GH-2016-01 De omwenteling en vernieuwing (1977 – 1980)
Peter van den Elsen
Vanaf het begin van de jaren zeventig begint het ledenaantal te groeien. Al vanaf de oprichting heeft de heemkundekring een aantrekkingskracht op jongeren, zo ook in het begin van de jaren zeventig. Jongerenorganisatie MIC is lid en heeft het tijdschrift op de leestafel liggen.
De belangstelling neemt verder toe als Ad Otten in het in 1973 opgerichte weekblad De Streek start met een reeks artikeltjes ‘Terug naar toen’. Het ledenaantal verdubbelt van 85 in 1968 naar 170 in 1975, onder wie een aantal jongeren die meer activiteiten willen. In de loop van 1975 organiseren enkele van hen zich in een werkgroep die zich inzet voor vernieuwing en bepleit binnen de heemkundekring het vormen van specifieke werkgroepen. Het bestuur neemt een afwerende houding aan en gaat zelfs zover dat zonder een bestuursverkiezing te houden Noud Rooderkerken tot secretaris wordt benoemd als opvolger van rector Pennings. De werkgroepleden ‘eisen’ een bestuursverkiezing, maar omdat er geen statuten zijn blijft het bij een moreel appèl.
Omdat het bestuur weinig toeschietelijk blijft doet Wim Vos, op dat moment bestuurslid van Brabants Heem, een bemiddelingspoging. Helaas, zonder het gewenste effect met als gevolg dat in de jaarvergadering van 1977 vier leden van de werkgroep zich kandidaat stellen voor het bestuur, te weten Ad Otten, Peter Lathouwers, Henk Giebels en Peter van den Elsen.
De jaarvergadering op 15 april 1977 is in alle opzichten enerverend te noemen. Hoofdschotel van de avond is de bestuursverkiezing. Aftredend zijn voorzitter Christ van Schijndel, conservator Jacques van den Broek en André van Houtert. Het bestuur stelt voor om genoemde drie personen te vervangen door Peter van den Elsen, Henk Giebels en Antoon van den Elsen. De vergadering gaat hiermee niet akkoord en stelt voor om een open bestuursverkiezing te houden voor alle zeven bestuurszetels. Jan Swinkels vraagt het bestuur open te staan voor de initiatieven van de jeugd. Ook Willem Vos sr. neemt het op voor de jonge garde en ziet liever een open bestuursverkiezing voor alle zeven bestuurszetels en het bestuur uit te breiden tot negen bestuursleden. Het bestuur wijst dit voorstel af. De gemoederen lopen hoog op. De bovenzaal van Dientje zit bomvol als ook verscheidene raadsleden direct na de raadsvergadering naar de jaarvergadering zijn gekomen. Het bestuur schorst de vergadering verscheidene keren om gedane voorstellen te bespreken. Drie stemrondes volgen met als resultaat dat van het oude bestuur Jan van Rooij en Noud Rooderkerken eveneens aftreden, en Martien van den Boom zijn verkiezing in beraad houdt. Alleen Marinus de Wit accepteert zijn verkiezing met de mededeling dat hij alle vertrouwen heeft in de goede bedoelingen van de jeugd. Nieuw gekozen in het bestuur zijn Antoon van den Elsen, Peter van den Elsen, Henk Giebels, Peter Lathouwers en Ad Otten.
Belangrijkste reden van al het tumult is dat het oude bestuur niet wil dat de als ‘progressief’ bekend staande Ad Otten in het bestuur komt. Men vreest dat als hij in het bestuur komt dit de kans verkleint op een oudheidkamer in de Latijnse School omdat het gemeentebestuur dit dan zal blokkeren, terwijl hierover al vanaf 1972 gesprekken gaande zijn en men bijna tot een overeenkomst is gekomen. Het duurt tot 1980 alvorens de heemkundekring de bovenetage van de Latijnse School mag huren. Met allerlei trainerende tactieken weet het gemeentebestuur dit lange tijd te voorkomen. Hierin komt pas verandering na de komst van een nieuwe burgemeester en gemeentesecretaris.
Nadat op de benedenetage in 1977 het gemeentearchief is gekomen, komt de heemkundekring (pas) in 1980 met een heemkamer op de bovenetage van de Latijnse School. De rectoraatswoning herbergt met regelmaat afdelingen van de gemeente en krijgt verscheidene huurders: een logopedist, een psycholoog, de homogroep en uiteindelijk ook de heemkundekring.
In de jaarvergadering van april 1977 presenteren Peter van den Elsen, Ad Otten en Piet Vos hun ideeën over de vorming van nieuwe werkgroepen voor respectievelijk Genealogie, Geschiedenis en Dialect. Behalve een bestuur telt de vereniging nu dus ook werkgroepen. Op een oproep in weekblad de Streek om lid te worden van de werkgroep Genealogie komen veel reacties, zoals van Dien Scheepers-van Kessel, die meteen lid wordt van de werkgroep en van de heemkundekring. Het dagelijks bestuur krijgt een volledig nieuwe bezetting: Martien van den Boom, voorzitter, Henk Giebels, secretaris en Peter Lathouwers, penningmeester. Rector Pennings blijft nog even aan als redactielid, maar vanaf 1978 krijgt Gemerts Heem een nieuwe redactie met Ad Otten als hoofdredacteur. De advertenties verdwijnen uit Gemerts Heem evenals het verenigingsnieuws dat in een mededelingenblad komt: Heemberichten. tot 1976 drukt Huize Padua Gemerts Heem, maar vanaf 1976 is Drukkerij Vos de huisdrukkerij.
Het aantal lezingen neemt toe, voor een deel in een interactieve vorm: Praatavonden met als doel dat leden meepraten over een bepaald thema of informatie verstrekken bij een diapresentatie. Op 12 mei 1977 vindt in de rotanzaal van het kasteel de eerste praatavond plaats over het ontstaan van de Boerenbond met als inleider Jan Swinkels. Op 14 juni verzorgt Bertha van Goch-Jonkers de tweede praatavond met als thema Kleding, poffers e.d. uit Gemert van rond 1900. In de eerste jaren wordt bijna iedere maand een praatavond gehouden die qua opzet vergelijkbaar is met het Heemkaffee anno 2016. Een praatavond in maart 1979 van archivaris Rouppe van der Voort over archeologie en bodemvondsten leidt tot de oprichting van de werkgroep Archeologie met Jan Timmers en Ton van Riet als eerste twee aanspreekpunten. Een jaar later vindt de oprichting van weer twee nieuwe werkgroepen plaats: Gemert 1940-1945, contactpersoon Ad Marinus en Kleding, contactpersoon Rian van Eenbergen-de Bok.
Midden jaren tachtig zijn de praatavonden bijna verdwenen, maar in de jaren negentig staat weliswaar in een lagere frequentie de praatavond weer op het programma, nu in de heemkamer. Het aantal lezingen, veelal door personen van buiten Gemert verzorgd, blijft wel op niveau.
Vanwege het gebrek aan een eigen ruimte heeft de heemkundekring een ‘thuis’ in het kasteel. Behalve dat hier de praatavonden worden gehouden, heeft de kring de beschikking over de Ridderzaal.
Het nieuwe bestuur gaat voortvarend te werk. In de jaarvergadering van 1978 presenteert het statuten en een huishoudelijk reglement. Tal van nieuwe initiatieven zien het levenslicht. De grootste verandering is wel de introductie van een publicatiereeks: Bijdragen tot de Geschiedenis van Gemert. In september 1977 verschijnt van de hand van Ad Otten het eerste nummer ‘100 jaar bejaardenzorg’. Het boekje is mede een initiatief van Ad Marinus, directeur van bejaardenhuis Ruijschenbergh. Een vruchtbare samenwerking vloeit hieruit voort en is een voorbeeld voor latere uitgaven. De formule: samen met een andere partij een boekje uitgegeven en dit gepaard laten gaan met een tentoonstelling en/of activiteit. De heemkundekring verzorgt nog verscheidene tentoonstellingen in Ruijschenbergh, maar de eerste blijft met 3300 bezoekers het best bezocht.
Een tweede publicatiereeks wordt opgestart om de mogelijkheid te hebben ook eenvoudigere (maar vooral ook goedkopere) boekjes uit te geven: Busselkes. Het eerste boekje is samen met de parochie Sint-Antonius Abt in De Mortel in 1979 uitgegeven en gaat over de bouw van de Mortelse kerk in 1902-1904, geschreven door Ad Otten en Peter van den Elsen. Kort daarop verschijnt nummer twee al, een dichtbundel: ‘Gedaachte èn Gedeechte’ van Martien van der Wijst.
Door het opschonen van de ledenlijst (een aantal nieuw aangemelde leden blijkt in voorgaande jaren niet ingeschreven te zijn), de toegenomen activiteiten en vooral door de drukbezochte tentoonstellingen, neemt het aantal leden toe van 170 in 1975 tot 300 in 1980. In het eerste jaar (1977) van het nieuwe bestuur vindt de grootste stijging plaats: 52 nieuwe leden.
In de in 1978 goedgekeurde statuten staat dat de vereniging onder meer als doel heeft het veiligstellen van heemkundig belangrijke terreinen, onroerende en roerende goederen. Een poging om de ‘Vlucht naar Egypte’, door eerdere besturen al eigenhandig gerestaureerd, in bezit te krijgen mislukt. Deze poging leidt wel tot restauratie van de beeldengroep en het plaatsen van een replica op de Heuvel, maar het origineel komt op verzoek van het bestuur van buurtschap De Heuvel in de Sint-Janskerk. Het bestuur van de heemkundekring dient eind jaren zeventig een verzoek in om te komen tot een gemeentelijke Monumentencommissie. Na jarenlang soebatten stelt het gemeentebestuur deze commissie in, waar onder andere Ton Thelen, Theo Leenders en Peter Lathouwers zitting in hebben gehad en waarvan Martien van den Boom een aantal jaren voorzitter is geweest. In 1980 voert men intensief actie voor het behoud van het aanzicht van het Ridderplein. Directe aanleiding is de uitbreiding van het gemeentehuis. De panden Ridderplein 49 en 51 dienen volgens de architect te worden gesloopt om plaats te maken voor hoge nieuwbouw. Om de actie kracht bij te zetten geeft de kring zelfs een brochure uit: Historische stadskern… maak het waar! Het lukt niet om de eerder genoemde panden te redden van de slopershamer, maar wel om de nieuwbouw verder naar achteren te krijgen en de twee gesloopte panden qua volume en stijl te laten herbouwen.
Bekijk PDFGH-2016-01 ‘Met een rode kop en een natte rug ging ik naar huis’
Hein van Dooren
Wie: Jan van Rooij
Leeftijd: 78
Woonplaats: Gemert
Wat doet hij: gepensioneerd, voorheen ziekenfondsadviseur.
Functie bij Heemkundekring: penningmeester (1969-1977).
Jan van Rooij heeft haast. Hij is koster van de oude kerk en volop bezig met het 50-jarige priesterfeest van deken Jan Bonten. Een interview voor het heemkundeblad kan er nog net even tussendoor. Tijdens het gesprek laat hij niet blijken dat hij druk bezet is. Hij vertelt uitbundig over de heemkundekring en vooral over de gezellige avonden met de oude club bestuursleden. Dat het in 1977, het jaar van de omwenteling, in zijn ogen mis ging vreet nog steeds aan hem. ‘”Als ik er over vertel word ik nog steeds vurig”, zegt hij.
Jan studeerde in de jaren na de oorlog, net als sommige andere actievelingen binnen de heemkundekring, korte tijd voor priester. In Gemert was hij lid van de studentenvereniging Edward Poppe. “Ieder kwartaal kwamen we bij elkaar, niet alleen studenten van de Latijnse School, maar ook jongens uit Gemert die elders studeerden, zoals ik in Nijmegen. Uit die tijd ken ik Martien van der Wijst. Hij werd Tinus Rupente genoemd, Latijn voor Tinus Plotseling, omdat hij altijd met zijn fiets in de grote versnelling kwam aangereden.”
“Ik heb altijd interesse gehad voor het heem. Ik zat bij de KVP en kende rector Pennings zodoende. Hij vroeg me of ik mee wilde helpen om het heemblad te stencilen. ‘Rustig, rustig’, zei hij altijd als ik aan de machine stond. Hij was bang dat de letters door het papier zouden drukken.”
“In de tijd dat ik penningmeester was bij de heemkundekring had nog bijna niemand een bankrekening. Ik moest bij de ruim honderd leden van de kring langs de deur om de jaarlijkse contributie op te halen. Het was een gezellige club. Iedere vergadering was een feest. We zaten een keer bij Marinus de Wit thuis en Jacques van den Broek bakte pannenkoek van boekweit in vette reuzel. Na afloop kregen we allemaal de zure opbod. Ik weet nog dat mensen ons kwamen waarschuwen. Ze dachten dat er brand was uitgebroken vanwege de rook die uit het bovenlicht kwam. Aan tafel zagen wij elkaar niet zitten, zo’n vette walm hing er.”
In 1977 werd het volgens Jan van Rooij een stuk minder gezellig bij de kring. “Er ging een groep – ik ga geen namen noemen – de barricade op. Wij moesten volgens hen protesteren tegen de sloop van het Gasthuis aan de Nieuwstraat, maar volgens Jacques van den Broek was er geen geld voor een nieuwe bestemming. Het waren betweters die onze vergaderingen verstoorden. Als je iets wilt krijgen moet je geen stukken in de krant schrijven en mensen beledigen. Ze gingen er met de botte bijl tegen aan. Ze zagen het echt te zwart-wit, ze treiterden. Ik vond het allemaal heel vervelend. Met een rode kop en een natte rug ging ik na de vergaderingen naar huis. Op een zeker moment heb ik er een punt achter gezet. Ik wilde het niet langer tolereren. Ik had werk zat en als ik thuiskwam kon ik van de trubbel niet slapen. Ik pakte mijn tas en ben niet meer teruggekomen.”
Jan van Rooij stapte uit het bestuur, maar is wel altijd lid gebleven van de heemkundekring. “Ik had er toen mijn buik vol van, maar ik moet zeggen: ze doen tegenwoordig dingen wel veel beter dan wij vroeger. Ik heb zelfs bewondering voor de artikelen die ik lees in Gemerts Heem.”
GH-2016-01 ‘Ik ben voor het behoud van mooie dingen’
Hein van Dooren
Wie: Leo Bekkers
Leeftijd: 85
Woonplaats: Gemert
Wat doet hij: gepensioneerd, voorheen architect.
Functie bij Heemkundekring: penningmeester (1961-1966), voorzitter (1966-1971)
Al snel na binnenkomst komen de ordners op tafel met schetsen en tekeningen van de hand van Leo Bekkers. In zijn loopbaan als architect heeft hij, naast nieuwbouw, veel gerestaureerd in Gemert. In zijn ordners komen panden voorbij als de Latijnse School, de Gerarduskerk, het kasteel, activiteitencentrum De Eendracht, ontmoetingscentrum Sint Jozef, autogarage Vogels, Voetinstituut Penninx, café Dientje Wijn. ”Er staat geen pand in het centrum of ik heb er wel eens aangezeten”, zegt hij om er vervolgens zeer bescheiden over te doen. “Ik was lange tijd de enige architect in Gemert, dan kom je wel eens aan de beurt.”
Leo Bekkers ging al vroeg – hij sloeg een klas over op de lagere school – naar het klein seminarie in Weert. Nadien begon hij aan een priesteropleiding, maar die maakte hij niet af. “Op het gymnasium deed ik een cursus bouwkunde bij pater Koekoek. We maakten tekeningen voor gebouwen in de missie. Ik vond dat zeer interessant. Op het noviciaat in Gennep liep ik al in zwarte kleding, maar ik wist toen al: dit ga ik niet volhouden. Het ging er veel te heilig aan toe. Ik koos voor de opleiding tot architect in Tilburg, maar die studie moest ik wel afbreken omdat ik in dienst moest. Later leerde ik het vak bij een architectenbureau in Helmond.”
Van de kennis die Leo Bekkers opdeed kon de heemkundekring, en later het Boerenbondsmuseum, uitgebreid profiteren. Dat het bestuur van de kring hem waardeerde blijkt onder meer uit het kostbare boek over architectuur en bouwstijlen dat hij cadeau kreeg bij zijn trouwen in 1967. In het boek staan de handtekeningen van onder meer de bestuursleden De Wit, Van den Broek, Pennings en Vos.
Veel herinneringen aan zijn bestuursperiode heeft Leo Bekkers niet. “Het is allemaal al meer dan vijftig jaar geleden”, verontschuldigt hij zich. “Ik heb wel altijd veel interesse gehad voor het heem. Ik woonde vroeger tegenover het kasteel en dat gebouw heeft mij altijd getrokken. Van de heemkundekring uit die tijd herinneren ik me vooral de gezellige vergaderingen bij Marinus de Wit, maar waar we over vergaderden weet ik echt niet meer. Ik werd trouwens, na het overlijden van Marinus van der Velden, met tegenzin voorzitter. Ik had het veel te druk met mijn vak.” Over de personen met wie hij in het bestuur zat wil hij niet al te veel kwijt. Zijn vrouw Det van Ommeren is minder voorzichtig. “Van den Broek was een heel secuur mannetje, met zijn sigaar en horlogeketting. Hij hield de boel graag in de gaten. toen ik vroeger als kind eens ziek was, zei hij tegen mijn moeder: het komt omdat ze vrouw wordt. Ze moet met haar voetjes in het hooiwater.” Ik zie het iets anders zegt Leo Bekkers: “Ik vond het een slimme man. Hij was heel nieuwsgierig. Wilde precies weten hoe het zat. Wij konden het samen goed vinden.”
Ook over de zogenaamde Omwenteling wil hij liever niet praten. Det van Ommeren: “Hij is altijd voorzichtig. Het is een echte Bekkers, die zeggen niet alles”. “Inderdaad”, zegt Leo. “Niet alles”.
Enthousiast wordt hij als het gaat over het Boerenbondsmuseum. “Donderdags, als het mooi weer is, ga ik naar het Boerenbondsmuseum. Ik buurt wat en pak een borreltje.” Hij ging niet met koningin Beatrix op de foto toen die het Boerenbondsmuseum bezocht, maar hij had eigenlijk wel naast haar moeten staan. Nagenoeg elk gebouw op het museumterrein komt van zijn tekentafel. Een vooruitziende blik heeft hij ook gehad. toen jaren geleden de schuur van hoeve Vogelsanck aan de Lodderdijk – de boerderij was korte tijd een noodkerk – tegen de vlakte ging, gaf hij samen met Willem Vos alle spanten en eikenbalken een nummer en liet ze opslaan op de gemeentewerf. Nu zijn het pronkstukken die verwerkt zijn in de ontvangstruimte van het museum. “Ik heb panden getekend zoals ze er vroeger uitzagen, maar niet precies. Het zijn geen kopieën. Voor het café, annex winkeltje op het dorpsplein heb ik als leidraad het pand gebruikt waar kunstenaar Martien Hendriks woont. Voor het wevershuisje ben ik uitgegaan van wevershuisjes zoals ze vroeger in de Pandelaar stonden. Ik heb ze alleen op een foto gezien.”
Dik betaald is hij voor zijn werk voor het museum niet. “Het is liefhebberij. Ik ben voor het behoud van mooie dingen”.
GH-2016-01 De stabilisatieperiode (1961 – 1977)
Peter van den Elsen
Het duurt tot 1961 alvorens nummer drie van Gemerts Heem uitkomt. De vereniging mist nog de noodzakelijke structuur om continuïteit te garanderen. Secretaris Martien van der Wijst is tot 1961 bezig met het schrijven van de ‘Beknopte geschiedenis van Gemert’. Bovendien is hij intussen verhuisd naar Arnhem. Wim Vos neemt het secretariaat over en Marinus van der Velden, hoofd van de Komschool, wordt tot voorzitter gekozen. Het lukt om tot een vast jaarprogramma te komen met lezingen, een jaarvergadering en een jaarlijkse excursie. Ook Gemerts Heem verschijnt vanaf deze tijd ieder kwartaal. De redactie bestaat uit Martien van der Wijst en Wim Vos, waarvan laatstgenoemde, nu in 2016, nog steeds deel uitmaakt.
De lang gekoesterde wens om een eigen oudheidkamer te krijgen gaat in vervulling als de gemeente de Voortse Hoeve op de Lodderdijk aankoopt. De tot dan toe opgebouwde collectie komt in de Voortse Hoeve terecht. Het betreft boeken, tijdschriften, ansichtkaarten, bidprentjes en corporele stukken. Bestuurslid Marinus de Wit neemt als beschermer zijn intrek in het woonhuis. In 1965 brandt de hoeve af. Marinus de Wit wordt maar ternauwernood gered. De hele collectie gaat verloren. Aangezien hiervan geen inventarislijsten zijn bewaard, is de omvang van het verlies onbekend. Behalve dat door de brand de collectie verloren is gegaan, werkt deze gebeurtenis ook belemmerend om opnieuw tot collectievorming te komen. Het meest verstrekkend hierin is Loffeld. Hij laat de secretaris weten dat hij niets, maar dan ook niets, aan de heemkundekring zal schenken zo lang zij niet kan garanderen dat zijn spullen brandveilig in een kluis worden opgeborgen.
Eind 1965 treft het noodlot de vereniging opnieuw als vrij plotseling voorzitter Marinus van der Velden komt te overlijden. Penningmeester Leo Bekkers neemt de voorzittersfunctie over en rector Harrie Pennings wordt secretaris omdat Wim Vos naar Den Bosch is verhuisd. Kort daarna geeft de redactie en het bestuur een extra dik nummer van Gemerts Heem uit over de vijfentwintigjarige heemkundekring. Het zilveren jubileum viert de kring met een uitgebreide koffietafel. Bijna alle 89 leden zijn hierbij aanwezig.
Voor veel van de huidige oudere leden is rector Harrie Pennings de eerste kennismaking met de heemkundekring geweest. De rectoraatswoning van klooster Nazareth is in de jaren zestig en zeventig het centrale punt met het secretariaat van de vereniging en de redactie, maar ook de bewaarplaats van de collectie en boven alles: een belangrijk trefpunt.
Hoogtepunt in de geschiedenis van de heemkundekring is de organisatie van het zilveren Brabantse Heemkamp in 1973. Gedurende een drietal dagen worden meer dan honderd Brabanders ondergebracht bij leden en niet-leden thuis. Heemkampleider Wim Vos weet samen met het bestuur alles in goede banen te leiden en de vereniging oogst veel waardering voor het perfect georganiseerde programma.
De zorg voor monumenten is een terugkerend thema in de bestuursvergaderingen. Opmerkelijk is de restauratie van de wegkapel op de hoek Kruiseind-Deel-Pandelaar. De organisatie en bekostiging van deze restauratie vallen volledig onder verantwoordelijkheid van de vereniging. Op kosten van de heemkundekring wordt het vijftiende-eeuwse eikenhouten beeld van Sint-Jan gerestaureerd. Het keske krijgt een opknapbeurt en van alle beelden worden replica’s gemaakt. Leden van de heemkundekring en buurtgenoten knappen eigenhandig de wegkapel samen op.
Een andere in het oog springende restauratie is die van molen de Bijenkorf. Het initiatief hiertoe wordt genomen door het bestuur van de heemkundekring die zowel de gemeente als monumentenzorg weet te motiveren de molen op de Elding te restaureren, dat wil zeggen, tot de grond toe af te breken en weer op te bouwen.
Jan van Rooij neemt in 1969 het penningmeesterschap over van Martien van den Boom die na zijn huwelijk naar Eindhoven verhuist en in 1971 neemt Christ van Schijndel de voorzittershamer over van Leo Bekkers die het vanwege zijn architectenbureau, jonge gezin en zijn vele andere activiteiten te druk heeft gekregen.
GH-2016-01 ‘Je moet liegen en bedriegen, anders kom je er niet”
Hein van Dooren
Wie: Martien van der Wijst
Leeftijd: 82
Woonplaats Heerlen
Wat doet hij: gepensioneerd, voorheen onder meer werkzaam als archivaris bij het Openluchtmuseum te Arnhem en als jurist bij de gemeente Heerlen, dichter.
Functie bij Heemkundekring: onderzoeker, schrijver, secretaris (1958-1960) en hoofdredacteur (1958-1973).
Je hoeft geen geoefend oog te hebben om te zien dat Martien van der Wijst een verzamelaar is. Zijn gehele huis, van de benedenverdieping tot aan de nok, staat vol met boeken, ordners, beelden, vazen en prullaria. De muren zijn behangen met schilderijen en honderden uit tijdschriften geknipte vrouwengezichten. Hij weet dat hij moet opruimen, maar het komt er niet van. In de tuin lopen twee hennen en een haan. “Het enige wat ik mis is een koej. Die zou ik graag houden, maar ik heb er de pláts niet voor”, zegt hij.
Martien van der Wijst doorliep de lagere school en de Latijnse School in Gemert. In 1959 vertrok hij uit Gemert, maar hij laat niet na te zeggen dat hij zich nog steeds Gemertenaar voelt , ondanks het feit dat hij al tientallen jaren in Zuid-Limburg woont. “In mijn gedachte woon ik nog half in Gemert.” Aan de voordeur schakelt hij meteen over op plat Gímmers als hij twee Gemertenaren welkom heet. Van der Wijst is de schrijver van de eerste Beknopte Geschiedenis van Gemert. “Ik heb van 1956 tot 1959 op het rijksarchief in Den Bosch gewerkt. ’s Middags in de pauze ging ik boven zitten en zocht ik dingen uit over Gemert. Jacques van den Broek, de gemeentesecretaris, wilde eigenlijk dat ik archivaris van Gemert werd, maar daar kwam het niet van. Of de gemeente stelde het uit of er was geen geld. Ik heb toen voor het Openluchtmuseum in Arnhem gekozen. Daar mocht ik het hele land doorreizen op zoek naar gegevens van panden die het museum had verzameld.” Dat hij met zijn kennis en achtergrond in 1958 gevraagd werd voor het bestuur van de heemkundekring mag niet verwonderlijk heten. “Marinus de Wit was toen de belangrijkste van de club. Die wist werkelijk alles. Dan zeiden wij: een jaar of drie, vier geleden was er iemand die…en dan vulde Marinus uit het blote hoofd de precieze datum en de persoon in.”
“Wat wij als bestuur zoal deden? We bemoeiden ons met dingen. Hoe Gemert gestructureerd moest worden, bijvoorbeeld. En hoe ver de boerderijen uit elkaar moesten staan. Ook met restauraties hielden wij ons bezig. Ik heb ooit met Wim Vos ingebroken in de Sint-Antoniuskapel om te zien wat er in zat. De boel was helemaal verwaarloosd. Het gilde restaureerde niet en wij mochten het niet. We hebben er het beeld van Antonius uitgehaald. Het heeft nog lang bij ons in de schuur gestaan met een lap erover. Ik heb mijn hele leven, uiteraard met de beste bedoelingen, moeten liegen en bedriegen, anders kom je er niet.”
“Met pater Loffeld had ik ook veel te maken. Die was bijna zo eigenwijs als ik. Hij wist alles altijd beter. Hij bekeek de Gemertse geschiedenis vanuit de positie van de Duitse Orde en ik – als tegenwicht – van de kant van Gemert. Hij dacht bijvoorbeeld dat de commandeur alles regelde, maar die was er nooit. Het was een taak van de schepenbank. Erg sympathiek was Loffeld niet. Ik geloof dat ze zelfs op het kasteel een hekel aan hem hadden, maar ik moet wel zeggen dat het ook een man was met verstand. Hij wist heel veel. Hij zou de geschiedenis van Gemert schrijven. Met kisten vol papier ging hij naar Zwitserland om er aan de slag te gaan. De kisten kwamen terug. Hij had niks gedaan. Waarom? Hij wilde het te goed doen. Dat was het.”
“De burgemeester schreef een voorwoord in mijn Beknopte Geschiedenis van Gemert. Hij noemde het een voorproefje. Hij bedoelde een voorproefje van het grote werk dat Loffeld zou afleveren. Het werk dat er nooit is gekomen. Wel is er nadien een herziene druk verschenen van mijn boek. Zaken die ik er uit gelaten had, zaken waarover ik twijfelde, kwamen er toen wel in. Ik was daar niet helemaal gelukkig mee. Als je iets geschreven hebt, moet je gaan schrappen, vooral in twijfelkwesties. Het voelde niet meer als mijn boek. Ik merkte wel dat er iemand aan geschreven had die het boek zo dik mogelijk wilde maken.”
Enkele dagen na het interview in Heerlen hangt Martien van de Wijst aan de telefoon. Hij heeft nog een verhaal over Loffeld dat hem wel aardig leek voor het artikel. “Je weet toch dat ik vroeger in De Haag heb gewoond? Nou, Loffeld regelde via de gemeente dat het achterste deel van De
Haag de naam Achterhaag kreeg. In de volksmond heette het ook zo, maar de mensen die er woonden vonden het maar niks dat die naam een officiële status kreeg. Achterhaag, dat ruikt toch te veel naar achterbuurt. Samen met de buurtvereniging heb ik er toen voor gezorgd dat de naam Achterhaag weer werd geschrapt.”
Bekijk PDF
GH-2016-01 Het ontwaken (1956 – 1961)
Peter van den Elsen
In de loop van 1956 keert het tij. Loffeld rondt zijn promotieonderzoek af, op de Kranenbraken vindt Koos van der Heijden een urn en Marinus de Wit, lid van de heemkundekring in Aarle-Rixtel weet het provinciale bondsbestuur te motiveren om druk uit te oefenen op Loffeld om te komen tot heroprichting van Heemkundekring De Kommanderij Gemert.
In een overleg in het gemeentehuis op 15 oktober 1956 valt het besluit om een heroprichtingsvergadering uit te schrijven voor woensdag 24 oktober waarvoor 180 personen worden uitgenodigd. Evenals bij de oprichting krijgen alle notabelen, onderwijzers en geestelijken een uitnodiging. Het hoofdbestuur van Brabants Heem is in de personen van drs. Hein Mandos en Gerrit Beex bij de heroprichting vertegenwoordigd, evenals Klaas van Gameren, voorzitter van de heemkundekring uit Aarle-Rixtel. In deze vergadering geven 63 personen zich op als lid die vervolgens een zeven leden tellend bestuur kiezen. Eigen aan Loffeld wijst hij drie personen aan die het dagelijks bestuur gaan vormen onder het mom van ‘de keuze te vergemakkelijken’: Jan de Bok, directeur van de ulo ( voorzitter), Betsy van der Velden (secretaris) en Johan Rooijakkers (penningmeester). De vergadering benoemt burgemeester De Bekker tot erevoorzitter en Loffeld tot erelid. Voor de inhoudelijke kant van deze vergadering houdt Gerrit Beex, op dat moment provinciaal archeoloog, een korte lezing over de prehistorie.
De contributie bedraagt vijf gulden. twee gulden voor het zes keer per jaar verschijnend tijdschrift Brabants Heem en drie voor de eigen vereniging. Om meer leden te werven besluit het bestuur niet lang na de heroprichting dat men voor drie gulden ook lid kan zijn van de Heemkundekring, zonder een abonnement op Brabants Heem. Het nieuwe bestuur gaat voortvarend van start en vergadert steeds in de ulo. Met regelmaat worden lezingen georganiseerd en op 17 december 1956 houdt drs. Willy Knippenberg zijn eerste voordracht in Gemert (over oude volksverhalen en gebruiken rond Kerstmis) en tot in de jaren zeventig zal hij menigmaal voor een lezing in Gemert terugkeren. Excursies staan eveneens op het programma, maar door het geringe aantal leden lukt het niet om op eigen kracht een grote excursie te organiseren met als gevolg dat contact wordt gezocht met de heemkundekringen in Aarle-Rixtel en Sint-Oedenrode om deze samen te doen. Voor een excursie in Gemert zelf is wel voldoende belangstelling. Het tot dan toe voor de Gemertse bevolking gesloten kasteel wordt voor de heemkundekring opengesteld en Loffeld leidt de leden rond.
Het bestuur pakt veel activiteiten op en maakt tal van plannen. Het eerste jaar is echter nog niet om of het begint al te haperen. Nogal wat bestuursleden, voor het merendeel op aanwijzing van Loffeld benoemd, hebben te veel andere bezigheden om zich ten volle in te zetten voor het bestuurswerk.
In januari 1958 treden vier van de zeven bestuursleden af. De ledenvergadering kiest aan-nemer Willem Vos tot voorzitter en Martien van der Wijst tot secretaris. Nog in hetzelfde jaar verschijnt het tweede nummer van Gemerts Heem. De zorg voor monumenten wordt actief ter hand genomen. Als in juni 1957 bekend wordt dat het huis van J. Mennen, Heuvel 81, binnen afzienbare tijd wordt afgebroken, doet het bestuur een beroep op de gemeente om de ‘Vlucht naar Egypte’ te verplaatsen naar de boerderij aan de overkant. Ook de andere wegkapellen en keskes hebben de aandacht, maar de meeste zorg gaat uit naar de Esdonkse kapel. Het initiatief leidt uiteindelijk tot de restauratie van het Esdonks kapelleke. Deze activiteit gaat zelfs zover dat na het gereedkomen van de restauratie, het heemkundekringbestuur samen met het parochiebestuur de processie van de Pandelaarschool naar Esdonk organiseert.
In 1958 zijn 81 leden lid die de contributie in de ledenvergadering betalen en bij hen die tijdens de vergaderingen afwezig zijn wordt de contributie door Marinus de Wit tegen een kleine vergoeding thuis opgehaald.
GH-2016-01 De sluimerperiode (1941 – 1956)
Peter van den Elsen
Nadat de Duitse bezetter de Brabantse heemkundekringen in september 1941 heeft verboden, stopt ook De Kommanderij Gemert haar activiteiten. Het bestuur blijft ‘ondergronds’ nog wel in functie en weet de archiefstukken en kas te redden.
Op Hemelvaartsdag 10 mei 1945, vijf dagen na de bevrijding en precies vijf jaar na de Duitse bezetting, komen pater Eduard Loffeld en Jacques van den Broek voor het eerst in een ‘bestuursvergadering’ bij elkaar. Vicevoorzitter Leo Vrins is naar Veghel verhuisd om daar directeur te worden van de lts. Secretaris Tjeu Teunissen, míster op de Komschool, heeft laten weten dat hij zijn bestuursfunctie neerlegt en Antoon Corstens gaat Gemert verlaten voor een ambtelijke betrekking in Gilze en Rijen en draagt om die reden de kas en het penningmeesterschap over aan Jacques van den Broek. De twee overgebleven bestuursleden bekleden ieder een dubbelfunctie: Loffeld is voorzitter en waarnemend secretaris en Van den Broek is conservator en waarnemend penningmeester. Als vertegenwoordiger van Heemkundekring De Kommanderij Gemert neemt Loffeld deel aan verscheidene provinciale vergaderingen tussen 1945 en 1947. Een van de eerste brieven die Loffeld van Brabants Heem krijgt, is het verzoek om de provinciale contributie te betalen. Dit roept bij Loffeld wrevel op en hij reageert met de vraag of er wel behoefte is aan een provinciaal geleide bond en pleit voor een federatief provinciaal verband, zonder afdracht van geldelijke middelen vanuit de plaatselijke verenigingen.Eveneens ergert Loffeld zich aan de door het voorlopige provinciale bestuur voorgestelde benaming ‘heemkundige (studie)kringen’. Het typeert zijn rechtlijnigheid als hij op het voorstel reageert met: “Als niet gekozen wordt voor Heemkunde-Kring dan zal Gemert zich niet aansluiten bij de provinciale bond”.
In 1947 lukt het eindelijk om de koepelorganisatie Brabants Heem op te richten en in 1948 wordt het eerste bestuur gekozen. Voor Gemert komt dit te laat. Loffeld laat als voorzitter weten dat hij ‘geabsorbeerd’ is door andere activiteiten en dat het tot twee personen gedecimeerde bestuur niet in staat is de eigen kring nieuw leven in te blazen. In het eerste nummer van het tijdschrift van Brabants Heem wordt De Kommanderij nog wel genoemd alsof de kring vol activiteiten is.
Een lange sluimerperiode breekt aan. Zo af en toe laat het bestuur iets van zichzelf horen. In 1951 verschijnt bijvoorbeeld een advertentie met de vraag: ‘Waar blijft onze Oudheidkamer?’ Verder is het overwegend stil. Loffeld krijgt het uiteindelijk nog drukker vanwege een wetenschappelijk onderzoek waarop hij op 8 juni 1956 promoveert tot doctor aan de universiteit van Nijmegen. Een andere reden dat het niet lukt om de Gemertse heemkundekring nieuw leven in te blazen, is dat Loffeld persoonlijke kwaliteiten mist om hierin het voortouw te nemen. De verdiensten van Loffeld zijn desalniettemin groot. Hij is de oprichter en mede heroprichter van de Gemertse heemkundekring, hij legt een prachtige fotocollectie over Gemert aan, in het bijzonder over de tweede Wereldoorlog en hij neemt in 1976 ook het initiatief tot de oprichting van heemkundekring Amalia van Solms in Baarle Nassau, waarvan hij de eerste secretaris wordt.
Bekijk PDFgh-2016-01 ‘Och dat lag een beetje in de lijn’
Ad Otten
Antoon Corstens wordt in juni van dit jaar 99, maar hij is een jongeman van 23 wanneer hij bij de oprichting van de heemkundekring wordt gekozen tot penningmeester.
“Och, dat lag een beetje in de lijn,“ vertelt Antoon, “Gemert kende mijn vader als procuratiehouder van de Amsterdamsche Bank terwijl ik als adjunct-commies bij de gemeente ook financiële zaken behartigde.” Antoon is in 1941 de jongste van het bestuur maar bij de vereniging herinnert hij zich verschillende leeftijdgenoten zoals de latere wethouder Harrie Verhoeven en ook Francien Tervooren van De Keizer. Zij is de verloofde van medebestuurslid, vriend en collega-ambtenaar Jacques van den Broek, die kort daarna tot gemeentesecretaris wordt benoemd.
Antoon is een echte Gemertenaar. Zijn ouders en voorouders wonen vanaf 1800 allemaal tegenover de kerk. Hij heet naar opa Toon, sigarenfabrikant, raadslid en kastelein van De Gouden Leeuw (nu Ridderhof). ter onderscheiding van gelijknamige familieleden noemt hij zich Antoon Franszoon Corstens. Een paar jaar zit Antoon op de Komschool maar vanaf zijn negende gaat hij naar kostschool. In Eindhoven en Sint-Michielsgestel voltooit hij het gymnasium waarna hij in 1937 terugkeert naar zijn geboortedorp waar hij zijn loopbaan begint als onbezoldigd volontair op het gemeentehuis. Van huis uit erft hij een grote belangstelling voor het Gemertse maar dat weerhoudt hem niet om in 1946 zijn betrekking op het gemeentehuis – inmiddels in de rang van ‘adjunct-commies 1e klas’ – te verruilen voor die van chef Financiën, Onderwijs en Personeelzaken van de gemeente Gilze en Rijen in de rang van commies. Hij trouwt, sticht een gezin en woont er nu nog steeds. En… wie daar Antoon niet kent, kent Gilze niet. Hij is dubbel geridderd, pauselijk onderscheiden, krijgt de gemeentelijke gouden erespeld, enz. enz. “Ja,” relativeert Antoon met een lach, “in 2010 stond met een grote kop ook de viering van mijn zestigjarig lidmaatschap van de harmonie in de krant zonder ooit een noot te hebben geblazen.” In 1950 vraagt de muziekvereniging hem als secretaris. Later wordt hij ook voorzitter en nu is hij erelid…
In 2008 bezoekt hij de studiezaal van het gemeentearchief Gemert-Bakel. Een charmante grijze man van wie niemand vermoedt dat hij al negentig en op dat moment al zo’n 25 jaar met pensioen is. Antoon heeft zijn oude hobby weer opgenomen: genealogisch onderzoek naar de familie Corstens. thuis heeft hij al een kast vol mappen, ordners en dozen, en hij wil er niet aan denken dat dat ‘straks’ ongebruikt terechtkomt in een papierversnipperaar. tegenover het nageslacht voelt Antoon zich verplicht er een boek van te maken. Hij heeft een opzet in gedachten en zegt er ook voor te hebben ‘gespaard’. Maar toch voelt Antoon zich een beetje op een dood punt belandt en hij vraagt zich af hoe verder te gaan, en of de heemkundekring daarbij misschien een handje zou kunnen helpen. Het komt tot een bijzondere samenwerking met in het najaar van 2011 – in zijn 95ste levensjaar – als resultaat een in alle opzichten prachtig boek in full colour onder de titel “Corstens, een Gemertse familie uit Uden 1692-2011”. Antoon presenteert zijn boek persoonlijk tijdens een druk bezochte familiereünie, van naar alle windstreken uitgewaaierde familieleden Corstens. Gidsen van de heemkundekring leiden hen bij die gelegenheid door het in velerlei opzichten zo aparte dorp Gemert waar hun voorouders Corstens zijn opgegroeid en op allerhande plaatsen ook hun sporen hebben nalaten.
In 2016 is Antoon Corstens nog altijd heemkundig actief. Het stoort hem dat het nageslacht van de in 1853 naar de Verenigde Staten (Wisconsin) geëmigreerde leden van de familie Corstens in zijn boek van 2011 incompleet is moeten blijven. Er moet een supplement komen vindt Antoon en ook daarvoor heeft hij de opzet klaar. Een deputatie van de Amerikaanse tak is op 13 november 2013 uit puur enthousiasme, met het Corstensboek-inde-hand, alvast naar Gemert gekomen. De heilige Losbol op het Ridderplein fungeert als trefpunt. Het groepje Amerikanen staat er al wanneer met een brede zwarte hoed op het hoofd Antoon uit de auto stapt van zijn zoon. “The Chief” wordt meteen herkend en met applaus begroet. Antoon is de nestor van de Gemertse heemkundekring maar ook de nestor van de familie Corstens tot en met die van de andere kant van de grote plas. Gemert voelt voor hen als ‘back home…’.
GH-2016-01 De oprichting 28 april 1941
Peter van den Elsen
De oprichting van de Gemertse heemkundekring moet gezien worden in het licht van
een wijdverbreide beweging die in 1940 op gang komt en zijn beslag krijgt tijdens een
door het Provinciaal Genootschap gehouden vergadering op 1 maart 1941.
Een Noord-Brabantse Bond van Heemkundige Studiekringen is het resultaat. Dr. Hugo Heijman, een norbertijn uit de abdij van Heeswijk, is de eerste secretaris en pastoor Willem Binck uit Alphen de eerste voorzitter. Samen met Jan Vriends uit Bakel en ir. Antoon Juten uit Bergen op Zoom zijn zij de grote stimulatoren om te komen tot een provinciale bond met plaatselijke afdelingen.
Het provinciaal bestuur vergadert op 27 maart 1941 voor de eerste keer en besluit Noord-Brabant in te delen in tweeëntwintig regionale studiekringen. Gemert is ingedeeld bij Deurne en/of kring Peelland. Pater Eduard Loffeld, professor op het seminarie van de paters van de H. Geest in het kasteel van Gemert, is vanaf het eerste moment betrokken bij de oprichtingsactiviteiten. Hij correspondeert met Binck en Heijman en stuurt een adhesiebetuiging.
Met toestemming van burgemeester Phaf en de Duitse bezetter schrijft Loffeld op 17 april 1941 de eerste vergadering uit en op 28 april 1941 vindt de stichtingsbijeenkomst plaats in de zaal van Hotel De Keizer (zaal Frans tervooren). Conform het provinciale advies roept men vooral geestelijken, notabelen en onderwijzers op om lid te worden. Aan hen wordt op 25 april een gedrukte uitnodiging gestuurd.
De oprichtingsvergadering begint om zes uur in de namiddag en onder de aanwezigen zijn Heijman en Vriends. Zowel Heijman als Loffeld spreken de vergadering toe en roepen de honderd aanwezigen op om lid te worden, waaraan staande de vergadering 59 personen gehoor geven. De contributie wordt bepaald op twee gulden en vijftig cent en de kersverse erevoorzitter, burgemeester Jan Phaf, laat weten dat de gemeente vijfentwintig gulden subsidie geeft. Tijdens de oprichtingsvergadering stelt de overste van het kasteel, pater dr. L. Vogel, de vraag of ook dames lid van het bestuur kunnen worden. Het antwoord is helaas niet genotuleerd. Het eerste bestuur bestaat uit: pater Eduard Loffeld voorzitter, Leo Vrins ondervoorzitter, Tjeu Teunissen secretaris, Antoon Corstens penningmeester en Jacques van den Broek conservator. Verwijzend naar de Duitse Orde krijgt de vereniging als naam Heemkundekring De Kommanderij Gemert en als devies de spreuk “So Goet is Got”.
Bij de oprichting laat Loffeld zich als een eigengereid man kennen. In tegenstelling tot het provinciale voorstel gaat Gemert niet op in de grote regionale heemkundekring Peelland, maar richt hij een lokale heemkundekring op. Het provinciaal bestuur meent dat Gemert daarvoor te klein is, maar Loffeld denkt daar anders over, immers de geschiedenis van Gemert verschilt over een periode van meer dan zeshonderd jaar met de rest van Peelland. tevens vindt Loffeld dat de keuze moet vallen op de naam ‘Heemkundekring’ en niet op de naam ‘Heemkundige Studiekring’.
Het bestuur houdt de eerste vergadering in het kasteel. Het aantal leden stijgt snel. Op 7 mei 75, op 19 mei 83, in juni 109 en in juli 1941 113 betalende leden. Op 4 juni komen de leden voor het eerst bij elkaar in een algemene ledenvergadering. Peter Schoofs vertoont een filmpje over Gemert en Eduard Loffeld houdt een lezing over wat heemkunde in Gemert kan betekenen. Onder de aanwezigen vele notabelen, geestelijken en onderwijzers, onder wie de latere voorzitter Marinus van der Velden en Francine (Slits-) Swinkels. In het illustere gezelschap bevindt zich één boer: Jan Swinkels en één persoon uit de arbeidersklasse: Jan van Berlo ofwel ‘de rooje Jan’. De laatste drie vieren in 1991 hun vijftig jarig lidmaatschap.
In juli 1941 organiseert de kring een excursie. De deelnemers vertrekken ’s morgens om zeven uur op de fiets vanuit het kasteel via de Kampen, Lieskuil en Koks, naar Esdonk. Vervolgens trekt de stoet fietsers door het Esdonks Broek en de Handelse Bergen naar het ‘genadeoord Handel, het oudste en kostbaarste bezit van de Kommanderij’. Jan Vriends vertelt bij de Lieskuil over het leven in het lage water en bij de Handelse Bergen over hoe deze stuifduinen tot stand zijn gekomen. Loffeld gidst in de Esdonkse veldkapel en laat in de Handelse kerk de vele kerkschatten en de wapens van de Duitse ridders zien. In het verslag staat verder dat ook het Kapucijnenklooster en Huize Padua zijn bezocht en dat Loffeld als priester voor de deelnemers enkele gebedsdiensten houdt, waaronder een ‘Lof’.
Aan het zo enthousiast begonnen heemkundige werk komt in september 1941 een abrupt einde. De Duitse bezetter verbiedt de Brabantse heembeweging met als reden “niet in het belang van de openbare orde en het openbare leven.” Het bestuur weet het belangrijkste te redden: de boeken en vooral de door de gemeentelijke subsidie goedgevulde kas. Na de oorlog blijkt dat penningmeester Antoon Corstens tot op de cent nauwkeurig het verenigingsgeld heeft weten te bewaren!
Bekijk PDFGH-2016-01 Wegbereiders
Peter van den Elsen
De groei van het historisch besef in Gemert dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw als Gerlacus van den Elsen, de latere boerenapostel, de Gemertse geschiedschrijving ter hand neemt. In populaire bladen weet hij met zijn artikelen een groot publiek te bereiken. Voor het merendeel gaat het om kerkelijke geschiedenis, maar hij schrijft ook over allerlei andere wetenswaardigheden. Zijn boek over de Latijnse School in 1887 is tot op de dag van vandaag een belangrijk naslagwerk. Vanwege zijn uitvoerige beschrijving van het kosthuis- en studiebeurzensysteem krijgt het werk wereldfaam en komt het zelfs in de boekenkast van Charles William Eliot, president van Harvard University (1869-1909, USA) terecht.
Pastoor Lambert Poell zet de Gemertse geschiedschrijving voort in zijn Kerkberichten waarin hij veelvuldig met een artikeltje komt over historische aangelegenheden. Behalve dat Poell enkele kleinere cahiers (o.a. over Gemert in de Franse tijd) uitbrengt, is hij ook de schrijver van het Gemertse volkslied ‘Van wor ik ben’.
In september 1930 brengt Jan Ermers de eerste Gemertsche Courant uit. Niet veel later, in 1931, wordt pater Eduard Loffeld docent op het seminarie van de paters van de H. Geest. Het verblijf in het kasteel van Gemert wekt bij hem de interesse in de geschiedenis van de Duitse Orde. Hij start met het publiceren van artikeltjes in de Gemertsche Courant over de Duitse Orde en allerlei algemene zaken uit de plaatselijke geschiedenis. Hij trekt veelvuldig met Jan Ermers op en het tweetal bezorgt de lezers enkele legendarische 1 aprilgrappen. Zo laat het tweetal in 1934 Hitler ‘incognito’ op het kasteel verschijnen en schrijft Loffeld over een nergens te ontdekken onderaardse gang bij het kasteel. Eind 1940 en begin 1941 verschijnen bijna wekelijks heemkundige artikelen. Deze pu blicatiedrift is ingegeven door de gedachte om propaganda te maken voor de oprichting van een plaatselijke ‘heemkundige studiekring’. Het doel van een heemkundekring is het bevorderen van de kennis over het verleden én het heden van de eigen leefomgeving. Dit kan door zelf onderzoek te doen, maar ook, zo pleit Loffeld, door kennis te nemen van de onderzoeksresultaten met als beoogd effect het versterken van de eigen identiteit. Het mag dan ook geen wonder heten dat in periodes dat de eigen identiteit in het gedrang komt, de interesse in heemkunde toeneemt.
Bekijk PDF