GH-2006-01 Merkwaardig bidprentje uit 1822
Frans van der Aa
Toen op 29 maart 1651 Trijntje Olij overleed werd op de rugzijde van Antwerpse devotieprentjes een verzoek geschreven om haar te gedenken, en te bidden voor haar zielerust. Trijntje was de geestelijke moeder van de “maagden in den hoek”, een kloppen gemeenschap (tot op heden een onverklaarbare naam) in een stadswijk van Haarlem.
De tot nu toe oudst gekende prentjes met dit verzoek werden uitgedeeld onder haar “geestelijke dochters”, zoals ze zich zelf graag noemden. Een fenomeen was geboren, “het bidprentje”. Het zou zijn weerslag vinden in miljoenen prentjes verspreidt onder katholieken over de hele wereld.
Het duurde nog circa 150 jaar voordat in onze streken het bidprentje zijn intrede deed. De eerste bidprentjes rond 1800 hier in Brabant uitgegeven waren bestemd voor geestelijken of welgestelde burgers. Het merendeel van de arme bevolking kon zich die luxe niet veroorloven. Op 22 februari 1822 was het de beurt aan de predikheer H.B. van der Aa om het tijdelijke voor het eeuwige te verwisselen. Hij was rector van de Latijnse school in Gemert en had “24 jaren lang met buiten gewonen ijver en met veel vrucht, naar de wijze van de Predikheren der 17de eeuw, voor den bloei der school zich opgeofferd”.1 Hij werd geboren op 20 augustus 1771 in het huidige Belgische Beringen (toen Zuidelijke Nederlanden) zoals zijn bidprentje, dat geheel in het Latijn werd opgesteld, aangeeft. Het merkwaardige van dit bidprentje is dat het jaar van overlijden niet wordt vermeld. Dit blijkt echter bij nadere beschouwing, en maar liefst tweemaal, verscholen in een chronogram in het drieregelig Latijnse vers. Een rariteit of bijzonderheid die in de toenmalige Nederlanden van vóór 1830 maar sporadisch werd toegepast.
Telt men de Romeinse cijfers op, dan geven de eerste twee regels als ook de derde regel het sterfjaar 1822 van de overledene aan.
Vera saLUs, astrIs trIbUas Ut MIgret, JesU!assIDUUs VIVens aC sUaVI paCe frUatUr } 1822
seMper eI CaeLo raDIans LUX fULgeat aLto } 1822
M = 1000, D = 500, C = 100, L =50, X = 10, V of U = 5, J of I = 1
De tekst van het bidprentje luidt vrij vertaald:
Bid voor de ziel van zaliger, den zeer eerwaarden heer Henricus Bernardus van der Aa, geboren den 20ste Augustus 1771 te Beringen bij Diest, sedert het jaar 1797 rector van het collegie van Gemert, overleden aldaar den 22 Februari.
Vertaling van het vers:2
Veel heil, Jesus geef dat hij naar de sterren gaat!
Opdat hij moge genieten in zoete vrede, voortdurend voortlevend,
moge het stralend licht altijd schijnen voor hem in de hogen hemel.
Tekst en omlijsting met zandlopers, uitdovende fakkels, en knekelmotieven, werd gedrukt bij J. Coppens en Zoon, boekdrukkers op de Markt in ‘s-Hertogenbosch.
De afbeelding op het prentje “de Emmaüsgangers” is een kopergravure op papier van de Antwerpse graveur Maarten Bouche 1645-1693.
Veel van dit soort heiligenprentjes uit de 17e en 18e eeuw dienden in latere perioden als drager voor een gebed voor een overledene en werden in grote getale vanuit Antwerpen ingekocht door boekdrukkers uit de Noordelijke Nederlanden, waar een groot deel van de bevolking het katholieke geloof trouw was gebleven.
Zo kregen ze een tweede bestemming, van devotieprentje tot bidprentje.
NOTEN:
1. Gerlacus van den Elsen, Geschiedenis van de Latijnsche School te Gemert, ‘s-Hertogenbosch 1887, blz. 270. Gerlacus van den Elsen verwijst hier naar het gegeven dat eerder, in de tweede helft van de zeventiende eeuw, voor een lange periode achtereen ook predikheren aan de Latijnse School van Gemert verbonden waren.
2. Met dank aan pastor J. van Gemert voor de vertaling in het Nederlands.
GH-2006-01 De organistenfamilie Roefs
Ad Otten
In het derde deel van het in Leiden in 1914 uitgegeven Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek werden twee voor Gemert interessante biografieën opgenomen van gevierde musici uit de 18de en 19de eeuw. Het betrof ene Benedictus Roefs geboren in Deurne (1828) en overleden in Londen (1872) en ene Joannes Martinus Roefs geboren in Gemert (1759) en overleden in Xanten (1842). Geschreven werd dat de laatste een oud-oom was van de eerste, terwijl beider vaders organist waren met alletwee Paulus als voornaam.1 De ene vader was organist in Deurne, de ander in Gemert. De eerste gedachte die bij je opkomt is dan dat de Deurnese organist vermoedelijk de kleinzoon zal zijn van de 18de eeuwse organist van Gemert. De moeite waard om dat eens precies uit te zoeken. Temeer omdat de Gemertse pastorie in het bezit is van een portret in olieverf van de hierboven genoemde (Joannes) Martinus Roefs. ‘Martinus Roefs’ staat er althans geschreven op de achterzijde van de antieke ovalen lijst. De nieuwsgierigheid naar de familie Roefs wordt bovendien nog vergroot omdat we hier kennelijk van doen hebben met een tot ver buiten onze landsgrenzen gevierde muzikale familie, wier wortels in Gemert schijnen te liggen. Het is verder een heel bijzondere aanvulling op onze kennis over tenminste vijf, misschien wel zes, hier ter plaatse in bedrijf geweest zijnde orgelmakerijen in de periode van 1675-1750.2
Laten we daarom maar eens op onderzoek gaan in de literatuur en in Gemerts gemeentearchief naar gegevens over de familie Roefs.
Genealogie familie Roefs
In het tijdschrift Taxandria werd er al in 1940 een kleine genealogie van de familie Roefs gepubliceerd, hetgeen ook Martien Verbruggen in zijn onderzoek naar orgelbouwer Mathijs Verhofstadt niet was ontgaan.3 In het hiernavolgende beperken we ons tot de Gemertse tak, waaruit ook de musici voortspruiten, waar we hier naar op zoek zijn. Die tak ontstaat door de vestiging in Gemert van zekere Jan Roefs. Hij is afkomstig uit Helmond maar heeft al Gemerts bloed omdat zijn moeder (Maria van den Heuvel) een Gemertse is. Zijn ouders zijn zeker niet onbemiddeld. Vader Frans was in 1689 in het Helmondse zowel borgemeester als deken van het timmerambacht. In Gemert had hij behalve goede connecties ook heel wat bezittingen die hem mogelijk zijn aangekomen via zijn vrouw.
Jan Roefs trouwde op 14 januari 1716 te Gemert met Emerentiana de dochter van Paulus Roijackers. Uit dit huwelijk werden tussen 1717 en 1729 meerdere kinderen geboren. Eén van hen is de naar de Gemertse opa van moederskant genoemde Paulus Roefs, die we in de inleiding van dit artikel al leerden kennen als de organist en vader van Johannes Martinus Roefs organist te Xanten. Wat weten we van deze Paulus Roefs?
Paulus Roefs (1722-1800)
Hij werd gedoopt te Gemert op 13 juli 1722. Zijn jeugdjaren vallen samen met de periode dat de orgelbouw in Gemert haar hoogtepunt beleeft. Zijn vader zit met de absolute meester onder die orgelbouwers, te weten Mathias Verhofstadt, in de Gemertse schepenbank. In een wat latere periode zien we vader Jan Roefs meer dan tien jaar optreden als kerkmeester in Gemert.4 Los van het muziektalent dat Paulus Roefs ongetwijfeld bezeten zal hebben verkeerde hij dus in een ideale omgeving om organist te worden. Organist was overigens zeker niet zijn hoofdmiddel van bestaan. In vroeger tijd was de organist veelal een bijbaantje van de koster-schoolmeester en ook in Gemert is dat vaak het geval geweest. Maar niet bij Paulus Roefs. Hem komen we overal tegen als linnenfabrikeur. Afgaande op de inhoud van verschillende voor de Gemertse schepenbank opgemaakte akten kunnen we gerust stellen dat hij behoorde tot de meest vermogende inwoners van Gemert en hier in hoog aanzien stond. Dienovereenkomstig wordt hij aangeduid als ‘sieur’ of ‘heer’.5 Opmerkelijk is het daarbij dat zijn naam nergens voorkomt op de lijsten van schepenen en andere gemeentelijke functionarissen, waar men over het algemeen toch de rijken en aanzienlijke inwoners van een gemeenschap tegenkomt. Wel moet hij van jongsaf en tot op hoge leeftijd het orgel in de kerk hebben bespeeld. In een almanak, uitgegeven in Grave in 1793, wordt hij – hij is dan 70 – nog steeds vermeld als ‘organist’ in Gemert.6
Op 2 november 1758 is deze Paulus Roefs getrouwd met Elisabeth van den Berg, de dochter van de toenmalige president-schepen in Gemert, die we in een vorig nummer van Gemerts Heem al leerden kennen als Benedictus van den Berg, aannemer-kastelein en torenuurwerkmaker.7
Het echtpaar Roefs-Van den Berg kreeg 6 kinderen. Hun eerste kind was Joannes Martinus, gedoopt te Gemert op 15 november 1759. Hij was het die zoals we hierna zullen zien furore maakte als organist in vooral Xanten. Maar… hij had nog een zoon die zich bekwaamde op het Gemertse orgel en die had weer kinderen en kleinkinderen waarvan de laatsten als organist zelfs trokken naar Londen en Parijs.
Paulus Roefs voorzover we kunnen nagaan de stamvader van deze organistenfamilie overleed in Gemert op 28 augustus 1800. Zijn echtgenote Elisabeth van den Berg overleed ruim tien jaar eerder op 9 februari 1789.
(Johannes) Martinus Roefs 1759-1842
Hij werd gedoopt te Gemert op 15 november 1759. Zijn vader was Paulus Roefs (1722-1800), linnenfabrikant en organist. Johannes Martinus, veelal Martinus genoemd, studeerde aan de Latijnse School in Gemert en vervolgde zijn studie te Luik, waar hij op 20 december 1783 tot priester werd gewijd. Zijn eerste Mis deed hij op 28 december daaraanvolgend in zijn geboortedorp. Pastoor Poell schrijft daarover in 1920 in ‘het Kerkklokske’ hoe luisterrijk dat feest werd gevierd in Gemert.8
De kerk was toen versierd met kransen en laurieren,
Om dat zoo plechtig feest, zeer luisterrijk te vieren,
Dit feest dat was zoo schoon, dat jong noch oude liën
Te Gemert zulk een feest gehoord han noch gezien
Het volgende jaar werd hij kapelaan in de adellijke abdij van Vorst bij Brussel. Bij de komst der Franse legers werden de religieuzen verdreven en Roefs vertrok met hen naar Würzburg. Na een verblijf van negen maanden en het overlijden van de abdis, konden zij met hun kapelaan Roefs weer terugkeren naar hun oude verblijf, om nauwelijks een jaar later opnieuw door de Fransen te worden uitgedreven. Roefs kreeg toen een kanunnikdij in de kapittelkerk van St. Victor te Xanten en werd er tegelijk aangesteld tot organist. Toen ook het kapittel van Xanten door de Fransen werd gesupprimeerd, is Martinus Roefs naar Amsterdam vertrokken als huiskapelaan van Cavelini. Niet lang daarna kwam de laatstgenoemde te overlijden waarna Roefs weer naar Xanten terugkeerde. Inmiddels was van rijkswege aan de vroegere kapittelheren een pensioen verleend. “Roefs bediende nu weer het orgel in de Dom van Xanten en hield zich bezig met de beoefening der kunsten vooral van de muziek,” zo schreef zijn biograaf Hendrik Ouwerling, om te vervolgen met: “Hij was een zeer gezocht musicus, terwijl zijn huis als een museum was ingericht en aanzienlijke kunstschatten bevatte. In zijn tijd hadden de bekende opgravingen in de omtrek (van Xanten) plaats. 28 december 1833 vierde hij onder zeer veel deelneming zijn gouden priesterfeest.”
Ouwerling besloot de biografie met de mededeling dat hij in het bezit was van een portret in pastel,9 en dat er o.m. in het bezit van de familie in Brussel nog verschillende portretten meer van hem waren.
In het ‘Gemertse kerkklokske’ van 11 juli 1920 waarin een artikel over Johannes Martinus Roefs verscheen met de mededeling dat de pastoor van Aalst (Z.E.A.v.d.Eijnden) of diens zuster mevr. wed. Leijten een portret in olieverf van hem hadden, noteerde pastoor Poell later met de hand: “het portret is nu op de pastorie te Gemert: ik Poell kreeg ’t van de familie Van den Eijnden.”
Benedictus Roefs (1763-1825) linnenfabrikeur en organist
Een broer van de organist van Xanten was Benedictus Roefs. Hij werd gedoopt op 5 maart 1763 in Gemert. Hij was het die niet alleen het linnenfabrikeurschap overnam van vader Paulus maar ook de bediening van het orgel in de Gemertse kerk. In de patentregisters staat hij te boek als fabrikant en linnenreder. Hij was getrouwd met Allegonda Kivits de dochter van molenaar Godefridus Kivits. Zij krijgen 9 kinderen. Hij overlijdt op 25 februari 1825 te Gemert tegenover het kasteel op de plaats van het huidige Heerenhuis. Bij de inschrijving in het kadaster staan ‘de Erven Benedictus Roefs’ nog steeds te boek als ‘linnenfabrikant’. Twee kinderen verhuizen naar Deurne, twee naar Brussel.10
Paulus Roefs (1802-1883), organist in Deurne
Paulus, zoon van Benedictus Roefs en Allegonda Kivits werd in Gemert geboren op 17 juni 1802. Hij huwde te Deurne met de linnenredersdochter Henrica van de Mortel. Hij vestigde zich te Deurne en zou er in 1883 ook overlijden. Tussen 1828 en 1836 kregen zij 4 kinderen. Hij was de organist van Deurne. Zijn oudste zoon Benedictus (geb. 7-11-1828) overleed ongehuwd te Londen op 11-11-1872. Hij was een gevierd muziekleraar en componist, zo schreef Hendrik Ouwerling in het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek. Van hem bezat hij ook een portret in waterverf. Terwijl hij verder verwees naar ‘een vrij groot gesteendrukt portret op een zijnder composities’. De tweede zoon van Paulus en Allegonda was eveneens musicus. Hij werd geboren op 21-12-1832 en gedoopt als Johannes Martinus. Hij overleed heel jong en ongehuwd op 23-jarige leeftijd in Parijs. Ook twee dochters bleven ongehuwd. Dochter Maria Louisa (1830-1856) overleed in Brussel en Cornelia Adriana (1836-1909) in Deurne, waarmee de Gemertse organistenfamilie Roefs was uitgestorven.
NOTEN:
1. Hendrik Ouwerling uit Deurne is de schrijver van de beide biografietjes die werden opgenomen in Nieuw Nederlandsch biografisch Woordenboek, Deel 3, Leiden 1914, blz.1080-1081. Pastoor Poell citeert daaruit in een artikel in het Officieel kerkbericht van de Kerken van Gemert dd 11 juli 1920.
2. Bekend zijn de orgelbouwers: Jan van Dijck, Gerard Verperssen, Mathijs Verhofstadt, Theodorus Mons alias Schiffers, en Paulus van Eijsdonck. Zie: Martien Verbruggen, Welk een “lofbaerlijk werk”. Gemertse orgelbouwers en Mathijs Verhofstadt in het bijzonder, Gemert 1995.
3. Martien Verbruggen, a.w. blz. 35; Taxandria jrg. 1940, Een andere tak van de familie Roefs, blz. 18-21
4. Jan Roefs was borgemeester in 1727 en schepen van 1728-1748; Mathias Verhofstadt van 1729 tot zijn dood in 1731. Jan Roefs was kerkmeester van 1749-1759.
5. o.m. schepenprotocollen Gemert R158 dd. 25-2-1793; R160 f.235- 236.
6. Gemerts Heem 1993 (nr.3) blz.90-95.
7. Ad Otten, Torenhorologies in Gemert vanaf 1500, GH 2002, blz. 1-14; 22-28.
8. Poell, L., Johannes Martinus Roefs, in: Officieel Kerkbericht van de Kerken van Gemert 11 juli 1920; Poell citeert uit Ouwerling (zie noot 1) maar ook uit De Godsdienstvriend 1842, waar Ouwerling hem op attendeerde.
9. zie noot 1.
10. Taxandria jrg.1940, Een andere tak van de familie Roefs, blz.18-21; Zie ook mbt Benedictus Roefs: Giel van Hooff, Johan Prinzen en de Gemertse textielnijverheid, 1981, blz. 40-41.
Met dank aan Ton Thelen
GH-2006-01 De Handelse hoofdonderwijzer Ad Kalkhoven
Anny van de Kimmenade-Beekmans
In mijn boek ‘Gemert bezet – Gemert bevrijd’ van 1994 beschreef ik in enkele zinnen het tragische ongeval en overlijden van de Handelse hoofdonderwijzer Ad Kalkhoven. Op 23 oktober 1944 werd hij in Erp aangereden door een militair voertuig en enkele dagen later bezweek hij aan zijn verwondingen. Onlangs werd ik gewezen op de diepere achtergronden van dit tragische voorval. Na enig vervolgonderzoek was ook ik ervan overtuigd dat dit onderwerp meer aandacht verdient.
Vanwege de beperkt beschikbare ruimte in Gemerts Heem is gekozen voor een opdeling. Het eerste deel blikt terug op wetenswaardigheden en achtergronden van de familie Kalkhoven, waarbij de levensloop van zoon Ad wordt gevolgd. In het tweede deel komt aan de orde hoe deze Handelse hoofdonderwijzer en zijn familie betrokken raakte bij hulp aan onderduikers gedurende de laatste oorlogsjaren. Het laatste deel tenslotte besteedt aandacht aan gebeurtenissen rond zijn overlijden.
Het gezin Kalkhoven in Culemborg
Ad Kalkhoven stamde uit een onderwijzersgezin. Hij werd op 15 juni 1891 geboren in Culemborg. Jo Kalkhoven, zijn vader was in die plaats hoofdonderwijzer toen hij medio februari 1887 trouwde met Anna Maria Copier. Anna kwam eveneens uit Culemborg. Ze was verwant aan de familie Copier in Leerdam. Anna was muzikaal en hield van pianospelen. Jo en Anna waren beide van katholieke huize. Uit dit huwelijk werden vijf dochters en vier zonen geboren: Cor, Karel, Marie, Ad, An, Jo, Jos, Truus en Net. Op 5 juli 1900 sloeg het noodlot toe. Anna stierf tijdens de geboorte van haar tiende kind. Ze was toen 32 jaar. Ook de boreling bleek niet levensvatbaar.
Jo Kalkhoven bleef achter met negen kinderen. De oudste was twaalf en de jongste één jaar. Bij alle verdriet was er voor hem toch een troost. Jo wist zich gelukkig met het feit dat hij de zorg voor zijn kinderen met een gerust hart kon toevertrouwen aan zijn huishoudster Cornelia Duikersloot. Ook zij kwam van Culemborg. Ongeveer negen maanden later, eind februari 1901 trouwde hij met haar. Uit dit huwelijk werden in Culemborg nog drie dochters en een zoon geboren: Cis, Line, Cornelia en Jacobus. Cornelia, de derde dochter stierf tegen het einde van 1906, ze werd niet ouder dan 16 maanden.
Het gezin Kalkhoven verhuist naar Gemert
Jo Kalkhoven worstelde in die jaren al met gezondheidsproblemen Omdat hij vanwege een longziekte niet langer kon lesgeven, moest hij als hoofdonderwijzer in Culemborg zijn pensioen aanvragen. Blijkbaar was er indertijd voor zijn aandoening geen remedie voorhanden die daadwerkelijk tot genezing leidde. Zijn arts raadde hem aan te verhuizen. Verblijf ergens op de zandgronden zou mogelijk heilzaam en verlichtend kunnen uitwerken.
Als nieuwe woonplaats werd voor Gemert gekozen. Die keuze hing direct samen met het feit dat zoon Jo aan de Gemertse Latijnse School ging studeren. Het pensioen van vader Kalkhoven was vanwege het geringe aantal dienstjaren niet bepaald ruim te noemen en met een thuis inwonende student bespaarde het gezin onnodig hoge pensionkosten.1
Op 7 september 1908 betrok Jo Kalkhoven s.r. met vrouw en zeven kinderen een woning in de Nieuwstraat. Vanwege studie of anderszins verbleef een aantal gezinsleden elders.
Gelukkig was Karel, de oudste zoon van Jo Kalkhoven en Anna Copier inmiddels afgestudeerd onderwijzer. In die dagen stond hij in Beuningen voor de klas. Na de invoering van de Leerplichtwet in juli 1900 waren er in Gemert en omliggende plaatsen voldoende vacatures voor onderwijzers. Vooruitlopend op een mogelijk negatief verloop van de gezondheidstoestand van zijn vader, schreef Karel op 21 augustus 1908 een sollicitatiebrief aan de gemeenteraad van Beek en Donk. Aan de Donkse openbare lagere school was een vacature voor een onderwijzer en hij zou graag in deze functie worden benoemd.
Als redenen droeg hij onder meer aan: ‘dat hij zijne opleiding als onderwijzer heeft genoten aan de Roomsch-Katholieke kweekschool in het St. Gregoriushuis te Utrecht, iets wat hem zeer zeker een voorsprong geeft boven andere onderwijzers, niet van een kweekschool afkomstig;
dat hij terwille zijns vaders, die wegens lichaamsgebreken als hoofd der R.K. School te Culemborg zijn pensioen moest aanvragen, gaarne in diens nabijheid was, ten einde de lasten van het gezin aldus enigszins te verlichten’.2
In de gemeenteraadsvergadering van 31 augustus 1908 werd Karel Kalkhoven met ingang van 1 oktober 1908 als onderwijzer aan de Donkse openbare lagere school benoemd. Het verhoopte herstel van vader Kalkhoven bleef uit. Na ongeveer zes weken in Gemert te hebben gewoond, stierf Jo Kalkhoven op 23 november 1908. Hij was 49 jaar. Ongeveer een half jaar later sloeg het noodlot opnieuw toe. Op 15 april 1909 overleed bovendien het jongste zoontje van Jo Kalkhoven en Cornelia Duikersloot. Hij was goed acht maanden oud.
Zoals gezegd kreeg Karel zijn benoeming aan de Donkse openbare lagere school. Met een korte onderbreking voor militaire dienst – eind mei 1910 tot januari 1911 – was hij tot half december 1911 aan deze school verbonden. Daarna stond hij tot begin mei 1916 aan de Gemertse Kom-school. Medio april 1916 verzocht en kreeg Karel Kalkhoven van de Gemertse gemeenteraad eervol ontslag als onderwijzer aan de Kom-school. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij namelijk gemobiliseerd als ‘Milicien-Korporaal’ in Haarlem.3
Met het verstrijken der jaren braken er voor het gezin Kalkhoven betere tijden aan. Inmiddels was ook Ad Kalkhoven afgestudeerd en ook zijn inkomen gaf aan het gezin Kalkhoven wat meer financiële armslag.
Ad Kalkhoven komt naar Gemert
Om zich evenals zijn oudere broer Karel in het onderwijzersvak te bekwamen, was Ad in mei 1906 vanuit het ouderlijk huis in Culemborg naar dezelfde kweekschool in Utrecht gegaan. Omdat deze kweekschool in 1909 naar Hilversum verhuisde, bracht Ad daar zijn laatste studiejaar door. Na afronding van zijn onderwijzersopleiding voegde hij zich bij het gezin Kalkhoven in Gemert. Zijn eerste benoeming was in Lieshout. Met ingang van 23 mei 1910 was hij daar verbonden aan de openbare lagere school.
Door de eervol ontslagverlening aan onderwijzer I.J. Cooijmans van de Mortelse openbare lagere school kwam er in dat Gemertse kerkdorp een vacature. In april 1911 solliciteerde Ad bij de Gemertse gemeenteraad naar deze opengevallen functie. Bij het toenmalige Lieshoutse schoolhoofd J.G. v. Kemenade werd nadere informatie ingewonnen over het functioneren van deze jeugdige onderwijzer. Van Kemenade liet weten dat Ad Kalkhoven ‘een goed onderwijzer is, die zijne klasse flink op de hoogte houdt’.
Vanwege het grote onderwijzerstekort van die dagen waren er slechts twee sollicitanten en de gemeenteraad benoemde Ad Kalkhoven. Hij was naast zijn werk aan de Mortelse school nog druk bezig met vervolgstudies. In 1914 behaalde hij zijn hoofdakte. Daarnaast slaagde hij ook voor de aktes ‘Vrije- Orde oefeningen’ en ‘Fransch l.o.’.4 Naast zijn dirigentendiploma dat hij in Utrecht aan het bisschoppelijke Gregorius-instituut behaalde, bezat hij ook een Ward-diploma. Met laatstgenoemd diploma was hij bevoegd om aan kinderen muziekles te geven.
Tot begin februari 1916 stond Ad in De Mortel aan school. Met ingang van die datum verlegde hij zijn werkterrein naar Helmond. Daar was hij benoemd aan de Broederscholen en gaf er les aan de vijfde klas. Voor hem zat de naschoolse studie er grotendeels op. In die periode vond Ad tijd voor het zoeken en vinden van een huwelijkspartner.
Hij kreeg verkering met de Amsterdamse onderwijzeres Siny Waldram, een vriendin van zijn jongere zus Truus die eveneens onderwijzeres was. Bij de Zusters van de Choorstraat in Den Bosch hadden ze samen hun opleiding gevolgd. Siny kwam wel eens in Gemert. Ze was op 29 juli 1895 in Amsterdam geboren en dat was ook de plaats waar ze op 28 april 1920 met elkaar in het huwelijk traden. Het jonge paar woonde daarna korte tijd in Helmond aan de Willem Prinzenstraat totdat Ad begin 1921 in Handel werd benoemd.
Ad Kalkhoven benoemd als hoofdonderwijzer in Handel
De Leerplichtwet van 1900 was een belangrijke aanzet op onderwijsgebied. De confessionele partijen wilden echter meer. Hun streven was gericht op de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Na langdurig politiek getouwtrek kwam er met ingang van 1921 een wettelijke regeling die hierin voorzag. Voor die datum werden in het katholieke zuiden alle scholen voor openbaar lager onderwijs ‘omgezet’ in scholen voor bijzonder lager onderwijs. Dat hield in dat benoemingen van onderwijskrachten en het beheer van school- en aanverwante gebouwen niet langer onder de verantwoordelijkheid van de plaatselijke bestuurders viel. Met ingang van de nieuwe regeling namen R.K. Kerk- of Schoolbesturen die taken over.
Zo werden in Gemert voor de verschillende schoolgebouwen met het R.K. Kerkbestuur huurovereenkomsten gesloten. Daarnaast ontsloeg het gemeentebestuur met ingang van 1921 alle onderwijskrachten. Het merendeel van hen trad gelijktijdig in dienst van het R.K. Kerkbestuur en bleef werkzaam aan dezelfde school. In het zicht van voornoemde ‘omzetting’, kwam in het kerkdorp Handel de functie van hoofdonderwijzer vacant. Marinus Verhoeven, het toenmalige schoolhoofd was daar ruim 46 jaar aan de lagere school verbonden geweest. Hij verzocht en kreeg van het gemeentebestuur eervol ontslag. Op voorspraak van pastoor Poell werd Verhoeven op 1 januari 1921 in die functie opgevolgd door Ad Kalkhoven.
Bij zijn aantreden in Handel bestond de lagere school uit twee overvolle klassen. Behalve Kalkhoven gaf de onderwijzeres Anna van Eupen er les. Als een van de leerkrachten uitviel wegens ziekte of anderszins werd vaak een beroep gedaan op Siny, de vrouw van Ad Kalkhoven. In de loop der jaren werd de Handelse school enige keren verbouwd en met lokalen uitgebreid. Het leerlingental bleef toenemen en dat gold ook voor het aantal leerkrachten.5
De periode in Handel tot aan de Mobilisatie
Ad en Siny Kalkhoven raakten snel ingeburgerd in hun nieuwe woonplaats. Daar werden in de jaren tussen 1922 en 1935 hun zeven kinderen geboren; Ko, Jo, Willy, Corry, Miep, Guus en Tonny. Vier zonen en drie dochters. Aanvankelijk woonden ze in het oude schoolgebouw dat in 1880 tot twee woningen was verbouwd. In april 1927 betrok de familie Kalkhoven hun nieuwgebouwde woning.
Siny Kalkhoven had het nieuwe huis graag ‘Wiljoko’ genoemd, naar de drie zonen die het gezin toen telde. Op advies van rector Casteleijns werd hun nieuwe huis ‘Maria’ gedoopt. Dat paste beter bij de traditie van het bedevaartsoord Handel waar sedert eeuwen Maria werd vereerd. In die dagen werden herderlijke adviezen nog opgevolgd. Bij de inzegening van de nieuwe woning prijkte die naam – in steen uitgehouwen – dan ook boven de voordeur.
Deze tamelijk ruime woning stond aan de kant van de kerk aan het Kapelplein, niet ver van Hotel Handelia. Achter het huis strekte zich een diepe tuin uit. Er werden fruitbomen geplant en een deel van de tuin was in gebruik voor de verbouw van groenten. De kinderen konden er naar hartelust spelen en ravotten. Er was voldoende ruimte voor speel- en klimtoestellen en ook voor het hobbelpaard dat Ad zelf had gemaakt. Helemaal achter in de tuin werd een afgeschreven autobus geplaatst, die dienst deed als kippenhok. Toen die bus het na enkele jaren begaf, werd er op diezelfde plaats een nieuw kippenhok gebouwd.
Vanaf zijn begintijd in Handel was Ad Kalkhoven bij allerlei lokale activiteiten betrokken. Slechts zelden trof men hem in de avonduren thuis aan. Allereerst waren er zijn bezigheden op muzikaal terrein. Zijn liefde voor de muziek had hij – evenals zijn broers en zussen – van moederszijde met de paplepel mee binnen gekregen. Hij was dirigent van twee koren; het Handelse kerkkoor en het kerkkoor van de Capucijnen. In 1930, bij de heroprichting van de Handelse fanfare St. Cecilia werd hij hiervan de eerste voorzitter. Naast muziek maken hield deze fanfare zich ook bezig met het opvoeren van toneelstukken en ook hiermee had Ad bemoeienis.6
Naast het onderhouden van contacten met een vaste kring van hoofdonderwijzers gaf hij in de avonduren ook een cursus algemene ontwikkeling aan lekenverplegers van Huize Padua. Als voorzitter van de R.K. Staatspartij afdeling Handel was hij zijdelings bij de lokale politiek betrokken. En dan waren er nog zijn activiteiten bij de Gemertse Boerenleenbank. Vanaf 1921 was hij president van de raad van toezicht bij deze bank.7
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog
De oorlogsdreiging aan het einde van de dertiger jaren wierp ook in Handel zijn schaduw vooruit. In het kader van de Nederlandse verdedigingsstrategie was er in Elsendorp een uitgebreide en permanente verdedigingslinie aangelegd, die onderdeel uitmaakte van de Peel-Raamstelling. Gemert was evenals de dorpen Grave, Uden en Deurne aangewezen als plaats voor de grensverdediging en gevaar voor luchtaanvallen was niet denkbeeldig. De passieve luchtbescherming, die tot doel had om de gevolgen van een te beperken, werd uitgevoerd door vrijwilligers in de zogeheten Luchtbeschermingsdienst (LBD).
De schoolhoofden in de Gemertse kerkdorpen raakten vanaf het begin actief betrokken bij de organisatie van de luchtbeschermingsdienst. Ze stonden aan het hoofd van de plaatselijke hulpposten. De Handelse hulppost bestond uit de afdelingen brandweer, EHBO, politie, ordonnansen en alarmering die respectievelijk met zes, vier, vier, vier en twee personen bemand moesten zijn. Ingeval er zich in Handel een inslag voordeed, moesten de mannen van de alarmering de andere leden van de hulppost wekken door aan ramen en deuren te kloppen of door gebruik te maken van alarmtoeters.8
In juni 1939 ontving Kalkhoven van gemeentewege het verzoek uit een aantal beschikbare vrijwilligers enkele flinke, geschikte mannen en vrouwen te kiezen voor deelname aan een EHBO cursus. Deze cursus werd gegeven door Dr. Beukers en Dr. Verbeek in de Gemertse Bijzondere Jongensschool.9 Naast de organisatie van de plaatselijke luchtbescherming was er van gemeentewege aan het einde van 1939 ook een evacuatieplan voor de burgerbevolking opgesteld. Ook de Handelse bevolking kreeg een evacuatieadres toegewezen. Ingeval de oorlog uitbrak, was het voor hen uiteraard zaak naar veiliger oorden te trekken. De oorlogsdreiging nam steeds ernstiger vormen.
Kort na de afkondiging van de Algemene Mobilisatie op 29 augustus werden in Handel in allerlei gebouwen maar ook bij particulieren grote aantallen Nederlandse militairen ingekwartierd. Ook het Handelse schoolgebouw werd voor dat doel gevorderd. Om het onderwijs zoveel mogelijk doorgang te laten vinden, werd het lesgeven op verschillende locaties en op wisselende tijdstippen hervat. Ook de familie Kalkhoven kreeg inkwartiering en vol spanning werden de internationale ontwikkelingen op de voet gevolgd.
NOTEN:
1. In 1914 vervolgde Jo Kalkhoven zijn priesteropleiding bij de Jezuïeten in Nijmegen. Zij hogere studies rondde hij af in het Belgische Enghien. In die plaats ontving hij op 28 augustus 1927 zijn priesterwijding. Nadien was hij enige jaren werkzaam als leraar Frans op het Aloysius college in Den Haag. Omdat hij moeilijk orde in de klas kon houden, ging hij werken in Manresa, een retraitehuis van de jezuïeten bij Venlo. Zijn voorliefde ging uit naar zielzorg en parochiewerk. Na de oorlog werd hij pastoor in Zuid-Frankrijk, onder meer in parochies in Montpellier en Montauban. Voordat hij in Wassenaar van zijn pensioen ging genieten, was hij nog enige jaren verbonden aan de Nijmeegse St. Joseph-parochie.
2. HICHelmond: Adm. archief Beek en Donk: 1811-1930 – pd Kalkhoven
3. G.A.G. 4315
4. G.A.G.: 4363 en 4364
5. Lathouwers, P. Lager onderwijs in Handel 1722-1980, Gemert, 1908, blz. 39-41
6. G.A.G.: procesverbalen 1939: nr. 198
7. Otten, A. Anekdotisch Bankboek, Gemert, 2002: blz. 157
8. G.A.G. -1.782 lbd Hulpposten: Handel
9. G.A.G.-1.782 III lbd E.H.B.O.: opleiding