GH-2016-04 Armenhoeve is ook Herenhoeve

Ad Otten

Van ‘Villa ten Broek’ tot Armenhoeve

De Armenhoeve in de Kromstraat is een rijksmonument dat van oorsprong dateert uit de middeleeuwen. In 1421 staat het onder de naam ‘Hoeve Ten Broeck’ bekend als de tweede belangrijkste hoeve van de Commanderij van de Duitse Orde in Gemert. Nog in datzelfde jaar wordt de hoeve met een gezegelde oorkonde (op de rugzijde aangeduid als de ‘Villa Ten Broek’), in erfpacht gegeven aan zekere Floris Jan van Vijfeijcken.1 Dertien jaar later is er een nieuwe erfpachter (zeg maar eigenaar) van deze aan het Broek gelegen ‘villa’.2 De Gemertse schepenen verklaren dan dat landcommandeur Iwan van Cortenbach als vrijheer van Gemert de bewuste erfpacht met alle vrijheden die daartoe behoren, heeft overgedragen aan zijn rentmeester Goort van Woermen. Op 17 mei 1454, bij het overlijden van Goort, verandert de Hoeve Ten Broek niet alleen van eigenaar maar ook van naam.

Haringen, brood, erwten en lakense stof

In een lijvig testament opgemaakt op den lesten dagh in april te Vespertijt in het jaar 1454 laat Goort van Woermen vastleggen dat hij de ‘Hof ofte Hoeve Ten Broecke’, bestaande uit huis, hof en omvangrijke landerijen, na zijn dood schenkt aan de parochiekerk van Gemert.3 De Kerkfabriek, dat wil zeggen de pastoor en de kerkmeesters, wijst hij aan als uitvoerder van ‘sijnen utersten wille’ en hij verplicht hen om ‘ten ewigen dage’ op zijn sterfdag en op alle vrijdagen in de vasten, alle armen van Gemert op zijn hoeve in de Kromstraat te spijnen oftewel van zoveel brood te voorzien als men op een maaltijd gewoon is te nuttigen. Dertien daartoe aangewezen armen krijgen op elke vrijdag in de vasten drie haringen, brood, en in raapolie gekookte witte erwten. Op Goede Vrijdag wordt van hen dan wel verlangd dat ze naar de kerk gaan om voor de ziel van de overledene te bidden. Verder krijgen deze dertien eenmaal per jaar, op de feestdag van st. remigius (1 oktober), zoveel lakense stof als nodig is voor het maken van een grauwe mantel…
Na het in werking treden van dit uit de middeleeuwen daterende testament staat tot op de dag van vandaag de voormalige Hoeve Ten Broek bekend als Armenhoeve. Helemaal in lijn van dit antieke testament zijn tot in de jaren dertig van de twintigste eeuw op de Armenhoeve zogenaamde broodspeningen gehouden. De pachter van de hoeve moest hier zorg voor dragen en om hem daartoe ‘goedwillig’ te houden, is hem in het testament van 1454 bij voorbaat ook het een en ander toegezegd.
Daarnaast bevat het testament nog heel veel meer bepalingen, die bovendien niet alleen maar ten gunste van de Gemertse armen blijken te zijn. Maar laten we in het hiernavolgende eerst de testateur Goort van Woermen maar eens onder de loep nemen.

Wie is Goort van Woermen?

Hij is klerk van het bisdom Luik, rentmeester van de Commanderij Gemert, en één van de bewoners op het kasteel in het centrum van het dorp. Vanaf 1434 heeft hij de Hoeve Ten Broeck in erfpacht. Verder is hij ook leenman van de Duitse Orde voor de eveneens in de Kromstraat gelegen Hoeve Ten Boer. Afgaande op zijn naam, geschreven als Van Woermen, Wormen, Waremme, Warme, Weerm, Wermpt, is hij en zijn familie afkomstig uit het dorp van dezelfde naam in de omgeving van Alden Biezen. Hij is de allereerste die in de dan bijna voltooide nieuwe parochiekerk van Gemert wordt begraven. Wanneer een kleine 400 jaar later de kerk een nieuwe vloer krijgt en alle zerken uit de kerk worden verwijderd wordt een lijst gemaakt van alle zerken met de daarop uitgehouwen teksten.4 Deze lijst begint met de oudste zerk: ”Recht voor het H.Cruijsaltaer staet op eenen zarck uytgehouwen:
Hier leijt begraven Godert van Warme rentmeester
tot Gemert sterft int jaer MCCCC ende
LIIII den XVII dagh in meij. Bidt voor de ziel.”

Fundator van Onze Lieve Vrouwe Broederschap

De naam ‘Goyart de Waremia’ komt ook voor onder de vijftiende-eeuwse leden van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap in ’s-Hertogenbosch. In het proefschrift ‘De Bossche Optimaten’ (1973), noemt auteur en promovendus G.C.M. (Lucas) van Dijck deze naam als één der voorbeelden van ‘vreemd bloed en schilderachtigheid’ onder de leden. Wist hij veel dat deze Goyart gewoon uit Gemert kwam en dat diezelfde Goyart – in de wandeling Goort – in zijn testament in 1454 meteen ook de basis legt voor een Onze Lieve Vrouwe Broederschap in Gemert. Tien jaar na zijn dood zal met de stichting van een Onze Lieve Vrouwe-altaar in de Gemertse kerk, de door Goyart bedoelde broederschap ook echt van de grond komen. Deze nu nog steeds bestaande broederschap is de oudste vereniging van Gemert. Ouder dan de Rooj en de Gruujn skut die respectievelijk dateren van 1516 en van tussen de jaren 1485 en 1510.
Uit het voorgaande moge duidelijk zijn geworden dat Goyart de Waremia alias Goort van Woermen in het vijftiende-eeuwse Gemert een man moet zijn geweest van heel hoog aanzien.

Armenhoeve ook Herenhoeve

De naam Armenhoeve wekt nog wel eens de verkeerde indruk. Je moet het ook maar weten dat de hoevenaam verklaard moet worden uit het feit dat de hoeve zo ‘rijk en aanzienlijk’ is, dat een fl inke portie uit de hoeve-opbrengst jaarlijks besteed kan worden ten behoeve van de Armen van Gemert. Het testament uit 1454 bevat bovendien nogal wat bepalingen die direct danwel indirect het eigen zieleheil van Goyart betreffen of ten goede moeten komen aan bijvoorbeeld de Heren op het kasteel. Goyart regelt heel uitvoerig zijn begrafenis inclusief copieuze maaltijden. Pastoor, priesters, koorzangers, klerken, koster: hij heeft het allemaal vooraf geregeld met een betaling uit zijn erfenis in het vooruitzicht. Na zijn dood moet ‘voor eeuwig en altijd’ op zijn sterfdag ook een gezongen zielmis met brandende waskaarsen worden opgedragen, en dat er dan ‘een cleede’ over zijn met brandende kaarsen omzoomde zerk zal worden uitgespreid.
Geregeld heeft hij ook dat op alle zondagen zijn naam wordt opgelezen uit het zielboek en de parochianen opgeroepen om voor hem te bidden. De pastoor is verplicht om de Heren op het kasteel op de jaarlijks te gedenken sterfdag te trakteren op twee ‘quarten’ rijnwijn en dat ook op nog negen meer met naam genoemde heiligendagen in het jaar.5 In totaal komt dat op ruim 20 liter wijn per jaar. Allemaal voor de hoge heren op het kasteel waartoe de pastoor als Duitse-Orde-priester zelf ook behoort. en dan te weten dat deze bepalingen in dit middeleeuwse testament “tot allen tiden ende ten ewigen daghe” onderhouden moeten worden.
Heel lang is dat ook echt gebeurd. Al is er in de loop der eeuwen toch wel eens wat aangepast aan nieuwe omstandigheden. Zo blijkt in de twintigste eeuw de plaats van ‘de hoge heren op het kasteel’ inmiddels te zijn ingenomen door de parochiegeestelijkheid, het kerkbestuur en de koster. Zij zijn het die dan het door de pachter en zijn vrouw bereide ‘Herenmaal’ in de Armenhoeve ten deel valt.
Koster Frans Bronneberg heeft een skon ‘journaal’ bijgehouden van dit jaarlijks terugkerende, zoals hij het noemde, ‘Breugheliaanse eetfestijn op de Armenhoef’.6 De pastoor zegende de spijzen waaronder boerenham, spekstreuf met stroop, haan met compôte, ouwe klare, rijstebrij, enz. enz. Lau Huijbers, lange tijd penningmeester van het kerkbestuur, mailde: ”Truus Slits had een archiefstuk, waarin precies de hoeveelheden vlees, meel, e.d. waren voorgeschreven voor de verschillende spijzen. De maaltijd was in de laatste jaren, dat ze plaats had, teveel voor de moderne magen. De kerkelijke autoriteit moest via een wandeling naar Grotels Hof ruimte scheppen voor deel twee van de maaltijd…”.
In 1975 wordt de Armenhoeve particulier eigendom door verkoop aan de pachtersfamilie Slits-van der Steen. Daarmee komt dan een eind aan de ‘Herenmaaltijd’. Veertig jaar eerder is al een punt gezet achter de broodspeningen voor de Armen-van-Gemert.
Vandaag de dag is ‘de Armenhoeve’ eigendom van Louis en Miranda Coolen-Harbers. Met een bouwhistorie die terugreikt tot tenminste de veertiende eeuw concureert deze hoeve met ’t Hofgoed in de Ruijschenbergstraat om het predikaat “het oudste huis van Gemert”.

Noten
1. BHIC ’s-Hertogenbosch – Archief Kommanderij Duitse Orde Gemert [AKDOG] invnrs. 194 en 195 resp. d.d. 31 juli 1421 en 16 oktober 1421.
2. BHIC ’s-Hertogenbosch – AKDOG invnr. 656 (oorkonde d.d. 12 februari 1434)
3. De volledige transcriptie van het testament is als bijlage opgenomen in: Ad Otten, De vestiging van de Duitse Orde in Gemert 1200-1500, 1987. Het originele testament bevindt zich in het archief van Alden Biezen te Hasselt (B). een afschrift bevindt zich in het gemeentearchief Gemert-Bakel t.w. GAG-AG040 invnr.346 ‘Legerboeck van de kercke alhier begonnen den 31 december 1708’ f.9 t.e.m.14.
4. GAG-AG040
5. een ‘quart’ als inhoudsmaat is iets meer dan een liter.
6. Zoon Harrie Bronneberg bezorgde ons een kopie van het journaal dat de periode van 1950-1964 beslaat: Zie dossier Heemkamer ds.11 map 1.
NB Interessant geschiedkundig ‘nieuws’ over de Armenhoeve is kort geleden ook gepubliceerd in: Paul Verhees (red.), Gemerts erfgoed, 2016, blz.21-23.
Met dank aan fam. Coolen-Harbers, Lau Huijbers, Harrie Bronneberg.

Bekijk PDF

GH-2016-04 Michiel van Gemert ‘Bos met mes”

Jan Timmers

Dit jaar is het Bosch-jaar. Het jaar waarin een grote expositie van de werken van Jheronimus Bosch georganiseerd werd in het Noord-Brabants Museum. Maar behalve die expositie waren er tal van evenementen die op een of andere manier te maken hadden of geïnspireerd werden door de beroemde schilder uit Den Bosch. Het valt daarbij op dat er zo veel Brabantse plaatsen zijn, die op een of andere manier een relatie met Jheronimus Bosch hebben gehad. Zoeken we in Gemert naar een dergelijke relatie dan blijkt die er ook te zijn.
Alweer een aantal maanden geleden kwam er per email een vraag binnen bij de heemkundekring van Theo Donkers uit Netterden. In dat bericht schrijft hij:

“Jeroen Bosch, je kan er niet omheen deze dagen. En dus heb ik een boek uit mijn boekenkast gehaald wat ik in 2001 gekocht heb. Het heet Jheronimus Bosch, Alle schilderijen en tekeningen, geschreven door o.a. Jos Koldeweij. In het boek worden enkele pagina’s gewijd aan een zekere Michiel van Gemert, een tijdgenoot van Bosch en waarvan de schrijver overtuigd is dat de twee elkaar gekend en ontmoet hebben. Want Michiel was een in die tijd bekend goudsmid en graveur en woonde in de Vughterstraat niet ver van de Markt waar Bosch woonde. Van Gemert stond ook bekend als monogrammist. En wat de schrijver van het stuk ook bijna zeker weet is dat
Van Gemert (en ook Bosch) de bekende schilder Albrecht Dürer ontmoet heeft toen deze laatste een bezoek bracht aan Den Bosch. Van Gemert werkte van 1502 tot 1522 in Den Bosch. Zoals we weten stierf Jeroen Bosch in 1516. Wat de schrijvers niet zeggen maar wat ik denk dat wel het geval is, is dat Michiel van Gemert ook werkelijk afkomstig was uit Gemert. Wel zal Michiel in Gemert een andere achternaam gehad hebben, net als Jeroen Bosch in Den Bosch stond ingeschreven als Jeroen van Aken. Het was toen gebruikelijk dat kunstenaars die buiten hun eigen woonplaats bekend werden vaak de achternaam aannamen van hun woon- en werkplaats. Michiel van Gemert is vooral bekend als de monogrammist Bos-met-het-mes, zoals ook Koldeweij aangeeft. Natuurlijk ben ik heel benieuwd of de Heemkundekring Gemert bekend is met deze bijzondere Van Gemert.”
Zover het bericht en tegelijkertijd de vraag of wij als heemkundekring meer weten over deze bijzondere Van Gemert. Op dat moment moesten we het antwoord schuldig blijven. Maar wel reden genoeg om op zoek te gaan naar meer
informatie.

Wat er tot nu toe bekend is.

Koldeweij schrijft over Michiel van Gemert dat het een goudsmid was en een vaardig graveur van messen, kannen en andere metalen voorwerpen. Aanvankelijk kreeg hij de noodnaam ‘bos met het mes’ naar de wijze waarop hij zijn prenten signeerde. De toevoeging van het mes heeft ongetwijfeld te maken met zijn achtergrond als graveur van mesheften.1 In de late 15de en 16de eeuw kende ’s-Hertogenbosch een internationaal befaamde messenproductie. De messen werden tot in Spanje geëxporteerd en een bepaald type mes kreeg zelfs de naam ‘belduque’, een verwijzing naar Bolduque, de spaanse naam voor Den Bosch.2 De heften van de messen werden vaak voorzien van graveerwerk, uitgevoerd door gespecialiseerde vakmensen en ‘bos met het mes’ zal één van hen zijn geweest. Koldeweij wijst ook op de rekeningen van de Illustre Lieve Vrouwen Broederschap van Den Bosch. In de jaren 1509/1510, 1510/1511 en 1516/1517 liet de Broederschap in totaal 29 mesheften graveren en de opdracht werd steeds gegund aan Michiel van Gemert, goudsmid op de Vughterstraat.3 Ook kreeg hij een opdracht in 1510/1511 voor het graveren van 45 drinkkannen.
Michiel van Gemert maakte ook prenten. In de stadsrekening van Den Bosch van 1522 staat opgenomen “item Michielen die goutsmit om die juwelen ende prijsen opt papier te ontwerpen, om die zelve alsoe te doen prenten ende drucken.”
Dat Michiel van Gemert niet alleen een bekende van Jheronimus Bosch was, maar ook een relatie had met diens werk blijkt volgens deskundigen vooral uit zijn prent van Job op de mesthoop, maar ook uit ander werk. Het werk van de monogrammist is volgens deskundigen verder ontleend aan dat van Albrecht Dürer en Martin schongauer en ook verwant aan dat van de Bossche kunstenaar Alart du Hamel. De prent van Michiel van Gemert van de heilige sebastiaan is een getrouwe kopie van een gravure van Dürer uit omstreeks 1499.
Michiel van Gemert was werkzaam in Den Bosch in de periode 1502 – 1522, in dezelfde periode als Bosch. In 1503 werd hij lid van het gilde van Bossche edelsmeden zonder de verplichte leerperiode doorlopen te hebben. Koldeweij vermoedt dat hij toen al voldoende bekendheid genoot en dat hij zijn kwaliteit niet meer hoefde te bewijzen voor het gilde.5

Afkomstig uit Gemert?

De graveur ‘Bos met het mes’ werd in Den Bosch Michiel van Gemert genoemd. Het is de vraag of Van Gemert in dit geval een familienaam is. Michiel is in ieder geval geen lid van de adellijke familie Van Gemert, die tot 1366 heer van Gemert was. Die familie is tamelijk goed bekend en er komt geen Michiel in voor. Waarschijnlijk voerde Michiel die naam omdat hij uit Gemert afkomstig was. Hij was werkzaam in Den Bosch in de periode 1502-1522. Wat meteen bij deze jaartallen in het oog springt is dat juist in die periode in Den Bosch werkzaam was een zekere Michiel van Vaerlaer alias Van Gemert. We citeren uit een genealogie van het geslacht Michiels van Vaerlaer:6
“Michiel Everarts van Strijbosch alias Van Gemert. Michiel noemt zich na vestiging in ‘s-Hertogenbosch ‘van Vaerlaer’ en aanvankelijk ook ‘van Gemert’. Geboren plm 1450, gegoed in Gemert, aldaer vermeld 1478-1511; vermeld in akten te ’s-Hertogenbosch sedert 1502. Hij was cremer te ‘s-Hertogenbosch en stierf aldaar voor 9 april 1522.”
De voornaam, de toenaam Van Gemert en de jaartallen geven ons direct het idee dat we hier met de graveur Michiel van Gemert te maken kunnen hebben. Michiel van Vaerlaer van Gemert was afkomstig van Gemert en een zoon van Everart van Strijbosch en diens echtgenoot Lysbeth Henrick Ansem Henrick Maessen van Gemert. Everart was eigenaar van de hoeve Strijbosch in Handel en een telg uit de familie Van der Heze, leenmannen van het goed Ten Boer in de Gemertse Kromstraat.7
Een aantal gegevens wijst er op dat we niet de goede Michiel hebben. Michiel van Vaerlaer komt in de bronnen in het algemeen voor als Van Vaerlaer of Van Strijbosch en zelden als Van Gemert. Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat hij in de Vughterstraat woonde. De graveur/goudsmid wordt nooit aangeduid met Van Vaerlaer of strijbosch. Bovendien maakt Koldeweij melding van een opdracht van de kerk van Haaren in 1516 voor een monstrans aan Michiel Michiels van Gemert. Daaruit blijkt dat de vader van Michiel van Gemert ook Michiel heette. Dat wordt bevestigd door een vermelding in de rekening van de Lieve Vrouwe Broederschap in Den Bosch van het jaar 1529: “Ontvangen van wat quaet olt tenne gecomen met eenen olden getten pr. nr. voir die dootsculden van Michiel Michiels soon van Gemert gout ende Arnolda syn huysvrouw gestorven int gasthuys magna miseria. Ende vercocht dit tenne tsamen voir xxiii st.”
Leden van de Lieve Vrouwen Broederschap moesten intredegeld betalen aan de broederschap en na hun dood moest de ‘doodschuld’ worden betaald. Al in 1496 betaalde Michiel Michielszoon van Gemert het intredegeld.8 Na
de dood van goudsmid Michiel Michielszoon van Gemert wordt in 1529 de doodschuld betaald in natura (oud tin en nog andere zaken). Kennelijk ging het slecht met het echtpaar. Ze overleden in het gasthuis, magna miseria (veel ellende), en de doodschuld werd betaald met ‘wat slechte oude spullen’.
Verdere zoektocht naar een Michiel Michielszoon brengt ons bij het boek van Alphons van den Bichelaer over de notarissen in stad en meierij van Den Bosch. Hij beschrijft in het kort de families van alle notarissen waarover hij informatie had.
Zo ook de familie van notaris Johannes Arnoldi van Ghemert, die notaris was in Den Bosch in de periode 1496-1524. Deze notaris was een zoon van Arnt Henrick Ansems van Ghemert en deze Arnt had onder meer een broer Michiel Henrick Ansems van Ghemert. Over hem schrijft Van den Bichelaer: “Michiel Henrick Ansems van Ghemert was kramer en had een huis in de Vughterstraat. Hij wordt ook wel Michiel senior genoemd ter onderscheiding van zijn zoon Michiel junior die in 1495 het huis van zijn inmiddels overleden vader bezat.”9
Michiel van Gemert junior neemt dus in of voor 1495 het huis van zijn vader in de Vughterstraat over. Waarschijnlijk is hij dan net getrouwd en we zagen al dat hij in 1496 zijn intredegeld voor de Lieve Vrouwen Broederschap betaalt. Michiel junior moet dus de goudsmid Michiel van Gemert zijn.
Zijn vader Michiel Henrick Ansems van Ghemert woonde ook al in Den Bosch, maar zijn grootvader was Gemertenaar Henrick Ansems Henrick Maessen van Gemert. We kwamen hem in dit artikel al eerder tegen als vader van Liesbeth, de vrouw van Everart van Strijbosch en moeder van Michiel van strijbosch alias van Vaerlaer alias van Gemert. De goudsmid Michiel van Gemert blijkt dus familie te zijn.

Zijn Gemertse voorouders

Michiel van Gemert had Gemertse voorouders. Zijn vader woonde al in Den Bosch en waarschijnlijk verhuisde zijn grootvader Ansem van Gemert naar Den Bosch. Van zijn Gemertse voorouders geven we hieronder een kort overzicht.10
Oudst bekende voorouder is Thomas (Maes) van Gemert

We vinden zijn volgende kinderenvermeld:
1. Jan Maessoen van Gemert. Gehuwd met Yda dochter van Melis van Milheeze, eigenaar van het goed Ter Tuynen in Milheeze. Overleden vóór 1391. Zijn kinderen zijn eigenaar van het goed Ter Eycken in De Mortel.
2. Willem Maessoen van Gemert, vermeld in de periode 1387-1390
3. Hendrik Maessoen van Gemert, overleden vóór september 1411.

Kinderen van Hendrik Maessoen van Gemert zijn:
1. Jan Hendrik Maessoen van Gemert. Overleden vóór 1442. Gehuwd met Sophie, natuurlijke dochter van Wouter Spiering van Gemert uit de familie van de heren van Gemert.
2. Willem Hendrik Maessoen van Gemert. (Willem Heynen). Gehuwd met Beel (weduwe in 1447). Willem bezat veel onroerend goed in Gemert en inkomsten uit het Hofgoed in Gemert. Hij bezat een deel van goed stakenborg in Deurne. Zoon Hendrik huwde Margriet dochter van Hendrik van Nuland. Hij schonk een erfpacht aan Onze Lieve Vrouw van Handel.
3. Ansem Hendrik Maessoen van Gemert (Ansem Heynen)

Van de kinderen van Ansem Henrick Maessoen van Gemert noemen we:
1. Hendrik. Diens dochter Liesbeth huwde Everard Jan van Vaerlaer en was moeder van Michiel van Vaerlaer.
2. Arnt. Diens zoon Jan was notaris in Den Bosch
3. Michiel. Diens zoon Michiel junior was goudsmid en graveur in Den Bosch (Bos met het mes).

Noten:
1. Koldeweij, A.M., P. Vandenbroeck en B. Vermet (2001) Jheronimus Bosch. Alle schilderijen en tekeningen, rotterdam: Museum Boijmans Van Beuningen 2001.
2. ronald van Genabeek, Messen uit de stoofstraat. De beerput van een messenmaker uit de 16de eeuw, in: Ronald van Genabeek e.a. Putten uit het Bossche verleden, vriendenbundel voor Hans Janssen. Den Bosch 2012.
3. Zie noot 1. In het boek van Jos Koldeweij, Zilver uit ‘s-Hertogenbosch, Noord-Brabants Museum 1985, wordt de goudsmid Michel van Gemaert genoemd voor de periode 1501-1522. Daarnaast wordt zijn naam ook gelezen als Michiel van Ghent. In de latere publicatie van 2001 is die leesfout hersteld. Aanvankelijk was de relatie tussen Michiel van Gemert en de graveur ‘bos met het mes’ nog niet gelegd. In de publicatie van 2001 (zie noot 1) is die relatie wel duidelijk gemaakt.
4. De afbeelding is ontleend aan Van Genabeek, zie noot 2.
5. De informatie over ‘bos met het mes’ is ontleend aan Koldeweij, noot 1.
6. Jhr. Mr. C.C. van Valkenburg, De oudste generaties van het geslacht Michiels van Vaerlaer, De Nederlandsche Leeuw jaargang 1959 kolommen 314 en volgenden. Deze genealogie kan inmiddels met Gemertse bronnen aangevuld en verbeterd worden.
7. Het voert te ver om hier over de familie Van der Heze – Van Vaerlaer – Strijbosch verder uit te wijden. Naast het artikel van Mr van Valkenburg is er ook over geschreven in Gemerts Heem. Daarnaast zijn er aanvullende gegevens bekend. Wellicht komen we er een volgende keer uitgebreider op terug.
8. De gegevens uit de rekening van de Illustre Lieve Vrouwen Broederschap zijn te vinden in het archief van de broederschap op .
9. Alphons van den Bichelaer, Het notariaat in stad en Meierij van ’s-Hertogenbosch tijdens de Late Middeleeuwen (1306-1531), Amsterdam 1998.
10. De gegevens zijn ontleend aan allerlei archiefbronnen uit Gemert, Helmond, Den Bosch, Bakel etc. We geven het overzicht zonder bronvermeldingen. Het overzicht beperkt zich tot de voorouders van Michiel van Gemert. Wellicht kunnen we er een keer uitgebreider op terugkomen.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Oorkonde uit 1271, archiefstuk van het jaar! Vorstelijke aanwijzing van: Gemert Vorstendom!

Ad Otten

Gemert is in de jongste Bosatlas van de Geschiedenis van Nederland (2011) op 69 kaarten in de periode van 1100-1800 gemarkeerd met een ‘status aparte’ of als een wit vlekje. De redacteuren weten er niet altijd goed raad mee. Maar iets ‘aparts’ is buiten kijf. Al jarenlang is in Gemert en ook door ons zelf het vroegere Gemert wel aangeduid als ‘Vrijstaat’. Weer anderen noemen het een Vrije Heerlijkheid. Maar dat laatste is sowieso veel te mager want Gemert is een Soevereine Vrije Heerlijkheid en dat komt heel dicht bij een ‘vorstendom’. Een paar jaar geleden vinden we een archiefstuk met de tekst dat de landcommandeur van Alden Biesen zich volgens een topjurist van de Duitse Orde mag beschouwen als “Fürst und Herr” van Gemert. Intussen is er al veel en veel meer materiaal dat in diezelfde richting wijst. Maar cruciaal is de oorkonde van 25 maart 1271. De tot dusver gegeven uitleg dat hertog Jan van Brabant zich daarin uitgeeft als ‘oppervoogd van Gemert’ blijkt niet langer houdbaar. Het is de uitleg van de Staten-Generaal en de Republiek van de Zeven Provincien wanneer die in 1648 Gemert inlijven. Een uitleg die door ‘Hollands-georiënteerde’ historici daarna kritiekloos is overgenomen. Na het in 1662 met Den Haag gesloten ‘Akkoord’ over de Gemertse soevereiniteit leggen de oud-Hollands-georiënteerde historici dat uit als een verkoop van soevereine rechten aan de Duitse Orde. Maar laat ons terugkeren naar de oorkonde van 25 maart 1271, die tot voor kort nooit is vertaald. Nieuw is de uitleg: Hertog Jan verklaart in Gemert NIKS te zeggen te hebben, hij erkent de soevereine eigenheid van Gemert en werpt zich niet op als oppervoogd maar als beschermer. In hetzelfde tijdsbestek doet hij dat ook voor steden als Luik en Aken, in respectievelijk 1271 en 1280. De zogenaamde ‘oppervoogd’ van Gemert blijkt terug te voeren op een foutieve vertaling c.q. interpretatie van het Latijnse ‘superior advocatus’. Precies die terminologie is ook in de oorkonden voor Aken en Luik gebruikt en in die wereldsteden-van-toen krijg je als oppervoogd natuurlijk geen voet aan de grond. Ook al hoor je tot de belangrijkste vorsten van het Duitse Rijk. Maar die laatste kwaliteit komt beide steden wel van pas als het er om gaat die belangrijke in Brussel residerende hertog altijd als ‘beschermer’ achter de hand te hebben… In Gemert gaat hertog Jan een beetje verder. Hier claimt hij het exclusieve recht van beschermer. Maar omdat hij ook verklaart dat hij in Gemert NIKS te zeggen heeft kan hij alleen beschermen als Gemert daarom vraagt. Dat staat ook duidelijk in de oorkonde. En dat betekent dat ook de zogeheten suzereine macht in Gemert zelf ligt. Met ‘suzerein’ wordt bedoeld de dominerende staat of vorst.
En waarom we daar nu zo zeker van zijn? Wel, de in het Latijn gestelde oorkonde is door ‘buitenstaanders’ die ‘vanalles’ beweren of beweerden nooit vertaald. Volstaan is altijd met een beknopt, telkens gekopieerd, en zoals nu blijkt onjuist regest, dat iedereen op het verkeerde been zet.
In 1975 vertaalde Harry Pennings, leraar Latijn en conrector Latijnse School, voor het eerst de akte. Vervolgens vindt ondergetekende kort geleden de oorkonden uit Aken en Luik en legt die met de oorkonde uit Gemert ter vertaling voor aan Dr. Frans Slits, ja die! Latinist en classicus. Zijn vertaling stemt overeen met die van wijlen Harry Pennings. En met nu de interpretatie van de van Gemert geboortige doctor Frans durft ondergetekende de regesten van alle nu nog steeds ‘oud-Hollands-georiënteerde hotemetoten’ naar de prullenbak te verwijzen.
Gemert van vóór de tijd van Napoleon is van oudsher, dat wil zeggen voor zover de nu bekende oudste schriftelijke bronnen laten zien, een soeverein én suzerein territorium. Een heus vorstendom! Ook al is het: mini-mini.

P.S. De vertalingen staan op de website www.heemkundekringgemert.nl onder ‘bronnen’, klik daar op ‘Oorkondenboek van Gemert’ en scroll naar de oorkonde van 25 maart 1271. Met dank aan Frans Slits en wijlen Henri (Harry) Pennings.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Tenslotte

Ad Otten

Uit de koker van Stichting Gemert Vrijstaat is veel tot stand gekomen in samenwerking en in goede verstandhouding met derden. Steun van particulieren en de gemeente zijn daarbij van groot belang geweest. Uitstekende contacten zijn ook opgebouwd met bijv. Zorgcentrum Ruijschenbergh en met Goed Wonen. Na de terugbezorging van de weer gave Elisabeth komt op een muur in het restaurant van Huize Ruijschenbergh een gedicht in het Gemerts dialect: Het Vèldboekèt.
En wat de woningbouwvereniging aangaat: de herplaatsing van de eerste steen van het voormalige Gasthuis is al ter sprake gekomen. Bijzonder en direct in het oog springend is ook het mysterieuze gele kunstobject voor het kantoor in de Drossard de la Courtstraat. Door plaatsing in de as van de nieuwe straat “Standaardmolen” is het vandaaruit ook een blikvanger. Goed Wonen ziet het van meet af aan wel zitten: kunst van Gerard van Lankveld: “Goed Wonen à la Rietveld”. Zij weet ook raad met de op verzoek voor appartementencomplexen aangeleverde namen: Insulinde en Nusantara (Indiëplantsoen), Molenaar (Peperbus), Schoutenhuis (Groeskuilenstraat) en Merlettenhuis (Einattenhof) en Goed Wonen zorgt er voor dat bewoners en bezoekers in de entreehal van de appartementengebouwen meepesant worden geïnformeerd over de historische achtergrond van de namen.
In 2014 komt het ook tot een beeldreliëf van Macropedius (van kunstenares Maria Rijkers). Het staat in een lege nis boven de voordeur van een vrijstaand huis op de hoek van het Macropediusplantsoen.

Stimulerend en hier vermeldenswaard is de activiteit die Stichting Kruidentuin van Nederland heeft ontplooid in het verlengde van het door de heemkundekring bij de gemeente aangekaarte gemeentelijk luikenproject. Met een kleine stimuleringssubsidie weet ‘Vrijstaat’ zelf twee pandeigenaren te bewegen de luiken aan hun huis te voorzien van een wit-zwarte zandloper en we vinden de gemeente bereid dat te doen met het nonnenpoortje in de kloostermuur tegenover Mariënburg. Maar dankzij de activiteit van Stichting Kruidentuin van Nederland is dit wit-zwarte logo pas echt karakteristiek geworden in het Gemertse. In een luttel aantal jaren least de stichting zo’n 1000 kruidenbakken aan inwoners en bedrijven. Allemaal voorzien van die uniforme zandloper. Geweldig!

We verwerven de eerste steen van de kiosk anno 1936. Een fragment van de grafzerk van de eerste rector van de Latijnse School uit het jaar 1624. Alphons Arts restaureert voor ons (pro Deo) twee grote schilderijen van de plaatselijke negentiende-eeuwse portretschilder Nicolaas Winteroy. Alphons hebben we vorig jaar gevraagd om het uit 1904 daterende bijzondere dorpsgezicht van ‘De Mortel met twee kerken’ te verbeelden. De uit 1848 daterende eerste kerk van De Mortel is pas gesloopt nadat in 1904 de huidige kerk is ingewijd. Van De Mortel met twee kerken is geen afbeelding bekend. Maar die bestaat nú wel. Het is de bedoeling dit kunstwerk in de herfst van 2016 in bruikleen aan te bieden aan de dorpsraad De Mortel voor een publieke plaats in de dorpskern.
Ten tijde van het vertrek van de paters van de Heilige Geest uit Gemert (2011) portretteert Piet Kuppens op ons verzoek Charles Luttenbacher met de donjonpoort van het kasteel op de achtergrond. Luttenbacher is in 1914 de stichter van het seminarie van de congregatie.
Van Albert van Boxtel verwerven we tegen kostprijs een door hem naar een origineel uit Museum Boymans-van Beuningen (Rotterdam) geschilderd portret van vice-admiraal Jan van Amstel. Alle genoemde objecten ‘verblijven’ in de Heemkamer.
Maar er is nog meer: In het kader van het gemeentelijk project ‘Vitalisering Binnengebied’ komt er een tourniquet in de kloostermuur van Nazareth naar De Stroom, waardoor een wandeling binnen en ‘buitenom’de kloostermuur van Nazareth mogelijk wordt. De gevelsteen naast het nonnenpoortje tegenover Mariënburg wordt ‘gezoet’ en weer leesbaar: Anno 1900 – Soeur Mère Angela Kemps. Het curieuze lijkenhuisje van de zusters Franciscanessen wordt van binnen en van buiten opgeknapt als schoolexamenproject en de in deplorabele staat verkerende cementen schedeltjes op de penanten aan de entree van het kloosterkerkhof worden vervangen door duurzamer koppen. Spijtig genoeg is kort daarna de gesmede hofpoort gestolen, het lijkenhuisje beklad en de raam ingegooid. Maar de opknapbeurt heeft laten zien dat het gebouwtje op termijn en binnen een bebouwde en veiliger omgeving straks als curieus monumentje van het uit andere tijden daterende nonnenklooster toch iets te bieden heeft. Voor het interieur houden we ‘voor straks’ nog iets ‘onder de pet’.
In het kader van ‘Vitalisering Binnengebied’ maakt kunstenaar Hub Clerx een duurzaam uitgevoerd oud schoolbord met daarop in schoolschrift het aftelversje Hollleke Bolleke… dat de geamputeerde achtergevel van de Komschool aan de Komweg een stuk minder leeg en doods maakt.
Uitgevoerd in samenwerking met de gemeente is de bijzondere wissellijst (op een zuil) met een reconstructie van het legendarische Slotje in de Deel naar de toestand van rond 1750 (door architect Leo Bekkers met dank aan Jan Timmers). De zuil staat in het plantsoen tussen Het Slotje en de Louis Couperusstraat. Vanuit Deel gaat ‘Pad naar het Slotje’ er recht op af.

Voor de gevel van Binderseind 2 creëert Toon Grassens een wapenschild (in polyester) van de Orde der Dominicanen die hier in 1639, op de locatie van de villarij, het predikherenklooster bouwt. Later is het klooster gereformeerde kerk, woning van dominee en schoolmeester, doofstommeninstituut, enz. De villarij is van 1908, het gesmede hek aan de straatkant markeert nog het vroegere ‘geuzeneiland’ in Gemert. Overbuur-kunstsmid René van de Crommenacker smeedt op ons verzoek naar het voorbeeld van de bordjes aan Amsterdamse bruggen nu naambordjes ‘Geuzenkerk’ en ‘Geuzenschool’ en klemt die aan het hek van de voortuin.
En heeft u ooit het kleurige en ‘zwangere’ (keramisch) nestkastje gezien in de archieftuin? Op een kunstmarkt gekocht van Diny Timmers om de uitstraling van de op een kerkhofje lijkende archieftuin om te buigen naar een breder georiënteerde beeldentuin. Toekomstmuziek!?
De lijst van uitgevoerde ‘Gemert Vrijstaat Werken’ is nu bijna compleet. Uitgebreid onderzoek naar de onmiskenbaar rijke Gemertse heraldiek leidt tot de publicatie ‘De handtekening van de Teutonen’ (Ad Otten) dat naast ter plaatse ingebrachte adviezen meteen kan worden aangewend bij de dan onderhanden restauratie van het kasteel.
Voor de uit 1714 daterende weefrietbank – op de hele wereld is geen oudere bekend – wordt een plaats gevonden in het wevershuis van het Boerenbondsmuseum. Zes generaties Grassens maakten op deze ‘bank’ het weefriet, de ziel van het (weef)getouw, dat erg bepalend is voor de kwaliteit van het weefsel. Of daardoor Gemerts Bont geworden is tot Brabants Bont? Oud-fabrikant Felix van den Acker moet er efkes om lachen maar zegt dan volmondig: ‘JAAA!’.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Edelman Rutger va Gemert “stichter” Commanderij

Ad Otten

Als ridder van de Duitse Orde kan de edelman Rutger van Gemert (ca. 1150 – ca.1220) worden gezien als grondlegger van ‘Gemert Vrijstaat’ dat zo’n zes eeuwen lang als een zelfstandig staatje het hoofd weet te bieden aan de ‘grootmachten’ daaromheen. Wanneer Toon Grassens om gezondheidsredenen moet stoppen met beeldhouwen schenkt hij zowel een mobiel beeld in polyester van onze edelman alsook een ‘halfaf’-loodzwaar granieten beeld (een ‘Unvollendete Grassens’). Beide beelden hebben zich in het Gemertse al gepresenteerd. De mobiele Rutger duikt overal op, hij heeft zelfs al gestaan in de heemkraam op de jaarmarkt. Maar zijn thuis is de serre van het gemeentearchief in de Ruijschenberghstraat vanwaar hij alles in de gaten houdt. De granieten ‘Unvollendete Grassens’ is tijdelijk gestald in de gemeentetuin aan de entree van de wintertuin maar het is de bedoeling dat die straks wortel schiet in zijn ‘eigenste’ Ridder Rutgerlaan.

Pas in 1986 is zijn naam komen bovendrijven als fundator van de Commanderij Gemert. Edelman Rutger van Gemert, lid van de Duitse Orde, “den welken ons gelaeten heft dat Goed van Gemert”, zo luidt de middelnederlandse vertaling van een in het latijn gestelde inschrijving in het perkamenten Alde Anniversarienboek van Biesen dat berust in het Deutsch Ordens Zentral Archiv te Wenen. In 1172 moet deze Rutger al volwassen zijn geweest, terwijl zijn overlijden vóór 1220 gedateerd kan worden. Gelet op alle inschrijvingen moet hij in die vroege periode van het ontstaan van de Duitse Orde één van de weinige edellieden onder de fraters van de Duitse Orde zijn geweest, hetgeen wijst op een zekere kwaliteit binnen die organisatie. Welke blijft de vraag. Uit die vroege periode bestaan slechts heel weinig bronnen. Maar de boven water gekomen fundator van de Vrije Commanderij is voor de vroegste geschiedenis van Gemert van wezenlijk belang. Een uitgangspunt dat vastigheid biedt. Een gegeven ook dat beeldhouwer Toon Grassens al meteen in de jaren tachtig van de vorige eeuw inspireert om in zijn spaarzame vrije uurtjes deze ‘grote zoon van Gemert’ levensgroot te modelleren in een vroeg dertiende-eeuws harnas. Hij maakt het beeld van polyester met de bedoeling het te zijner tijd te laten dienen als model voor een te maken beeld in graniet. Maar ook het kunststofbeeld bewerkt Toon zodanig dat het een uitstraling krijgt van een stenen beeld van een kleine duizend kilo. In de zomer van 1996 verrast Toon de archeologen en een groot belangstellend publiek door zijn mobiel ridderbeeld kant en klaar te zetten boven op de berg naast de opgravingen van het Hooghuis, zodat Rutger van Gemert alles in de gaten kan houden van wat er van zijn adellijke familie allemaal wordt opgegraven…
Opmerkenswaard is het dat beeldhouwer Toon de edelman Rutger van Gemert heeft opgesteld achter een fors wapenschild van de Duitse Orde waarop hij heel symbolisch een hartschild heeft aangebracht met het familiewapen van de aloude Heren van Ghemert. Het mag wel eens gezegd worden: Atelier Agrass is altijd tot in detail ‘betekenisvol’.

Hierna volgt beknopt iets over het ontstaan van de Gemertse ‘status aparte’:
Het soevereine Gemert moet zijn voortgekomen uit allodiaal bezit van de adellijke familie Van Gemert. Een allodium duidt op grondbezit waarover het bezitsrecht absoluut is. Iedere vorm van vruchtgebruik of rechtspleging binnen een allodium hoort toe aan de bezitter. Veel allodia vinden hun oorsprong in een rijks- of koningsgoed, dat door de vorst wegens bewezen diensten aan een trouwe vazal wordt geschonken, waarbij het statuut van allodium ten eeuwigen dage gehandhaafd blijft. In wezen hoort het allodium ook niet meer tot het vorstendom waaruit het is voortgekomen. ‘Boven een allodium staat alleen God en de Zon’. Hoe de familie Van Gemert aan het allodium-Gemert is gekomen, is onbekend.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Residentie op tafel en gijzelstenen in plaveisel

Ad Otten

Het jaar 2013 is het jaar van de metamorfose van het Ridderplein. Ook Gemert Vrijstaat is enthousiast en dat niet alleen vanwege de nu zo in het oog springende locatie van de ‘Losbol’. Omdat de kasteelplannen almaar opschuiven willen we een aanvankelijk in het kasteelpark gedacht project nu op het Ridderplein uitvoeren. Een panoramatafel met een majestueus gezicht op Gemerts kasteel anno 1700. Op 21 april 2014 (Tweede Paasdag) wordt die pal voor het pand van de VVV, onder grote belangstelling onthuld door de oudste verenigingen van Gemert (Onze-Lieve-Vrouwe Broederschap, Rooj en Gruujn Skut).
Het tafelblad is een duurzame uitvergroting van de historische prent van Romeyn de Hooghe uit 1700, die de residentie toont van de ‘Vorst en Heer van Gemert’. De tafel is gerealiseerd naar het idee van Gemert Vrijstaat en zij neemt ook de helft van de kosten voor haar rekening. Jan Overeem (voorzitter Toeristisch Platform Gemert-Bakel) en de Heemkundekring nemen het resterende bedrag voor hun rekening. Niet onvermeld mag blijven de perfecte productuitvoering door Back-to-Back en Jacques van de Vossenberg en de constructieve bijdrage van de VVV.
Intussen heeft de tafel al menigmaal gediend als vertrekpunt voor een rondleiding door Gemert-centrum. Daarbij prikkelt het telkens weer om te kunnen vertellen dat de maker van de indrukwekkende prent in opdracht van stadhouder-koning Willem van Oranje-Nassau ook diens Paleis ’t Loo graveerde. Dat ook de residentie-op-tafel een vorstelijke uitstraling heeft, kan iedereen meteen zien.

In samenwerking met Stichting Kruidentuin van Nederland komt het op de kademuur van de (kasteel)buitengracht ook tot een bijzonder kleurig bord “Buitenhof” met een prachtige prent van het poortgebouw van het kasteel en op de voorgrond een kruidentuin. Wellicht is het u niet bekend dat de Soevereine Vrijheer van Gemert in het pestjaar 1636 de financier is van een boek over “de kennisse der cruyden tot onderhoudinge des levens ende tot verlichting ende versoeting”. Het staat op het bord!

Al wat langer bestaat het plan om op het Ridderplein iets te realiseren dat herinnert aan de dramatische gebeurtenissen van 11 mei 1940. Een Duitse Schütze (Emil Hoffmann), twee Gemertse burgers (Bert ‘de Paws’ Baggermans 63 jaar en Nico van Vugt 11 jaar) en een Nederlandse sergeant (Paul van Oostveen) laten hier het leven. Zo’n 500 Gemertse gijzelaars maken dat van heel nabij mee. Herdenkingsstenen in het plaveisel – ook voor de Duitse soldaat – is het idee. Passend in de trend om ook stil te staan bij Duitse slachtoffers. Indachtig ook de tekst op het oorlogsmonument ‘Namen zijn mensen…’. Maar daar blijkt toch niet iedereen gelukkig mee. Na overleg met het 4-mei-comité en de daarin vertegenwoordigde Vereniging van oud-militairen zijn vier van de vijf stenen gelegd, terwijl die van Soldat Hofmann vooralsnog in de Heemkamer blijft. ‘Vrijstaat’ wil geen gedoe. Het is de bedoeling een onderzoek in te stellen voor een helder antwoord op de vraag ‘Wie was deze jongeman?’ Zijn laatste woorden waren ‘Mutti, Mutti…’.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Archieftuin met zerk van vlegelcommandeur

Ad Otten

Met instemming van de gemeente verhuizen we in 2010 hardstenen grafmonumenten die al jaren ‘in bewaring’ liggen op de gemeentewerf naar de archieftuin waar ze ‘tentoongesteld’ worden aan de muur tegenover de serre van het gemeentearchief.
Een kindergraf uit 1874 met de tekst “Laat de kinderen tot mij komen” heeft een reliëf in imitatiemarmer van een engel met een kindje in haar armen. Het is een replica waarvan het origineel (van de Deense beeldhouwer Thorvaldsen) berust in het British Museum in Londen. In de archieftuin zien we ook een wit grafkruisje van Hansje van der Kruijs en de zerk van Juf Noor bij wie zo’n twee generaties Gemertenaren in de klas zaten. Allemaal grafzerken die op de nominatie stonden te worden vernietigd. Toen het kerkbestuur van Volkel vroeg of er interesse was voor de zerk van de daar begraven Frans Buskens, met 42 jaar de langst zittende burgemeester van Gemert, heeft ‘Vrijstaat’ ook daar positief op gereageerd. Ook is er een plekje gevonden voor een zerkfragment, opgegraven op het voormalige kerkplein, waarop nog delen van wapenschilden zijn te zien. Of het hier een commandeur betreft? Wat we vooralsnog in elk geval houden voor de grafzerk van commandeur Ulrich van Hoensbroek zijn twee kolossale steenhelften (25 cm dik) van blauwgraniet. Heer Ulrich maakte met iedereen ruzie, hij verkwanselde in 1648 de soevereiniteit aan Den Haag en jarenlang hield hij er in Brussel, op kosten van de gemeente, dure maitresses op na, waarvoor hij de gemeentesecretaris met een zak geld liet opdraven. Zijn onderdanen thuis noemde hij ‘het strontvolk van Gemert’. Het is allemaal in processtukken vastgelegd. Eens heeft hij een voerman van een klotkar, die niet snel genoeg zijn hoed afzet voor ‘zijne hoogheid’, in elkaar laten ranselen. En de Gemertse advocaat die het voor het slachtoffer opneemt die kon daarna maar beter uit Gemert verhuizen. Het moge duidelijk zijn waarom bij dit hoofdstukje ‘vlegelcommandeur’ in de aanhef staat. Wanneer ‘deze vlegel’ op 31 juli 1655 in Den Haag overlijdt sturen ze zijn lijk naar Gemert waar hij in het priesterkoor van de kerk wordt begraven. Alle inscripties op zerken van commandeurs zijn beschreven alvorens ze in het begin van de negentiende eeuw uit de kerk te verwijderen, maar niet die van commandeur van Hoensbroek. Ze hebben het hier gewoon verdomd om op zijn zerk iets tot zijner nagedachtenis te zetten.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Hooghuispaal anno 1330

Ad Otten

‘In de serre van het gemeentearchief staat een merkwaardig kunstwerk dat het historische Hooghuis verbeeldt: het eerste kasteel van Gemert. Het is een aankoop van ‘een scout’ van Gemert Vrijstaat tijdens een kunstroute. Een vrije verbeelding van kunstenares Maria Werts-de Vries uit 2012. De eikenhouten paal waaraan het keramische gebouwencomplex is opgehangen, is gevonden bij de grote archeologische opgraving van het hooghuis in 1996. Het is een paalpunt van één van de tweeëntwintig gevonden pijlers van de brug die over de gracht leidde naar het Hooghuis op de motte van de adellijke Van Gemerts. Dendrologisch onderzoek heeft deze paalpunt gedateerd op het jaar 1330. Het kunstwerk is zichtbaar vanuit de archieftuin waarin ook andere met lokale historie beladen ‘corporele documenten’ een plaats hebben gekregen.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Alle Gemertenaren stammen af van Karel de Grote

Ad Otten

Gemert en Handel hebben dankzij hun aan de Teutonische Ridderorde verbonden historie al een bijzondere schat aan heraldiek in huis. Toch is daar door ‘Vrijstaat’ nog iets heel bijzonders aan toegevoegd. Aan de achtergevel van de Latijnse School zijn naast elkaar twee wapenstenen opgehangen met het wapen van een landcommandeur, zeg maar Vorst van Gemert die zijn wapensteen omstreeks 1500 heeft achtergelaten op de in zijn opdracht geheel gerenoveerde gevel van het zogeheten Huis van Gemert in ’s-Hertogenbosch. Dat pand is in 1889 weliswaar gesloopt maar het vrij gave wapenschild van mergel is bij de Bouwhistorische Dienst van Den Bosch bewaard gebleven. En naar dat origineel maakt Toon Grassens een niet van echt te onderscheiden replica en daarbij ook het wapenschild zoals dat er 500 jaar geleden moet hebben uit gezien. In kleur. Deze twee wapenstenen vormen samen een heraldisch curiosum dat 500 jaar overbrugt en ze hangen bovendien op een locatie waar tenminste 13 bastaardkinderen van de vorst en van de hem hier opgevolgde familieleden zijn opgegroeid. Intussen weten we dat van deze commandeurskinderen ‘heel’ Gemert afstamt. De werkgroep genealogie heeft van 1500 tot 1800 zo’n 4000 afstammelingen ‘in kaart’ gebracht en het is voor personen van Gemert of die met Gemertse roots echt niet moeilijk om daar op aan te sluiten. En als je afstamt van één van deze commandeurs (Van Einatten is de naam) dan stam je ook af van Karel de Grote. Deze zichzelf heiligverklaarde keizer erkende maar liefst 70 kinderen en van deze kinderen stamt de bijna complete Europese adel af. Jazeker ook het adellijk geslacht Van Gemert en zoals in het voorgaande betoogd ook alle andere Gemertenaren. Hou je van puzzelen? Duik dan maar eens in de publicatie uit 1993 van Hans Vogels en Willy Ivits met de titel: “Stammen alle Gemertenaren af van Karel de Grote?’

Bekijk PDF

GH-2016-03 Michaël van de Pandelaar

Ad Otten

Sint Michaël is van oudsher bekend als de patroon van de wijk Pandelaar. Dat indertijd de verbindingsstraat met Deel de naam Sint-Michaëlstraat is gegeven is daarom ook niet verwonderlijk. En niemand zal het dan verbazen dat je in de al vele tientallen jaren lege nis van het aan de Michaëlstraat gelegen schoolgebouw een beeltenis van de aartsengel wil plaatsen. De nu daar gevestigde Jenaplanschool schaart zich achter het plan, sponsort Gemert Vrijstaat met 500 euro, en betrekt alle leerlingen en de buurt bij het project. Op maandag 10 december 2007 mag de jarige leerling Job met directeur Jan van der Veen het achter een kleurige ballonnentros verstopte beeld tevoorschijn halen. De ballonnen kiezen het luchtruim en daar staat ie dan. Een Michaël van koper en messing. Het beeld is gemaakt door self-made kunstenaar Frans Arts, zoon van de jong overleden aannemer Cor Arts, die in 1939 het schoolgebouw opleverde. Voorafgaand aan de onthulling geeft Frans ‘les’ over zowel de symbolische betekenis van Sint-Michaël – strijd tussen goed en kwaad – alsook de techniek van het hele productieproces, van het eerste ontwerp tot het uiteindelijke beeld. Een hartverwarmende jonge belangstelling valt hem ten deel: ”Gossie ja: Michaël dóódt de draak niet, maar hij houdt hem met de lanspunt boven zijn hoofd in bedwang. Kijk maar!”

Bekijk PDF