooi zou zijn als halverwege, daar waar het paadje een slinger maakt, de kikkerpoel weer in ere wordt hersteld. En ook zou het prachtig zijn als het geheel in een brede strook gras met bloemen wordt vervat. De prikkeldraad hoeft niet, maar wel graag een paar bomen en wat struweel bij de kikkerpoel.
Ontmoetingsplaats
Hier zou een ontmoetingsplaats moeten worden gecreëerd waar mensen elkaar hun verhalen kunnen vertellen, hun hart kunnen luchten en herinneringen aan vroeger op kunnen halen. Helemaal mooi – ik gebruik die term vaak, maar meen het ook echt – zou zijn als op deze plek ook een informatiebord komt te staan met de beschrijving van ons moeder van al die prachtige personen die over het oude paadje naar de Deel liepen. Een schrijven zowel in het Gemerts dialect als in het Nederlands. Een paadje van rust, waar alleen voetgangers en fietsers gebruik van mogen maken.

 

Verklaring gekleurde stipjes van boven naar beneden op detail luchtfoto van ’t pèdje: Rood – de boerderij van Kneel van den Acker en Jana van Asseldonk, de ouders van Riek; Geel – het begin van ’t pèdje bij de duiker in de sloot langs de Groenesteeg; Blauw – kikkerpoel ofwel een ‘hîlle natte, verlôrren tip’ waar ’t pèdje langs af slingerde; Donkergroen – de hoge beukenheg om het erf van D’n Tûws door donkere schaduw goed te zien; Lichtgroen – hier mondt ’t pèdje, tussen kikkerpoel en D’n Tuws ’t stigje geheten, uit in de Deel.
Een recente foto van de boerderij van D’n Tuws in volle glorie. De foto is genomen vanaf de Molenbroekse Loop die een stukje naar links onder de Deel door stroomt. Ik weet niet of de tip grond tussen de Deel en de Molenbroekse Loop ook volgebouwd gaat worden. Dat zou zonde zijn. Het zicht op de monumentale boerderij van D’n Tuws, en de landerijen daar achter, is dan helemaal verdwenen.
Op deze topografische kaart van rond 1900 is het paadje met geel gemarkeerd. De kaart is afkomstig uit de Grote historische topografische atlas 1894-1914 Noord-Brabant. Uitg.: Nieuwland 2005.
Deze foto van Jo, Piet en José van den Elzen is in 1956 gemaakt nabij de Deelse Kampen. Het is niet met zekerheid vast te stellen of ze hier op het in dit artikel bedoelde paadje staan, maar de foto geeft wel een beeld van hoe zo’n paadje er uit zag. (Foto NCB C19-142 A1458)

 

 

 

 

 

GH-2023-2-Kiek Naw Uitrusten onder het kruis

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Paul Verhees (tekst en foto)

Op de hoek van de Rooije Hoefsedijk en de Leemskuilenweg zag ik aan de rand van een weiland een kruisbeeld met een bankje erbij. Als passant wist ik niet wie dat daar geplaatst had en waarom. Met mijn historische kennis zocht ik voor mezelf een verklaring. Vroeger stonden er in de velden wel eens hagelkruisen. Boeren wilden daarmee hun gewassen beschermen tegen blikseminslag, hagel- en stormschade. Op Boekent staat een moderne versie van zo’n hagelkruis dat daar al in de middeleeuwen heeft gestaan. Zou dit ook een in ere hersteld hagelkruis zijn? Toen ontdekte ik een kleine plaquette achter op het kruis. Daar las ik wat de betekenis hiervan was: ‘Ode aan Wim van der Kruijs (15-11-1921). Gemaakt door zoon Henk. Plaatsing: 21-09-2022’. Och, was dat niet de Wim die in 1965 het Mariabeeld uit de Ripse kerk van de sloop redde? Geen hagelkruis dus. Eerder een herdenkingsmonument. Wat me opviel: Henk biedt Onze Lieve Heer betere arbeidsvoorwaarden dan de middeleeuwse hagelkruisplaatsers. Hij zette er een bankje bij, waarop Christus zo nu en dan kan uitrusten van dat gehang aan het kruis.

GH-2023-2-Graf van Marinus Thomans Verhoeven en Maria Christina van Westelaken

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Cas Jamin

In Gemert-Bakel zijn oude grafmonumenten te vinden die de hedendaagse voorbijganger niet veel meer zeggen. Dit vormt de aanleiding om in de archieven op zoek te gaan naar die vroegere levens en tegelijkertijd de graven te beschrijven. Op het oude kerkhof van de kerk van Sint-Jans Onthoofding in Gemert is het graf te vinden van het echtpaar Marinus Thomas Verhoeven en Maria Christina van de Westelaken. In het vorige nummer ging het al over Maria en haar familie, van 1877 tot 1901 verbonden aan Hotel De Keizer in Gemert1.

In het midden van een stenen verhoging staat een graftombe. Deze wordt aan drie kanten omsloten door een afscheiding, bestaande uit stenen zuiltjes, met elkaar verbonden door horizontale koperen buizen. Aan de voorkant is de afscheiding opengelaten; daar bevindt zich een smalle stenen verhoging, bedoeld als knielbankje om te bidden. De tombe is opgebouwd uit een voet, een roef2 en een grafdeksel. Op het grafdeksel zijn, behalve de personalia van de overledenen, ook een Latijns kruis en palmtakken aangebracht3. De palmtak symboliseert de overwinning op de dood. De graftekst luidt: “Hier Rusten De Heer Marinus Thomas Verhoeven Oud Hoofd Der School Geb. Te Zeeland 13 sept. 1854 Overl. Te Gemert 21 Jan. 1937 Echtgenoot van Mevrouw Maria Christina v/d Westelaken Geb. Te St. M. Gestel 26 Dec. 1859 Overl. te Gemert 11 april 1949”.
Jeugd
Marinus Thomas Verhoeven wordt op 13 september 1854 geboren in het Brabantse dorp Zeeland. Zijn ouders krijgen vijf kinderen, van wie er drie sterven in hun eerste levensjaar. Marinus en zijn broer Johannes groeien samen in het gezin op. Beiden zijn jarig op 13 september, maar Johannes is een jaar ouder. Hun vader Marinus Verhoeven (1807-1868) is onderwijzer en komt uit Uden. Hun moeder Henrica van Uden (1816- 1896) komt uit Berlicum. Marinus en Johannes verliezen enkele dagen voor hun veertiende en vijftiende verjaardag hun vader, als die op 61-jarige leeftijd overlijdt. Ongeveer een jaar later verhuist hun moeder Henrica met zoon Johannes naar Uden. Marinus woont dan in Maastricht, waarschijnlijk voor zijn studie. Enkele jaren later, in 1873, komt hij terug naar huis en verhuist vervolgens met zijn moeder naar Erp. Zijn broer Johannes heeft het ouderlijk huis dan al verlaten om opgeleid te worden tot rooms-katholiek priester.
Onderwijzer
In 1874 wordt Marinus (20) aangenomen als onderwijzer aan de Openbare Lagere School in Handel4. Al snel concludeert hij dat het onderwijs is verwaarloosd door zijn voorganger. Pietjeprecies als hij is, spant hij zich in om de geconstateerde leerachterstand bij de kinderen in te halen. Aanvankelijk heeft het schooltje maar één lokaal met een aangrenzende onderwijzerswoning. Daar gaat Marinus na zijn aanstelling samen met zijn moeder wonen. In het schoollokaal zitten de jongens en de meisjes aan weerszijden gescheiden van elkaar en ze hebben een eigen speelkwartier. Meester Verhoeven houdt orde en heeft een natuurlijk overwicht. De kinderen gaan gewoonlijk naar de mis, voordat hun schooldag begint. Sommige schoolkinderen zijn te voet van huis af wel een uur onderweg. In de zomermaanden is er vooral onder de oudere leerlingen meer verzuim, omdat er thuis op het land gewerkt moet worden. In 1883 breekt voor meester Verhoeven en zijn moeder een verdrietige periode aan, als broer Johannes na een ziekbed overlijdt in Handel (7 september 1883), als jongeman van slechts 29. Hij is kort daarvoor nog werkzaam als assistentpriester in Teeffelen (bij Oss) en later in Leuth (bij Nijmegen)5.

Pas in 1892 wordt de school in Handel uitgebreid met een tweede lokaal. Vanaf dat moment krijgt hoofdonderwijzer Marinus Verhoeven, die jarenlang in zijn eentje verantwoordelijk is geweest voor het onderwijs in Handel, assistentie van hulponderwijzer Johannes H. Keijzers. Hij neemt de lessen aan de drie laagste klassen over in een eigen klaslokaal. Meester Verhoeven is dan al met zijn moeder naar Gemert verhuisd, waar zij in 1896 op 79-jarige leeftijd komt te overlijden6.
Verkering en huwelijk
Marinus woonde na het heengaan van zijn moeder enkele jaren alleen. Hij heeft volgens verhalen wel enkele scharrels met dames, maar niets serieus, tot hij verkering krijgt met Maria Christina van de Westelaken. Zij is samen met haar jongere zus Anna al vele jaren logementhouder van het goedlopende Hotel De Keizer in Gemert. De dames Van de Westelaken zijn bij velen in de gemeenschap gekend en geliefd.

Mede door het voorgenomen huwelijk van Maria met Marinus Verhoeven besluiten de zussen Van de Westelaken het hotel over te doen aan een nieuwe eigenaar. Er volgt een groot, zeer drukbezocht afscheidsfeest met een rijtoer, vuurwerk en het nodige ceremonieel. Op 24 oktober 1901 treden Maria Christina van de Westelaken (41 jr.) en Marinus Thomas Verhoeven (47 jr.) in Gemert in het huwelijk. Hij is dan nog altijd schoolhoofd in Handel. Maria’s broers Bertus en Henri zijn getuigen bij het huwelijk. Marinus vraagt twee collega-hoofdonderwijzers als getuigen: Hubert Herpers van de Komschool in Gemert en Jan Baptist Derks van de Mortelse school. Bij de kerkelijke huwelijksplechtigheid zijn alle Handelse schoolkinderen aanwezig7. De kinderen en hulponderwijzer Keijzers nemen daarnaast deel aan het begin van het huwelijksfeest in de Sociëteit van de familie Van Berckel in Gemert (nu ‘Dientje’; de familie Van Berckel is de schoonfamilie van Henri van de Westelaken, broer van Maria). De schoolkinderen zingen voor het echtpaar en bieden de pasgetrouwden een zilveren tafelbel aan. Op zijn beurt stelt meester Verhoeven de kinderen een feestje op school in het vooruitzicht. Na hun trouwen gaat Marinus samenwonen met zijn echtgenote Maria en met haar zus Anna. Het huwelijk blijft kinderloos.
Charitatieve en maatschappelijke functies
Maria en Anna zijn ieder op hun eigen wijze actief in maatschappelijk werk en liefdadigheid. Maria is betrokken bij vele katholieke instellingen8. Zo is zij jarenlang penningmeester van de St.-Elisabethsvereeniging. Deze vereniging verleent steun in natura aan de armen door het uitreiken van voedsel, kleding, beddengoed en huisbrandstof. Maria is ook lid van de Derde Orde van de Heilige Franciscus. Dat zijn evangelisch levende mannen en vrouwen, die geen kloostergelofte hebben afgelegd. Ze houden regelmatig samenkomsten om hun onderlinge verbondenheid te onderhouden. Maria treedt rond 1921 een tijd als waarnemend secretaresse van de Maria-vereeniging op, waarvoor zij het jaarverslag samenstelt9.
Anna is vanaf 1916 ruim vijfentwintig jaar voorzitter van de Maria-Vereeniging voor drankbestrijding en armenzorg10. Daarnaast is zij vanaf 1920 minstens tien jaar directeur van de eerste huishoudschool in Gemert, de R.K. Volkskook- en Huishoudschool11. Aan deze school, een initiatief van pastoor Poell, ontvangen jonge vrouwen voor slechts een kwartje in de week les in huishoudelijke vaardigheden, lezen, schrijven, rekenen en godsdienst. Daarnaast is Anna bestuurslid van de missienaaikring12. In deze kring vervaardigen en onderhouden de deelneemsters textiel voor gebruik in de kerk en in de missie, zoals misgewaden, superplies, altaarranden, communiebankdoeken, rouwgewaden, processievaantjes en missievlaggen. Ook voor de missiepost van pater Jan van de Westelaken maakt de kring af en toe textiele goederen, zoals een witte, zijden benedictievelum, met in het midden een medaillon met het Lam Gods, en twaalf kelkdoekjes.
Van 1921 tot 1924 is Anna ook bestuurslid van de Katholieke Sociale Actie in Gemert13. Die organiseert lezingen en probeert ook bij het gemeentebestuur zaken voor elkaar te krijgen, bijvoorbeeld het opnieuw instellen van een burgerwacht. In 1933 is zij betrokken bij de organisatie van de huisvlijt-tentoonstelling in Gemert14.

Een kleurrijke familie
Ook de broers en zussen van Maria en Anna van de Westelaken tonen zich op allerlei vlakken ondernemend en maatschappelijk betrokken. Regionale kranten doen hiervan regelmatig verslag, zoals De Zuid-Willemsvaart, de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche Courant en het Eindhovensch Dagblad. Hun oudste broer Bertus15 (Gijsbertus Faustinus) van de Westelaken (1858-1925) begint zijn carrière als leerling-notarisklerk op kantoor bij notaris Van Kemenade in Gemert. Hij werkt daarna gedurende vierendertig jaar als notaris in Son en later ook in Woensel. Daarnaast vervult hij vele nevenfuncties. Hij is bijvoorbeeld 31 jaar Statenlid in Noord-Brabant, mede-oprichter van de A.N.W.B. (1883) en oprichter en president van de harmonie in Son.
Het is daarom niet verwonderlijk dat er met grote regelmaat berichten over Bertus in de regionale kranten verschijnen en dat hij vanuit zijn functie als notaris zelf adverteert over openbare verkopingen, openbare aanbestedingen en dergelijke. Bertus is gezien en geliefd in de regio, waardoor er niet alleen bericht wordt over zijn zakelijke en charitatieve activiteiten, maar ook over zijn persoonlijk leven. Zo schrijft de krant in 1903 over de tragische dood te Son van zijn 35-jarige echtgenote Maria Anna Koen in het kraambed bij de geboorte van hun tiende kind, waardoor Bertus achterblijft met zeven ‘nog zeer jeugdige kinderen’.
Anderhalf jaar later volgt het verheugender bericht van zijn hertrouwen met Maria Judoca (‘Doca’) Borghouts, met wie hij ook meerdere kinderen krijgt, zodat hij vader is van een groot gezin. Als Bertus deel uitmaakt van het organiserend comité voor de verkoop van ter beschikking gestelde schilderijen en antiquiteiten, ten bate van de ‘ongelukkig getroffenen door den hagelbui van 5 op 6 Augs.’ (1907), schrijft de krant dat de notaris bij deze hagelbui zelf ook niet buiten schot bleef: “Er was geen raam meer heel van zijn woning.”
Broer Piet (Petrus Wilhelmus) van de Westelaken (1859-1918) emigreert rond zijn dertigste naar de Verenigde Staten, waar zijn naam verandert in ‘Peter’. Hij trouwt met een vrouw van Duitse afkomst en ze krijgen een zoon. Niet bekend is hoe hij daar de kost verdient; wellicht met iets in de sfeer van handel of ondernemerschap.
Broer Jan (Johannes Henricus) van de Westelaken (1860-1927) werkt ruim 42 jaar als missionaris (Father John) in het district Guntar in Brits India16. Ondanks de grote afstand schrijven de regionale kranten met regelmaat over zijn activiteiten en lotgevallen. Bijvoorbeeld als hij tijdelijk naar Nederland overkomt en verblijft bij broer Bertus in Son of bij zussen Maria en Anna in Gemert, schrijft de krant: “Voor degenen die hem en zijn werk geldelijk willen steunen moge worden vermeld, dat hij thuis is bij zijn broer notaris van de Westelaken te Eindhoven, of bij de familie Verhoeven van de Westelaken in Gemert.” Als pater Jan ziek is, bericht de krant daarover en ook als hij hersteld weer aan het werk gaat.
Father Jan bouwt in zijn missiegebied in Brits India verschillende kerken, pastorieën en scholen en hij leert de bevolking weven (een erg Gemerts ambacht). Bij gelegenheid van zijn 40-jarig priesterjubileum schrijft pastoor Poell uit Gemert een artikel over pater Jan in De Zuid-Willemsvaart. Dat artikel wordt bij het overlijden van pater Jan in 1927 integraal overgenomen in dezelfde krant in een uitgebreid ‘In Memoriam’ met een foto van pater Jan. Daarin wordt ook aandacht besteed aan zijn imponerend uiterlijk: een rijzige gestalte met een lange, volle baard.
Broer Henri17 (Henricus Antonius) van de Westelaken (1863-1924) trouwt in 1889 met de eveneens uit Gemert afkomstige Johanna Elisabeth van Berckel, dochter van de uitbaters van Sociëteit De Kroon (nu ‘Dientje’). Ze stichten een groot gezin. Henri verdient de kost met uiteenlopende beroepen, zoals koopman, groothandelaar, logementhouder, bierbrouwer en zelfs schoenmaker, voordat ze in 1901 emigreren naar België en daar blijven wonen, evenals hun kinderen als die volwassen zijn. Alleen oudste dochter Anna Maria van de Westelaken (Zr. Vita) komt terug naar Nederland als zij in 1909 intreedt in klooster Nazareth te Oirschot. Van 1929 tot 1930 werkt zij korte tijd in het Gasthuis in Gemert.
Zus Paulina18 (Paulina Johanna) van de Westelaken (1867-1953) treedt als 19-jarige in het klooster Nazareth te Gemert in en wordt daar geprofest in 1887. Haar religieuze naam is Zr. Thaddea. Zij studeert Franse taal en geeft Franse les. Daarna verblijft zij in Vught in het liefdegesticht St.- Elisabeth. In 1933 viert zij haar 25-jarig jubileum als hoofd van de R.K. Bijzondere Meisjesschool voor Lager- en Mulo-onderwijs van de parochie St.-Petrus in Vught. Zij overlijdt in Gemert.
Zus Petronella van de Westelaken (1869-1940) kiest in navolging van haar zus Paulina ook voor een leven als religieuze. Op 4 juli 1908 luidt een bericht in De Zuid-Willemsvaart: “Gemert – Onze vroegere dorpsgenoote Mej. P. van de Westelaken, thans de Eerw. Zuster Marie Josephine van de Soeurs de Notre Dame de la Délivrance, zal na een 4-jarig verblijf in Frankrijk en Noord-Afrika a.s. maandag hare familie alhier voor ettelijke dagen komen bezoeken.” In januari 1941 meldt dezelfde krant, dat bij de familie te Gemert van Zuster M. Josephine recentelijk het bericht van haar overlijden is ontvangen. Zij overlijdt als Benedictines van het klooster te Jouarre, in de stad Alençon in Frankrijk.
Pensioen
Als Marinus 66 jaar is vraagt hij eervol ontslag aan19. Dat wordt hem door de gemeenteraad verleend met ingang van 1 januari 1921. Hij is dan 46 jaar hoofdonderwijzer geweest in Handel en wordt opgevolgd door Ad Kalkhoven. Marinus geeft na zijn pensionering nog af en toe les in Gemert, om er te helpen het lerarentekort op te vangen20.
Marinus woont al jaren met Maria en Anna in het witte herenhuis op de hoek van de Nieuwstraat (nu Brasserie Lekker Bijzonder) als hij daar na een ziekbed in 1937 op 82-jarige leeftijd overlijdt. Al in 1927 is het witte herenhuis, tijdens een grote verbouwing van het naastgelegen Gasthuis, vastgebouwd aan dat Gasthuis, zodat betalende pensiongasten hier door de zusters van het Gasthuis kunnen worden verzorgd21. Zodoende wordt Marinus door Maria en Anna, met hulp van de zusters van het Gasthuis, in zijn eigen huis verzorgd tijdens zijn ziekte. Weduwe Maria kan twaalf jaar later ook door haar zus Anna op die manier verzorgd worden in haar laatste dagen. Zij overlijdt in 1949 op 89-jarige leeftijd en wordt bij haar echtgenoot begraven.
Op 13 juni 1959 overlijdt Anna van de Westelaken, als laatste uit het gezin Van de Westelaken, na jarenlang verzorging vanuit het Gasthuis te hebben ontvangen. Zij wordt 94 jaar en wordt naast haar ouders begraven.

 

Noten:

  1. ‘Graven echtpaar Van de Westelaken-Smits en dochter Anna’, Gemerts Heem 2022 (4) p. 27-32.
    2. Een roef is een schuine draagconstructie onder een zerk waardoor deze aan de achterzijde hoger komt te liggen dan aan de voorzijde (bron www.dodenakkers.nl).
    3. ‘Christian cross variants’ via en.wikipedia.org; ‘Palmtak’ via www.dodenakkers.nl.
    4. Peter van den Elsen en Peter Lathouwers, ‘Busselke 4: Lager onderwijs in Handel 1722-1980′, HKK Gemert.
    5. Bidprentje R0850 HKK Gemert.
    6. GA Gemert BS Overl. AG.079.42.32
    7. Verslag huwelijksfeest in De Zuid-Willemsvaart d.d. 2-11-1901, sec. Ingezonden.
    8. De Zuid-Willemsvaart d.d. 25-11-1922, 05-12-1924 en 23-11-1929; Bidprentje 00949 HKK Gemert.
    9. De Zuid-Willemsvaart d.d. 25-01-1921.
    10. De Zuid-Willemsvaart d.d. 8-3-1916, 24-08-1928 en 9-6-1941.
    11. De Zuid-Willemsvaart d.d. 28-08-1930.
    12. De Zuid-Willemsvaart d.d. 05-04-1929 en 05-09-1925.
    13. Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 16-11-1921 en 11-01-1924.
    14. De Zuid-Willemsvaart d.d. 09-05-1925.
    15. De Zuid-Willemsvaart d.d. 09-09-1903 en 4-6-1921; Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 23-1-1902, 22-08-1907 en 02-11-1917; ED 11-11-1922.
    16. ‘IN MEMORIAM Father J. van de Westelaken †’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 16-03-1927; De Zuid-Willemsvaart d.d. 13-09-1924; ED d.d. 24-09-1925 en 17-03-1927.
    17. Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant sec. Advertentiën d.d 05-12-1892 en d.d. 02-01-1893; De Zuid-Willemsvaart d.d. 14-10-1899.
    18. Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 13-08-1896, 17-6-1933, 30-06-1933 en 26-02-1936.
    19. Anny van de Kimmenade-Beekmans, ‘De Handelse hoofdonderwijzer Ad Kalkhoven’, Gemerts Heem 2006 nr. 1.
    20. ‘Zilveren Huwelijksfeest’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 23-10-1926 sec. Provinciaal Nieuws p. 3.
    21. Het witte herenhuis, ook wel ‘het oude notarishuis’ van notaris Sprengers (1917-1925), wordt omstreeks 1925 aangekocht door het R.K. Armbestuur, dat verantwoordelijk is voor het naastgelegen Gasthuis. In 1927 volgt een verbouwing waardoor het witte herenhuis aan het Gasthuis wordt vastgebouwd. De bewoners van het herenhuis (Marinus, Maria en Anna) zijn waarschijnlijk een soort betalende pensiongasten van het Gasthuis. Zeker is dat zij het huis niet in eigendom hadden, maar ze woonden er wel en kregen toen dat nodig was verzorging vanuit het Gasthuis. Bronnen HKK Gemert: fotobijschriften hkk03850 en hkk03782; bidprentjes van Marinus, Maria en Anna; Busselke 4 p. 26 en p. 38; Met zegel en stempel p. 61-63.

 

Het graf van Marinus Verhoeven en Maria van de Westelaken. (Foto Cas Jamin)
Portret van Marinus Verhoeven, zoals afgebeeld op zijn bidprentje. (Bron Bidprentjes HKK Gemert nr. 00693)
Schoolfoto Openbare Lagere School te Handel d.d. 10-6-1908. Links hoofdonderwijzer Marinus Verhoeven (54 jr.) en rechts hulponderwijzer Keijzers. (Bron Fotocollectie HKK Gemert nr. hkk05897)
Foto van een huishoudschool-klas d.d. 23-4-1934. School c.a. 1920 opgericht door pastoor Poell. Zittend links vooraan Anna van de Westelaken met daarnaast pastoor Poell. (Bron Fotocollectie HKK Gemert, hkk03281)
Links het witte herenhuis op de hoek van de Nieuwstraat, bewoond door de dames v.d. Westelaken. Daarnaast het St. Elisabethgasthuis. (Bron foto 24-9-1929, Herm. Waijers en Zn, Helmond, Fotocollectie HKK Gemert hkk03782)

 

 

 

 

 

 

 

GH-2023-2-Een bijzonder object komt thuis

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

De lessenaar van de conrector van de Latijnse School
Hans Pennings

Het Gemeentearchief Gemert-Bakel beheert onder meer de archieven van de gemeente, kerken, verenigingen en particuliere instellingen. Geregeld worden nieuwe archieven en collecties geacquireerd. Soms zitten daar ook museale objecten bij. Begin 2021 kwam dankzij een particuliere schenker een uniek object terug naar de plek waar het sinds 1891 had gestaan: een deel van de katheder van de conrector van de Latijnse School. Het gaat om de lessenaar van de conrector.
Het gemeentearchief is gehuisvest in een van de meest iconische gebouwen van Gemert. Van oorsprong zat hierin de voormalige Latijnse School. Deze onderwijsinstelling werd in 1587 gesticht door Landcommandeur Hendrik van Ruijschenbergh. Naar aanleiding van de viering van het driehonderdjarig bestaan in 1887 werd besloten om een nieuw schoolgebouw op te richten. School en rectoraat zijn in 1891 naar ontwerp van de Helmondse stadsarchitect Martinus Dreesen opgetrokken in eclectische stijl. De inrichting was mede afhankelijk van particuliere giften. Daartoe behoorde ook de lessenaar van de conrector.
Het eikenhouten meubel is uitgevoerd in neorenaissancestijl. Aan de voorzijde is een opschrift aangebracht: ‘D.D. Collegio et me PI. Rev. Dmus. H. POPPEN. D.C.’. Voluit luidt de inscriptie: ‘Dono Dedit Collegio et me Pius Reverendus Dominus H. POPPEN Decorum Consulto’. Dat betekent: ‘De vrome Eerwaarde Heer H. Poppen heeft dit geschonken aan de school en aan mij na overleg met het bestuur’.
Twee leslokalen
Het schoolgebouw bestond uit twee leslokalen, één voor de rector en één voor de conrector. Deze lessenaar stond in dat tweede lokaal, op een podium met achterwand en zetel. Podium, zetel en achterwand ontbreken tegenwoordig, maar we weten hoe de originele opstelling eruitzag. Van de katheder van de conrector is namelijk in het gemeentearchief een foto bewaard gebleven, waarop te zien is dat de lessenaar geplaatst is op een verhoogd podium, bereikbaar via twee treden, met een fraai versierde achterwand, alles eveneens in neorenaissancestijl. Het fronton is voorzien van de letters ‘O A M D G’, wat een afkorting is van ‘Omnia Ad Majorem Dei Gloriam’, ‘Alles ter meerdere ere Gods’. Het paneel onder het fries is aan weerszijden voorzien van slanke zuilen met voluutkapitelen en bevat het stadswapen van Amsterdam, een verwijzing naar de schenker.
Deze schenker was mgr. Henricus Poppen (1816- 1897), oud-student van de Latijnse School (1830-1832), deken-pastoor te Amsterdam, proost-kanunnik van het kathedraal kapittel van Haarlem, huisprelaat van paus Leo XIII en ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Het bidprentje van mgr. Poppen, in het archief van de Latijnse School, laat zijn familiewapen zien.
Het wapen is doorsneden, wat wil zeggen dat het bestaat uit twee vlakken. Het ene is blauw, met een gouden steur; het tweede is zilver en heeft drie rode harten. De bijbehorende wapenspreuk luidt ‘Non Nobis Domine’. Opvallend: dit wapen stemt overeen met het familiewapen dat was aangebracht op het paneel van de achterwand van de katheder van de rector in het eerste klaslokaal van de Latijnse School, waarvan twee afbeeldingen bewaard zijn gebleven. Ook deze katheder werd dus geschonken door mgr. Poppen in 1891, was nog rijker uitgevoerd dan die van de conrector en bestond eveneens uit een podium, met achterwand, lessenaar en zetel in neorenaissancestijl. Het fronton van deze katheder is voorzien van de tekst ‘Ora et labora’: ‘Bid en werk’.
Het fronton wordt getopt door een crucifix waaronder een gevleugeld engelenkopje, aan weerszijden vergezeld van rijkversierde bladranken met vruchten. De lessenaar was op beide hoeken voorzien van drie deels gecanneleerde zuilen met voluutkapitelen. De voorzijde van de lessenaar van de rector was ook voorzien van een opschrift tussen twee gevleugelde engelenkopjes. Aan de hand van de afbeeldingen is in de tweede regel van de aangebrachte tekst de naam van de schenker te ontcijferen: H. Poppen.
Drie-eeuwenfeest
Mgr. Poppen had op 7 juli 1887 bij het drie-eeuwenfeest de Hoogmis opgedragen in de Gemertse kerk. Tijdens het daaropvolgende feestmaal stelde Poppen ‘dat een altijddurend gedenkteeken van dezen glansrijken feestdag behoorde te worden opgericht. Niets scheen doelmatiger dan een nieuw schoolgebouw.’ Aldus geschiedde. En in dat nieuwe gebouw met zijn twee klaslokalen kwamen dus ook twee nieuwe katheders te staan, geschonken door mgr. Poppen. Niet alleen een katheder voor de conrector, maar ook een voor de rector. Het wapenschild van de katheder van de rector is bewaard gebleven en bevindt zich bij de objecten, behorende bij het archief van de Latijnse School. Het wapen heeft als wapenspreuk [NON] NOBIS DOMINE NON NOBIS, vertaald: ‘Niet voor ons heer, niet voor ons’.

 

De lessenaar van de conrector in de studiezaal van het gemeentearchief. (Foto Hans Pennings. Collectie Gemeentearchief Gemert-Bakel)
De lessenaar van de conrector in de studiezaal van het gemeentearchief. (Foto Hans Pennings. Collectie Gemeentearchief Gemert-Bakel)
De katheder van de conrector met podium, lessenaar en achterwand. (Fotograaf onbekend. Collectie Archief van de Latijnse School, Gemeentearchief Gemert-Bakel)
De katheder van de rector met podium, lessenaar en achterwand. (Fotograaf onbekend. Collectie Archief van de Latijnse School, Gemeentearchief Gemert- Bakel)
Bidprentje van mgr. H. Poppen. (Collectie Archief van de Latijnse School, Gemeentearchief Gemert-Bakel)
Wapenschild van mgr. H. Poppen. (Collectie Archief van de Latijnse School, collectie objecten, nr. 21, Gemeentearchief Gemert-Bakel)
Familiewapen van mgr. H. Poppen. (Tekening Hans van Heijningen)

 

 

 

 

 

 

 

 

GH-2023-2-De huizen op Boekent

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Jan Timmers

Na artikelen over boerderijen in de Broekstraat en de Kromstraat in de vorige nummers van Gemerts Heem is er nu aandacht voor de huizen in het resterende deel van de buurtschap Boekent. Dit is een van de oudste buurtschappen van Gemert. De naam Boekent komt nu alleen nog voor als straatnaam voor een stuk van de doorgaande weg van Gemert naar De Mortel, tussen de Oudestraat en de Zandstraat.

In de middeleeuwen werd de naam Boekhout gebruikt voor de gehele buurtschap, die daar ontstond bij het kruispunt van een aantal oude wegen. De naam Boekhout veranderde langzaamaan in Boekent, zoals ook de namen Lieshout en Stiphout in de volkstaal veranderden in Liessent en Stippent. In de middeleeuwen stonden er al meerdere hoeven in deze buurtschap1.
De Mughof, later De Roskam (Boekent 3)
De oudst bekende eigenaar van de Mughof is Hendrik Ansem Goossens omstreeks 1450. Hij verkoopt de Mughof aan zijn nicht Katelijn, dochter van Goossen Ansem Goossens. Zij en haar man Henric Gerit Heyn Arts verkopen de Mughof in 1482 op hun beurt aan haar broer Maas (Thomas). In 1501 is Thijs de Scheper eigenaar. In het landboek van 1717 staat de Mughof geregistreerd onder nummer 2013 met als eigenaar Nelis Peter Tielemans. Hij kan zijn schulden niet betalen en op last van het Armbestuur wordt het pand in 1743 verkocht aan Christiaan Simon Penninx. Christiaan is dan al eigenaar van De Blauwe Kei ertegenover (Kromstraat 1), net als zijn dochter en kleinzoon. De herberg in de Blauwe Kei wordt door één van deze eigenaars verplaatst naar de Mughof. Dat moet vóór 1816 zijn gebeurd. De herberg krijgt de naam De Roskam en de naam Mughof verdwijnt daardoor.
Het pand op Boekent 3 wordt daarna steeds aangeduid met De Roskam. Christiaan Jan van de Ven, kleinzoon van Christiaan Simon Penninx, verkoopt het pand in 1816 aan Antonie Andries van Kessel, die bij de invoering van het kadaster in 1832 nog steeds eigenaar is.2
Op het kadastraal perceel G240 staan in 1832 twee woningen, een schuur en een bakoven. De zuidelijke aanbouw aan het hoofdgebouw is een afzonderlijke woning.
In 1866 wordt weer een Antonie van Kessel eigenaar van het geheel en hij staat geregistreerd als tapper op Boekent in café De Roskam. In 1881 wordt de woning in de zuidelijke aanbouw vervangen door nieuwbouw, maar blijft een afzonderlijke woning.
Het geheel wordt in 1902 verkocht aan Peter Panhuizen.
In de periode 1904-1906 wordt de schuur gesloopt en het hoofdgebouw wordt opnieuw opgebouwd, zonder de zuidelijke aanbouw. In 1909 wordt Adrianus van Kessel eigenaar en in 1911 wordt de boerderij een stuk verlengd in oostelijke richting. In 1932 komt alles in handen van de familie Wassenberg.
Het verlengstuk van de boerderij wordt dan weer verbouwd tot een losstaande schuur. Het is de situatie zoals die nu nog bestaat.
Inmiddels is het gehele pand intern verbouwd tot woonhuis en heeft het in een gevelsteen weer de naam Mughof teruggekregen.

Ter Ynde (Boekent 7-9)
De hoeve Ter Ynde is tot 1421 eigendom van de Duitse Orde. In dat jaar geeft commandeur Ywan van Cortenbach het belangrijkste deel van de hoeve in erfpacht aan Johan van Leenen. Jaarlijks moet aan de Commanderij worden geleverd: 6 1/2 mud rogge en 4 vaten raapzaad, naar de maat van Gemert te betalen op 2 februari, en 12 el vlaslaken, 6 maten boter, 100 eieren, 8 jonge hoenders te betalen op Pinksteren. Verder 8 voeder turf te leveren als het droog is.3
In 1482 komen we als eigenaars de kinderen van wijlen Joorden van de Spijker tegen. Diens zoon Henric Joorden Wouter van de Spijker verkoopt in 1512 de boerderij aan Dirk van Zeeland, alias Van de Wau. De hoeve blijft daarna meerdere generaties in bezit van de familie Van Zeeland. In de administratie van de Duitse Orde lezen we dat omstreeks 1700 aan het goed Ter Ynde liefst elf erfpachten verbonden zijn. Eén van die erfpachten moet worden betaald door Joost Verbeeck als eigenaar van een huis, schuur, hof, dries en landerijen, groot drie lopense en 9 roeden, zoals Jan Martens het dan in huur heeft.4 Joost heeft het bezit verworven als man van Maria van Hautert, die het heeft verkregen van haar ouders Jan Wouter van Hautert en Luijtgard van Zeeland. In 1717 is de weduwe van Joost eigenaar en zij wordt opgevolgd door Jan Hendrik van de Vondervoort. In 1832 is de boerderij nog steeds in bezit van de familie Van de Vondervoort. In de volksmond staat het pand bekend als Ter Ingen Hoef. In 1832 is het gebouw een zogenaamde hoekgevelboerderij. Het is een hallenhuis, waarvan het woongedeelte in de lengterichting is uitgebouwd, maar niet over de volle breedte. Door die verlenging is een hoek ontstaan in de voorgevel van de boerderij. Die hoekgevelboerderij is in 1848 gesloopt en vervangen door een boerderij die met de voorgevel naar de weg stond. In 1880 maken de eigenaren het stalgedeelte van die boerderij een stukje langer en in 1891 wordt het woongedeelte flink uitgebreid, terwijl tegelijkertijd een nieuwe losstaande schuur is gebouwd. Die schuur wordt in 1898 verplaatst naar achter op het erf. Nadat in 1904 een bakhuis wordt toegevoegd, wordt de schuur gesloopt in 1911.
In 1944 worden de boerderij en het bakhuis gesloopt en komt er nieuwbouw in 1946. Er wordt verbouwd en bijgebouwd in 1948 en 1955. In 1964 wordt de familie Bevers eigenaar en er wordt een houten bungalow bijgebouwd op Boekent 7. Onlangs is de houten bungalow vervangen door nieuwbouw.

Boekent 16
Tegenover Boekent 9, aan de noordkant van Boekent, staan in 1832 twee boerderijen met daartussen een steeg naar de akkers erachter. De boerderijen op de percelen E58 en E59 zijn beide afgebrand in maart 1835. Beide boerderijen zijn opnieuw opgebouwd. De oostelijke boerderij was van Peter van Zeeland, die het pand op de oude plaats herbouwde. De boerderij wordt later verkocht aan het armbestuur, dat het in 1880 verbouwt tot drie woningen. Het geheel wordt in 1927 verkocht aan Johannes Bevers, die de woningen in 1931 heeft gesloopt. Het perceel wordt niet opnieuw bebouwd.
Bij de westelijke boerderij hebben we een bijzondere situatie. Het pand was eigendom van Jan van Eijk, maar de ondergrond was van W. van den Acker; twee verschillende eigenaren dus. Na de brand wordt de boerderij op het naastliggende perceel herbouwd. Het wordt een boerderij met de kop naar de weg.

Boekent 10, 12 en 14
In 1931 worden op een tot dan toe onbebouwd perceel twee woningen gebouwd. Na de bouw zijn ze alleen aan de achterzijde uitgebouwd. Het zijn de woningen op de huidige adressen Boekent 10 en Boekent 12. Achter nummer 12 verschijnt later Boekent 14.
Boekent 6-8
In 1832 is Jan Cornelis van Duijnhoven de eigenaar van een huis op perceel E49 en van het daarnaast gelegen perceel. Gerit Panhuizen is de volgende eigenaar en hij splitst het pand in 1866 in twee woningen. In 1872 verkoopt hij de woning aan de straatzijde aan Peter van Oorschot. Dit is de voorganger van Boekent 6. De woning in de achterzijde van het pand (later Boekent 8) wordt eigendom van Johannes Hoevenaars. In 1896 worden de twee woningen vervangen door nieuwbouw. Het worden dan twee losstaande woningen, die niet naast, maar achter elkaar staan. Beide woningen worden in 1922 en in 1933 door Adrianus van den Boogaard gekocht. In beide woningen wonen later zonen van hem.
Boekent 2-4
In 1832 is Bartholomeus Douven de eigenaar van het pand op de hoek van Boekent en Dribbelheitseweg. De Dribbelheitseweg is een oude verbindingsweg, die eeuwenlang de naam Schenkstraat draagt. Sinds de aanleg van de Oost-Om wordt alleen het gedeelte bij visvijver Dribbelei nog Dribbelheidseweg genoemd. Het korte resterende stuk aan de kant van Boekent is in feite opgeheven en heeft geen eigen naam meer.
De hoek Boekent-Schenkstraat is al eeuwenlang bebouwd. In 1834 wordt de familie Van Rooij eigenaar van het pand op de hoek. Daarna de familie Kolenburg. In 1889 wordt er een geheel nieuw pand gebouwd, dat dan uit drie woningen bestaat op twee kadastrale percelen (E1067 en E1068). In 1896 en ook weer in 1924 wordt de indeling van het pand gewijzigd. In 1929 worden het weer twee woningen. In 1952 wordt de noordelijke woning door Jan Kolenburg verkocht aan de familie Berkers. Het heeft dan adres Dribbelheidseweg 36; nu is het Boekent 2.

Het zuidelijk pand is in 1924 eigendom van Willem Vermulst, gehuwd met Johanna Kolenburg. Willem Vermulst verhuurt het in 1926 aan Leen van de Wijngaard, die daar café De Roskam gaat exploiteren. Het café wordt in 1931 overgenomen door Christianus Peeters. Café De Roskam wordt in 1947 tijdelijk de eerste landbouwschool van Gemert. Als in 1955 Christianus Peeters overlijdt, wordt het café gesloten.5

Oudestraat 116-118
Op de hoek Oudestraat-Dribbelheidseweg staat al eeuwenlang een boerderij. Lange tijd woont er de familie Verhofstad. Op de toegangswegen naar de buurtschap Boekent staan in het verleden hekken om het ‘pleintje’ af te kunnen sluiten. Die hekken worden ‘ynden’ genoemd. Zo staat er een hek aan de zuidkant bij het goed Ter Ynde (Boekent 9), genaamd de Kranebraken Ynde. Het hek op de Oudestraat bij de smederij op de hoek met de Broekstraat, wordt de Smisse Ynde genoemd. Ook de Dribbelheidseweg, destijds nog Schenkstraat genoemd, kan middels een hek worden afgesloten.
De bewoners van de boerderij op de hoek Oudestraat-Schenkstraat hebben de plicht om dat toegangshek te onderhouden. Aart Hendrik Verhofstad raakt in conflict met het dorpsbestuur, omdat hij in 1735 niet aan die onderhoudsplicht voldoet. Na de nodige discussie en trouwtrekkerij worden de bezittingen van Aart Verhofstad op last van het dorpsbestuur publiek verkocht en met de opbrengst wordt in 1737 een nieuw hek gemaakt en geïnstalleerd.6
In 1832 is Simon Renier Pennings eigenaar van het pand op de hoek Oudestraat-Dribbelheidseweg. In 1839 gevolgd door de familie Geerts. Er wordt in 1877 een schuur en bakhuis bij gebouwd en de boerderij wordt wat verlengd, maar verder verandert er weinig tot 1931. Dan verkoopt de familie Geerts alles aan Lambertus van Gerwen en die bouwt vervolgens op een aanpalend perceel een nieuwe boerderij, thans Oudestraat 116. De oude boerderij is verdeeld in twee huizen. Een van de kamers van de oude boerderij wordt gebruikt als een kleine kruidenierswinkel. 7 In de jaren ’50 van de vorige eeuw wordt ze gesloopt en in 1962 wordt er een nieuwe woning gebouwd, thans Oudestraat 118.

 

Noten:

  1. De belangrijkste bron voor de gegevens in dit artikel uit de periode na 1832 is het archief van het kadaster. Genoemde jaartallen zijn zogenaamde dienstjaren; in het genoemde dienstjaar was voor het eerste belasting verschuldigd over de nieuwe situatie. Het jaar waarin de verandering werd gerealiseerd was dus altijd minstens een jaar eerder. Een andere bron is het zogenaamde Landboek uit 1717. Het staat als Gemertse Bronnen nummer 3 op de website van de heemkundekring.
  2. De historische gegevens zijn ontleend aan de uittreksels van de schepenprotocollen van Gemert, samengesteld door Ad Otten.
  3. Uitgifte in erfpacht van het goed Ter Ynde: AKDOG inv nr 659, regest 183, dd 9 febr 1421. Gemertse Bronnen 12d op de website van de heemkundekring.
  4. Peter van de Elsen, Goederen van de Duitse Orde, Gemerts Heem 1982, nr 2, blz 50 e.v.
  5. Jan Winkelmolen, In Gímmert hébbe ze ‘m gaër, 100 jaar Gemertse cafés in woord en beeld, Gemert in Beeld nr 15, blz 23 en 24; Peter van den Elsen, Het land van de Boerenapostel, Gemert in Beeld nr 6, blz 29-30.
  6. Jan Timmers, Onderhoud van het ‘hekken’ aan de Schenkstraat, Gemerts Heem 1984, nr 3. 7. Mededeling Drieka van Thiel.

 

De situering van Boekent, rechts op het kaartje gaat richting De Mortel en links richting centrum van Gemert. (Kaartje OpenStreetMap)

De Mughof, Boekent 3 anno 2023.

1832 (kadasterkaart)

1881 (hulpkaart G25)

1911 (hulpkaart G48)

1990 (hulpkaart H253)

Boekent 9 en 7 op de plaats van het historische goed Ter Ynde, in de volksmond Ter Ingen Hoef.
Fragment van de kadasterkaart van 1832 van Boekent. (www.historischegeografiebrabant.nl)

 

Achtereenvolgende eigenaars van Ter Ynde vanaf 1832

Eigenaar, periode
De erven Jan Hendrik van de Vondervoort 1832-1839

Godefridus van Melis 1839-1871

Arnoldus Wassenberg 1871-1879

Albert van Kessel 1879-1907

Johanna Verbakel, wed. Albert van Kessel 1907-1909

Adrianus van Kessel 1909-1941

Johan van Melis, man van Petronella van Kessel 1941-1943

Johan Megens 1943-1952

Johannes van Moorst 1952-1964

familie Bevers Vanaf 1964

 

  1. 1848 (hulpkaart G5)
    2. 1880 (hulpkaart G22)
    3. 1891 (hulpkaart G37)
    4. 1898 (hulpkaart G41)
    5. 1904 (hulpkaart G44)
    6. 1911 (hulpkaart G48)
    7. 1948 (hulpkaart G67)
    8. 1990 (hulpkaart H254)

 

Rechts Boekent 16 en gaande naar links Boekent 12, 10 en 6.

Opmerking op de kadastrale hulpkaart E2 over de brand van 1835.

De nieuwe situatie (links) en de oude situatie (rechts) na de brand van 1835. (hulpkaart E2).
Deze boerderij, gebouwd in 1835, brandde af in 1974 en werd vervangen door het huidige woonhuis op adres Boekent 16.
Kadaster van de noordkant van Boekent in 1880. Van links naar rechts zien we eerst de boerderij op de hoek van de Oudestraat-Dribbelheidseweg, dan de panden op de huidige percelen van Boekent 4, Boekent 6 en Boekent 16; tenslotte de drie woningen van het armbestuur, die in 1931 zijn gesloopt.
Van links naar rechts: Boekent 6 met daarachter Boekent 8, Boekent 10 en Boekent 12 (deels).
Nieuwbouw in 1931 van Boekent 10 en Boekent 12 (hulpkaart E127)
Boekent 4 en links er aan vast Boekent 2.

Nieuwe situatie in 1872 na splitsing van een pand in twee woningen, de latere adressen Boekent 6 en Boekent 8 (hulpkaart E28).
Dribbelheidseweg 36, nu Boekent 2, zoals het er in 1976 uitzag. Het naastliggende pand op de hoek Dribbelheidseweg-Boekent (De Roskam) was toen al gesloopt. (Foto Collectie heemkundekring)
1889 (hulpkaart E69)
1896 (hulpkaart E81)
1924 (hulpkaart E119)
Café De Roskam van Christianus Peeters op Boekent in 1955, nu Boekent 4. (Foto Collectie heemkundekring)
De kadastrale situatie op Boekent in 1982. Van links naar rechts Boekent 4, op de hoek Boekent-Dribbelheidseweg; daarnaast Boekent 6 met daarachter (niet getekend) Boekent 8; daarnaast Boekent 10 en Boekent 12 met erachter nummer 14.

In 1877 werd de boerderij verlengd en werd er een schuur en bakhuis bij gebouwd (hulpkaart E32).