GH-2023-2-Knokken voor Soevereiniteit

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

Ad Otten en Simon van Wetten

De Vrede van Munster. Een historisch moment, eindelijk vrede na tachtig jaar oorlog. Overal in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd de klompendans gedanst, maar in Gemert voelde men al op de klompen aan dat men hier, in de vrije heerlijkheid, niet zoveel reden had om méé te dansen.

We schrijven het jaar 1648. Sinds 1634 was Caspar Ulrich van Hoensbroek onze commandeur. De man was in Gemert niet bepaald populair. Uit de overlevering maken we op dat het de meest onaangename commandeur was die ooit het kasteel heeft bewoond, behept met een stuurs, zuur en boosaardig karakter.
Afwezig
Bovendien was hij steeds vaker en steeds langer afwezig. Dat lijkt een voordeel, maar de secretaris van de schepenbank diende als koerier grote geldbedragen af te leveren in Brussel en Den Haag. Van Hoensbroek verpoosde daar zeer aangenaam met de zus van de vrouw van zijn broer. U bent van mening dat er wel ergere dingen zijn? Zeker, maar er liepen ook nog allerlei procedures tegen Caspar Ulrich en hij weigerde zich voor zijn daden te verantwoorden. Hij lag hier in Gemert met zowat iedereen overhoop en verving de ene bestuurder na de andere. Landcommandeur Huyn van Geleen was al in de herfst van 1647 met vier commandeurs naar Gemert afgereisd voor een onderzoek. Van Hoensbroek wachtte dat niet af en nam de benen. Vervolgens is hem het commandeurschap ontnomen. Hij haastte zich naar de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden in ‘s-Gravenhage met het verzoek hem met gewapende macht te herstellen in het bezit van de Commanderij Gemert. Dat was koren op de molen van de Hoogmogende Haagse Heren. Zij namen Van Hoensbroek, de inwoners van Gemert en alle goederen van de Commanderij Gemert in ‘protectie’. Het hield onder andere in dat de priesters uit Gemert dienden te vertrekken en dat de oude St.-Janskerk werd overgedragen aan de nieuwe religie. De kloosterlingen van het predikherenklooster in het Binderseind werden gesommeerd Gemert te verlaten.
Kort daarop arriveerde Van Hoensbroek met een predikant, ene Falquenerius, en met een troep ruiters onder aanvoering van de schout van Peelland, in het dorp. De kerk werd in beslag genomen, altaren vernield, beelden verwijderd en later verkocht. De Latijnse School werd gesloten en het gemeentearchief werd in beslag genomen en afgevoerd.
Archief
Het gemeentearchief? Misschien is ‘het heerlijkheidsarchief’ een betere naam. Dáár gaat dit verhaal over. Het archief dat aanvankelijk in één, later in twee zware kisten, hoog en droog werd bewaard op de koorzolder tussen priesterkoor en middenschip van de kerk en dat bereikbaar was via het traptorentje aan de buitenkant van het priesterkoor. De archiefkisten konden alleen met touwen van het oksaal, zoals de koorzolder ook wel werd genoemd, in de middengang van de kerk worden getild.
Kerkmeester Peter Ambrosius was er ontdaan van. Hij was erbij toen het gebeurde en moest zelfs nog helpen met hijsen. De bijbehorende kommesleutels werden eveneens in beslag genomen. Dit alles geschiedde op 3 of 4 augustus 1648. Toegezegd zou zijn dat de archiefkisten na een paar dagen zouden worden teruggegeven. Maar er is een op schrift gestelde getuigenis van de Gemertse gemeentebestuurders dat zij het op 20 februari 1650 nog steeds zonder archief moeten stellen. Uiteindelijk komt er uit Den Haag de order aan hun bezettende macht in Gemert dat die het archief terug moet geven aan de rechtmatige eigenaren. En met enige vertraging gebeurt dat ook, al lijken die kisten wel een stuk lichter en vooral leger1…
Vele jaren zijn vooral achter de schermen en op hoog Orde-niveau de tactische manoeuvres bedacht die Gemert weer terug moesten brengen in de schoot der Teutonen. De Grote Raad van Brabant in Mechelen oordeelde, zoals eerder (al in 1627!) de op het Binnenhof gevestigde Staatse Raad van Brabant, dat de claims van Gemert en de Duitse Orde juist waren en dat de gevoerde procesvoering bemoeilijkt was door het ontbreken van essentiële bewijsstukken.
Inderdaad. Die zouden ooit in die zware kisten hebben gezeten. Maar waar ze nu waren? Hoe dan ook, op 14 juni 1662 is het feest in de Commanderij. De soevereiniteit van de Duitse Orde over Gemert wordt door de Staten-Generaal, weliswaar onder dure voorwaarden, erkend. Zó duur, dat het aloude ‘eind goed, al goed’ ondanks de herwonnen status aparte niet helemaal opging.
Teruggevonden
Zijn de verdwenen documenten ooit teruggevonden? Voor tenminste een deel in elk geval. Slordigheid, gewetenswroeging of een andere reden heeft de toenmalige belanghebbenden belet om al die belangrijke papieren te vernietigen. Hans Pennings, beroepsmatig immer bezig met het archief van Gemert-Bakel, maar in zijn vrije tijd ook zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van Heesch, stuitte bij een bezoek aan het Nationaal Archief in Den Haag niet alleen op akten en documenten met betrekking tot Heesch, maar ook met betrekking tot de Commanderij Gemert. Het zijn stukken die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uit de twee Gemertse archiefkisten zijn ontvreemd. De geschriften gaan over beneficiën van kerken als die van Bakel, Deurne, Nistelrode en Heesch, waar de Commanderij der Duitse Orde rechten had. Verder kom je zinssneden tegen als ‘geïncorporeerd in de Commanderij van Gemert’. Er is bijvoorbeeld een overzicht van alle renten waar de kapel van Handel recht op had, en ook ‘de beurzen tot Gemert die alle drie jaren veranderen’ worden genoemd2.
Hof van Holland
De inventaris van het archief van het Hof van Holland maakt ons nog wat wijzer. Het is namelijk dit Hof van Holland dat de uitspraak van de Raad van Brabant ten gunste van de Duitse Orde tegensprak en naast zich neerlegde. Het Hof had in de vijftiende eeuw taken op het gebied van het bestuur, de wetgeving en de rechtspraak in Holland. Denk daarbij aan misdrijven en muntzaken, maar ook aan inbreuken op de rechten van de landsheer en, belangrijk in het soevereiniteitsproces, het landsheerlijk gezag.
Ook de inventaris van het archief van de Staten- Generaal biedt inzicht in het soevereiniteitsconfl ict. Het geschil tussen de Staten-Generaal en de Balije Alden Biesen zien we terug in stukken over de inkomsten uit Gemert (interessant, want mét retroacta uit de periode 1434-1653), over de beslechting van de geschillen door arbitrage, over de teruggave van de soevereiniteit aan de Duitse Orde die zich verplicht de uitoefening van de gereformeerde religie in Gemert toe te staan, over de gevoerde onderhandelingen, een extract van de besluiten van de Staten-Generaal tussen maart en juni 1662, stukken over de bouw van kerk en schoolhuis van de gereformeerden in Gemert, en over hetgeen op 14 en 15 juni 1662 is besproken, gesloten en getekend.3
We zullen ongetwijfeld nog een keer uitgebreid terugkomen op dit voor Gemert zéér interessante onderwerp. Alle gevonden stukken moeten immers worden getranscribeerd en bestudeerd.
Met dank aan Hans Pennings, gemeentearchief Gemert-Bakel.

Noten:
1. De gebeurtenissen in Gemert tussen 1647 en 1662 kunnen worden gereconstrueerd via diverse akten uit het schepenbankarchief (AG 082), het dorpsarchief (AG 001) en het archief van de Kommanderij van de Duitse Orde te Gemert. ZIE OOK: Nieuw! Transscriptie Staatse Raad van Brabant aan Raad van Staten dd 21.1.1627 op website www.heemkundekringgemert.nl in GBr-12.
2. Archief Hof van Holland, inv.nr. 7280, diverse stukken betreffende kerken en kapellen te Heesch, op ’t Laar, Vorstenbosch, Bakel, Deurne, Liessel en Handel. Op de website van de heemkundekring staat een index en een gedeelte van de transcriptie onder Gemertse Bronnen 16 (GBr-16)
3. Respectievelijk de inventarisnummers 12548.319, 12555.42, 12548.396, 12579.74, 12555.47 en 12584.87.

Luchtfoto van de kerk Sint-Jansonthoofding met vooraan het priesterkoor. (Foto Jo van Es) G
Het traptorentje waardoor de koorzolder bereikbaar was.
De in de negentiende eeuw dichtgemetselde gang die voorheen naar de koorzolder leidde. (Foto Adri van Daal)
Een van de teruggevonden documenten, zie noot 2.

GH-2023-2-Inhoudsopgave

Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier

 

Jaargang 65, 2023, nr 2

Knokken voor de soevereiniteit Ad Otten en Simon van Wetten ………………………………………1

De huizen op Boekent Jan Timmers……………………………………………………………………………………………………………5

Een bijzonder object komt thuis Hans Pennings ………………………………………………………………………….17

Graf van Marinus Thomas Verhoeven

en Maria Christina van de Westelaken Cas Jamin ………………………………………………………………………21

Kiek naw: Uitrusten onder het kruis Paul Verhees …………………………………………………………………….29

Over ‘t pèdje naar de Deel Theo Donkers en Riek Donkers-van den Acker ……….30

Middeleeuwse routeplanner op internet Casper Kalb ……………………………………………………………..35

Kapittelstokjes

Het slachtoffer heette Johannes Smits Paul Verhees ………………………………………………………………36

Dubbel kruisbeeld in Gemert Jan Timmers ……………………………………………………………………………………37

Aanvulling Gemerts Woordenboek Harry Slits……………………………………………………………………….. .38

 

Grafische verzorging Neel van Eupen

Drukwerk Weemen Web | Print | Promo

Omslag Jacobine Bekkers (foto Paul Verhees)

Heemkundekring krijgt vlag Gemertsche Wielerclub

De familie Verhappen heeft een vaandel uit 1897 geschonken aan heemkundekring De Kommanderij Gemert. Het betreft een geborduurd doek van de Gemertsche Wielerclub dat decennia lang in café Verhappen aan de muur hing. Nu het horecabedrijf eind deze maand definitief gaat sluiten, doet de familie Verhappen afstand van het vaandel. Voorzitter Leo Holleman nam de ingelijste vlag in ontvangst tijdens de Verhalentafel van de heemkundekring die werd gehouden in café Verhappen en gewijd was aan de Gemertse horeca.

Ad Otten beschreef de geschiedenis van het vaandel in 2016 in Gemerts Heem. Om het te lezen klik hier.

Publicatiedatum zaterdag 18 mei 2024.

 

Expositie Onze Lieve Vrouwe Broederschap

In de expositiehal van het gemeentehuis aan het Ridderplein is tot eind juni een tentoonstelling te zien van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap. Deze ruim vijfhonderd jaar oude broederschap is de oudste vereniging van Gemert. In maart van dit jaar beschreef Simon van Wetten de geschiedenis van dit gilde in het boekje ‘Eeuwen oud en bij de tijd’.
Dit boekje was de leidraad voor de tentoonstelling die vrijdag 17 mei is geopend door Leo Holleman, voorzitter van heemkundekring De Kommanderij Gemert in aanwezigheid van leden van de broederschap. De expositie is ingericht door de heemkundekring.
De Onze Lieve Vrouwe Broederschap organiseert jaarlijks de processie van Gemert naar bedevaartoord Handel, bouwt in de kersttijd de kerststal voor de kerk Sint-Jansonthoofding, organiseert een uitstapje met leden van de Zonnebloem naar het Mariabedevaartoord Kevelaer in Duitsland en zamelt geld in voor een goed doel.

Publicatiedatum vrijdag 17 mei 2024.

Jo van den Elzen wint 25ste Gímmers Dikteej

De 92-jarige Jo van den Elzen heeft de 25ste editie van het Gímmers Dikteej gewonnen. Jo heeft vanaf het eerste diktee aan alle 25 edities deelgenomen. Op de op donderdag 11 april gehouden jubileumeditie had ze 46 van de 50 meerkeuzevragen goed beantwoord. De avond werd gehouden in het Boerenbondsmuseum in de Pandelaar.
Jo van den Elzen is erelid van de heemkundekring en levert met het voordragen van eigen gedichten in het Gemerts dialect al jaren haar bijdrage aan het programma van het Gímmers Diktjee.
Ze draagt ook bij aan de avond door haar eigen gedichten in het Gemerts dialect voor te lezen.

(Foto Anneke Verspaget)

Voor meer foto’s van het Grooët Gímmers Dikteej: klik hier

Publicatiedatum donderdag 11 april 2024.

José van der Aa Vrijwilliger van het Jaar

Tijdens de jaarvergadering van heemkundekring De Kommanderij Gemert op dinsdag 26 maart werd José van der Aa-Vogels uit Handel gehuldigd als Vrijwilliger van het Jaar. Ze ontving de bloemen uit handen van voorzitter Leo Holleman.

José is één van de vrijwilligers die bij het Gemeentearchief aan de Ruijschenberghstraat bezoekers van dienst is op hun zoektocht naar historische gegevens die daar te vinden zijn in registers en andere oude documenten. Verder maakt ze deel uit van de fotowerkgroep en de werkgroep bijnamen van de heemkundekring. Ook was ze één van de samenstellers van het boek ‘Van Haenle tot Handel’ dat in 2020 in samenwerking met heemkundekring De Kommanderij Gemert is uitgegeven.

(Foto Anneke Verspaget)

Publicatiedatum dinsdag 26 maart 2024.

Gímmers is oer-Nederlands

Gemerts dialect behoort tot de Nederduitse talen, in de middeleeuwen behorend tot het Diets. Ad Otten had een lijvig oud woordenboek opgeduikeld waarin staat dat Diets Nederlands betekent. Gemerts dialect is dus oer-Nederlands.
Hij vertelde er enthousiast over tijdens de tiende Verhalentafel die op woensdag 13 maart werd gehouden in het Boerenbondsmuseum. Tijdens de Verhalentafel halen Gemertenaren herinneringen op rond een behaald thema. Eerder onderwerpen waren bijvoorbeeld de geschiedenis van de ouderenzorg, de brandweer en de Gímmerse negossie. Dit keer was de Gímmerse taol het onderwerp. Ad Otten vertelde over de herkomst van Gemertse woorden, Piet en Wim Vos legden uit welke aanbevelingen er zijn voor het schrijven van dialect en enkele Gemertenaren die het dialect nog vrijwel dagelijks spreken, filosofeerden over de toekomst van het dialect.
Enkele tientallen belangstellenden woonden de Verhalentafelmiddag bij.  

(Foto Paul Verhees: Ad Otten, links op de foto, vertelt over de Gímmerse taal)

Om dit onderwerp op Omroep Centraal te bekijken: klik hier

Publicatiedatum donderdag 14 maart 2024.

GH-2023-1-Boerderijen in de Kromstraat

Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

J a n T i m m e r s

In het laatste nummer van Gemerts Heem van 2022 verscheen een overzicht van de boerderijen in de Broekstraat en hun voorgeschiedenis vanaf 1832, het moment dat het kadaster werd ingevoerd. In dit artikel staan we stil bij de bebouwing in de Kromstraat. Samen met de Broekstraat is het een bijzonder ensemble dat de status van beschermd dorpsgezicht waardig is.

De Blauwe Kei, Kromstraat 1-3

De Blauwe Kei, vooraan in de Kromstraat, is een rijksmonumentale boerderij. De muurankers op het gebouw geven aan dat het in 1734 werd gebouwd. Het was een boerderij annex herberg en brouwerij op een plaats waar daarvóór ook al een brouwerij-herberg was gevestigd. De oudst bekende eigenaar is Jan Dircks van Zeeland en vanaf 1662 diens zoon Cornelis. Het wordt dan omschreven als “huis, schop, brouwhuis met brouwgetouw en toebehoren, hof, boomgaard en 2 lopense land’. Cornelis verkoopt het in 1678 aan Ansem Goort Driessen van den Elsen. Diens zoon Goort geeft in 1733 het geheel, inclusief de brouwketel, over aan Simon Penninx, die in 1734 het pand geheel vernieuwt. De oude houtconstructie is voor een groot deel hergebruikt. Op het voormalige stalgedeelte van de boerderij bevindt zich een ankerbalkgebint, waarvan alle onderdelen met zorg recht gezaagd zijn. De ankerbalk is voorzien van een sleutelstuk, versierd met een schuinkruis en een dubbele kraal. Zo’n speciaal gebint hoort niet op een stal en moet eerder in het woongedeelte gestaan hebben van de voorganger van de Blauwe Kei. Bij de herbouw in 1734 is het hergebruikt op het stalgedeelte, omdat in het nieuwe woonvertrek een andere constructie werd gebruikt. Het geeft aan dat de voorganger van de Blauwe Kei al een bijzonder pand geweest moet zijn. Het woongedeelte is relatief groot, vanwege de ruimte die de herberg moest hebben. Door het gebruik van hoge bakstenen gevels (in die tijd nog een zeldzaamheid bij boerderijen) was het mogelijk om grote ramen en een hoge voordeur in de lange gevel te plaatsen. Daardoor heeft de boerderij een kenmerk van de latere langgevelboerderijen. De herberg verhuisde in de loop van de 19de eeuw naar het pand Boekent 3, tegenover De Blauwe Kei. Driek Somers was de laatste die ‘boerde’ in de Blauwe Kei. In 1968 werd de boerderij verkocht en kreeg ze helemaal een woonbestemming. Bij de boerderij stond een grote monumentale dwarsdeelschuur, die in 1971 helaas werd gesloopt. In 1982 werd de Blauwe Kei gesplitst in twee woningen. In 1983 werd een nieuwe schuur toegevoegd. De naam van de boerderij, De Blauwe Kei, is te danken aan de hardstenen traptrede bij de voordeur. Het was zeer ongebruikelijk om boerderijen te voorzien van dergelijke ‘stadse’ elementen. De gebruikte soort natuursteen wordt doorgaans aangeduid met “blauwe steen’ en veel objecten van dit soort natuursteen krijgen daarom de naam Blauwe Kei. Veel grenspalen bijvoorbeeld worden ook met Blauwe Kei aangeduid. Al eerder werd in Gemerts Heem over de boerderij geschreven.1

De Traonpot, Kromstraat 6

De Traonpot is een hallenhuis uit minstens de 18de eeuw. Het gebouw was in gebruik als boerderij, maar ook als weefhuis. In een zijbeuk stonden jarenlang meerdere weefgetouwen. De bouwvorm is na 1832 nauwelijks gewijzigd. De voorgevel is een keer opnieuw opgemetseld en voorzien van knipvoegen. Er is aan de achterzijde een aanbouw gerealiseerd. Het stalgedeelte is nu woning. D’n hert in het oude woongedeelte is nog in de oude staat, inclusief een bedstee. In het landboek van 1717 wordt nog een huis vermeld, dat waarschijnlijk achter de huidige boerderij gestaan heeft, maar al in de loop van de 18de eeuw is verdwenen. Hendrik Jan Klaassen was daarvan de eigenaar.2

Opmerkelijk is nog dat voorheen aan D’n Traonpot een last was verbonden van jaarlijks twee broden en een vat rogge aan de koster. Bij de rondgang van de koster omstreeks 1637 om de broden op te halen, noemt hij ook huizen op Boekent en één ervan is D’n Traonpot.3 Een dergelijke last zal ver teruggaan in de tijd en dat zou betekenen dat ter plaatse al in de middeleeuwen een pand stond.

Drie Palen

Martien Goossens kocht in 1961 een deel van het huisperceel van Kromstraat 6 en hij bouwde daar een huis op de plaats waar nu Kromstraat 8 staat. De familie Suijs werd in 1978 de nieuwe eigenaar. Het pand werd gesloopt, waarna het huidige pand werd gebouwd.

Ten Boer, Kromstraat 15

De plaats waar deze vernieuwde woning staat, behoorde mogelijk in de middeleeuwen tot het leengoed Ten Boer. De akkers ernaast en erachter worden nu nog de Boerse Strepen genoemd en de daar weer achterliggende weilanden zijn de Boerse Beemden.
Ten Boer wordt al vermeld in 1380 en is een leengoed van de Commanderij Gemert.
In 1832 is de wever Peter Panhuijzen eigenaar van het pand. Hij verkoopt het pand in 1881 aan hoefsmid Jan van Rooij, die het pand splitst in twee woningen.
Deze twee-onder-een-kap woning wisselt een aantal keren van eigenaar en wordt in 1920 gesloopt. Het erf blijft zo’n 50 jaar onbebouwd. Het wordt in 1970 gekocht door Grard Wassenberg, die er een bungalow met kalverstal bouwt in gele baksteen. Een paar jaar geleden werd het woonhuis flink verbouwd en kreeg het de huidige vorm.

De Mansarde en de Stal van Mordicus, Kromstraat 28-30

De plaats waar aan het eind van de middeleeuwen de hoeve Scherpenberg stond, heeft een rijke bouwgeschiedenis. De hoeve Scherpenberg was in de 16de eeuw al gesplitst in meerdere boerderijen. Waar nu Kromstraat 28-30 staat, stonden in 1832 twee afzonderlijke boerderijen. De meest noordelijke boerderij is in 1837 verbouwd tot twee woonhuizen door de stal in te richten als woonhuis. De dubbele woning wisselt een aantal keren van eigenaar en wordt in 1906 gesloopt.
De zuidelijke boerderij had zijn woongedeelte aan de zuidkant. Dus net andersom dan het huidige gebouw. Er stond een losstaande schuur bij en ook een klein bakhuis. Het bakhuis was gedeeld eigendom met de bewoners eromheen. In 1881 werd de familie Van den Elsen eigenaar, die in 1886 het woongedeelte fors verbouwt. Aan beide zijden werd het gebouw verbreed. In 1906 werd er weer verbouwd en werd het gebouw tweemaal zo lang. Die verlenging was mogelijk, omdat een deel van het erf van de noordelijke boerderij, die inmiddels was gesloopt, werd bijgekocht. Er werd tegelijkertijd een bakhuis gebouwd.
In 1930 brandde die lange boerderij af, tegelijkertijd met het pand van de buren op Kromstraat 32. Op dezelfde plaats werd de boerderij geheel opnieuw opgebouwd met een voor die tijd kenmerkende Mansardekap of Franse kap. Dat is een kap met een knik erin, om extra bergruimte voor het hooi te realiseren. De boerderij is in 1981 gesplitst in twee woningen. Het voormalige woongedeelte kreeg de veelzeggende naam De Mansarde. Het voormalige stalgedeelte was de standplaats van Mordicus van Luur, een Belgische dekhengst met onnoemelijk veel nakomelingen in en buiten de regio. Leden van de familie Van den Elsen zijn nog steeds eigenaar.

De Rulse hoef, Kromstraat 32

Samen met Kromstraat 28-30 vormde deze boerderij aan het eind van de middeleeuwen de hoeve Scherpenberg. De hoeve werd al in de 16de eeuw gesplitst in twee delen en nog later werden het drie boerderijen. De huidige Rulse Hoef is de meest zuidelijke van die drie. Het huidige gebouw kwam tot stand in 1931 door nieuwbouw na de brand van 1930 op de plaats van een boerderij, die daar in 1832 al stond. De Rulse Hoef dankt zijn naam aan de ligging aan de Kromstraat, waarvan het verlengde doorliep tot aan de Rul. Dat is de oude naam voor de huidige Leigraaf en tevens van de landbouwpercelen ten zuiden ervan. Het pand is een langgevelboerderij met topgevels. Dit type boerderij werd tussen de twee wereldoorlogen het meest gebouwd.

De Vinkel, Kromstraat 33-35

Op de plaats van Kromstraat 33-35 stond al in 1832 een oude boerderij met een grote losstaande schuur. Dat hallenhuis met de schuur werd in 1913 door de toenmalige eigenaar, de familie Wassenberg, vervangen door een nieuwe, voor die tijd moderne langgevelboerderij. In 1928 werd opnieuw verbouwd en kreeg de boerderij zijn huidige vorm. De familie Wassenberg verhuisde naar Boekent 3 en de familie Smulders werd de nieuwe eigenaar. De boerderij is nu gesplitst in twee woningen. Het perceel van De Vinkel behoorde, net als het pand op Kromstraat 15, in de middeleeuwen tot het leengoed Ten Boer. De oudst bekende eigenaar is Henrick van den Boer, die in 1332 schepen was in Gemert. Via diens dochter kwam Ten Boer in bezit van de familie Van der Heeze. In 1440 was Hendrik van der Heeze, alias Van Vinkel, leenman van het goed Ten Boer. De betekenis van ‘vinkel’ is ‘hoek’ en waarschijnlijk was deze hoek van het goed Ten Boer omstreeks 1440 afgesplitst van het leengoed en kreeg als nieuwe naam de Vinkel.

De Armenhoef of goed Ten Broek, Kromstraat 37

De Armenhoeve is voor zover bekend de oudste boerderij van Gemert en tevens rijksmonument. De oude naam is het goed Ten Broek en wordt al vermeld in de 14de eeuw. Het huidige gebouw is een hoekgevelboerderij, waarvan de aanbouw (een kelder met opkamer) een afzonderlijk dak heeft. De dakconstructie boven de aanbouw is van latere datum dan de hoofdbouw. Wanneer deze aanbouw gerealiseerd werd, is onbekend. Daarvoor moet de Armenhoeve de vorm gehad hebben van een hallenhuis. Opmerkelijk is dat de zolder van het woongedeelte in de richting van de voorgevel schuin oploopt. De voorgevel kon om die reden voorzien worden van een extra hoog raam en deur. Het gaf de boerderij veel aanzien. In 1619 werd de boerderij voorzien van een nieuwigheid in die dagen. Voor de afvoer van de rook van het open vuur is toen een schouw aangebracht. In de schouwbalk staat de oudst bekende inscriptie in een boerderij in Noord- Brabant. Hij werd aangebracht door de toenmalige pachter Ansem Jegers. Mogelijk was hij ook verantwoordelijk voor de aanbouw met kelder. Vermoedelijk dateert de hoofdbouw uit de 15de eeuw, maar een hogere ouderdom is niet uit te sluiten. In 1966-1967 werd het woongedeelte verbouwd. De boerderij was voorzien van een grote losstaande schuur. In 1985 is die dwarsdeelschuur helaas gesloopt.
Hoe de naam Ten Broek veranderde in de Armenhoeve en veel meer bijzonderheden uit de geschiedenis van de Armenhoeve zijn al eerder beschreven door Ad Otten. We verwijzen daarom graag naar zijn artikel.4 Het erf van de Armenhoeve heeft een bijzondere vorm. Aan de zuidkant van de boerderij ligt een ovaalvormig perceel. Deze vorm wijst er op, dat het gaat om het oudst ontgonnen perceel ter plaatse. Dit afgeronde perceel lag aanvankelijk ook wat hoger dan de omgeving. Inmiddels is het grotendeels geëgaliseerd. Bij de ontginning zal het perceel omgeven geweest zijn door een omheining. De oude schuur stond binnen het rondlopende perceel en op grond daarvan mag verondersteld worden dat daar ook het oudste gebouw heeft gestaan. Op grond van deze eigenschappen mag de oudste ontginning gedateerd worden in de 13de eeuw of eerder.

Verdwenen boerderijen in de Kromstraat

Hierboven is al vermeld dat achter Kromstraat 6 in de 18de eeuw een pand stond dat al verdween voor 1832. Ook bij de omschrijving van Kromstraat 28-30 is al vermeld dat juist ten noorden ervan in 1832 nog een boerderij stond, die later verbouwd werd tot een dubbele woning. In 1906 werd het gebouw in zijn geheel gesloopt. Tussen dit gesloopte pand en Kromstraat 6 stonden in de 18de eeuw nog een drietal panden. Deze verdwenen panden worden genoemd in het landboek van 1717, maar de boerderijen komen op de kadasterkaart van 1832 niet meer voor. Op basis van de beschrijving in het landboek kan wel gereconstrueerd worden waar de panden gestaan moeten hebben. Wanneer ze zijn verdwenen is nog onderwerp van onderzoek. Het meest noordelijke pand stond recht tegenover Kromstraat 15 en was een dubbele woning in 1717.
Ook aan de overkant van de Kromstraat in de Boerse Strepen stond nog een huis, dat begin 1717 nog wordt vermeld in de schepenprotocollen5, maar toen het landboek eind 1717 werd opgemaakt, bleek het huis verdwenen te zijn. Op bijgaande kaart zijn de verdwenen panden met een gele kleur aangegeven. Het verdwijnen van de gebouwen in de Kromstraat kan heel goed samenhangen met de economische recessie in de eerste helft van de 18de eeuw. Naar alle waarschijnlijkheid waren de gebouwen nog niet uitgevoerd in baksteen, maar betrof het houtbouw met lemen vlechtwerkwanden. De houtconstructie van een dergelijk pand is redelijk makkelijk te hergebruiken.

Noten: 1. Jan Timmers, Tweehonderdvijftig jaar Blauwe Kei? Gemerts Heem nr. 96 (1984); Jan Timmers, Raamkozijnen met geschiedenis, Gemerts Heem 2016, nr. 4. 2. In het Landboek, opgesteld in het najaar van 1717, staan (bijna) alle percelen en huizen met de toenmalige eigenaren. Het register betreft Gemeentearchief Gemert, inventarisnummer 414. Het is in zijn geheel getranscribeerd en is beschikbaar als Gemertse Bronnen deel 3 op de website van de heemkundekring. 3. Simon van Wetten, Kostelijk kosterijboek, Gemerts Heem 2020, nr. 3. Het betreft een pand tegenover Jan de Smit of het pand van Meth Noijen. 4. Ad Otten, Armenhoeve is ook Herenhoeve, Gemerts Heem 2016 nr. 4. Er volgde nog een aanvulling in Gemerts Heem, 2017 nr. 1. 5. Schepenprotocollen Gemert R128 f161.

 

De Kromstraat op OpenStreet Map anno 2022 met huisnummers

 De Kromstraat omstreeks 1985. Vooraan de Traonpot (Kromstraat 6). Verderop zijn de panden op nrs. 28-30 en 33-35 zichtbaar

 De woonkeuken van de Blauwe Kei met in het midden de deur naar de opkamer en aan weerszijden ervan deuren naar de kelders (foto Adri van Daal)

 Een rechtgezaagd ankerbalkgebint in de voormalige stal van de Blauwe Kei met een rijk versierd sleutelstuk

 De schuur bij De Blauwe Kei tijdens de sloop in 1971 (collectie Jan Timmers)

 Gezicht vanuit de Kromstraat op de achterzijde van de Blauwe Kei in 1964. De monumentale schuur bij de boerderij was nog niet gesloopt. Rechts op de foto het pand Boekent 3

 De schuur achter de Blauwe Kei voor de sloop in 1971.De schuur stond pal naast de weg (collectie Jan Timmers)

 Ansichtkaart met D’n Traonpot (foto Piet Kuppens)

 Drie Palen (Kromstraat 8)

 D’n Traonpot, ca. 1975 (collectie heemkundekring)

 De kadastrale situatie in de Kromstraat in 1832, opnieuw getekend door Dré van de Nieuwenhof (www.historischegeografiebrabant.nl)

 Zicht op de Boerse Strepen vanuit de Kromstraat

 Advertentie voor de dekhengst Mordicus van Luur, eigendom van Frans Donkers en gestald in de Kromstraat

 De kadasterkaart van 1832 en de hulpkaarten G35, G46 en G64 geven de bouwgeschiedenis van Kromstraat 28-30 en 32 aan

 De stal van Mordicus ca. 1975

Links de Rulse Hoef, rechts de Vinkel en achteraan de Armenhoef

 Hulpkaart H142 uit 1914 geeft aan hoe het oude hallenhuis met schuur werd vervangen door een langgevelboerderij

 De Armenhoeve, toen nog met de oude schuur.

 Rechts is nog net een deel van De Vinkel zichtbaar. (collectie heemkundekring)

 De schouwbalk in de Armenhoef uit 1619 (foto Adri van Daal)

 Doorsnede in de lengterichting van de Armenhoeve. De omhooglopende zolderhoogte is opmerkelijk. (Tekening SHBO)

 Hulpkaart G106 van 1976. Het min of meer rond lopende perceel aan de zuidkant van de Armenhoeve is het oudste gedeelte van de ontginning ter plaatse. De verdwenen schuur stond aan de rand hiervan

 De kadasterkaart van 1832, geprojecteerd op een moderne satellietfoto. De zwarte lijnen zijn de toenmalige perceelsgrenzen en de bebouwing is rood. In geel zijn panden aangegeven, die er in de 18de eeuw ook stonden, maar al verdwenen waren voor 1832

 

Jenneke Jochems, weduwe van Jan Dircks van Zeeland 1662 Cornelis Jan Dircks van Zeeland 1678 Ansem Goort Driessen van den Elsen 1713 Goort, zoon van Ansem van de Elsen 1733 Simon Penninx, gehuwd met Johanna, dochter van Goort van den Elsen 1769 Christiaan, zoon van Simon Penninx en daarna zijn weduwe Joanna van Dueren 1779 Willemijn dochter van Christ Penninx, gehuwd met Jan Lamers van de Ven ca. 1800 Christ zoon van Jan Lamers van de Ven 1832 Antonet van den Elsen, weduwe van Christ Jan van de Ven 1854 Wilhelma van de Ven, dochter van Christ van de Ven, gehuwd met Theodorus Penninx 1886 Anna Maria van Dooren, weduwe van Theodorus Penninx, eerder weduwe van Adrianus Biemans 1897 Adrianus Biemans, zoon van Anna Maria van Dooren 1929 Adriana Biemans, dochter van Adrianus 1966 Driek Somers 1968 Ad Werts 1971 Theo Thijssens 1982 Timmers en Martens heden

 

Lambert Jan Ansems 1663 Jan Peter Jan Lenarts 1717 De weduwe Peter Jan Peters, de helft van een huis Voor 1752 Francis Daandels koopt dit halve huis 1717 De kinderen van Jan Martens de andere helft van het huis Voor 1752 Martinus van Gemert koopt half huis van de kinderen van Jan Martens 1752 Francis Daandels, koopt het halve huis van Martinus van Gemert; hij heeft dan het gehele huis 1802 Hendrik, zoon van Francis Daandels 1839 Peter Hurks, wever, schoonzoon van Hendrik Francis Daandels 1873 Peter Panhuizen, wever 1909 Antonetta van Heugten, weduwe van Peter Panhuizen 1918 Antonius Snijders, paardenslager 1918 Lambertus van Weert uit Beek en Donk 1920 August van Weert, landbouwer en grondwerker 1961 Martien Goossens, koopt een schuur en een deel van het erf en bouwt er een huis, nu Kromstraat 8 1969 Ad Otten, koopt het huis en resterend deel, nu Kromstraat 6

GH-2023-1-15-26-Boerderijen-in-de-Kromstraat.pdf

GH-2023-1-Graven echtpaar Van de Westelaken-Smits en dochter Anna

Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

C a s J a m i n

In Gemert-Bakel zijn oude grafmonumenten te vinden die de hedendaagse voorbijganger niet veel meer zeggen. Dit vormt de aanleiding om in de archieven op zoek te gaan naar die vroegere levens en tegelijkertijd de graven te beschrijven. Op het oude kerkhof van de kerk van Sint-Jans Onthoofding in Gemert zijn de graven te vinden van Anna (Johanna Hendrika) van de Westelaken (1865-1959) en van haar ouders Franciscus Antonius van de Westelaken (1828-1878)1 en Anna Maria Smits (1829-1885)2.

Het graf van Anna van de Westelaken en dat van haar ouders, het echtpaar Van de Westelaken- Smits, liggen naast elkaar en vertonen veel overeenkomst, hoewel ze op verschillende momenten zijn vervaardigd. Beide bestaan uit een in zwarte steen (arduin) opgetrokken kruis dat in verstek is verlijmd. De kruizen zijn geplaatst op eveneens zwarte, rechthoekige sokkels, die in meerdere delen zijn opgebouwd. Aan de voorzijde van de sokkel zijn bij het ene graf twee afgeronde vormen boven elkaar geplaatst en bij het andere graf drie afgeronde vormen. Daarin zijn handmatig de persoonsgegevens gebeiteld. Deze tekstdragers geven door hun ongelijke vormen de impressie van natuurstenen. Het oppervlak van de kruizen doet vanwege de daarop aangebrachte groeven en bobbels denken aan boomschors. De bewerkingstechniek ‘Scyplé’ levert dit effect op. Daarbij worden sleuven een-voor-een handmatig uitgehakt met een smalle, spitse beitel (‘potlood-vorm’). De punt van die beitel moest steeds opnieuw scherp worden gesmeed. Moderne beitels, ongeveer vanaf de zestiger jaren, hebben een punt die veel sterker is dan gewoon ijzer en langer mee kan3. Door het onregelmatige oppervlak veroorzaakt de lichtval schitteringen op de kruizen. Afgezien van de grootte ervan, zijn de graven ingetogen. Dat geldt ook voor de grafteksten, die alleen het noodzakelijke vermelden. Op het linker graf staat de tekst: ‘Hier rust Mejuffrouw Anna v/d Westelaken Overleden te Gemert R.I.P.’. Op het rechter graf staat: ‘Hier rusten onze dierbare ouders de heer Franciscus Antonius v/d Westelaken en mevrouw Anna Maria Smits Overleden te Gemert R.I.P.’ De geboorte- en overlijdensdata ontbreken, net als de geboorteplaatsen. Van Anna wordt alleen haar roepnaam vermeld, haar voornamen (Johanna Hendrika) blijven onvermeld.

Huwelijk en gezin

Franciscus wordt in 1828 geboren in Sint- Michielsgestel en groeit er op aan Het Woud4. Hij wordt net als zijn vader molenaar. Zijn werk verricht hij op de onbewoonde korenmolen De Genenberg in Sint-Michielsgestel, die eigendom is van Petrus van Riel, molenaar uit Udenhout, van wie hij de molen pacht. Hij maalt er graan, mout en boekweit5. Op 11 mei 1855 trouwt Franciscus (27 jr.) met boerendochter Anna Maria Smits (25 jr.) uit het aangrenzende Den Dungen. Haar ouders zijn dan al overleden en hij heeft alleen zijn vader nog. Het echtpaar gaat samenwonen in Sint-Michielsgestel. Vanaf 1863 is Franciscus geen molenaar meer en hij gaat de kost verdienen als winkelier, slijter en bakker van roggebrood en witbrood. Ook verhuurt hij vanaf 1870 paard en rijtuig. Het echtpaar krijgt tien kinderen, waarvan de eerste twee – Gijsberdina (1856-1856) en Henricus (1857-1862) – jong overlijden. Achtereenvolgens worden geboren: Bertus (Gijsbertus Faustinus) in 1858, Piet (Petrus Wilhelmus) in januari 1859, Maria (Maria Christina) in december 1859, Jan (Johannes Henricus) in 1860, Henri (Henricus Antonius) in 1863, Anna (Johanna Hendrika) in 1865, Paulina (Paulina Johanna) in 1867 en Petronella in 1869. Op 12-jarige leeftijd verhuist de oudste zoon, Bertus van de Westelaken, in z’n eentje vanuit Sint-Michielsgestel naar een kosthuis in Gemert. Daar gaat hij een opleiding volgen aan de Latijnse School (1870-1875), waar hij naast de basisstudies van ‘kleine figuur’ en ‘groote figuur’, talige vakken volgt zoals ‘rhetorica’, ‘ethymologica’ en ‘poëtica’6. Daarna gaat Bertus in Gemert aan de slag bij notaris Van Kemenade als (leerling-) notarisklerk7. De jongere zonen Van de Westelaken, Piet en Jan, starten in respectievelijk 1873 en 1875 ook met een opleiding van enkele jaren aan de Latijnse School in Gemert. Dochter Maria woont korte tijd in Vlijmen, waarschijnlijk voor werk.

Hotel De Keizer

Op 12 april 1877 verhuist het gezin Van de Westelaken-Smits van Sint-Michielsgestel naar Gemert, waar dan al drie van hun vier zonen wonen en studeren of werken8. Vader Franciscus heeft er het bekende logement De Keizer gekocht, kort nadat de vorige uitbaters (mevrouw Geizer en de heer Van de Mortel) zijn overleden9. De jongste zoon, Henri van de Westelaken, verhuist aanvankelijk niet mee. Hij vertrekt op de verhuisdatum van het gezin naar Maastricht. Lang kan hij daar niet hebben gewoond, want al in hetzelfde kalenderjaar begint ook hij aan een studie aan de Latijnse school in Gemert. Vader Franciscus heeft maar kort plezier van zijn verhuizing naar Gemert en zijn aankoop van De Keizer. Hij wordt al snel daarna ziek en overlijdt na een ziekbed op 26 september 1878 op de leeftijd van 50 jaar10. Zijn weduwe Anna Maria besluit De Keizer voort te zetten met hulp van haar vier jonge dochters: Maria (18), Anna (13), Paulina (11) en Petronella (9). Als Anna Maria zeven jaar later zelf overlijdt op 23 oktober 1885, op de leeftijd van 56 jaar, plaatsen de kinderen een familiebericht in de krant. Daarin danken ze iedereen voor de vele blijken van deelneming bij het overlijden van hun moeder en geven ze aan de zaak op dezelfde manier te zullen voortzetten11. Dochter Paulina treedt twee maanden later in het klooster en anderhalf jaar later legt ze haar kloostergeloften af op 13 juni 1887. Haar jongste zus Petronella treedt in 1887 in haar voetsporen en kiest ook voor een leven in het klooster als non12. Het zijn daarom Maria en Anna die samen De Keizer draaiende houden.

Zonen Van de Westelaken

In 1878 verhuist Jan van de Westelaken naar Sint-Michielsgestel, waar hij tot eind 1880 een opleiding volgt aan het kleinseminarie Beekvliet. Daarna, in 1881, gaat hij naar het grootseminarie of missiehuis Mill-Hill bij Londen, waar hij wordt voorbereid op een leven als Rooms-katholiek missionaris. In 1884 wordt Jan er gewijd tot priester om aansluitend uitgezonden te worden als Father Jan. Hij verricht missiewerk in het Guntur-district in India, onderdeel van Brits-Indië13. Na enige jaren als notarisklerk in Gemert gewerkt te hebben, vertrekt Bertus van de Westelaken rond 1882 naar Dussen. Daar gaat hij werken bij notaris Verberne, eerst als notarisklerk en daarna als kandidaat-notaris. Hij trouwt in 1891 in Dussen met Maria Anna Koen (geb. 2-9-1868 in Hengelo) en ze stichten een groot gezin. In 1892 wordt Bertus van de Westelaken benoemd tot notaris in Son. Piet van de Westelaken woont en werkt korte tijd op verschillende plaatsen (Alem, Maren en Kessel; Heeze; America; Steenbergen), waarbij hij tussentijds weer woont bij De Keizer in Gemert. Hij is achtereenvolgens bierkramer, brouwersknecht en stationschef. Op een bepaald moment, tussen 1885 en 1890, emigreert hij naar de Verenigde Staten. Zijn echtgenote Augusta H. Brauckmann is van Duitse afkomst en geboren in Hannover. Ze krijgen samen een zoon. Henri van de Westelaken vertrekt in augustus 1883, in navolging van zijn broer Jan, naar het missiehuis Mill-Hill bij Londen. Na enige tijd stopt hij met de studie en keert terug naar Gemert. Op 24 september 1889 trouwt hij daar met Johanna Elisabeth van Berckel. Hij is dan koopman. Zij is een dochter van Adrianus Petrus van Berckel en Petronella van Bussel, logementhouders van De Kroon in Gemert (nu Dientje)14. In 1892 vertrekt Henri van de Westelaken met zijn vrouw en twee dochtertjes naar Beek en Donk15. Hij is daar logementhouder van Hotel De Willemsvaart en groothandelaar in steenkolen en bouwmaterialen16. Zijn beide bedrijven liggen aan de kanaalbrug en tramhalte. In Beek en Donk worden nog vijf kinderen geboren, waarvan er twee overlijden. In november 1899 verhuist Henri met zijn gezin naar Heesch. Henri wordt er ingeschreven als bierbrouwer. In april 1901 keert het gezin terug in Gemert, maar dan wordt Henri geregistreerd als schoenmaker. Datzelfde jaar nog emigreert hij met zijn gezin naar het Belgische Lier.

Goede zaken

In de 24 jaar dat de dames Van de Westelaken de scepter zwaaien in De Keizer lopen de zaken bijzonder goed. Behalve de naar eigen zeggen ‘prompte bediening, tegen billijke prijzen’, worden ze daarbij geholpen door de centrale ligging in het dorp en zeker door de tramhalte die sinds 1883 voor de deur ligt17. Die halte is onderdeel van het tramtraject ’s-Hertogenbosch- Veghel-Gemert-Helmond. Vanaf dat moment staat De Keizer ook wel bekend als Het Tramstation. Bovendien hebben een heleboel verenigingen De Keizer jarenlang als thuisbasis. Ook wordt het etablissement regelmatig gebruikt voor openbare verkopingen en aanbestedingen.

Afscheidsfeest

In augustus 1901 maken de zussen Van de Westelaken bekend zich per 1 oktober in een stiller leven terug te willen trekken en de Keizer over te willen doen aan een nieuwe eigenaar. Voor het zover is, zullen zij op zondag 25 augustus nog een groot afscheidsfeest geven, met medewerking van de vaste gezelschappen18. Het feest begint om vier uur ‘s middags met een rijtoer van de dames Van de Westelaken door het dorp, in een rijtuig (landauer) dat wordt getrokken door twee paarden. Aansluitend volgt een programma dat tot laat in de avond doorloopt. Het omvat muziek, het nodige ceremonieel en bovenal een spectaculair afsluitend vuurwerk. Dat alles tegen het decor van een feestelijk versierd en verlicht hotel. Zoals de organisatie al min of meer verwacht, brengt het feest een enorme toeloop teweeg. Door de tramhalte voor de deur zijn de festiviteiten in Gemert namelijk ook goed bereikbaar vanuit ’s-Hertogenbosch, Veghel en Helmond. De cafés in de buurt profiteren volop mee, waaronder Cambrinus, de wed. Swinkels en De Landman van Peter van Berlo19. Zelfs daar is het zoeken naar een zitplaats. De krant schrijft in de dagen daarna dat het Marktplein in Gemert nog nooit zo’n mensenmenigte heeft gezien. De trams vertrekken volgens afspraak in beide richtingen pas na afloop van het feest.

Na De Keizer

Op de laatste dag van september 1901 gaat Hotel De Keizer over op een nieuwe eigenaar en betrekken de dames Van de Westelaken een nieuwe woning20. Met een boog van planten en bloemen boven de deur verwelkomen de buurmeisjes hun nieuwe straatgenoten. Op 24 oktober 1901 treedt Maria Christina van de Westelaken (41 jr.) in Gemert in het huwelijk met onderwijzer Marinus Thomas Verhoeven (47 jr.). In de volgende aflevering meer over dit echtpaar en de familie Van de Westelaken in de jaren na 1901.

Noten: 1. Soms ook ‘Francis’ of ‘Westerlaken’; Zoon van molenaar Antonius van de Westelaken (1795-1873) en Gijsbertina Paula Smits (1793-1831). 2. Dochter van de agrariërs Hendrikus Smits (1801-1832) en Maria Ondersteijn (1794-1854). 3. Met dank aan Toon Grassens. 4. BS Huw. Den Dungen 1855: Van de Westelaken-Smits, BHIC, 50-2064-7; Bev.reg. 1850-1866 Wijk B Sint-Michielsgestel, BHIC 5184-1166; noot 9. 5. ‘Register van Patentschuldigen’ (Sint-Michielsgestel), BHIC 5184-1123/1125; Jef van Veldhoven, De jeugdjaren van pater Jan (2008), The Internet Archive, https://web.archive.org/web/20221206131201/https://home.hccnet.nl/ jefvanveldhoven/39%20Pater%20Jan%20van%20de%20Westelaken.pdf; Molen ‘De Genenberg’ nr. 591, molendatabase. nl; Rijksmonumentenregister nr. 33626; De lemmata ‘Korenmolen’, ‘Moutmolen’, ‘Mout en ‘Boekweit’ uit nl.wikipedia.org. 6. Bev.reg. van 1861-1871, BHIC, 5184-1170; ‘Klaslijsten Latijnse School’, GA Gemert, AG.028 nr. 209 en 210. 7. ‘25 jaar notaris’, Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 2-11-1917; ‘10.000ste akte’ De Zuid-Willemsvaart d.d. 4-6- 1921; Eindhovensch Dagblad d.d. 11-11-1922. 8. Bev.reg. van 1871-1886, BHIC, 5184-1174. 9. Ad Otten, ‘Geschiedenis van herberg en logement De Keizer’, Gemerts Heem 2005 nr. 1. 10. Familiebericht in Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 3-10-1878 p.3. 11. Familiebericht Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant d.d. 14-11-1885. 12. ‘De Gemertse zusters in volgorde van geboorte’, Gemerts Heem 2000 nr.2 p. 22, 14e vermelding. 13. ‘In Memoriam Father J. van de Westelaken’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 16-3-1927. 14. Trouwakte Henri van de Westelaken en Johanna van Berckel; Verslag huwelijksfeest van Henri’s zus bij logement van Berckel in De Zuid-Willemsvaart d.d. 2-11-1901. 15. Bev.reg. Gemert, GA Gemert: 1880-1900 folio 1029 en 1900-1922 dl. 5 (S-Z) folio 187. 16. Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant sec. Advertentiën d.d 05-12-1892 en d.d. 02-01-1893; De Zuid-Willemsvaart d.d. 14-10-1899. 17. ‘Groot nationaal concours’, Prov. N-Br. en ’s H.b. Courant sec. Advertentiën d.d. 9-6-1887 p. 3 en 13-6-1887 p. 5; Gemerts Heem 2011 nr. 3: ‘Stoomtram ’s-Hertogenbosch-Helmond’ (Wil van Lierop en Simon van Wetten) en ‘Tramspoorplan over Schoorswinkel’ (Ad Otten). 18. ‘Een groot feest’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 21-8-1901 sec. Provinciaal nieuws: Gemert p. 2; ‘Betreffende het feest’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 24-8-1901 sec. Provinciaal Nieuws: Gemert p. 1; ‘Afscheidsfeest’, Dagblad van N-Br. d.d. 28-8-1901 sec. Nieuws uit versch. gem. v. N-Br. p. 3; ‘Feest gevierd’, De Zuid-Willemsvaart d.d. 28-8-1901 sec. Provinciaal Nieuws: Gemert p. 2. 19. Zie Gemerts Heem 2022 nr. 3, p. 23-27 voor een verhaal over Peter van Berlo. 20. De Zuid-Willemsvaart d.d. 2-10-1901 sec. Provinciaal Nieuws: Gemert p. 5; Bev.reg. Gemert 1900-1922 dl. 5 (S-Z) folio 140, GA Gemert. 

Links het graf van Anna van de Westelaken en rechts het graf van haar ouders F.A. van de Westelaken en A.M. Smits (foto Cas Jamin) G

Het echtpaar Van de Westelaken-Smits. Verdere informatie over de foto’s is onbekend. Gens Nostra 60(2005) p. 20.

 Hotel De Keizer als tramstation (beeldbank heemkundekring Gemert nr. hkk40467)

GH-2023-1-29-34-Graven-echtpaar-Van-de-Westerlaken-Smits-en-dochter-Anna.pdf

GH-2023-1-De hoeve Ter Eijcken, van pacht naar erfpacht

 Voor opmaak met illustraties in pdf: klik hier

J a n T i m m e r s

In het vorige nummer van Gemerts Heem schreef Simon van Wetten over de rijke inhoud van een register dat zich bevindt in het archief van de Commissie van Breda.1 In dit register is een groot aantal oorkonden opgenomen, dat zich ook bevindt in het Commanderij Archief, maar ook een aantal waarvan geen origineel voorhanden is. Eén ervan betreft de hoeve Ter Eijcken en dat is het onderwerp van dit artikel.2

De oorkonde van 1391 We beginnen met een korte samenvatting in hedendaags Nederlands van die oorkonde van 23 april 1391: Frank van Hulsberch, commandeur van de Duitse Orde in Gemert, geeft de hoeve Ter Eijcken in Gemert in erfpacht aan Melis, zoon van wijlen Jan Maessoen van Gemert. De hoeve was eerder in pacht gegeven aan Ceel, zoon van Alant Timmerman en diens vrouw Hadewich. Ceel is nu overleden en de hoeve wordt niet gebruikt en is onbetimmerd. Zijn weduwe Hadewich woont er nog. Voor de erfpacht moet Melis jaarlijks betalen aan de Duitse Orde 4 mud rogge op Maria Lichtmis, 6ó mud haver op Allerheiligen; verder 2 vaten raapzaad, 12 el linnen laken en een cijns van 100 eieren, 8 jonge kippen en 6 maten boter, allemaal met Pinksteren te leveren. Op verzoek van de commandeur moet Melis de 4 mud rogge afleveren in een huis in ’s-Hertogenbosch. De andere goederen op het huis en de hoeve van de Duitse Orde in Gemert. Melis moet pas gaan betalen als Hadewich is verhuisd. Melis hoeft geen schattingen te betalen voor de hoeve Ter Eijcken, maar hij moet wel, net als de andere geburen van Gemert, diensten verrichten. Ook moet Melis op verzoek van de commandeur jaarlijks 8 voeder turf afleveren bij het huis van de Orde. Gegeven op 23 april 1391 in het bijzijn van commandeur Franck van Hulsberch zelf, maar ook Reinart van Husen, landcommandeur, en Lodewijk van Lemme, scheffener van de Balije Biessen, en ook nog ridder Orichies van Kessel en Lucas (van Beeck), de schout van Gemert, Melis Jan Maessoen van Gemert en Willem van Middelschot en tenslotte de klerk Dirk, secretaris van Maastricht en notaris.

Kopieerfouten

Deze oorkonde bevat een heleboel informatie, die niet alleen betrekking heeft op de hoeve Ter Eijcken. Op de eerste plaats is het belangrijk te weten dat het register waarin deze tekst is opgenomen een kopie is van een ouder register. We weten dat, omdat het hele register in één keer met hetzelfde handschrift is opgeschreven, terwijl uit de inhoud blijkt, dat aan het originele register regelmatig nieuwe gegevens werden toegevoegd. Dat originele register is verloren gegaan. Het bevatte de tekst van veel oude oorkonden, die zijn overgenomen van de originele oorkonden in het Commanderij archief. Die oorkonden in het originele register waren dus kopieën. Dat geldt ook voor de tekst hierboven. Dat is dus een kopie van een kopie. We zullen er rekening mee moeten houden dat bij het overschrijven (kopiëren) abusievelijk (lees- of schrijf)fouten zijn gemaakt. Zo schrijft de kopiïst dat de erfpacht van Ter Eijcken werd verleend aan Melis Weltken Jan Maessoen van Gemert. Uit andere bronnen weten we dat het moet gaan om Melis Jan Maessoen. De kopiïst had kennelijk moeite met het lezen van de term ‘wilner’. In de oorspronkelijke oorkonde, die niet bewaard is gebleven, moet gestaan hebben: Melis, wilner Jan Maessoen. We zouden nu zeggen: Melis, wijlen Jan Maessoen. Jan Maessoen, de vader van Melis, was kennelijk in 1391 al overleden. Het blijkt niet de enige fout te zijn van de kopiïst. In de oorkonde maakt hij van het woord ‘wilner’ twee keer ‘walner’. Ook daar heeft hij moeite met het oorspronkelijk handschrift. Een aantal malen wordt een ‘sande’ genoemd van 100 eieren en 8 hoender (onder meer). Het gaat hier duidelijk om een cijns. Waarschijnlijk stond in de oorspronkelijke oorkonde de term ‘sende’ of synde’. In de getuigenlijst noemt hij een ridder Orichies van Kessel. Een naam die elders in archiefstukken niet gevonden kon worden. Het gaat waarschijnlijk ook hier om een leesfout van de kopiïst. We kennen uit een oorkonde uit het Commanderij archief van 21 september 1395 wel een ridder Mathias van Kessel, samen met Lodewijk van Bonne, die dan beide tot het gevolg van Reinart van Husen behoren. Dat zal in 1391 ook het geval zijn geweest. Met de Lodewijk van Lemme is dan ook waarschijnlijk Lodewijk van Bonne bedoeld. In de getuigenlijst schrijft de kopiïst ook ‘Jan Maessoen voirsz.’, oftewel: de voornoemde Jan Maessoen. Eerder in de oorkonde komt deze Jan Maessoen van Gemert alleen voor als (over-

 

PAGINA TEKST ONTBREEKT

 

Hadewich woont er nog. Uit de cijnsregisters van de Heer van Helmond betreffende Bakel kunnen we concluderen dat Hadewich een dochter was van Jan Wolf van Grotel.6 Het echtpaar moet bij het overlijden van Ceel nog jonge kinderen hebben gehad. In de Helmondse schepenprotocollen komen diverse vermeldingen voor van Alart Marcelis van der Eijken, o.a. als schepen van Bakel in 1421 en 1423.7 Bovendien zien we naast Alart Celen soen van der Eijcken ook Maes Celen soen van der Eijcken en Marcelis Celen van der Eijcken. Ze danken hun familienaam aan het feit dat hun vader pachter was van de hoeve Ter Eijcken en daar ook woonde. Alart en Marcelis komen ook voor onder de naam Van Geneneijnde, omdat zij daar eigendommen in bezit hadden, maar ze hadden ook goederen in Lierop, Asten en Someren. De naam Alart wordt ook vaak geschreven als Alant en Alont. Alart, Marcelis en Maes zullen zonen zijn van Ceel Alant Timmermans, die in 1386 pachter werd van de hoeve Ter Eijcken. Gezien de Helmondse vermeldingen omstreeks 1415 zullen zij nog maar kort voor 1391 geboren zijn. Waarschijnlijk is Ceel Alant Timmermans in 1386, toen hij de hoeve Ter Eijcken pachtte, getrouwd met Hadewich en werden de kinderen geboren tussen 1386 en 1391. Ceel had overigens ook een broer Henrick Alant Timmermans, die daadwerkelijk timmerman was en een huis bouwde en bewoonde in Bakel aan de Neerstraat ter hoogte van Geneneind.8

Familie Van der Eijcken

Niet alleen de kinderen van Ceel Timmermans werden Van der Eijcken genoemd, dat gold ook voor Melis Jan Maessoen van Gemert. Dat is niet vreemd, want hij woonde er immers, maar opvallend genoeg komen ook zijn broers Thomas (Maes) en Ansem voor als Van der Eijcken. Thomas is de stamvader van een uitgebreide familie Van der Eijcken. Dat duidt er op dat vader Jan Maes van Gemert ook al op Ter Eijcken gewoond zal hebben. We weten van hem dat hij in 1383 overleed. Jan Maes van Gemert was tweemaal gehuwd. Het eerste huwelijk is met Yda, de dochter van Melis van Milheeze. Deze Melis was onder andere eigenaar van de hoeve Ter Tuynen in Milheeze en hij was ook schepen van Helmond. Na de dood van Yda huwde Jan met Hadewich. Gezien bovenstaande gegevens is het heel aannemelijk dat deze Hadewich identiek is aan Hadewich Wolf. De weduwe van Jan Maes van Gemert hertrouwde kennelijk met Ceel Alant Timmermans. Als extra aanwijzing daarvoor is een vermelding bij de verkoop van de hoeve Ter Tuynen in Milheeze in 1446 door onder meer de erfgenamen van Jan Maes van Gemert. Marcelis, de zoon van Ansem van der Eijcken wordt dan familie van hen genoemd.9

De hoeve Ter Eijcken wordt particulier bezit

De huidige buurtschap Tereijken is in de loop van de tijd ontstaan uit een enkele hoeve, de hoeve Ter Eijcken, die eigendom was van de Duitse Orde. Met de hoeve worden niet alleen de gebouwen bedoeld, maar tevens de bijbehorende grond. De orde gaf de hoeve steeds voor een aantal jaren in pacht aan een hoevenaar. Het oudst bekende pachtcontract is van 9 juni 1386. Ceel Alant Timmermans wordt dan de nieuwe pachter. In het bovenstaande is aannemelijk gemaakt dat kort daarvoor Jan Maessoen van Gemert ook al pachter was van de hoeve Ter Eijcken. Het was een omvangrijke hoeve, die op de oudste Gemertse kadasterkaart nog redelijk goed herkenbaar is. Wanneer de hoeve gesticht is, blijft vooralsnog onbekend. Het is aannemelijk dat het een ontginning is van de Duitse Orde. Aan het eind van de 14de eeuw gaat de Duitse Orde er toe over om een aantal hoeven die ze in bezit heeft, niet langer te verpachten, maar ze feitelijk te verkopen. Dat gebeurt ook met de hoeve Ter Eijcken, die in 1391 aan Melis Jan Maessoen van Gemert, alias van der Eijcken, in erfpacht wordt uitgegeven. Melis wordt daarmee eigenaar van de hoeve, echter er wordt niet direct een geldbedrag betaald, maar door de nieuwe eigenaar moet jaarlijks een bepaalde vergoeding worden gegeven: de erfpacht. In 1391 bestaat de erfpacht uit goederen in natura. In de samenvatting van de oorkonde uit 1391 is te lezen welke goederen elk jaar moesten worden geleverd, op welke dag en op welke plaats. Melis Jan Maessoen kan, als eigenaar, verder met de hoeve doen wat hij wil. Hij mag de hoeve verkopen, eventueel in delen, als de jaarlijkse erfpacht maar wordt voldaan. In de loop van de tijd is de hoeve opgesplitst in delen door bijvoorbeeld verkoop of door erfenis, waarbij ze wordt verdeeld onder erfgenamen. Tegelijkertijd wordt dan de erfpacht verdeeld. Elke deeleigenaar moet een deel van de erfpacht gaan leveren, zodat de Duitse Orde jaarlijks de gehele erfpacht blijft ontvangen. Bij opsplitsing van de hoeve Ter Eijcken hebben nieuwe eigenaars ook nieuwe boerderijen op hun deel bijgebouwd. Op den duur is daaruit de buurtschap Tereijken ontstaan. In 1832 stond er een cluster van vijf boerderijen. Daarna is het aantal nog verder gegroeid, vooral door nieuwe ontginningen langs de Snelleloop aan de zuidkant en de westkant van de oude hoeve. Door de toevoeging van meerdere ruimte-voor-ruimte woningen is de buurtschap de laatste jaren uit zijn jasje gegroeid.

 

Noten: 1. Simon van Wetten, Register van het Huis van Ghemert, Gemerts Heem 2022, nr. 4. Het artikel behandelt BHIC, archief Commissie van Breda, inventarisnr. 430. Grote delen ervan zijn getranscribeerd en te vinden op de website van de heemkundekring bij ‘bronnen’. 2. Het betreft de tekst van het register in noot 1 op de folio’s 19 verso t/m 21. De getranscribeerde tekst is te vinden op https://www.heemkundekringgemert.nl/1391-cvb430f19v/. 3. Bossche Protocollen R1198 f7. Regesten van de Bossche Protocollen met betrekking tot Gemert zijn te vinden op de website van de heemkundekring als Gemertse Bronnen deel 10a. 4. Ad Otten, Refugiehuis Gemert in ’s-Hertogenbosch, Gemerts Heem 2005, nr. 4. 5. KADO inventaris nr 658. Voor een transcriptie zie de website van de heemkundekring Gemertse Bronnen deel 12, oorkonde dd. 9-6-1386. 6. Cijnsboek Heer van Helmond 1406-1421. Pierre van de Meulenhof transcribeerde de oudste Helmondse cijnsregisters over Bakel en publiceerde die op de CD-ROM Bakelse Geschiedenis. 7. Deze en volgende gegevens over de families Van der Eijcken zijn verder uitgewerkt op: https://www.jantimmerscultuurhistorie. nl/middeleeuwse-families/nakomelingen-van-thomas-van-gemert-en-de-familie-van-der-eijken/. Veel gegevens zijn ook te vinden in de aantekeningen uit de Bossche Protocollen van Gemert en Bakel, te vinden op de website van de heemkundekring bij Gemertse Bronnen deel 10a en deel 10b. 8. https://www.jantimmerscultuurhistorie.nl/nederzettingen/historie-omgeving-neerstraat-8-in-bakel/. 9. Bossche Protocollen R1216 f96 dd 5-7-1446. 10. Zie voor de reconstructie: Jan Timmers, Het goed Nieuwenhuis op Milschot, Gemerts Heem 2009, nr. 3

 

De vermoedelijke omvang van de middeleeuwse hoeve Ter Eijcken, aangegeven als rode stippellijn op de kadasterkaart van 1832. De rode ster geeft de meest waarschijnlijke plaats aan van de oudste locatie. Dat is het erf van het huidige adres Tereijken 29.10

Gezicht op de plaats waar eens de gebouwen stonden van de middeleeuwse hoeve Ter Eijcken.

Fragment van het register van het Huis van Gemert, archief Commissie van Breda, folio 19v. Bovenaan de opsomming van de erfpachtinkomsten van de Duitse Orde en daaronder de aanhef van de oorkonde van 1391: “kopie uit een bezegelde brief van de hoeve ter Eijcken, de welke die partijen hebben’.

GH-2023-1-35-40-De-Hoeve-Ter-Eijcken-van-pacht-naar-erfpacht.pdf