GH-2016-03 Gangen krijgen namen met cachet

Ad Otten

Getuigenissen vanaf het begin van de zeventiende eeuw geven aan hoe fraai de straatwand van de lintbebouwing aan de bochtige hoofdstraat wel niet is. Achter dat mooie decor wordt overigens wel wat minder fraai gewoond en gewerkt. Achter vele panden staat een werkplaats of een fabriekske met niet zelden een of meerdere woningen voor het gezin van een knecht of arbeider. Thuiswevers vindt je geconcentreerd in De Haag maar zeker ook in het centrum. Hier kun je ook aantreffen: een smidse, timmerwinkel, aannemerij, ververij, looierij, bakkerij, kuiperij, brouwerij, slachterij, klompenmakerij, hoedenmakerij, koffie- of cichoreibranderij, boterij, jeneverstokerij, of febriekskes van tabak en sigaren tot zelfs die van rozenkransen toe.
De elkaar belendende percelen án de Straot hebben van oudsher dezelfde diepte en via ‘gangen’ loodrecht op de kronkelende hoofdstraat, is de gezamenlijke achterpad bereikbaar die elk perceel een eigen achterom geeft. Veel ‘gangen’ lopen door over de achter de percelen gelegen akkers of weilanden en vormen op die manier binnendoortjes naar de op enige afstand gelegen gehuchten. Langs de heggen en palissades van de achtertuinen kan men van keske tot keske (en nu nog steeds) om de oude bebouwde kom van Gemert heenlopen. Alleen achter kasteel en kerk zijn van oudsher geen achterpaden maar lommerrijke lanen.
De structuur van gangen, binnendoors en achteroms in het oude centrum is een karakteristiek gegeven en het is één van de doelstellingen van Gemert Vrijstaat om dat wat meer cachet te geven. Het advies aan de gemeente om alle gangen te benamen, zoals eerder al gebeurd met Bonengang, Weversstraat, Watermolen en Karbeel, wordt gehonoreerd. Een officiële naam is de eerste stap naar behoud en een opknapbeurt. Op de gemeentelijke stratenlegger komen nu ook de namen van Pelikaangang, Amstelgang, Soikerijgang, Gasthuisgang, Karregang, Mickersgang, Kopperegang, Nonnengang, Sint-Joris en Sint-Tunnisgang, en iets later in het verlengde van de Weversstraat de eensporige ‘Schietspoel’ en aan het Binderseind de doodlopende (particuliere) Amigogang. Alle gangen krijgen chique wit geëmailleerde gangborden met daarop de naam in een stevige ietsje verhoogde zwarte letter. Klassiek eigentijds, en… in een nieuw en uniek lettertype. Dat idee is van een in Gemert als zelfstandige gevestigd grafisch ontwerper van naam.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Heilige Losbol symbool van Gemertse apartheid

Ad Otten

Hij is onthuld bij de opening van Gemert-kermis in 2007. Toen nog in het parkje tegenover De Landman en De Heeren van Ghemert. Maar nu staat hij prominent en niet te missen midden op het Ridderplein. En wanneer de zon ondergaat wordt hij van onder aangelicht. Met alles leeft hij mee. Hij staat bewust niet op een hoge sokkel, hij is één van ons, hij hoort erbij. Zijn hoofd onder zijn rechterarm lacht altijd, en met de kelk in zijn linkerhand blijft hij proosten en toosten. De uitvoerend kunstenaar Ton Mooij uit Amersfoort heeft er van meet af aan lol in gehad. Nog niet zo lang geleden haalde Ton het journaal met de oplevering van een beeld voor de Sint-Jan in Den Bosch: een engel met een mobieltje aan zijn oor. Maar onze Losbol mag er ook zijn. En zeker ook de geschiedenis die daar achter steekt. Hij is niet alleen de patroon van Gemert-kermis maar ook symbolisch voor de historische apartheid van Gemert. Ingeklemd tussen de calvinistische noordelijke Nederlanden en de katholieke zuidelijke Nederlanden is Gemert zo’n anderhalve eeuw een trait-d’union tussen Noord en Zuid. Met de godsdienst ‘vrij’ en dat is bijna uniek in de Nederlanden. Uniek is in elk geval dat in die periode de katholieke vorst van Gemert de protestantse dominee benoemt. Waar komt dát nou voor?

Desalniettemin moet hier de katholieke kerk, die veertien jaar lang door gereformeerden is gevorderd en gebruikt, wel opnieuw worden gezuiverd en ingewijd. En laat de buitenlandse bisschop die daarvoor naar Gemert wordt gehaald die wijding nu uitgerekend verrichten op de feestdag van de Heilige Dionisius. Hij, de eerste bisschop van Parijs, is in 272 onthoofd en de legende wil, dat hij na die gebeurtenis meteen zijn hoofd opraapt en zijn beulen toont met de gevleugelde woorden: “Vlegels, kijk nu eens wat jullie hebben gedaan!” Er volgt een heiligverklaring en de beeltenis van een bisschop met het hoofd in zijn armen in plaats van op zijn romp, wordt een icoon. In de volksmond: de heilige losbol! De dag van de in Gemert hernieuwde kerkwijding zal zo’n 250 jaar lang, geheel volgens de traditie, elk jaar worden gevierd als ker(k)mis. Een kermis met voor iedereen een extra attractie die tot ver over de grenzen bezoekers trekt. Gedurende acht dagen – het octaaf van de heilige Dionisius – wordt in de kerk, om de hoek van het kermisterrein, de monstrans met de heilige hostie uitgestald, die bij elk kerkbezoek maar liefst 700 jaar aflaat oplevert. Te gek gewoon. Voor alle inwoners en alle ‘buitenlands’ kermisbezoek gaat het vagevuur hier al in 1683 op een flink lager pitje. De heilige Losbol is van meet af aan een populaire jongen. In het Gemert van nu is hij, helemaal van deze tijd, óók symbool voor zinloos geweld.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Vorsten van Gemert

Ad Otten

De laatste jaren is door naarstig onderzoek meer en meer duidelijk geworden dat het Gemert-van-vroeger niet langer gezien moet worden als een ‘vrije ofwel hoge heerlijkheid’ maar als een ‘soevereine vrije heerlijkheid’ en dat maakt een enorm verschil. Een soevereine vrije heerlijkheid is dat geen vorstendom? De teutonische landcommandeurs van Alden Biesen treden al circa 1220 voor de helft van Gemert, en vanaf 1366 voor de volle honderd procent in de voetsporen van de autochtone adellijke Vrijheren van Gemert. Die laatsten zwaaien hier van oudsher, dat wil zeggen tot zover de oudste bronnen teruggaan, de scepter. Maar zoals gezegd vanaf 1366 zijn in Gemert de elkaar opvolgende landcommandeurs van de ridderlijke Duitse Orde hier ‘Fürst und Herr’. En dat deze ‘jongens’ in hun tijd echt meetellen moge blijken uit het feit dat vanaf 1572 van bijna alle landcommandeurs wel ergens één of meerdere portretten bewaard zijn gebleven. Gemert Vrijstaat heeft zich beijverd om een heuse galerij van vorsten te completeren. De uniform ingelijste reproducties van deze ‘Vorsten van Gemert’ hangen nu in de trapopgang naar de Heemkamer in de Latijnse School waar je bovendien vergast kunt worden op kleurrijke presentaties in PowerPoint in Nederlands, Duits of Engels over de achtergrondgeschiedenis en de wederwaardigheden van ons eigenste Vorstendom, Fürstentum of The Principality of Gemert.

Bekijk PDF

GH-2016-03 En folly van niveau, door een overheid gewild

Ad Otten

De gemeente wil ook zelf uitpakken met een groot kunstwerk dat refereert aan de Gemertse apartheid van weleer. De plaats is al bepaald aan de ingang tot het dorp, waar Schoorswinkel en d’n Heuvel uitkomen op de West-Om. Al bij het allereerste informatieve onderhoud met de burgemeester over Gemert Vrijstaat vraagt Jan van Maasakkers of wij een notitie zouden kunnen schrijven die kunstenaars duidelijk maakt wat de historische achtergrond is van de gemeentelijke opdracht: ‘Een poort die openheid, gastvrijheid en onafhankelijkheid uitstraalt, die de grenzen van gebondenheid overschrijdt en de link verbeeldt tussen heden en verleden’. Na advies van de onafhankelijke gemeentelijke kunstcommissie zijn vier kunstenaars benaderd om een schetsontwerp te maken. Gerard van Lankveld en Martien Hendriks uit Gemert en Pjotr Müller en Elisabet Stienstra uit Amsterdam. Het kunstwerk moet wat de uitvoering betreft aan een aantal criteria voldoen: monumentaal qua vorm en afmeting; duurzaam; in harmonie met het omringende landschap; en hedendaags qua uitstraling. Ter ondersteuning krijgen de kunstenaars nu ook een door Ad Otten opgestelde nota “Een poort voor een historische open stad” waarin de idee van de vrijheid die de poort moet verbeelden, ook historisch verantwoord is.
Kunstcommissie, College van B&W en de gemeenteraad komen tot een unanieme slotsom. De opdracht wordt gegund aan Gerard van Lankveld. Dertien oktober 2007 is de grote dag van de onthulling van ‘een folly van niveau, door een overheid gewild’, zo schrijft Ton Thelen.
Memorabel is hier ook de furore die Gerard in 2005 maakt in het Belgische Gent met een fantastische eenmanstentoonstelling in het prominente Museum Dr. Guislain. Als kennismaking met de kunstenaar hangt daar dan ook een aansprekend portret van de selfmade-emperor van Monera Carkos Vlado, gemaakt door buurman Albert van Boxtel. Guislain, die dan al speelt met het idee een permanente kleine expo in te richten van werken van Gerard, heeft interesse voor dat portret, maar na de onthulling van de pelikaan kiest Albert spontaan voor een overdracht aan Gemert Vrijstaat. Het portret komt voorop te hangen in een dan nog in de Latijnse School in te richten galerij van Gemertse vorsten. Intussen hangt het portret van de keizer daar alweer tien jaar en… er is geen enkele Gemertenaar zomaar aan voorbijgelopen.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Pelikaan: bloeddonor in ‘De Straot’

Ad Otten

Door het gemeentelijk aanbod van een proefbudget van 5000 euro kort voor de zomervakantie van 2005, zit Stichting Gemert Vrijstaat i.o. meteen in een stroomversnelling. De keuze voor het te maken kunstwerk alsook die van de uitvoerend kunstenaar blijken achteraf in alle opzichten een schot in de roos. Monic van Helvoirt-Peeters, oud-leerling van Toon Grassens, gaat meteen aan de slag met het geraamte van een pelikaan en nog voor het einde van het jaar onthult burgemeester Jan van Maasakkers op 16 december het eerste vrijstaatkunstobject onder tromgeroffel van beide Gemertse schutsgilden en een grote publieke belangstelling. Een gouden pelikaan op de gemetselde poortboog tegenover de oude kerk, die verwijst naar de locatie van een nog oudere eerste kerk die hier in 1270 als kapel al is ingezegend. Het bezit van een door kruisvaarders meegebrachte relikwie van het Heilig Kruis maakt het meteen tot pelgrimsoord: die Capelle vant heilich Cruys van Miracul. In 1437 is dit de eerste parochiekerk van Gemert en de bouw van de nieuwe kerk daartegenover kan voor een niet onbelangrijk deel bekostigd worden uit de offergaven bij ‘t heilich Cruys. Na de ingebruikname van de nieuwe kerk (1455) krijgt de voormalige kapel de bestemming van herberg en brouwhuis “In die Olde Kercke”. Rond 1662 staat er op hetzelfde perceel nóg een herberg en die draagt de naam “De Pelikaan” (nu: Ridderhof). En er is een direct verband tussen de pelikaan en de gekruisigde Christus: in tijden van nood pikt de pelikaan tot bloedens toe in zijn borst, om – aldus de legende – zijn jongen te voeden. Zo wordt een oosterse vogel tot het oudchristelijk symbool van het bloedoffer van Christus aan het kruis.
De reacties? Wa skon! Wa luuks èn wan aojtgereekende plèk! Het is feest in ‘t Ridderhof. Monic is beduusd van alle lof. Ze rekent slechts de materiaalkosten (de helft van het proefbudget) en helpt daarmee een dankbare Stichting Gemert Vrijstaat in het zadel. Ook de reactie van het gemeentebestuur laat niet lang op zich wachten. Voor de verdere plannen kan in 2006 en 2007 een budget van € 23.000 worden tegemoetgezien.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Stichting Gemert Vrijstaat: waarom en hoe?

10 Jaar Stichting
‘GEMERT VRIJSTAAT ‘
een zelfstandige financieel onafhankelijke werkgroep van Heemkundekring ‘De Kommanderij Gemert’ te Gemert

Ad Otten staatssecretaris

Dit jaar viert de Gemertse heemkundekring het 75-jarig bestaan en in dit jaar kan de kring ook terugzien op het tienjarig bestaan van Stichting Gemert Vrijstaat. Dit Gemerts Heem is bijna in zijn geheel gewijd aan de activiteit van deze bijzondere werkgroep en wordt afgesloten met de verrassende uitkomst van het eerste deel van een historisch onderzoek naar de precieze status van Gemert dat meteen ook de vraag oproept of ‘Gemert Vrijstaat’ niet moet veranderen in ‘Gemert Vorstendom’.

Stichting Gemert Vrijstaat – Waarom en hoe?
Het is in het voorjaar 2005 dat in ‘de wandelgangen’ van het gemeentehuis te beluisteren valt dat de gemeente financieel misschien wel een bijdrage wil leveren bij het verwezenlijken van aansprekende cultuurhistorische ‘verbeeldingen’ op publiek en openbaar terrein die verwijzen naar de bijzondere geschiedenis van Gemert. De vroegere ‘status aparte’ van de commanderij is met name door het vanuit de heemkundekring verrichte historisch onderzoek al enige decennia in den lande algemeen gekend. Bij de vestiging in Gemert van een eigen gemeentearchief (1977) gaf het rijksarchief te kennen zelf het beheer te willen houden over ‘ons’ commanderije-archief omdat ‘gelet op de over de Gemertse soevereiniteit gevoerde processen met Den Haag’ dat archief van nationaal belang werd geacht. Van nationaal belang toe maar! Maar het intrigeerde. En wordt het niet nóg intrigerender wanneer je bedenkt dat Den Haag jaren en jaren achtereen die vanuit Gemert aangespannen processen traineerde en traineerde en uiteindelijk verloor…

In 2005 vragen de latere oprichters van Stichting Gemert Vrijstaat zich hardop af, of het de gemeente niet geboden is om die aparte vroegere status in het dorpsbeeld wat sterker tot uiting te laten komen? In de Franse Tijd is het vrije Gemert als oorlogsbuit ‘uitverkocht en uitgebeend’ ten behoeve van de schatkisten van eerst het Franse keizerrijk, daarna de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland en uiteindelijk het Koninkrijk der Nederlanden. Het betreft de confiscatie en verkoop van alle bezit van de Commanderij waaronder kasteel, molens, een twintigtal grote hoeves en zelfs de aan de gemeente verpachte gemene gronden, die elders overal gemeentegrond worden maar niet in Gemert. Hier moet er 70 jaar voor worden geprocedeerd en dan krijgt de gemeente nog niet wat ze toekomt. Gemert verarmt in de negentiende eeuw en de bevolking – in 1800 nog bijna zo volkrijk als Helmond en Eindhoven samen – loopt terug. Pas in de twintigste eeuw verandert dat wanneer woon-werkverkeer mogelijk wordt met de intussen aan spoor- en waterwegen gelegen nieuwe industrieën van genoemde steden. Door een grote dorpsbrand en een daaropvolgende periode van 150 jaar verarming is in Gemert veel van de oude historische uitstraling verdwenen. Maar toch is meer bewaard dan zo op het eerste oog zichtbaar. Een voorbeeld dat iedereen aanspreekt is de recentelijk met zoveel gemeentelijk lef aangepakte metamorfose van het Ridderplein. En het kasteel – de residentie van de vroegere Vrijheer van Gemert én die van het gerecht en het landsbestuur van weleer – hoefde niet langer verstopt te blijven achter een dubbele rij sparrenbomen. Het is nu een decor dat iets zegt over de grandeur van de verleden tijd maar ook over de toekomst… Toch?
In 2005 vindt ene Stichting Gemert Vrijstaat-in-oprichting de bijzondere historie van Gemert maar magertjes uit de verf komen. Zij wil daar verandering in brengen met projecten gevel- en straattaal. En het gemeentebestuur die ziet dat wel zitten. ”Het verantwoord versterken en accentueren van de historische identiteit van Gemert” is de doelstelling. Initiatiefnemers zijn Ad Otten, hoofdredacteur van de uitgaven van de heemkundekring, en Toon Grassens, tot in alle uithoeken van ons land bekend als beeldend kunstenaar. Ad zal zorgen voor de historische verantwoording en Toon staat garant voor de praktische uitvoerbaarheid en esthetische vormgeving. Beide met pensioen maar nog niet uitgewerkt. Opereren onder de vlag van de heemkundekring is van meet af aan de opzet. Wel als zelfstandige werkgroep met een eigen penningmeester (Ad de Rooij). Frans Sanders en Egi Roijakkers, uit de boezem van de heemkundekring treden toe tot het stichtingsbestuur evenals Piet Delisse, net teruggetreden als overste van de congregatie van de Heilige Geest op het kasteel. Ton Thelen en gemeentearchivaris Anette de Lange zijn adviseurs. Iedereen pro Deo.
De ambitie is duidelijk. Kunst, cultuur en historie verbinden. Creatieve en wisselende keuzes van ontwerp. Met beeldende kunst en ‘projecten geveltaal’, die maatschappelijk breed gedragen worden, de belevingskwaliteit van de ruimtelijke omgeving verrijken. Historische kennis direct ‘vertalen’ in beeld en vorm. Reconstructie, restauratie en/of reproductie staan daarbij voorop, zonder eigentijdse vormgeving uit te sluiten. Ter verwezenlijking van de doelstelling is het zaak doelgericht te zoeken naar samenwerking en medewerking met overheid, monumentenzorg, kunstenaars en vormgevers, en last but not least particuliere eigenaren. Bij menig project kan er op gerekend worden dat betrokkenen een bijdrage willen leveren. De eerste contacten zijn positief.

De gemeente om medewerking en ondersteuning gevraagd stelt uit een (Europees) potje van ‘de reconstructie’ in de zomer van 2005 een proefbudget van 5000 euro ter beschikking waarmee ‘het initiatief’ zich mag bewijzen. Een gouden Pelikaan zal het worden waarvan de Gemertse geschiedkundige achtergrond terugvoert naar het jaar 1270.

Op 9 november 2005 wordt de ‘Stichting Gemert Vrijstaat’ officieel verleden bij notaris Hans Beks. “Over notariskosten hoeft de stichting zich geen zorgen te maken!” Drie weken later geeft Ad Otten in een stampvolle grote zaal van het kasteel een lezing over de historische Gemert Vrijstaat en licht daarna met het stichtingsbestuur de plannen toe. Iedereen enthousiast. Ook de media. Nog enkele jaren zal de lijst van projectideeën blijven aangroeien zodat gedurende de hele looptijd een keuze uit projecten kan worden gemaakt waarvoor iedereen warm loopt. Ziet iemand het niet zitten dan wordt gekozen voor een ander project. Frans Sanders, Piet Delisse en Toon Grassens treden in 2009 uit het bestuur en worden opgevolgd door Ton Thelen, Carin Gerrits en beeldend kunstenaar Hub Clerx, terwijl Toon Grassens aanblijft als adviseur.

Eind 2015, na tien jaar Gemert Vrijstaat, zijn zo’n 185 (grote en kleine) projecten gerealiseerd die uit het straatbeeld van Gemert niet meer zijn weg te denken. Denk maar aan de Pelikaan, heilige Losbol, ’t mysterie van de heilige boontjes in de Bonengang, de ark van Noë, veertig wissellijsten in het centrum, de aartsengel Michaël in de Pandelaarschool, zo’n honderd huis- en gangnaamborden, de weverspatroon Sint Severus en een joekel van een schietspoel in de Weversstraat, een heuse portrettengalerij van Gemertse vorsten in de Latijnse School, en niet te vergeten de mobiele edelman Rutger van Gemert, de middeleeuwse grondlegger van de minivrijstaat die zich almaar sterker begint te bewijzen als een heus minivorstendom dat in het verleden minstens zes eeuwen heeft bestaan, enzovoort enzovoort.
En… het zal niemand verbazen: de stichting heeft nog steeds plannen.

In het hiernavolgende wordt in tweeëntwintig hoofdstukjes de werkzaamheid van Gemert Vrijstaat in de afgelopen tien jaar uit de doeken gedaan.

Bekijk PDF

GH-2016-03 Stichting Gemert Vrijstaat – Waarom en hoe?

Ad Otten

Het is in het voorjaar 2005 dat in ‘de wandelgangen’ van het gemeentehuis te beluisteren valt dat de gemeente financieel misschien wel een bijdrage wil leveren bij het verwezenlijken van aansprekende cultuurhistorische ‘verbeeldingen’ op publiek en openbaar terrein die verwijzen naar de bijzondere geschiedenis van Gemert. De vroegere ‘status aparte’ van de commanderij is met name door het vanuit de heemkundekring verrichte historisch onderzoek al enige decennia in den lande algemeen gekend. Bij de vestiging in Gemert van een eigen gemeentearchief (1977) gaf het rijksarchief te kennen zelf het beheer te willen houden over ‘ons’ commanderije-archief omdat ‘gelet op de over de Gemertse soevereiniteit gevoerde processen met Den Haag’ dat archief van nationaal belang werd geacht. Van nationaal belang toe maar! Maar het intrigeerde. En wordt het niet nóg intrigerender wanneer je bedenkt dat Den Haag jaren en jaren achtereen die vanuit Gemert aangespannen processen traineerde en traineerde en uiteindelijk verloor…

In 2005 vragen de latere oprichters van Stichting Gemert Vrijstaat zich hardop af, of het de gemeente niet geboden is om die aparte vroegere status in het dorpsbeeld wat sterker tot uiting te laten komen? In de Franse Tijd is het vrije Gemert als oorlogsbuit ‘uitverkocht en uitgebeend’ ten behoeve van de schatkisten van eerst het Franse keizerrijk, daarna de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland en uiteindelijk het Koninkrijk der Nederlanden. Het betreft de confiscatie en verkoop van alle bezit van de Commanderij waaronder kasteel, molens, een twintigtal grote hoeves en zelfs de aan de gemeente verpachte gemene gronden, die elders overal gemeentegrond worden maar niet in Gemert. Hier moet er 70 jaar voor worden geprocedeerd en dan krijgt de gemeente nog niet wat ze toekomt. Gemert verarmt in de negentiende eeuw en de bevolking – in 1800 nog bijna zo volkrijk als Helmond en Eindhoven samen – loopt terug. Pas in de twintigste eeuw verandert dat wanneer woon-werkverkeer mogelijk wordt met de intussen aan spoor- en waterwegen gelegen nieuwe industrieën van genoemde steden. Door een grote dorpsbrand en een daaropvolgende periode van 150 jaar verarming is in Gemert veel van de oude historische uitstraling verdwenen. Maar toch is meer bewaard dan zo op het eerste oog zichtbaar. Een voorbeeld dat iedereen aanspreekt is de recentelijk met zoveel gemeentelijk lef aangepakte metamorfose van het Ridderplein. En het kasteel – de residentie van de vroegere Vrijheer van Gemert én die van het gerecht en het landsbestuur van weleer – hoefde niet langer verstopt te blijven achter een dubbele rij sparrenbomen. Het is nu een decor dat iets zegt over de grandeur van de verleden tijd maar ook over de toekomst… Toch?
In 2005 vindt ene Stichting Gemert Vrijstaat-in-oprichting de bijzondere historie van Gemert maar magertjes uit de verf komen. Zij wil daar verandering in brengen met projecten gevel- en straattaal. En het gemeentebestuur die ziet dat wel zitten. ”Het verantwoord versterken en accentueren van de historische identiteit van Gemert” is de doelstelling. Initiatiefnemers zijn Ad Otten, hoofdredacteur van de uitgaven van de heemkundekring, en Toon Grassens, tot in alle uithoeken van ons land bekend als beeldend kunstenaar. Ad zal zorgen voor de historische verantwoording en Toon staat garant voor de praktische uitvoerbaarheid en esthetische vormgeving. Beide met pensioen maar nog niet uitgewerkt. Opereren onder de vlag van de heemkundekring is van meet af aan de opzet. Wel als zelfstandige werkgroep met een eigen penningmeester (Ad de Rooij). Frans Sanders en Egi Roijakkers, uit de boezem van de heemkundekring treden toe tot het stichtingsbestuur evenals Piet Delisse, net teruggetreden als overste van de congregatie van de Heilige Geest op het kasteel. Ton Thelen en gemeentearchivaris Anette de Lange zijn adviseurs. Iedereen pro Deo.
De ambitie is duidelijk. Kunst, cultuur en historie verbinden. Creatieve en wisselende keuzes van ontwerp. Met beeldende kunst en ‘projecten geveltaal’, die maatschappelijk breed gedragen worden, de belevingskwaliteit van de ruimtelijke omgeving verrijken. Historische kennis direct ‘vertalen’ in beeld en vorm. Reconstructie, restauratie en/of reproductie staan daarbij voorop, zonder eigentijdse vormgeving uit te sluiten. Ter verwezenlijking van de doelstelling is het zaak doelgericht te zoeken naar samenwerking en medewerking met overheid, monumentenzorg, kunstenaars en vormgevers, en last but not least particuliere eigenaren. Bij menig project kan er op gerekend worden dat betrokkenen een bijdrage willen leveren. De eerste contacten zijn positief.

De gemeente om medewerking en ondersteuning gevraagd stelt uit een (Europees) potje van ‘de reconstructie’ in de zomer van 2005 een proefbudget van 5000 euro ter beschikking waarmee ‘het initiatief’ zich mag bewijzen. Een gouden Pelikaan zal het worden waarvan de Gemertse geschiedkundige achtergrond terugvoert naar het jaar 1270.

Op 9 november 2005 wordt de ‘Stichting Gemert Vrijstaat’ officieel verleden bij notaris Hans Beks. “Over notariskosten hoeft de stichting zich geen zorgen te maken!” Drie weken later geeft Ad Otten in een stampvolle grote zaal van het kasteel een lezing over de historische Gemert Vrijstaat en licht daarna met het stichtingsbestuur de plannen toe. Iedereen enthousiast. Ook de media. Nog enkele jaren zal de lijst van projectideeën blijven aangroeien zodat gedurende de hele looptijd een keuze uit projecten kan worden gemaakt waarvoor iedereen warm loopt. Ziet iemand het niet zitten dan wordt gekozen voor een ander project. Frans Sanders, Piet Delisse en Toon Grassens treden in 2009 uit het bestuur en worden opgevolgd door Ton Thelen, Carin Gerrits en beeldend kunstenaar Hub Clerx, terwijl Toon Grassens aanblijft als adviseur.

Eind 2015, na tien jaar Gemert Vrijstaat, zijn zo’n 185 (grote en kleine) projecten gerealiseerd die uit het straatbeeld van Gemert niet meer zijn weg te denken. Denk maar aan de Pelikaan, heilige Losbol, ’t mysterie van de heilige boontjes in de Bonengang, de ark van Noë, veertig wissellijsten in het centrum, de aartsengel Michaël in de Pandelaarschool, zo’n honderd huis- en gangnaamborden, de weverspatroon Sint Severus en een joekel van een schietspoel in de Weversstraat, een heuse portrettengalerij van Gemertse vorsten in de Latijnse School, en niet te vergeten de mobiele edelman Rutger van Gemert, de middeleeuwse grondlegger van de minivrijstaat die zich almaar sterker begint te bewijzen als een heus minivorstendom dat in het verleden minstens zes eeuwen heeft bestaan, enzovoort enzovoort.
En… het zal niemand verbazen: de stichting heeft nog steeds plannen.

In het hiernavolgende wordt in tweeëntwintig hoofdstukjes de werkzaamheid van Gemert Vrijstaat in de afgelopen tien jaar uit de doeken gedaan.

Bekijk PDF

GH-2016-02 Rode Maagd Maria van Handel (2)

Ad Otten

Het beeldje moet geweest zijn van Soeur Crysantha, moederoverste van het Gemertse Gasthuis Sint-Elisabeth van 1958 tot 1964 en deze Crysantha (Kusters) is geboortig van Handel. Dat is mij althans verteld op de openbare verkoop in het oude Gasthuis van overgebleven meubilair en andere spullen kort na de verhuizing van de gasthuisbewoners naar het nieuwgebouwde Ruijschenbergh in de Julianastraat (november 1970). “Neenee dat beeldje kun je niet kopen, dat is hier toevallig blijven staan. Zuster Crysantha heeft dat beslist laten wijden en gewijde dingen mag je niet verkopen.” Toch wilde ik dat Mariabeeldje graag hebben. Niet vanwege de waarde. Het was beschadigd, gewoon van gips, en het had een slecht gerepareerd rechterhandje. Maar toch had het in mijn ogen iets heel bijzonders. Want deze heilige maagd Maria droeg een felrode jurk. En was dat niet uitzonderlijk? De traditie wil toch nog steeds een Onze Lieve Vrouwke in het hemelsblauw? Probeer (ook) vandaag-de-dag maar eens een kerststalleke te kopen met een Maria in een rode jurk. Dat zal je niet lukken! De verkopers in het gasthuis vroeg ik daarom een tweede keer en vervolgens een derde keer of ze het beeldje toch niet van de hand wilden doen. En uiteindelijk – de aanhouder wint – kreeg ik een geweldig aanbod: “Als je de kast koopt waar het beeldje op staat, dan krijg je het beeldje erbij. Zevenvijftig!” Ik heb meteen contant betaald! En zo ben ik toen de trotse eigenaar geworden van een gipsen oud-Handels Onze-Lieve-Vrouwebeeldje met de heilige Maagd Maria in een rode jurk. Het staat nu al dik vijfenveertig jaar bij ons op de schouwbalk in den herd en iedereen die ik in de loop van de jaren het verhaal van deze aankoop heb verteld is het altijd meteen met me eens geweest dat ik echt iets heel bijzonders op de schouw heb staan. “Hé, Ad Otten heeft een authentieke Rode Maria! Echt waar!”
In Handel zelf is Maria sinds 1902 verguld. En niemand hoeft voor mij te gaan onderzoeken wat er onder dat gouden laagje zit in de Handelse Mariakapel. Ik weet het al: op zijn minst de sporen van een rode jurk!
Maar wat me inmiddels ook is gebleken, dat is dat wanneer we een 150 jaar teruggaan in de geschiedenis dat dan Maria in bijna álle ‘gevallen’ een rode jurk of een rode mantel draagt… Pas bij de opkomst van het socialisme – het rode gevaar! – hebben ze kennelijk de Heilige Maagd Maria hare rode jurk uitgetrokken en haar die hemelsblauwe jurk ‘aangedaan’. Ten bewijze daarvan gaan hierbij enige eeuwenoude prentjes van Onze Lieve Vrouw van Handel uit de collectie van Peter Lathouwers.

Bekijk PDF

GH-2016-02 Linksom

Simon van Wetten

Op zaterdag 11 juni jongstleden hebben een aantal mulders en andere molenadepten in de gemeente Gemert-Bakel een diploma gekregen: zij mogen zich voortaan molengids noemen. Toen dit heuglijke feit vervolgens in het gemeentearchief ter sprake kwam, stelde iemand een vraag, om onze molenkennis te toetsen: “Waarom draaien de wieken van de molens in Nederland altijd linksom, tegen de klok in?” Het leverde een stortvloed aan antwoorden en suggesties op. “Er zijn meer rechtshandige dan linkshandige mulders” is ongetwijfeld waar, maar doet niet erg ter zake. Prachtig is de volgende theorie: bomen groeien een beetje met de zon mee. Hierdoor ontstaat er een draaiing naar links in de stam van de boom. De draaiing zie je ook aan de barsten in oude houten balken. Als je bij de wortelkant van de balk naar rechts zou draaien, dan draai je de barsten verder open. Als je naar links draait, dan draai je de barsten dicht. Op het zuidelijk halfrond geldt dus, gezien ook het weggorgelen van het badwater, het tegenovergestelde effect. Je ziet aan gene zijde van de evenaar om die reden zelden een Hollandse molen. Via deze gedachte kwamen we bij immer linksom draaiende atletiek- en schaatsbanen en het feit dat tachtig procent van alle dieren bij een schrikreactie naar links wegvlucht. De positionering van hart en milt, links in de romp, vormde de volgende statie in de gedachtevorming. En zo ging het verder. Wat ik maar wil zeggen: op het gemeentearchief word je wijzer! U bent er van harte welkom

 

Bekijk PDF

GH-2016-02 Town-Major Drake in bad bij mevrouw Van Eupen

Simon van Wetten

“If convenient for you, please, Major Drake and Major Winter would much appreciate a bath today, at 4 o’clock and 5 o’clock.” Met dit briefje maakt het militair gezag in Gemert in het voorjaar van 1945 beleefd duidelijk dat de heren majoors de Tweede Wereldoorlogbeslommeringen even willen laten voor wat die zijn en graag gebruik willen maken van het bad van mevrouw Van Eupen. Op de achterzijde van het korte epistel staat de getypte vertaling: “Geachte Mevrouw van Eupen, Wanneer het u schikt zouden Major Drake en Major Winter, het erg apprecieeren wanneer zij vandaag, Vrijdag om vier en vijf uur, een bad zouden kunnen nemen.” Inderdaad, gewassen en in schoon ondergoed straks richting Berlijn, dat is het beste. En, puur als historisch gegeven, de majoors gingen ná elkaar in bad. Wat één zo’n kattebelletje aan informatie oplevert! Met dank aan de familie Van Eupen.

Bekijk PDF