GH-2007-01 Frans Arts
Ton Thelen
Koperwerk, klokken, schilderijen, lino’s, beeldhouwwerken, computer art, ambachtelijke instrumenten en machines, een veelheid en verscheidenheid van vaardigheden en producten waarmee Frans Arts zich onderscheiden heeft. Niet op de voorgrond tredend, maar bescheiden werkt hij hieraan door en laat hij anderen genieten van zijn opmerkelijke vaardigheden en creativiteit.
Hij is in 1942 in Gemert geboren op het adres Kruiseind 20. Daar dreef zijn moeder nog een kapperszaak, die voorheen gevestigd was op nr. 33, daarvoor in de Haagijk tegenover de voormalige VIVO. Zijn vader Cor Arts was aannemer. Hij bouwde ondermeer de Sint-Michaëlschool in De Pandelaar, het woonhuis Bloemerd nr. 9 en het pand
Molenstraat 30, café De Sport. Ter plaatse dreef voorheen Hanneke Kantelberg haar café.
De omstandigheden in het gezin waarin Frans Arts opgroeide, een vroeg gestorven vader en een zieke moeder, gaven niet de mogelijkheid om het talent dat zich openbaarde en de drang om te creëren in een levensvervulling te realiseren. Zogezegd had hij deze creativiteit niet van een vreemde; zijn vader was aannemer en moeder was naast het kappersvak actief in de Damestoneelclub ‘Roomsch Kunstgenot” (opgericht eind 1917), die onder leiding stond van regisseur Jos Kalhoven. Toen Frans nog op de Levensschool zat, merkte de leraar handvaardigheid zijn talent op en stimuleerde hem om een kunstopleiding te volgen. Vanwege de gezinssituatie zat dat er niet in en een poging om met gemeentesteun aan de Jan van Eyck Academie van Maastricht te gaan studeren bleef zonder resultaat. Hij begon zijn loopbaan als aandraaier en wever en
werd nadien metselaar, omdat daarmee een betere boterham was te verdienen. In 1963 slaagde hij voor de vakopleiding in Uden met het examenwerkstuk van een korfboog. De drang om te creëren liet zich door de beperkende omstandigheden echter niet bedwingen; op eigen kracht ontplooide hij zijn talenten op het vlak van het ambachtelijke en
het kunstzinnige. Zo heeft hij zich het vak van koperslager eigengemaakt. In de pauzes tijdens een bouwproject in Son was hij te vinden bij koperslager Wijdeven in de buurt. Op zijn eenentwintigste had hij het ambacht geheel onder de knie. Tientallen jaren repareerde hij koperwerk voor de kolenboer Frans Slits, die ook in antiek handelde. Aan het werken in wege een slechter wordende gezondheid vroegtijdig een einde. Door zijn creatieve talenten slaagde hij er ook nu in om zich van de neerdrukkende dwang der
omstandigheden te bevrijden: “Kunst tilt je boven de sores uit.” Deze waarheid heeft hij sedertdien door opmerkelijke blijken bevestigd. Ingenieuze en prachtige klokken kwamen uit zijn hand, bijzondere schilderijen rijgden zich aan zijn oeuvre. Zoals de illustratie bovenaan laat zien: Frans is een man van vele markten thuis.
Frans Arts maakt bijzondere klokken. Bijzonder vanwege het materiaalgebruik, de werkwijze en vormgeving, bijzonder vanwege zijn achtergrond: ook hier heeft hij zich ontplooid als autodidact. Eenvoudiger uurwerken, maar ook uitermate ingewikkelde klokken, technisch perfect, oorspronkelijk qua idee, ingenieus van constructie en prachtig
van uitvoering zijn onder zijn handen vandaan gekomen. Vele uren van studie naar de aspecten van tijdmeting en het mechaniek van uurwerken, vele uren van geduldig werken hebben geresulteerd in een weliswaar bescheiden aantal, maar uitermate originele klokken. Zijn eerste uurwerk dat in de jaren 1976-1977 tot stand kwam, heeft verscheidene functies, zoals maanstand, jaartal, datum, wekker. Daarop volgde een astronomisch uurwerk, dat ook de stand van de zon en de maan en de sterren in de dierenriem aangeeft. Zijn meesterwerk is het astrolabium-kalendarium uit 1987, waarbij aan het astronomisch uurwerk ook een kalendarium is toegevoegd. Gemaakt uit ‘sloopmateriaal’ en evenals de twee eerdere uurwerken zijn alle onderdelen met de figuurzaag uitgezaagd. Bij de uurwerken daarna maakte hij gebruik van even fraai als precies, zelfgemaakt gereedschap, zoals freesmachines. Koperslager, klokkenmaker, gereedschapsmaker: schoonheid, technisch vernuft en functionaliteit gaan hand in hand. Zo maakte hij een spoelmachine en een aandraaimachine voor het Boerenbondsmuseum in Gemert, dit terzijde.
Latere klokken blijven dat eigen beeldmerk dragen: eenvoudiger astronomische uurwerken, met bijvoorbeeld een wekkerfunctie, en een klok uit bromfietsonderdelen in 1992, zoals de bel gemaakt van het koppelingshuis en de slinger van remschijven. Tegen zijn zoon Frans, die eens zonder toestemming op een brommer scheurde, kon hij toen de waarschuwing geven: pas op anders hang ik die brommer aan de muur. In 2006 gebruikte hij een foliot als aandrijfmechanisme van het uurwerk.
Als klokkenmaker staat hij in een traditie die in Gemert enkele eeuwen teruggaat en als eerste met naam genoemde klokkenmaker Jacob de Jongh, Magister Horologiarus oplevert. Evenals de uit de zeventiende eeuw stammende Gemertenaar Jacob de Jongh mag hij zich ‘Magister Horologiarius’ noemen, meester- en tevens meesterlijk klokkenmaker. Een kwalificatie die ook een andere Gemertenaar treft, Gerard van Lankveld. Wat beiden gemeen hebben, hoewel ieder uniek in zijn verbeelding en uitvoering, is van vakmanschap en bewonderenswaardige kunstzinnigheid. Zoals eertijds toen er nog gilden waren, legde Frans Arts het bewijs van zijn bekwaamheid af met een meesterproef: het Astrolabium Kalendarium, een toppunt van techniek en vormgeving. Hieraan heeft hij gewerkt van 1984 tot in 1987, zo’n duizend uren zijn erin gestoken. Liefst 28 functies heeft dit uurwerk, van tijdsaanduiding in minuten en uren tot de registratie van de omloop van zon en maan, van maans- en zonsverduisteringen, van de loop van de sterren van de dierenriem, en van de opvolging van de jaargetijden, om maar enkele functies te noemen. Bijzonder is de tijdvereffening; een correctie op de wisselende snelheid waarmee de zon zich door de dierenriem verplaatst, waardoor de stand van de zon in het zuiden niet altijd precies om twaalf uur valt. Het kalendarium geeft ondermeer aan de paasdatum, de dag van carnaval en dag waarop 1 januari valt.
Een astrolabium is een vernuftig uurwerk, waarmee niet alleen de tijd kan worden gemeten, maar ook de plaatsbepaling op aarde kan worden berekend. Zo hangt de stand van de zon en de maan af van de positie op de lengteassen die over de aardbol kunnen worden getrokken en geven daarmee dus een verschillende tijdsbepaling. Het astrolabium is de voorloper van de sextant, die op het schip makkelijker te hanteren was.
Het Astrolabium Kalendarium was het pronkstuk tijdens de tentoonstellingen van de Klokkengroep ‘s-Hertogenbosch in 1984 en 1989 in het Noordbrabants Museum. “De Klokkengroep was ontstaan in 1979 uit de behoefte om mensen die plotseling uit het arbeidsproces waren genomen, toch een zinvolle tijdsbesteding met nieuwe sociale contacten te geven”, aldus het jubileumboek. Hobbyisten waren het na enkele jaren al lang niet meer. In 1980 sloot Frans Arts zich bij de groep aan en bleef 24 jaar trouw lid. Als men de leermeester Hennie Striemer mag geloven, had de groep wat technisch vernuft betreft veel te danken aan Frans; hij maakte voor velen de berekeningen. Zonder de andere leden te kort te willen doen, die bewonderenswaardige prestaties leverden, onderscheidde Frans zich door zijn geheel eigen inbreng en vormgeving, waar zij veelal naar bestaande modellen werkten. Hennie Schriemer aanhalend: “Als Frans ooit de gelegenheid had gehad om op een akademie zijn talent verder te ontwikkelen … Frans is een duizendpoot, een kei in het berekenen van functies en verhoudingen, maar ook iemand met veel gevoel voor vormgeving. Maakten ook andere leden zeer gecompliceerde uurwerken, de technische basis was vaak van Frans. Een plaat koper is als was in zijn handen; hij werkt niet naar een voorbeeld, maar kiest zelf de vorm, eigenzinnig, met iets moois als uitkomst. Techniek, ambacht, kunst, het is alledrie tezamen. Zonder de prestaties van anderen te willen miskennen, in een woord samengevat: de klokken van Frans zijn exceptioneel. Zij waren de grote trekpleister op de exposities in het Noordbrabants Museum.”
Andere exposities, waarbij ook zijn andere werken zoals lino’s, schilderijen en koperwerk getoond werden, waren ondermeer de Kunstmarkt te Esdonk in 1981, de Kunstmarkt in Udenhout in 1986, het Macropediuscollege (thans Commanderij College) in 1985, 2002 en 2007, Activiteitencentrum De Eendracht in 1992 en de Openbare Bibliotheek van Gemert in 2006. Oogste in 1975 zijn koperwerk op de Huisvlijttentoonstelling in het Gemerts kasteel aller bewondering, zo luidde het, als typering is de term huisvlijt al lang niet meer van toepassing op zijn werk, dat daar ver bovenuit rijst.
Wat de schilderkunst betreft groeide zijn werk van natuurgetrouwe, realistische weergave naar meer abstracte en sterk symbolisch geladen expressievormen. In 1998 zette hij zijn schreden in een nieuwe richting, die van de digitale kunst
ofwel computerkunst, waarin hij tot een verrassend grote diversiteit aan uitdrukkingsvormen is gekomen. Ondanks het gebruik van deze eigentijdse techniek, zijn het allerminst technische constructies die eenvoudigweg met het tekenprogramma vervaardigd zijn. Zo dienen ook gescande foto’s als basis voor de computerbewerking. Digital art wordt thans meer en meer serieus genomen als een geheel eigen kunstvorm naast beeldhouwwerk en schilderkunst. De idee dat de computor het doet en dat het gecreëerde beeld oneindig herhaalbaar is, berust op misverstand en vooringenomen onbegrip.
Deze kunstvorm brak door in de jaren zestig van de vorige eeuw en heeft sedertdien opgang gemaakt en op vele wijzen gestalte gekregen: van louter grafische werken, in combinatie met andere kunstvormen als film-, video- en internetkunst, tot interactieve ‘virtual reality art’.
Als ongebonden kunstuiting, die zich niet door ordening, normering, uniformiteit en stijlen laat bepalen, ook wel onder de noemer gebracht van een even veel omvattende als weinig onderscheidende term als postmodernisme, in alle opzichten kenmerkend voor het pluralisme van onze tijd. Expressie en intuïtie vertalen zich in een levendig kleurgebruik en rijke evenals elementaire vormentaal, door symboliek gedragen. In tegenstelling tot de conventionele schilder beschikt de digitale schilder over een virtueel palet van miljoenen kleuren en dito variabele vormen. Het belangrijkste verschil tussen digitaal en traditioneel schilderen is de ongebondenheid door lineaire processen.
Enkele bekende Nederlandse namen onder de computer-kunstenaars zijn Peter Struyken (1939), hij is bij het brede publiek bekend als de ontwerper van de postzegel met daarop het portret van Koningin Beatrix (1980-1981), en Micha Klein (1964), die al tijdens zijn opleiding aan de Rietveld Academie zich toelegde op computerkunst. Klein beschouwt computergraphics als de wraak van de schilder op de fotografie. Nu is de fotografie, die de werkelijkheid voorheen beter weergaf, weer ondergeschikt geworden aan het schilderen, al gebeurt dat dan met de computer.
Kijkend naar de computerschilderijen van Frans Arts wordt de toeschouwer getrokken door het kleurgebruik en de vormentaal, vol van betekenis en expressieve kracht, gedragen door emotie en intuïtie. Al spreekt dit ook uit zijn acrylschilderijen, waarin Frans Arts zich geïnspireerd voelt door het expressionisme van met name de Cobra-groep, het meest expliciet komt dit naar voren in zijn computerkunst. Elk schilderij vertelt zijn eigen verhaal van ervaringen en indrukken, opgedaan in het persoonlijk en het maatschappelijk leven; voor de toeschouwer invoelbaar en herkenbaar, al openbaart zich dit niet aan de oppervlakte, maar eerst als men het op zich laat inwerken. Wat verrast is de grote variatie, de intensiteit en een zekere opgewektheid die uit zijn werken spreekt.
Kunst, wat er ook over te zeggen valt, van zogenoemde amateurkunst tot zogeheten professionele kunst, elke typering, verklaring of onderscheid gaat voorbij aan de creativiteit van de maker en de intentionaliteit van het werk. “Voor kunst heb je geen diploma nodig”, zo sprak Frans Arts zich eens bescheiden uit; inderdaad het is de kwaliteit die telt en in dat opzicht verdient zijn werk waardering. Het is bijzonder in zichzelf en dwingt bewondering af.
Bekijk PDF
GH-2007-01 UITGAVEN HEEMKUNDEKRING “DE KOMMANDERIJ GEMERT”
UITGAVEN HEEMKUNDEKRING “DE KOMMANDERIJ GEMERT”
BIJDRAGEN TOT DE GESCHIEDENIS VAN GEMERT
nr.1 A Otten, 100 jaar bejaardenzorg, 1977. (uitver¬k.)
nr.2 P vd Elsen, De Komschool, geschiedenis van het LO in Gemert, 1978 (uit¬verk.)
nr.3 H Giebels, Georgius Macropedius 1487-1558, 1978 (uitver¬k.)
nr.4/5 M vd Wijst ea, Beknopte Geschiedenis van Ge¬mert, 1980 (uitver¬k.)
nr.6 A Otten, Gemert Mei 1940, 1980 (uitverk.)
nr.7 P Lathouwers, Gemerts Nieuws 1881-1900, 1981 (uitverk.)
nr.8 P vd Elsen, Esdonk, geschiedenis van een kapel¬ge¬hucht, 1981 (uitver¬k.)
nr.9 P Lathouwers ea, Dor hedde de Skut, geschiedenis van Gemert¬se gilden, 1982 (uitverk.)
nr.10 P vd Elsen, Boerenapostel Pater Gerlacus van den Elsen, 1853-1925, 1983
nr.11 Harmonie Excelsior, Harmonie Excelsior in woord en beeld, 1984 (uitverk.)
nr.12 S Hoeymakers, Houtvesterij de Peel, 1986, 2e druk 1987 (uitverk.)
nr.13 A Otten, De vestiging van de Duitse Orde in Gemert 1200-1500, 1987 (uit¬verk.)
nr.14 T Thelen (red), Commanderij Gemert, Beeldend Verleden, 1990 (uitverk.)
nr.15 J vd Kimmenade-Beekmans, Van Pesthuis tot Wijkgebouw, 1991
nr.16 A Otten, Alles te koop – geschiedenis van de middenstand in Gemert, 1992
nr.17 K vd Heijden ea, Mortel Ons Dorp, 1992
nr.18 JM vd Kimmenade-Beekmans, Gemert bezet – Gemert bevrijd, 1994
nr.19 F Slits, Laurentius Torrentinus, 1995
nr.20 M Verbruggen, Welk een lofbaerlijk werk – Gemertse orgelbouwers, 1995
nr.21 S v Wetten, Grensconflict zonder limieten, 1995
nr.22 A Augustus-Kersten, Mannen van onbesproken gedrag, 1996
nr.23 WJ Vos en MA vd Wijst, Gemerts Woordenboek, 1996 (uitverk.)
nr.24 B v Berlo, En ons moeder skrûwde… Gemertse jongens in Indonesië, 1997
nr.25 H Giebels, De Gemertse weversopstand van 1849, 1999
nr.26 A Otten, Elke seconde telt – 400 Jaar Brandweer Gemert (1600-2000), 1999
nr.27 T Thelen (red), Het Hooghuis te Gemert, 2001
nr.28 R de Haas, Enkele reis Indië – Gemert, 2001 (uitverk.)
nr.29 JM vd Kimmenade-Beekmans, Kasteel bezet – kasteel bevrijd, 2005
BUSSELKES
nr.1 A Otten ea, De bouw van de kerk in Mortel, 1979 (uitver¬k.)
nr.2 N Bout ea, Gedaachte en Gedeechte, 1979 (uit¬verk.)
nr.3 P vd Elsen ea, Het dagboek van Meester Derks, 1980 (uitver¬k.)
nr.4 P vd Elsen ea, Lager Onderwijs in Handel, 1980 (uit¬verk.)
nr.5 M Verbruggen, Mis met drie heren, Thomas, Jan en Ser¬vaas Verhof¬stadt, 1980 (uitverk.)
nr.6 P Vos ea, Gemertse handwever, zijn vaktaal en dagelijks le¬ven, 1981 (uit¬verk.)
nr.7 G v Hooff, Johan Prinzen (1784-1864) en de Gemert¬se Textielnijver¬heid, 1981
nr.8 P vd Elsen, 60 Jaar Jongerenorganisatie – RKJB 1922 – KPJ 1982 (uit¬verk.)
nr.9 C de Bruijn ea, 50 Jaar Protestantse Gemeenschap in de Peel, 1986 (uitverk.)
nr.10 A vd Elsen, De Muze gediend; Gemerts Gemengd Koor 1947 – 1987, 1988
nr.11 A Otten, Gemert en de Post, 1988 (uitverk.)
nr.12 T Thelen ea, Aan de Arbeid, 1989 (uitverk.)
GEMERT IN BEELD
nr.1 P Lathouwers, Oude prenten Handel, Mor¬tel, Elsen¬dorp, Ge¬mert, 1983 (uitverk.)
nr.2 T vd Ven-Mols en C. Rooyackers-Gerrits, Gîmmerse Negossie, 1987 (uitverk.)
nr.3 T Thelen, Gemert Monumentaal, toeristische gids Gemertse monumenten, 1993
nr.4 A Otten, Kasteel Gemert, 1995 (uitverk.)
nr.5 W Rovers en B van der Berg, Scouting Willibrordus Gemert 1946-1996, 1996.
nr.6 P vd Elsen, Het land van de boerenapostel, 100 Jaar NCB Gemert, 1996
nr.7 T Thelen, Sint Jans Onthoofding Glas-in-lood, 1999
nr.8 W Vos, Gids Boerenbondsmuseum Gemert, 2000
nr.9 A Otten, Anekdotisch bankboek: Van halve cent tot Gemertse gulden, 2002
nr.10 J Timmers, WvdVossenberg, RvdBroek, Boerderijen kijken Gemert-Bakel, 2003
nr.11 T Thelen, In volle glorie – de kerk van Sint-Jansonthoofding te Gemert, 2003
nr.12 A v Zeeland en S v Wetten, De Doonheide tussen keske en kapelleke, 2004
nr.13 P Lathouwers, In eeren ende oirbaer onser vrouwe te Haenle. Kerk en bedevaart in Handel, 2005
nr.14 T Thelen en W v Lierop, Langs velden en wegen – monumenten van devotie in Gemert-Bakel, 2006
GEMERTSE BRONNEN
nr.1 W Jaegers ea, Regesten Vredegerecht Kanton Gemert 1811-1838, 1993 (uitverk.)
nr.2 W Ivits ea, Stammen alle Gemertenaren af van Karel de Grote? 1993 (uitverk.)
nr.3 J Timmers en P vd Elsen, Het Landboek van Gemert, 2003
nr.4 P vd Elsen en J Timmers, Hoofdgeldregisters van Gemert, 2003
Bekijk PDFGH-2007-01 De paden van Pandelaar en Kruiseind
Jan Brouwers
Paden en steegjes hadden vroeger bijna altijd een naam, want daar hadden gewone mensen een stukje grond waar ze aardappelen en bonen teelden en waar ze de inhoud van ” ’t heuske” (de beerput) kwijt konden.
Vroeger liep op tweehonderd meter ten westen van de Pandelaar het Paandelaors Kérkpèdje vanaf de boerderij van Van den Elsen (nu van beeldhouwer Toon Grassens) in de Haag, naar de Pandelaarse Kampen bij wijlen Kees van Zeeland (zie kaart) en Driek van Kessel (zie kaart). Vanuit de Haag liep je over d’n Bluumerd (de Bloemerd) naar d’ Èèrk (de Ark, zie nr. 1). Daar liep aan de linkerkant een brede sloot, bekend als de Gitgraaf, een sloot met zwarte smurrie. O wee, als we daar bij het slootjespringen in belandden als we van school naar huis gingen. We gingen altijd “óvver de wég” (burgers zouden zeggen “dùr de straot”) naar school, maar terug naar huis in de Pandelaar altijd over ’t Paandelaors Kérkpèdje.
In d’ Èèrk woonden toendertijd Frènske van Lieshout en Johan van der Aa (zie nr. 1 op de kaart). Voor d’ Èèrk liep een weg langs Jochem van de Rijdt naar de Kleikampen, genaamd ’t Haogstígje. Na tweehonderd meter rechts van d’ Èèrk begon ’t Bluumerdpad, richting Kruiseind. De eerste afslag was ’t Bubbelkespèdje naar de familie Van Kessel (zie nr. 2) aan het Kruiseind. De tweede afslag liep naast het huis van Frans de Micker (zie nr. 3) en werd ’t Mikkerpèdje genoemd.
In de Pandelaar, naast koperslager Jos Nelissen, alias (‘de Koppere’, zie nr. 4) liep ’t Kopperepèdje naar d’n Bluumerd. Later is er een pad bij gekomen naar ’t Pírke Slitspad (Peerke Slitspad) (Kérkpèdje) en dat wordt nu ook wel ’t Stróntpèdje genoemd.
Links van ’t Pírke Slitspad had je nog d’n Tùwsepad, die naar een kersenboomgaard liep.
Later, na de bouw van de school in de Pandelaar, gingen de kinderen uit de Haag over ’t Paandelaors Kérkpèdje en dan rechtsaf door de steeg naast ons huis naar de Pandelaarschool. In de jaren ’40 is het grootste deel van de Paandelaorse Kérkpad officieel opgeheven, omdat er toen weinig gebruik van gemaakt werd. De rest is vanwege de ruilverkaveling niet meer openbaar gebleven. De steeg naast ons huis (zie nr. 5) heette Braowerssteeg of Skuurensesteeg.
Iets verderop in de Pandelaar had je aan de rechterkant ’t Mùllepèdje, dat naar de molen van Peters liep (‘De Bijenkorf’). Alle kinderen uit de Deel liepen over dat paadje naar de Pandelaarschool.
Het derde paadje aan de linkerkant in de Pandelaar (gezien vanuit het centrum) heette ’t Pawkesstígje, genoemd naar Pauwke Verhees (zie nr. 6), die ernaast woonde.
Het volgende paadje aan dezelfde kant was ’t Fladderstígje, genoemd naar Janus van Schijndel, alias ‘de Fladder’ (zie nr.7).
Verderop aan de rechterkant had je een zandweg die naar d’ Èldeng liep (tegenwoordig foutief Den Elding geheten).
Bij nr 8 op de kaart woonde vroeger een zekere Korst en het paadje dat vanaf dat punt aan de linkerkant van de Pandelaar naar het huis van Katrien Sterken liep (een paar honderd meter vanaf de harde weg) en aansloot op ’t Paandelaors Kérkpad, heette ’t Kòrsjepad of Stèèrkepad.
Het zesde pad aan de linkerkant van de Pandelaar, tussen d’n Aojversnéést (een rij van vier arbeidershuisjes, zie nr. 9) en het in 1936-’37 gebouwde huis van Jan Vos (de kolenboer, zie nr. 9a) heette ’t Aojverstígje. Het kwam uit op de Paandelaorse Kérkpad. De grond waarop ’t Aojverstígje lag, behoorde toe aan Jan Vos en die heeft er, toen de Paandelaorse Kérkpad werd opgeheven en het recht van overpad verviel, zijn tuin mee vergroot, na het illegaal gestorte puin verwijderd te hebben.
Het zevende pad aan de linkerkant van de Pandelaar was ’t Fálliesstígje, naast Café ‘De Falie’ (zie nr.10), later afgebrand en daarna, iets verder van de weg, vervangen door een woonhuis. Het Fálliesstígje liep met twee grote bochten naar de (Pandelaarse) Kampen
Iets verderop, aan de rechterkant, in de bocht, had je het Rèntmísterstígje (Rentmeestersteeg), die naar de Gruujnsteeg (Groenesteeg) liep.
Tegenwoordig hebben de meeste mensen die paden nooit gezien en omdat ze bijna allemaal verdwenen zijn, hoop ik met dit artikel ze in de herinnering terug te roepen.
Bekijk PDFGH-2007-01 Meerdere Gemertenaren stammen (ook) af van Laurens Morees (´Bavaria´) – deel 1
Bertus van Berlo
Niet alleen Swinkelsen, ook andere Gemertenaren hebben mogelijk Laurens Morees (+ 1734) als voorvader in hun stamboom. Morees gold tot voor kort ¹ als stichter van de familiebrouwerij aan de Kerkdijk in Lieshout, de brouwerij die circa twee eeuwen later “Bavaria” is gaan heten. “Sinds 1719” staat er daarom nog op Bavaria-etiketten en vrachtwagens te lezen. En drinken we Moreeke.
Verre nakomeling Carel Lucas Swinkels begon in 1880 samen met zijn Gemertse vrouw, Antonia van Lijssel, brouwerij “Het Anker” aan wat nu
Ridderplein heet (toen Kerkstraat). Dat was naast het huidige Heerehuys, op de plek waar nu “Tel Aviv” is gevestigd en het voormalig chinees-restaurant. Via de kinderen van Carel zijn er diverse Morees-nazaten in Gemert. Wie nu in Gemert de namen Van Eenbergen, Van de Sande of Janssen draagt -of in de familie heeft- , komt in de stamboom mogelijk ook Laurens Morees en Carel Lucas tegen.
Zo ook in mijn schoonfamilie. Bekend was natuurlijk wel dat een “Bavaria-man” in de familie ooit de brouwerij aan het Ridderplein was begonnen. Minder bekend was zijn rol in de Lieshoutse brouwerij. Totdat Bavaria-historici uit Helmond en Rotterdam een paar jaren terug contacten zochten in het Gemertse.² Zij waren voor een boek over Bavaria op zoek naar informatie over Carel Lucas. Hij blijkt (ook) een belangrijke schakel in de keten van generaties die het Lieshoutse bedrijf gemaakt hebben tot wat het nu is; hij heeft het bedrijf in de 19e eeuw een aantal jaren geleid.
Carel Lucas, zijn vrouw en zoon Cor (+ 1959) liggen begraven op het kerkhof St. Jan in Gemert. Hun eenvoudig graf is nog te bezoeken. In de buurt van het graf vind je bijvoorbeeld ook de graven van een Engelina Catharina Festen (1857-1935); van Antonius van den Broek (1832 -1915), familie van de vroegere gemeentesecretaris, en dat van voormalig burgemeester De Bekker (1904 -1991).
Zijn leven was op 8 november 1842 in Lieshout begonnen, als oudste zoon van de van Mierlo afkomstige Petronella Donkers (1809 –1897)³ en brouwer Frans Swinkels (1798- 1867).4 Hij werkte mee in de brouwerij en mouterij van zijn vader aan de Kerkdijk. Als jonge twintiger vertrok hij in 1866 naar Aken om zich verder in het brouwersvak te bekwamen. Het jaar daarop moest hij weer terug naar Lieshout, omdat zijn vader plotseling was overleden.
“Reeds vanuit Aken gaf hij schriftelijk veel nuttige wenken ter verbetering van de brouwerij en tot opleving van het bedrijf”, werd in 1938 nog opgetekend.5 Zodra hij echter in 1868 de leiding in handen kon nemen, werden er zeer ingrijpende veranderingen aangebracht, waardoor de kwaliteit van het bier zeer verbeterde. Zo werd een nieuwe bierketel en andere kuipen geplaatst, die voorzien waren van kranen. Een met zink beklede koelbak verving de vroegere houten. Er werden ook nieuwe kelders gebouwd. Tot nu toe had men zich met 1 kelder beholpen.
” Met de verbetering van de kwaliteit steeg ook de omzet. Werd vroeger om de twee weken eenmaal gebrouwen, thans kon men tweemaal per week brouwen, terwijl elk brouwsel 26 hectoliter was.”
De twee jongere broers van Carel werkten als tiener mee in het bedrijf van de vaderloze familie6 aan de Kerkdijk. Dat waren Jan (1851 Lieshout – 1950 Lieshout) en Adrianus (1855 Lieshout – 1935 Schijndel). Gedurende ongeveer 12 jaar (1868 –1880) was Carel Lucas de leidende kracht achter de brouwerij in Lieshout. Ongetwijfeld zal hij zijn twee veel jongere broers verder hebben gebracht in het brouwersvak.
Carel Lucas start brouwerij tegenover kasteel
Toen zijn broers oud genoeg waren om zelf het bedrijf te runnen, trouwde Carel Lucas in Gemert en bouwde daar tegenover het kasteel de nieuwe brouwerij.
Negen jaar later (1889) zou de jongste van de drie, Adrianus, een eigen brouwerij in Schijndel starten, terwijl Jan de brouwerij in Lieshout zou voortzetten. In 1924/1925 noemden de drie zonen van deze Jan (Frans, Piet en Jan jr.) hun nieuwe bedrijf voor het eerst Bavaria (Beieren).
De zaak gaat voor het meisje, is het gezegde. Zeker als er geen vader meer is en je broers te jong zijn om de zaak over te nemen. En zo lijkt het ook voor Carel te hebben gegolden. Hij is immers al bijna 38 als hij op 26 oktober 18807 in Gemert trouwt met zijn Antonia (“Tonna”) van Lijssel, 26 jaar jong. De bruid is geboren op 3 november 1853 en is opgegroeid in een boerderij aan de Broekstraat. Die boerderij is ook nu nog bekend onder de naam “Aan de Stinckert” (Broekstraat 21). De ouders van de bruid (Van Lijssel/Van Dooren) hebben ook in een boerderij in de Deel gewoond. Zij behoren dan volgens de redactie van dit blad tot de rijkere families van Gemert. Als getuigen bij het huwelijk van Carel Lucas zetten de broers Jan (dan 29 jaar) en Janus (dan 25 jaar) in Gemert hun handtekening onder de akte. Zouden ze met paard en kar of koets naar Gemert zijn gekomen en in de brouwerij aan het Ridderplein feest hebben gevierd?8
Dat feesten kon dan in ieder geval met een geldige hinderwetvergunning gebeuren, want ook dat fenomeen bestond toen al. Ruim voor het huwelijk, in augustus 1879, is deze vergunning vanuit Lieshout door de moeder van Carel Lucas aangevraagd bij het gemeentebestuur van Gemert. Zij geeft het bestuur eerbiedig te kennen dat ze in de Kerkstraat in Gemert (nu Ridderplein) een bierbrouwerij en mouterij wil oprichten. En dat in de achtergebouwen van het pand. “In deze inrigting zal op gewoone wijze bier gebrouwen en mout vervaardigd worden, met gebruik van de daarvoor noodige vuurovens of eeste (=moutdrogerij). Geen beweegkracht zal in de inrigting worden aangewend,” aldus de aanvraag. De plattegrond laat een brouwerij met brouwketel zien,een steenkolenbergplaats, een stookkamer,twee bierkelders en een moutkamer. Deze mogen dan in de achtergebouwen gevestigd zijn;de nokhoogte daarvan lijkt op oude foto´s hoger dan die van het hoofdgebouw-met-poort. En ook het volume kan zich daarmee meten. Het zijn flinke achtergebouwen met verschillende nokrichtingen.Vanuit de huiskamer van de brouwerij hebben Carel en Tonna uitzicht op het kasteel-met-hoektoren. Aan de overkant van de (Kerk)straat ligt direct de gracht, want er is nog geen (Ridder)plein. Die grond behoort nog gewoon tot de kasteeltuin. Het Heerehuys is er nog niet. Dit gebouw wordt pas aan het einde van de eeuw gebouwd; het naburige pand op die plaats ligt nog direct aan de weg en tegen de zijgevel van de brouwerij.
Gebiedsafspraak tussen Lieshout en Gemert
Met een boedelscheiding in Lieshout krijgt Carel voor zijn
start in Gemert een financieel duwtje in de rug. In mei 1881 laat zijn moeder in Helmond een testament opmaken. Bij vooruitmaking laat ze aan haar oudste zoon, omschreven als bierbrouwer te Gemert, een “huis, bierbrouwerij, bergplaats en tuin onder Gemert”.9 Carel Lucas moest voor dit legaat een bedrag van 7700 gulden in de nalatenschap inbrengen. Moeder verblijdde zoonlief niet alleen met een eigen brouwerij, zij stemde er ook in toe dat Carel Lucas een deel van de klanten meenam. “Alle vanuit Lieshout bediende afzetpunten ten oosten van de Zuid-Willemsvaart-cafe´s en bierhuizen in Gemert, Handel, Bakel en Erp – werden aan Carel overgedaan”, aldus de historici Zwaal c.s. Voor de
Lieshoutse brouwerij betekende dat ongeveer een verlies van 7 procent van de afzet van 1879.
Zo bezien is de vestiging van de nieuwe brouwerij in Gemert mogelijk ook een strategische zet om nieuwe markten aan te boren. Andere brouwers in Gemert of omgeving zullen er bedenkingen bij hebben gehad. Het is mij onbekend welke brouwerijen Gemert in de periode 1880 – 1900 precies telde.
Namen die iets later in ieder geval wel worden genoemd zijn brouwerij “De Zwaan” van P. Verbakel in het Kruiseind. En een brouwerij Van Dijk in de Molenstraat. Plus “De Twee Duiven” van Bijvoet in de Nieuwstraat.
Maar als we de krant de Zuid-Willemsvaart mogen geloven was er tegen het einde van de 19e eeuw in Gemert in ieder geval voldoende behoefte aan en aanbod van “goed bier”. Dat blijkt uit een bericht over een lezing van pater Van den Elsen in Gemert in 1898 voor 200 boeren.10 In de herberg van Colen-Frunt durfde de pater nog te spreken over geldverkwisting door misbruik van “sterken drank”. Waar “De Zuid” onmiddellijk aan toevoegt: “Hij had zeker niet opgemerkt dat van de tweehonderd aanwezige boeren geen enkele een borrel voor zich had staan. Anders had hij zeker van die gelegenheid gebruik gemaakt om de Gemertsche boeren ook in dit opzicht te prijzen. Zij zijn goede bierdrinkers, maar van de jenever wordt na den middag door onze boeren maar weinig gebruik gemaakt. Een goede reden daarvan is zeker, dat hier nog altijd goed en veel bier gebrouwen wordt.”
En in mei 1899 weet de krant uit Helmond te melden dat de herbergiers in De Mortel het besluit hebben genomen dat zij na de middag geen sterken drank meer zullen schenken. Hiertoe wordt ook een bord in de lokalen opgehangen. Het bierverbruik per hoofd van de gemiddelde bevolking is rond de eeuwwisseling op een hoogtepunt. Het is gestegen van 38 liter in 1890 tot ruim 42 liter in 1900. Aan het begin van de 20e eeuw neemt het verbruik echter weer sterk af.
Carel Lucas en Tonna kregen aan het Ridderplein/Kerkstraat 10 kinderen.
Twee daarvan overleden jong. De kinderen zijn: 1. Frans (1882, later in Gemert getrouwd met Petronella Groeneweg, het kind is waarschijnlijk genoemd naar de vader van de vader); 2. Henri (1883-1883);3. Henri (1884, later getrouwd met Elisabeth Bruning); 4. Catharina (1886 – 1887); 5.Marie (1887, later in Gemert getrouwd met Frans van Eenbergen;6. Pieter (1888, later getrouwd met Elisabeth van de Munckhof); 7. Johan (1889, later getrouwd met Antoinette van de Munckhof; 8. Cato (1890, later in Gemert getrouwd met Henricus van de Sande; 9. Cor (1892) en 10.Anna (1896, later getrouwd met Frans Janssen).
Hoe het de brouwerij en de familie Swinkels verder is verlopen wordt vervolgd in Deel 2 in een volgende uitgave van Gemerts Heem
NOTEN:
1. Uit historisch onderzoek (zie 2) is gebleken dat de brouwerij al van voor 1700 zou zijn. Dit werd gemeld in de brouwerij in Lieshout tijdens een
bijeenkomst van de Persclub Peelland op 17 maart 2005.
2. Mr. drs. A.J.N. Swinkels (Helmond) en drs. Peter Zwaal (Rotterdam) hebben gedurende jaren historisch onderzoek gedaan naar de geschiedenis van Bavaria. Het resultaat daarvan wordt in boekvorm uitgegeven, naar verwachting in 2007.
3. Jac.J.M. Heeren, “De familie Swinkels en de N.V. Bierbrouwerij ´Bavaria´te Lieshout”, Helmond – 1938 (opgedragen aan Jan Swinkels en Cornelia Verstappen ter gelegenheid van hun 50-jarig huwelijksfeest).
4. Brabants Historisch Informatie Centrum (Bhic):Frans Swinkels overleed in Lieshout op 4 februari 1867
5. Zie 3.
6. Jan en Joep Coppens en Theo Swinkels, “Brabantse mensen – een dorp in Brabant”. Met foto´s van Tinus Swinkels en Martien Coppens, Eindhoven – 1990.
7. “Het huis der gemeente” van de burgerlijke stand is op dat moment in Gemert op de plaats van het in 1885 geopende nieuwe gemeentehuis (nu Kerkstraat 8). Overigens blijkt uit de huwelijksbijlagen dat Carel Lucas in 1861 aan de loting ten aanzien van de Nationale Militie heeft voldaan, maar zijn nummer is buiten oproeping gebleven.
8. Van samenwonen voor het huwelijk is natuurlijk geen sprake. Volgens het bevolkingsregister van Gemert woont Carel Lucas al sinds 11 maart 1880
in de brouwerij; zijn bruid pas sinds 27 oktober, de huwelijksdag (GAG).
9. Zie 2.
Petronella Donkers heeft het onroerend goed gekocht van fabrikant Theodorus Prinzen. Op dat moment is het goed omschreven in twee delen: Markt sectie L630, huis, verwerij en erf, groot 420 m2 en het daarachter gelegen perceel Markt L 708, tuin, groot 476 m2. (bron:kadaster gemeentearchief Gemert-Bakel). Onduidelijk is wat Carel Lucas gebouwd/verbouwd heeft en waarom voor deze plek is gekozen. In het naastgelegen pandje ten zuiden van de brouwerij (L249) woonde enige tijd een Helena Maria Swinkels. Onbekend is of er een relatie is met Carel Lucas.
10. Peter Lathouwers: Gemerts nieuws 1881 –1900, Gemert 1981 p.109.
Bekijk PDFGH-2007-01 III: De Handelse hoofdonderwijzer Ad Kalkhoven
Anny van de Kimmenade-Beekmans
De aanloop naar de bevrijding
In de maanden voorafgaand aan de bevrijding nam het gewapende verzet tegen de bezetter toe. De liquidatie van Herman Buuts in Elsendorp eind maart 1944 zorgde in dat Gemertse kerkdorp voor grote paniek onder onderduikers en hulpverleners. De Sicherheitsdienst en Sicherheitspolizei stelden ter plekke een onderzoek in. Ze wilden de Elsendorpse hoofdonderwijzer van de R.K. lagere school W. Iven over deze aanslag aan de tand voelen. Iven die veel voor onderduikers deed, zag bij toeval deze Duitse beambten zijn huis naderen en wist bijtijds te ontkomen.
Minder gelukkig pakte dat uit voor Lambert de Groot, de hoofdonderwijzer van de openbare lagere school in diezelfde plaats. Tevergeefs werd bij hem de zoektocht naar Iven voortgezet. Zoveel was duidelijk, deze Duitse beambten wilden niet met lege handen vertrekken. Een huiszoeking bij De Groot bracht wat bonkaarten en pamfletten aan het licht en daarop werd De Groot gearresteerd. In de tussentijd was Ad Kalkhoven in Handel gewaarschuwd. Onverwijld volgde hij het voorbeeld van Iven. Met onbekende bestemming verliet hij Handel voor een poosje. Zijn vrouw Siny vond dat ook maar het beste. Wat ze niet wist, kon ze ook niet verraden.
De min of meer mislukte aanslag op de Gemertse landwachters eind juli 1944 zorgde opnieuw voor grote paniek. Bij die actie had het verzet zekere Wilmsen willen liquideren, die inmiddels was toegetreden tot de Landwacht. Omdat hij voortijdig argwaan kreeg, wist hij te ontkomen. De bewoners vreesden voor burgerslachtoffers als genoegdoening. Ook dit keer nam Ad Kalkhoven een poosje de wijk. Toen later tot ieders opluchting bleek dat de bezetter genoegen nam met een fietsenvordering kwam Ad weer naar huis.
De op wraak beluste Wilmsen wist dat het gezin Kalkhoven over fietsen beschikte. Hij kwam naar Kalkhoven om die op te eisen. Ad had de fietsen verstopt. Tegenover Wilmsen hield hij vol dat de kinderen ermee op vakantie waren. Dan moest de fiets van Ad mee, maar die weigerde dat. Ook Wilmsen hield voet bij stuk en dreigde ermee dat Ad opgehaald zou worden als hij zijn fiets niet afstond.
Nadat Wilmsen met lege handen was vertrokken, gingen Siny en Ad naar de Handelse politiepost en vroegen agent Jacob Scharn om raad. Die adviseerde Ad om naar het Gemertse politiebureau te gaan en daar te blijven zolang de fietsenvordering duurde. Naar Scharn verzekerde, kon Siny rustig naar huis gaan. Haar zou niets overkomen. Ook dit keer liep het goed af. Ad mocht zijn fiets behouden en de dreiging van Wilmsen bleef zonder nare gevolgen.
Operatie ‘Market Garden’
Dat de geallieerden in het zuiden van Nederland eindelijk tot actie overgingen was op zondag 17 september 1944 in Handel en omstreken duidelijk merkbaar. Er was veel laag overvliegend geallieerd luchtverkeer. Bij het wegdraaien van de vliegtuigen was vanaf de grond goed te zien dat de vliegtuigluiken nog open stonden, nadat grote aantallen militairen en grote hoeveelheden materieel waren neergelaten. Operatie ‘Market Garden’ was in volle gang. Enkele dagen later was Veghel bevrijd. Net als zovele anderen, trokken de broers Ko en Jo Kalkhoven naar die plaats om er de bevrijders te begroeten en er hun eerste ‘Chesterfield’ te roken.
Min of meer bekomen van de eerste verwarring, hergroepeerde de bezetter zijn troepen. Vanuit het Gemertse kasteel waar de Duitse legerleiding was ondergebracht, volgde een furieuze tegenaanval op de ‘Corridor’. Na enkele dagen was in Veghel de feestvreugde voorbij. De geallieerden moesten alles op alles zetten om de smalle doorgang – die ze op de Duitsers hadden veroverd – te behouden.
Ter ondersteuning van de tegenaanval streken ook in Handel Duitse troepen neer. Opnieuw vorderden ze er gebouwen, waaronder het Rectoraat. Rector Castelijns – bevreesd voor plundering – weigerde het pand te verlaten. Uit voorzorg liet hij een stel jonge mannen, onder wie Ko en Jo Kalkhoven, de inhoud van zijn wijnkelder overbrengen naar de sacristie.
Kort voor de bevrijding werd de kerk van Handel vanuit noordelijke richting getroffen door een granaatinslag. Gelukkig richtte dit projectiel slechts beperkte schade aan. Maar bij de familie Kalkhoven zat de angst er goed in. Samen met onderduikers en buurtgenoten zochten ze de veiligheid van hun kelder op en ze bleven daar tot de bevrijding van Gemert een feit was.
De bevrijding
De bevrijding in Handel verliep minder spectaculair dan bijvoorbeeld in Gemert. De blijdschap was er echter niet minder om. In de namiddag van maandag 25 september werd in Handel bekend dat de bevrijders in Gemert waren. Veel Handelnaren gingen naar Gemert om er de soldaten te verwelkomen. Veel tijd hadden die eerste troepen overigens niet. Ze zaten de Duitse troepen op de hielen, die ’s ochtends hals over kop uit Gemert en Handel waren weggetrokken. Dat gebeurde deels langs de dezelfde weg als waarlangs ze op 11 mei 1940 waren binnengekomen. Pas ’s avonds verschenen er in Handel kleine geallieerde pantserwagentjes en daarna de tanks.
Uit dankbaarheid voor de goede afloop ging de familie Kalkhoven daags na de bevrijding samen met hun voormalige onderduikers naar de kerk. Groot was de opluchting. Pas toen bleek dat de twee vrouwen die bij de buren Bertje en Miet van der Kruyssen ondergedoken hadden gezeten, eveneens joods waren.
Gemert en omgeving was bevrijd, maar daarmee was alles gezegd. Duidelijk was dat de voormalige bezetter zich niet zonder meer gewonnen gaf. Korte tijd later hergroepeerde die zijn troepen en begon met de opbouw van een nieuw front rond Overloon. Dit keer vorderde de geallieerde legerleiding het Gemertse kasteel en zette van hieruit de strijd tegen de bezetter voort.
In Gemert en omgeving werden enorme troepenconcentraties bijeengebracht. De soldaten verbleven in tenten of werden bij particulieren ondergebracht. Ook de familie Kalkhoven verleende onderdak. Bij hen waren een Engelse kapitein en luitenant en verder tien soldaten ingekwartierd. De soldaten sliepen op de overloop. De meeste soldaten waren jong, soms niet ouder dan zestien jaar. Een van hen noemden ze ‘Engeltje’. Die deed het in zijn broek van angst. Ter afleiding knapten ze klusjes op. Een soldaat maakte voor Siny een vergiet, een andere stemde de piano. Aanvankelijk waren er alleen Engelse soldaten, later kwamen er ook Amerikaanse, meest negers die onderdeel uitmaakten van vervoerstroepen die in Handel geconcentreerd lagen.
Met de bevrijding brak ook voor Line Lankhout de zon weer door. Verlangend had ze ernaar uitgezien. Het moment dat ze zich met haar gezin en familie kon herenigen kwam steeds dichterbij. Haar joodse identiteit noopte niet langer tot onderduik en dat maakte tevens dat ze actiever aan het leven van alledag deelnam. Line sprak de Engelse taal en bood zich bij de geallieerden aan als tolk.
De eerste krachtmeting tussen de geallieerden en de bezetter begon begin oktober. De slag om Overloon was ongekend hevig, de afloop onzeker. Line was doodsbenauwd dat de strijd in het nadeel van de geallieerden zou uitpakken en dat ze alsnog in Duitse handen zou vallen. Ze bedong dat de geallieerde legers haar zouden meenemen, ingeval de bezetter mocht zegevieren.
Ru Paré was Tante Zus
Zoals eerder vermeld had Line Lankhout – voordat ze in 1942 onderdook – haar dochter Hanneke toevertrouwd aan de zorgen van een Haagse vrouw. Hanneke noemde haar Tante Zus. Deze vrouw was Ru Paré‚ een schilderes van middelbare leeftijd. Ze was bekend met Drukkerij Lankhout. Voor de bezetting had deze drukkerij binnen kunstkringen een reputatie.1
Het is vrijwel zeker dat Ru Paré door dit contact het op zich nam om voor Hanneke een veilig onderkomen te zoeken. Hanneke was overigens niet het enige joodse kind dat ze onder haar hoede nam. Behalve Hanneke sleepte ze nog 51 andere joodse pleegkinderen de oorlog door. Ru Paré‚ werd hierin financieel bijgestaan door haar Haagse vriendin en beroepszangeres Theodora Versteegh.
Niet alleen voor het joodse volksdeel, ook voor bijvoorbeeld kunstenaars brak met de Duitse inval een onzekere tijd aan. Zij moesten kiezen; zich aansluiten bij de Kultuurkamer en doorgaan met werken overeenkomstig de voorschriften van de bezetter of het werk illegaal voortzetten. De beide vriendinnen wensten geen concessies te doen en kozen met overtuiging voor het laatste.
Met clandestiene huisconcerten zong deze alt het benodigde geld voor de verzorging van hun joodse pleegkinderen bij elkaar. In plaats van te schilderen reisde Ru Paré honderden malen per trein of per fiets op houten banden door bezet Nederland. Aldoor in de weer om joodse kinderen in gezinnen onder te brengen, te bezoeken en zo nodig te verkassen als hun veiligheid in het geding was.
Een veilig onderkomen voor joodse kinderen vinden was niet eenvoudig. Het allereerste onderduikadres voor Hanneke was in het Groningse plaatsje Ter Apel. Haar verblijf daar was van korte duur. Tussen Ter Apel en haar eindbestemming in Eerde zaten in totaal elf verschillende onderduikadressen. Op onverwachte momenten dook Tante Zus op en meestal volgde er een reis naar een andere bestemming. Bij iedere verhuizing drukte Tante Zus Hanneke op het hart haar oude adres te vergeten. Ze verzon een nieuwe achternaam voor Hanneke en per adres moest ze zich weer een ander verhaal over haar herkomst inprenten.
In Eerde verbleef Hanneke een vrij lange periode; van mei 1944 tot het begin van Operatie ‘Market Garden’ op 17 september 1944. Ze voelde zich prettig in het gezin van Joske en Jan Jansen – van Dam en hun dochter Regientje. Tante Zus kwam er een paar keer langs om te kijken hoe het met Hanneke ging. Om het contact tussen moeder en dochter gaande te houden praatten ze over thuis en werden er via Tante Zus briefjes uitgewisseld. Hierdoor wist Hanneke tenminste dat ze nog een moeder had.
De zoektocht naar Hanneke
Ru Paré die bij de Kalkhovens ‘de Haagse Dame’ werd genoemd, was kort voor aanvang van Operatie ‘Market Garden’ nog in Handel geweest. Tijdens haar laatste bezoek bezorgde ze Line – die op op 12 augustus jarig was – een verjaardagsbrief van Hanneke. Ze schreef haar moeder dat ze weer naar buiten kon en dat ze naar school mocht bij de zusters. Zoals Hanneke bij de zusters had geleerd, zette ze bovenaan de brief netjes de plaats en de datum. Om veiligheidsredenen knipte Tante Zus die gegevens later uit de brief. Hanneke besloot haar brief met de Brabantse groet ‘Houdoe’.
Line Lankhout was niet bekend met de verblijfplaats van haar dochter. Informatie hierover inwinnen bij Ru Paré‚ was onmogelijk. Tegelijk met de geallieerde opmars waren alle contacten met het bezette deel van Nederland verbroken. Achteraf vormden die Brabantse groet en het feit dat ze bij zusters onderwijs kreeg belangrijke aanwijzingen. Hieruit viel op te maken dat Hanneke mogelijk niet ver uit de buurt van Handel verbleef. Line Lankhout verlangde ernaar haar dochter weer bij zich te hebben.
Tegen het einde van oktober 1944 was de toestand in grote delen van Noord-Brabant nog lang niet gestabiliseerd. De slag om Overloon woedde voort en Den Bosch was nog steeds in handen van de bezetter. Ondanks dat pakten Line Lankhout en Ad Kalkhoven in de vroege morgen van maandag 23 oktober 1944 ieder een fiets. Samen trokken ze erop uit om Hanneke te zoeken. Omdat Ad vermoedde dat ze in de buurt van Veghel verbleef, deed hij onderweg navraag bij enkele schoolhoofden.
Die aanpak bleek succesvol. Een Veghels schoolhoofd zette hen op het juiste spoor naar Hanneke. Hij wist dat ze in Eerde was ondergebracht. Uiteraard toog het tweetal hierop naar dat dorp, maar daar troffen ze Hanneke niet aan. Wat het Veghelse schoolhoofd kennelijk niet wist was dat een groot deel van de bevolking van Eerde tijdens de hevige gevechten rond ‘de Corridor’ werd geëvacueerd. Na lang zoeken en rondvragen vonden ze Hanneke tenslotte in Zijtaard. Groot was de vreugde bij het weerzien.
Het fatale ongeval in Erp
In de avond fietste Ad Kalkhoven alleen terug naar Handel. Line had besloten in Zijtaard te overnachten. Ze zou de volgende dag met Hanneke naar Handel komen nadat ze voldoende kleding en nog wat andere spulletjes van haar dochter had verzameld. Op de terugweg ging Ad nog even bij de Veghelse hoofdonderwijzer aan om hem over de afloop van de zoektocht te vertellen.
Niet lang daarna, tegen negen uur, fietste hij door Erp. Daar sloeg het noodlot toe. Ad werd aangereden door een Engelse colonne legervoertuigen. Hij raakte daarbij zwaargewond aan zijn hoofd. Engelse militairen brachten hem naar een dicht bijzijnde ziekenbarak. Na een kort onderzoek werd hij naar het ziekenhuis in Veghel overgebracht. Daar stelden de doktoren een schedelbasisfractuur vast.
’s Avonds laat bracht agent Jacob Scharn dit tragische nieuws bij de Kalkhovens. Ze konden het nauwelijks bevatten. Na alles wat ze doorstaan hadden, hoe kon zoiets gebeuren? Scharn bracht Siny naar het ziekenhuis in Veghel. Ad was niet meer bij kennis.
Nietsvermoedend kwam Line Lankhout daags na het ongeval met Hanneke naar Handel gefietst. Ze trof daar een totaal verslagen gezin aan, ondergedompeld in rouw om het verlies van vader en echtgenoot. De vreugde om het hervinden en de pijn van het verlies waren te schrijnend. Enkele dagen later vond Scharn voor Line Lankhout en haar dochter een nieuwe verblijfplaats in Veghel.
Op woensdagmiddag 25 oktober overleed Ad Kalhoven aan zijn verwondingen. Toen het tragische nieuws in Handel en Gemert bekend werd, was ook daar de verslagenheid groot. Op zaterdag 28 oktober werd Ad Kalkhoven onder grote belangstelling begraven.
Ook na de begrafenis stond Scharn het gezin met raad en daad bij. Op dat moment heerste er een enorme administratieve chaos in Nederland. Omdat in het bezette Den Haag geen zuivere berekening van het weduwen pensioen opgemaakt kon worden, zorgde Scharn ervoor dat Siny maandelijks een voorschot kreeg. Ook diende hij met succes bij de Engelse legerleiding een schadeclaim in.2
Terug in Den Haag
Tegen eind november 1944, na de bevrijding van Grubbenvorst, haalde Line Lankhout haar zoontje Paul op. Kort daarvoor was hij vier jaar geworden. Zij en Hanneke waren dolblij dat hij weer bij hen was. Die blijdschap was aanvankelijk niet wederzijds. Het was moeilijk voor Paul om aan zijn nieuwe moeder en zusje te wennen. Bovendien was hun taalgebruik hem vreemd.
Pas in augustus 1945, toen er woonruimte beschikbaar kwam, kon Line Lankhout vanuit Veghel met haar kinderen terug naar Den Haag. Na verloop van tijd werd haar duidelijk welke familieleden de oorlog hadden overleefd. Haar man behoorde daar niet bij. In het voorjaar van 1942 had hij Line vanuit Parijs – via Ru Paré‚ – een brief gestuurd. Tot daar was de tocht goed verlopen. Daarna had ze niets meer van hem vernomen.
Uit onderzoek achteraf bleek dat het hem niet gelukt om naar Engeland te vluchten. In Bordeaux – juist toen hij op de boot voor Engeland wilde stappen – werd hij gepakt. Na enige tijd gevangenschap in Parijs werd hij op transport gesteld naar Polen. Onderweg sprong hij uit de trein om te ontvluchten. Hij werd gesnapt en doodgeschoten.3
De waanzin van de Tweede Wereldoorlog bracht bij toeval Siny Kalkhoven en Line Lankhout bij elkaar. Ook al waren de omstandigheden totaal anders, beide vrouwen verloren hun echtgenoot aan diezelfde oorlog. Ondanks al het verdriet, ze moesten weer verder. Siny Kalkhoven nam haar oude beroep weer op. Vanaf 1947 gaf ze weer les aan de school in Handel. Line Lankhout hertrouwde jaren later met de heer Sloterdijk, de man die in 1942 Drukkerij Lankhout kocht.4
NOTEN:
1. Opzij, 16e jaargng, mei 1988, blz.14-17, Ons Den Haag, 3e jaargang, 1988, blz. 53-56
2. GAG- 1.755.05
3. GAG- 1.755.332
4. Hanneke Gelderblom-Lankhout. Van huis uit architecte. Politieke loopbaan. In de periode 1986-1999 Eerste-Kamerlid voor D66. Hield zich vooral bezig met volkshuisvesting en buitenlandse zaken. Later tevens woordvoerster sociale zaken. Zette zich in voor verbetering van de verhouding tussen christenen en joden. Was tevens lid van de Haagse gemeenteraad en van het Benelux-parlement en het parlement van de Raad van Europa. Enkele malen waarnemer bij verkiezingen in voormalig Joegoslavië.
Met dank aan: Medewerkers Gemeentearchief Gemert-Bakel, Cécile Graat, Zjon van de Laar, Ko Kalkhoven, Jo Kalkhoven, Hanneke Gelderblom-Lankhout, Paul Lankhout, Toos Vilé-de Groot, Keja Hermans-Roelofs, Piet Rodenburg, Nellie Besouw-van Winkel en het Museon in Den Haag.
Bekijk PDF