GH-2017-04 Molendwang van Van Riemsdijk
Peter van den Elsen
Bij mijn molenspeurtocht ten behoeve van ‘het Molenboek van Gemert-Bakel’ dat we als themanummer van Gemerts Heem in april 2017 op de markt brachten, kwam ik nog iets interessants tegen.
De molendwang is in de Franse Tijd afgeschaft, maar Van Riemsdijk, vanaf 1813 eigenaar van Gemerts kasteel en vanaf 1833 ook van de molens De Beer en Het Zoutvat, voert de oudtijdse molendwang via de achterdeur toch weer in. Als er in Gemert concurrerende molens verschijnen, neemt hij in het huurcontract van zijn hoeves en landerijen een bepaling op dat alle huurders (ook die van de Hoeve Esp onder Bakel) verplicht zijn om op zijn molens het graan te laten malen. Bij elke overtreding moet de overtreder drie gulden betalen aan’de armen van Gemert’.
GH-2017-04-Molendwang-van-Van-Riemsdijk.pdfGH-2017-04 Kiek Naw – Geen fietszegening op Esdonk
Paul Verhees
Een enkele bezoeker van de openluchtmis op Esdonk in juli stak bij het eerste verdwaalde spatje regen een paraplu op. Door ervaring wijs geworden, denk ik. Als pater Piet Delisse voor het Esdonks kapelleke achter het altaar staat en er trekken dreigende regenwolken over, kun je beter niets afwachten.
Ik verbind hier de traditie van de openluchtmis op Esdonk even met de traditie van de autozegening in Elsendorp. Want ik denk te weten waarom de regen ondanks die dreigende wolkenlucht niet doorzette. Daarvoor moet ik er eerst op wijzen dat veel bezoekers elk jaar per fiets naar de openluchtmis komen. Omdat het vaak regende tijdens die mis, werd ook de ‘fietszegening’ op Esdonk een traditie.
Dit jaar bleef het echter droog en zo blies Onze Lieve Heer de fietszegening af. Ik denk dat Hij in de hemel had gesproken met de in maart overleden Elsendorpse pastoor Sjef van den Nieuwenhof. Die zegende meer dan dertig jaar auto’s. Hij gaf nooit garantie op die zegening, vertrouwde hij me ooit toe nadat hij zelf een ongeluk had gehad met zijn auto. Onze Lieve Heer zal zijn conclusies getrokken hebben.
GH-2017-04 Iets zeldzaamst
John van de Laar
Toen veldwachter Egbert van den Hurk op 6 september 1833 overleed, moest op zoek worden gegaan naar een opvolger. Twee kandidaten kwamen in aanmerking, de 51-jarige Cornelus(sic) Gerritsen en Jan Gijsbert Lagerweij, 32 jaar oud.
Van eerstgenoemde kandidaat was bekend dat hij al eerder veldwachter was in Stiphout, daarna in Nuenen, Gerwen en Nederwetten en later in Gemert waar hij in alle opzichten voldaan had. In 1828 werden hij en zijn vrouw ‘vader en moeder’ in het Roomsche weeshuis in Zwolle. Het gemeentebestuur drong er bij Cornelus op aan te solliciteren, wat hij deed. In de aanbevelingsbrief die burgemeester Rietman aan de gouverneur van de provincie schreef, gaf hij onomwonden zijn voorkeur weer voor Cornelus en vroeg hem Cornelus te benoemen, omdat hij “uit vroegere ondervinding een goed veldwachter is, en welke zich nooijd aan dronkenschap pligtig maakt, het gene bij soortgelijke menschen iets zeldszaamst is, en gemakkelijk voor den dienst.”
Noot:
BHIC Den Bosch, Provinciaal Bestuur 1810-1930, toegangsnummer 17, inventarisnummer 703
GH-2017-04-Iets-zeldzaamst.pdfGH-2017-04 Het belang van het woordgeslacht in het Gemerts
Wim Vos
Onder het trefwoord gállie (=jullie) vindt men in het nieuwe Gemerts Woordenboek als illustratie van het gebruik van dit persoonlijk voornaamwoord de vraag Olliede gállie d’n álliejen ok? Deze vraag wordt vaak gebruikt als ‘taaltest’ om niet-Brabanders op de proef te stellen, niet alleen in Gemert, maar ook in Helmond. Een familielid van me stelde deze vraag aan een collega die dialect wilde leren spreken en toen de leergierige had begrepen dat óllieje in het Nederlands ‘oliën’ of ‘insmeren’ betekende, vroeg hij hem of hij eens wilde nadenken over wat er nu eigenlijk geollied moest worden en gaf hem veertien dagen bedenktijd. Na twee weken kwam zijn leerling met het vermeende scherpzinnige antwoord: Oew kaël.
Hoewel wij allemaal weten dat waj in Gímmert ’m gaër lusse èn in Hèlmend ok, beseffen wij Gemertenaren onmiddellijk, dat dit een hartstikke foutief antwoord is. Hoe weten wij dat? Welnu, het zelfstandig naamwoord kaël is niet mannelijk, maar vrouwelijk. Je zegt immers dees kaël en niet *dízze kaël (vergelijk dees vraow, maar dízze mèns (:man).
Als de bedenker van deze taaltest óew kaël had bedoeld, had hij i.p.v. d’n állieje d’ állie gezegd: Olliede gállie d’ állie ok? (Let ook op de verbindings –n in álliejen, die in d’ állie’ vervalt). De bedenker van deze taaltest kan dus slechts gedacht hebben aan een mannelijk woord als oplossing. Volgens prof dr. Jos Swanenberg is de meest plausibele verklaring: behandelen jullie die baby van jullie ook met (baby-)olie? Het biologische geslacht van het kind doet er niet toe, of het nu een jongen of een meisje is, in het Gímmers is dit leenwoord uit het Engels altijd mannelijk: ’nen beebie, dízzen beebie.
De aanstaande dialectspreker had ook kunnen komen met onzijdige woorden, zoals oew gewaër (: dat geweer van jullie) of oew mesien (die machine van jullie, met als pikante bijzonderheid dat mesien in het Gemerts onzijdig is maar vrouwelijk in het Nederlands). Maar ook dan zou d’n állieje fout zijn geweest. Dan had er in de vraag ’t állie moeten staan.
Stel dat onze ijverige dialectstudent als oplossing een meervoudig woord had gekozen: kaële, gewírre, mesiene of beebies, wat zou er dan hebben moeten staan i.p.v. d’n állieje? Wel, in het meervoud is het lidwoord altijd de. Het aanwijzend voornaamwoord (voor dichtbij) altijd dees, dus d’n állieje had d’ állie moeten zijn.
Noten
W.J. Vos, Gemerts Woordenboek, Bijdrage tot de geschiedenis van Gemert 34, 2017, s.v. állie, gállie, kaël, gewaër, mesien.
Wim Daniëls, Het Helmonds Woordenboek, s.v. ollie.
GH-2017-04-Het-belang-van-het-woordgeslacht-in-het-Gemerts.pdfGH-2017-04 Gemert Weet – Geheimschrift
Peter van den Elsen
Én, als heemkundige ook meegedaan aan Gemert Weet? Zo ja, dan heb je je zeker mogen buigen over ‘Het Geheimschrift’ (categorie 12 vraag 4), het eerste filmpje uit de reeks mysteries verteld door Ad Otten. Het geheimschrift handelt over de ‘titulus crucis’ ofwel het kruisopschrift op het altaarstuk van het Esdonks kapelleke.
Het Esdonkse kruisopschrift is op zijn ‘Rubens’ geschilderd, dat wil zeggen, in spiegelschrift op perkament en bevestigd met twee spijkers. Soms wordt het opschrift op een bord geschilderd als verwijzing naar de relikwie die in Santa Croce, een kerk in Rome, wordt bewaard. De universiteit van Rome heeft het bord in 2002 met een koolstoftest onderzocht en daaruit blijkt dat het hout uit circa het jaar 1000 dateert. Het is dus een vervalsing.
Ik heb het mysterie nog eens extra goed beluisterd en door de vraagstelling ben ik op een onjuistheid gestoten. Ad verspreekt zich en heeft het aanvankelijk over het opschrift in het Latijn, Grieks en Arabisch. Later corrigeert hij zich en spreekt dan over Aramees in plaats van Arabisch. In Gemerts Heem 1999 nummer 4 heeft Ad Otten over het kruisopschrift geschreven en daarin noemt hij als derde taal Hebreeuws of Aramees. Voor de vraagstelling bij ‘Gemert Weet’ is het filmpje bepalend, maar wat is nu de derde taal? Arabisch, Aramees of Hebreeuws?
Het is met zekerheid geen Arabisch, want deze taal stamt uit de achtste eeuw. Over het kruisopschrift zijn hele boeken volgeschreven en steevast wordt daarin Hebreeuws als derde taal genoemd. Bovendien wordt in het evangelie van Johannes, de enige evangelist die spreekt over drie talen, als derde taal Hebreeuws genoemd. Hij kan het weten, want in het evangelie staat dat hij onder het kruis heeft gestaan, zoals op het altaarstuk is te zien (links Maria, de moeder van Jezus en rechts Johannes, discipel en evangelist). Ik ben geen enkele bron tegengekomen die als derde taal Aramees vermeldt. Zeker is wel dat Jezus Aramees heeft gesproken, maar ook Hebreeuws en waarschijnlijk ook Grieks, in die tijd de gangbare internationale taal. Het Aramees is intussen bijna verdwenen, maar is ooit de meest dominante taal geweest vanaf de Middellandse zee tot aan India.
Het kruisopschrift is bedoeld als ‘spotschrift’ of ‘schandschrift’ dat tevens verwijst naar de reden waarom Jezus is gekruisigd: Iezus Nazarinus Rex Iudeorum (INRI). De tekst moet worden gelezen van rechts naar links en van onder naar boven. De belangrijkste taal staat onderaan (Latijn, de taal van de Romeinse overheerser), vervolgens Grieks en als laatste Hebreeuws. De Hebreeuwse vertaling van ‘Jezus van Nazareth, Koning van Het kruisopschrift in het Esdonks kapelleke in spiegelschrift. de Joden’ is namelijk Jeshua haNozri weMelech haJehudim. Nemen we van deze woorden steeds de eerste letter, dan staat er: JHWH, de Hebreeuwse naam van God. Deze dubbele aanklacht heeft tot de kruisdood geleid. Jezus noemt zich in de ogen van de Romeinse overheersers ten onrechte koning en in de ogen van de Joodse schriftgeleerden ten onrechte God.
P.S. Mijn vrouw, Claartje Krol, heeft de video beluisterd en alle vragen goed beantwoord. Bij 12.4.D heeft zij Arabisch en bij 12.4.G Aramees ingevuld. Ik heb dit echter foutief laten corrigeren in Hebreeuws en Gímmers. Curieus is het dat Ad Otten voor zijn team bij beide vragen ook foutieve antwoorden heeft gegeven: Aramees en Gímmers!
GH-2017-04-Gemert-Weet-Geheimschrift.pdfGH-2017-04 De Pèèrdelèèjer
Peter van der Wijst
Frènske ha saome mí hullie Keto ’n drogisterééj in de straot; bovve de winkeldeur hóng ’nen hèrtekòp, dus gállie raojt ’t al: ’t wás drogisterééj ’t Hèrt, de gaëvel is al verskillende kírre veranderd, már d’n hèrtekòp hég ’t èlke kaër óvverlaëfd, ok al is ie dan kèèjkepòt! De naom is ok veranderd, ’t hajt naw DA drogisterij. Keto stón in de winkel, ze verkaocht allerhande pillekes, poejerkes, smírselkes èn drènkskes vùr de míst aojtínlooëpende kwaole èn ziektes.
Frènske waor behalve drogist ok nòg zon bietje vaëjárts; haj ha vùral verstaand van pèèrd, nie elaën van genaëze, mar ok van vermeenegvuldege, haj woar naamelek aajgenaor van ‘nen héngst wor ie op afroewp mí d’n boewr ópgóng. Dus al mí al ’n échtpaar dè druk in de weer waor mí hullie negossie.
Frènske gónk smèèrges al óp tejd óp pad mí z’ne héngst um no de boere te gon wor de mèrrie al stón te waachte um gedékt te worre. D’n hengst dí z’n wèèrk, no aflooëp drónk Frènske nòg ’n tas kòffie, d’n boewr raëkenden af èn Frènske góngk no ’t twídde adrès wor ’t ritueel z’naajge wír hèrhálde; baj d’n héngst duujrde ’t wél n bietje langer’, már ge hoewfde nie p’r uujr af te raëkene, dus dè woar gín bezwaor. Baj d’n dèrden án-gekòmme ha d’n héngst d’r tòch flink moejte mí um z’n kerwèèj af te maoken èn dè waor dan ok meepesant de lééste vùr diejen dág. D’r kömt nòg baj dè Frènske alles te voewt moes doen umdèt ie in dien tejd nòg gínnen outo mí ’ne pèèrdentreeler ha nèt as dè pèèrdevòlk tíggeworreg. Dorbaj moes ie ok nòg gereegeld as vaëjárts óp pad um aander ziejk vaë te onderzuujken èn as ’t kón, genaëze. D’r kwam dan ok ’nen tejd dè Frènske d’r grif moejte mí begón te kriejge um èlken dág mí z’nen héngst lanks die boerre te gon, dus daacht ie d’róvver um ’ne knèècht án te skaffe die dè wèèrk óvver kón neeme; haj beprotten ’t mí Ketos um ’t wa kalmer án te doen. Die waor ’t gaowèèchteg íns mí z’n vùrstél èn zí dèt ie dè aajgelek al veul írder ha moeten doen. Frenske gonk no Jan Èrmers, die aojtgaëver èn drukker waor van de Gímmerse krant èn vroeg of dèt ie ’n advertènsie in de krant wo zétte die ’r dan ón-geváër as vòlgt aojt moes kòmme te zien: “Wij zijn op zoek naar een vlotte jongeman die verstand heeft van paarden en met een hengst kan omgaan om dekkingen bij boeren te verzorgen; bent u zo iemand, en meent u in aanmerking te komen voor deze baan, neem dan contact met ons op; Drogisterij ’t Hert, hoogachtend, F. Donkers.”;
Tontje de Wit aojt de Áchterhaog laësde de advertènsie. Hai kón goewd mí pèèrd umgon, dus daacht ie ’n goej kans te maoken um die baon te kriejge. Haj mèldde z’naajge baj Frènskes èn wier aojtgenoodegd vùr ’n sollicitatiegesprek. Frènske wo uurst weete van z’ne kòmaf , toen dor gín ánmèrkengen óp waore, ging ie ovver no de wènsen diet ie ha án-gonde ’t wèèrk èn kwam vùr d’n dag mí ’n van te vùrre opgestéélde lejst mí allerhande vraoge, die dùr Tontjes moejteloos beantwoord wiere.
Frènske èn Keto waoren ’t ’r bèèj roewrend óvver íns dè Tontje wél ’s ’n lötje áojt de looterééj zò kanne zén, dus wier ie án-genomme. D’n andere mèèrge stón Tontje al óp tejd baj’t Hèrt um saome mí Frènskes de roond vùr diejen dág te gon doen. Umdè Tontje inderdaad van wante wis, gaf Frènske z’n wèèrk al baj d’n twídden boewr aojt haand èn zaog dèt ie ’t gereust án Tontjes ovver kón laote. ’t Dékwèèrk èn ’t afraëkene mí d’n boewr werkten ie bèèj keureg af. Toen ze no ’t dèrde adrès wír óp haojs óopán gónge, zí Frènske : “Ge kriet mèèrge de adrèsselejst wor ge hín moet, ik gou nie mír mee want ik héb gezien de ’k ’t gereust án aw óvver kan laote.
Zooë gezíd, zooë gedon, Tontje gónk daogs nodderhand óp pad , kwam in de nomiddeg trug èn gaf ’t gèld án Frenskes van driej dékkenge. ’nen Dag látter kömt ie trug èn lí gèld óp tòffel van viejr adrèsse, èn gelèùjf ’t of nie, már wír ’nen dág látter woaren ’t ’r vééjf. Dè gónk Frenskes bovve z’n pèt, haj waor noojt wejter gekòmmen as driej umdè dan de meziek baj d’n héngstr d’r aojt wás. Haël verzichteg vrùgt ie án Tontjes hoe haj dè vùr mekaor kríg.“Òch”, zí Tontje, “ dè ’s nie zo moejlek, as ie wa moejte begeent te kriejge, pluk ik ónderweege ’nen bòs brandníttels; die vreef ik ’s flink ónder z’n klòkkespèl èn dè duu wóndere, want dan zit d’n braand ’r wír in èn hét ie wír aëve veul zin as in ’t begin.” Frènske kiekt in z’nen hòf, zie wa bòsse brandníttels ston, hált z’n pòrtemení vùr d’n dág, vét ’r vééjf gulden aojt, gíft die án Tontjes èn zí: “Hiejr mènneke, die zén vùr aw, már ge moet me wel beloove dè ge dè kunsje nie án óns Keto vertéélt, want dan héb ik gín laëve mír!”
GH-2017-04-DE-Pèèrdelèèjer.pdfGH-2017-03 Gevelverstening anno 1677 in de Kerkstraat
redactie
Wie kent het niet? Dat bijzondere geveltje met de muurankers 1677. Eigenaar Jos Vogels wees ons op het voorkomen van hetzelfde silhouet van het pand op een prent gedateerd 26.12.1675 van de bekende graficus Valentijn Klotz. Op die prent zien we tegelijk ook het oude daarnaast gelegen pand met de muurankers (16)86. Een mysterie. Duidelijk is in elk geval dat er in 1675 dus al twee panden stonden met dezelfde topgevelvorm. En dat de smid van de muurankers zich vergist zou hebben in het jaartal dat is natuurlijk voor niemand aanvaardbaar. En dat is ook zeker niet het geval…
Bij de muurankers van zowel 1677 als die van (16)86 past de volgende uitleg: Dit is een typisch geval van gevelverstening. De muurankers zijn welhaast zeker aangebracht in het jaar toen de houten en lemen voorgevels van deze panden werden vervangen door een stenen gevel. Het naast de Frunte Gang gelegen pand (anno 1677) is echt veel ouder en gaat vrijwel zeker terug tot de zestiende eeuw en misschien wel naar de late middeleeuwen. Tot 1477 kent met uitzondering van de kerk zelf de hele westzijde van de Kerkstraat nog geen bebouwing. Pas in het laatste kwart van de vijftiende eeuw worden er twee woningen gebouwd. En rond 1500 komt er al een derde pand. Één van die twee laatste panden, ja dat kan heel goed het pand zijn waarvan in 1677 de gevel wordt ‘versteend’. Daar moeten we nog eens wat meer energie in steken om daarover wat meer vastigheid te krijgen.
We kunnen het ons bijna niet voorstellen, de Kerkstraat tussen de kerk en wat we nu kennen als de Ruijschenberghstraat als onbebouwd terrein. Maar vóór 1477 was dat toch echt het geval. Jan Timmers schreef er over in ons tijdschrift onder de titel “Wat aan de bebouwing van de Kerkstraat voorafging” in Gemerts Heem 2003 nr.4. We azen op een vervolg…
GH-2017-03 Wereldnieuws: Lieve-Vrouwesteeg krijgt geprinte fietsbrug!
redactie
De buren waren in juni j.l. met vakantie op IJsland en zetten op hun hotelkamer de TV aan om dat IJslandse taaltje eens wat nauwkeuriger te beluisteren. Maar ze krijgen dan een buitenlandse zender, en… ‘t is toch nie te geleuven! Het journaal opent met een wereldprimeur uit Gemert-Holland. Nieuw bouwmateriaal. Nieuw wegmateriaal: De 3d-printing van een fietsbrug over de in aanleg zijnde Noord-Om. Wereldnieuws! Ja echt. Een brug van de toekomst. Geen wonder dat andere buren, op vakantie in Zuid-Frankrijk, met hetzelfde wereldnieuws thuiskomen. En uiteraard hier heeft het ook in alle kranten gestaan. De 8 meter lange brug is geprint op de TU Eindhoven en zal in september over de dan nog in aanleg zijnde Noord-Om worden geplaatst waardoor de Lieve-Vrouwesteeg tussen Doonheide en de Pelgrimsweg in Handel van begin tot eind begaanbaar blijft. De Lieve-Vrouwesteeg krijgt een heel bijzondere Lieve-Vrouwebrug…
GH-2017-03-Geprinte-brug.pdfGH-2017-03 Bierdopje van bierbrouwerij De Zwaan in Gemert
redactie
Henk van Stiphout bezorgde bij de heemkundekring een bierdopje dat hij vond in het dan nog zanderige en omgewoelde wegtracé van de toekomstige Noord-Om. Onder een fraai afgebeelde zwaan staat “TEL. 30” en dat staat in de jaren dertig van de vorige eeuw bekend als het telefoonnummer van de bierbrouwerij van Verbakel in het Gemertse Kruiseind. Een fraaie aanvulling op onze reclamecollectie van Gemertse bieren. Met dank aan Henk
GH-2017-03-Bierdopje-brouwerij-De-Zwaan.pdfGH-2017-03 De harde ‘g’ in het Gemerts
Redactie
Het op 19 maart j.l. uitgegeven ‘Gemerts Woordenboek’ van Wim Vos bevat ook in een aan het eigenlijke woordenboek voorafgaand hoofdstuk (‘Uitspraak en spelling’) heel veel erg intrigerende bijzonderheden. Echt ‘zeund’ om over te slaan. Zo wordt de lezer onder bijv. ‘Medeklinkers’ na de g in gon (:gaan), de stemhebbende z.g. ‘zachte g’, geattendeerd op de ch in aachter (:achter) en káchel (:kachel). Wij citeren hier vervolgens ‘onze’ eigenste Gemertse lexicograaf en auteur Wim Vos: “de ch is stemloos; deze z.g. ‘harde g’, komt veel voor in het Gemerts, maar wordt niet zo ‘rochelend’ uitgesproken als in het Randstads. Daardoor denken mensen uit het westen, dat het Brabants alleen maar een ‘zachte g’ heeft. Dat mag misschien waar zijn voor het Limburgs, maar niet voor het Gemerts. Vgl Gemerts káchel met Limburgs ‘kaggel’ en áchtentaagenteg [uitgesproken áchtentaagentech] met Limburgs [aggentaggenteg].
Bekijk PDF