GH-2017-01 Het is een petanquebal!
Jan Timmers
In het vorige nummer van Gemerts Heem (nr 4 jaargang 2016) stond een vraag over een houten bal, waarvan het hele oppervlak beslagen was met spijkers. Van Coen van Gelder kregen we het antwoord. Hij schrijft: “Bij mijn schoonvader, Henk van Stiphout, had ik inzage in Gemerts Heem. Hierin wordt de vraag gesteld “kanonskogel of petanquebal? Dit is 100% zeker een petanquebal. Zo’n bal bestaat altijd uit een houten kern beslagen met spijkers. Dit weet ik omdat in mijn familie een dergelijke petanquebal (begin 20e eeuw) als trofee wordt gebruikt bij onze jaarlijkse jeu de boules wedstrijd. Deze bal is zo te zien identiek aan de bal die wordt afgebeeld in Gemerts Heem.” Coen voegt daar nog een internetlink bij ). De volgende informatie ontlenen we aan die website.
Petanque wordt gespeeld met boules. Tot ongeveer 1900 werd er met houten boules gespeeld. Meestal waren ze gemaakt van Buxushout, een harde en taaie houtsoort met een behoorlijk soortelijk gewicht. Omdat de houten boules aan slijtage onderhevig waren werden ze voorzien van spijkers. In 1929 werden metalen boules ontwikkeld. Tot 1959 werd er nog met zowel metalen als houten boules gespeeld; na die tijd mocht er tijdens petanquetoernooien uitsluitend met metalen boules gespeeld worden. Sindsdien zijn deze bespijkerde houten boules, de zogeheten boules cloutées, geliefde verzamelobjecten geworden. (Red.-Jan Timmers)
GH-2017-01 Tussen herberg en hoogmis – een recensie
Ad Otten
Drie jaar geleden presenteerde Simon van Wetten een bundel van zeven kostelijke tesbuukskes onder de titel ‘Tussen hoogmis en herberg’. In december j.l. bracht hij ‘Tussen herberg en hoogmis’ uit. De cirkel is rond. In totaal bijna duizend waargebeurde verhalen van eeuwen her, maar dan opnieuw naverteld aan de hand van authentieke archiefbronnen. De tweede uitgave is in een andere vorm gegoten. Geen bundel tesbuukskes, maar een lijvig en toch handzaam boekwerk van maar liefst 276 bladzijden gevat in een soepele uit 1675 daterende omslagprent van de omgrachte hoofdburcht van ‘ons’ kasteel. Het centrum van de macht in Gemert. Vierhonderdvijfentwintig verhalende gebeurtenissen, die hebben plaatsgevonden tussen 1220 en 1814. Tijdsbeelden: allemaal met een treffende ‘kop’ van het gebeurde en een jaartal. En mocht je het ongeloofwaardig vinden: achterin bevindt zich een duidelijk register met een directe verwijzing naar een authentieke bron, te raadplegen in archief en/of heemkamer.
Even proeven van de inhoud: ‘1753 Vlees uit de gevangenis’. Waar mag dat over gaan? ‘Vlees’ blijkt de bijnaam van Thijs Roijackers, veekoopman uit Gemert die in Deurne in de gevangenis terechtkwam nadat hij daar een hond die hem in een herberg aanviel, met een mes heeft doodgestoken. Zijn vrienden uit Gemert gaan naar Deurne, drinken zich in Bakel moed in, en weten Thijs uit de gevangenis te bevrijden. ‘Onze’ koopman ‘Vlees’ heeft zich daarna voor zijn handel wijselijk nooit meer in Deurne laten zien…
En wat gaat er schuil achter‘1754 Kleren maken de man’? Gemeentesecretaris Godefroij Cox is gestorven en zijn weduwe blijkt maar moeilijk afstand te kunnen doen van de kleding in de ‘kleerkasten’ van haar man, die per testament aan een familielid zijn toegewezen. Het is ook niet niks wat wijlen ‘de sik’ allemaal thuis in de kast heeft hangen. Een hele lijst waaronder maar liefst achtendertig stropdassen, zeven gestreepte en zeven flanellen borstrokjes, zijden kousen, hoeden met gouden galons, enz. enz. Meester Arnold Cox, een hoog in aanzien staand familielid, nota bene rentmeester van de prins van Oranje in Diest, bemiddelt in de kwestie en weet de weduwe te overreden toch maar afstand te doen van de stropdassen en de hele reutemeteut.
Nog eentje: in het verhaal ‘1696 tegen overspel en bordeel houden’ wordt een regel geciteerd die zegt “als een vrij manspersoon andermans wijf beslaapt, zo zal hij voor de eerste reis 50 goudgulden en 14 dagen op water en brood gecondemneerd worden”. Bij de tweede ‘reis’ loopt dat op naar “100 goudgulden en 10 jaar verbanning uit Gemert…”.
Het boek heeft zo nog 422 verhalen meer. ‘Tussen herberg en hoogmis’ biedt evenzovele inkijkjes in het leven van alle dag met de normen en waarden van toen, hoe de overheid optrad bij overtreding, en het biedt menige verrassing, en niet in de laatste plaats wat betreft het taal- en woordgebruik. Uiteraard wordt je ook geïnformeerd – al meteen in het eerste verhaal met ‘1220 status aparte’ – over het van oudsher onafhankelijke Gemert met eigen wetten, eigen regels, eigen gerecht, en met ook buitenlandse betrekkingen….
GH-2017-01-Tussen-herberg-en-hoogmis-een-recensie.pdf
GH-2017-01 Er staat een huis aan een gracht in oud-Amsterdam
Simon van Wetten
Het pand Singel 36, Amsterdam. U zult wellicht denken: “Daar heb je die Van Wetten weer, met z’n Amsterdam”, maar er is wel degelijk een Gemertse connectie. Onze beroemde zeeheld, Jan van Amstel, woonde als kapitein ter zee, als hij niet ter zee was, in dit huis, samen met zijn echtgenote Anna Boxhoorn. Heel toepasselijk heeft het echtpaar het huis “Zeevrugt” genoemd. De Singel heette destijds de Rouaanse Kaai en het huis is er nog. Het staat tegenover de Lutherse kerk, in de hoofdstad beter bekend als “De Brijpot”, met het kenmerkende, ronde dak. Honderd procent zekerheid hebben we niet, de “Zeevrugt” is in 1763 zo grondig gerestaureerd dat je misschien beter kunt spreken van een herbouw, maar het schip in het bovenlicht van de voordeur is wel frapperend. Met zijn eerste vrouw, Cornelia Schaegen, woonde onze zeeheld eerder op de Herengracht, één gracht verderop in de beroemde grachtengordel. De precieze locatie van dát huis is helaas (nog) niet bekend.
Op de bijgaande afbeeldingen ziet u het schip boven de voordeur en het schilderij van Jan van Amstel en Anna van Boxhoorn uit het Museum Boymans van Beuningen, alsook de laatste paar regels van het testament van de echtelieden, dat zij beiden nog ondertekenen met vaste hand. Er staat: “… binnen de voorschreven stede Amsterdam ten huijse van de testateuren, staande op de Rouaanse Kaij, ter presentie van Jan Jaaster en Regienus Stapel, mijn klerken hierover gestaen end toe versocht.” Het testament is op 18 april 1668 opgetekend.
Jan van Amstel in het kort:
Geboren in Gemert in 1618, rond z’n 14e vertrokken naar Schijndel (zijn ouders erfden een Schijndelse brouwerij). Vervolgens verhuist Jan naar Amsterdam – zijn grootmoeder Anneke van Helmont was gelieerd aan de beroemde Amsterdamse koopmansfamilie Bicker – en brengt het in 1653 tot luitenant te water en in 1654 zelfs tot commandeur. In 1659 strijdt Jan als ‛capiteyn te water’ met zijn schip “De Provinciën” om de vrije doorvaart van de Sont. In 1661 huwt de oud-Gemertenaar met Cornelia Schaegen uit Alkmaar. Het paar gaat wonen op de Amsterdamse Herengracht. Jan vecht mee met het schip “De Vrijheit” in de Tweede Engelse Oorlog (1665-1667)en maakt met het schip “Tydtverdryf” de beroemde tocht naar Chatham mee. Tussen de bedrijven door is hij weduwnaar geworden en hertrouwt in 1667, met Anna. Een jaar later raakt Jan zwaargewond tijdens een campagne tegen zeerovers en in 1669 keert hij terug naar Schijndel. De verwondingen komt hij evenwel niet te boven en Jan van Amstel overlijdt op 29 september 1669. Joost van den Vondel maakt zijn grafschrift.
GH-2017-01 Jonker op vrijersvoeten anno 1645
Simon van Wetten
Noem het roddel, noem het collectieve verontwaardiging, er wordt momenteel hoe dan ook op de kerk- én de molenweg met rode koontjes gesproken over jonker Jan van Gerwen, die normaliter op de Beekse Donk woont, maar nu domicilie heeft gekozen in het huis van Gemertenaar Jan de Louw. Het is publiekelijk bekend – iedereen praat er immers over – dat de jonker en Maijke, de vrouw van zijn gastheer, al zeven of acht jaar het bed delen.
‛Zolang converseren zij al vleselijk.’
En dat is vreselijk. Vreselijk interessant vooral. Je zou er haast voor ter molen gaan ook al heb je er niets te zoeken. Even fijn schande spreken. U gelooft het niet? Goed, dan zullen wij vier betrouwbare getuigen aan het woord laten. De eerste is Jacob Anthonis, een dorpsgenoot van jonker Jan van Gerwen. Hij vertelt dat hij verscheidene malen op kerckweghen ende muelenweghen en trouwens op nog veel meer plaatsen heeft horen zeggen dat er publiekelijk gezegd wordt dat de jonker oneerlijk en vleselijk met Maijke verkeert.
Horen zeggen dat er gezegd wordt… Is dat een solide en bonafide getuigenis of niet? Nee, dan Wilbert Jans uit Beek. Ook hij verklaart onder ede dat op de kerk- en molenwegen van Beek, Gemert, Helmond, Aarle én andere omliggende plaatsen de gemeijne fame wordt verspreid dat de jonker en Maijke het al een jaar of acht met elkaar doen. En let op, gemeijn is hier niet de aanduiding voor gemene roddel, maar voor een algemeen geuite bewering. Dus dan moet het wel waar zijn.
U bent nog niet overtuigd? Luister dan naar Corstiaen Jacobs, óók uit Beek. Hij beweert namelijk precies hetzelfde als zijn voorganger en voegt er nog fijntjes aan toe dat de hele gemeijnte van mening is dat Jan de Louw stelselmatig in zijn eigen huis door zijn vrouw wordt bedrogen. En pas nogmaals op, want de hele gemeijnte, dat is het hele dorp. Of misschien wel dorpen. De hele streek.
Kan kloppen, want de volgende getuige komt uit Lieshout. Het is Jenneke, de weduwe van Gordt Jans. Ook zij heeft het over de kerk- en molenwegen en het gespreksonderwerp onder degenen die op die wegen dezelfde kant op moeten. Of elkaar tegenkomen, want dit is een thema om bij stil te staan. Ja, ook Jenneke vertelt hetzelfde verhaal. En ook zij heeft een saillant detail voor u en mij in petto.
‛Die Maijke onderhoudt haar huishoudinge of menagie alsof zij en jonker Van Gerwen echtelieden zouden zijn.’
Ziet u wel. U gelooft het nu ook, net als de rest van de Meierij. En hier eindigen de getuigenverhoren. Wat jammer is, want ik had zo graag Maijke, de jonker en zeker ook Jan de Louw aan het woord gelaten. Maar dat zit er nu even niet in.
Bron:
Aartsbisschoppelijk archief te Mechelen, Archief van de officialiteit, nr. 1428. (Dit archief is vorig jaar geïnventariseerd, daarin is het nummer aldus omschreven: Verklaringen voor Schepenbank van Gemert [bisdom ’s-Hertogenbosch] betreffende jonker Jan Van Geerwen, beschuldigd van ontucht met Mayken N.,vrouw van Jan De Louwe. 1645. 1 stuk). – Met dank aan Johan Otten.
GH-2017-01-Jonker-op-vrijersvoeten-anno-1645.pdfGH-2017-01 Puntneuzen en kersenpitten: over koken in de late middeleeuwen
Anette de Lange
Tijdens een kruidenproeverij en twee evenementen tijdens het Open Monumentenweekend zijn er in Gemert middeleeuwse gerechten geserveerd. In een vorig Gemerts Heem is een recept voor Duitse erwten gepubliceerd. Hoe weten we nu wat onze voorouders aten? Er zijn diverse kookboeken bekend. Ook verschijnen er publicaties met bewerkingen voor de moderne kok. Zo werd in september 2016 het boek “Puntneuzen en kersenpitten; verhalen en recepten uit de keuken van Jeroen Bosch” gepresenteerd. Met de recepten moet een middeleeuws buffet op tafel gezet kunnen worden. Zijn de auteurs erin geslaagd om de late middeleeuwen en vroege 16e eeuw toegankelijk te maken? En zijn de recepten geschikt om zelf een middeleeuwse maaltijd te bereiden?
Het gaat in het boek onder meer over appelsoorten, wijn, bier, vis, messenmakers en de humeurenleer (gezondheidsleer). Het zijn korte, maar zeer informatieve teksten. In meestal slechts één bladzijde kan de lezer kennismaken met diverse aspecten van culinaire geschiedenis.
“Puntneuzen en kersenpitten” telt zesendertig recepten, waarvan er vijftien volgens de bronvermelding in de tijd van Jeroen Bosch zijn gepubliceerd. Zes recepten zijn ouder. De meeste bereidingswijzen zijn voor een moderne hobbykok goed uitvoerbaar. Tien recepten vragen een wat avontuurlijke instelling. Dit kan zijn omdat de hoeveelheden van de ingrediënten niet exact worden aangegeven of niet bij iedere supermarkt te vinden zullen zijn. Ook zal niet iedereen zich direct willen wagen aan een gerecht met de longen, nieren en milt van een pas geslacht varken of het zelf maken van worsten in gewassen varkensdarmen. Toch blijven er genoeg goede en vrij eenvoudig te bereiden gerechten over. En wie weet komen de minder toegankelijke recepten nog ooit op tafel als men de smaak van de middeleeuwen eenmaal te pakken heeft… Hier is er vast één:
Gevulde eieren ‘Ghecloven Nonnen’
“Jeroen Bosch schilderde opmerkelijk veel nonnen in combinatie met eieren. Wat zou dat betekenen? (…)”
NODIG
8 eieren, 2 draadjes saffraan, ¼ + ¼ theelepel kaneelpoeder, ½ theelepel gemberpoeder, ½ theelepel versgemalen peper, 2 flinke saliebladeren, handje peterselieblad, ½ geraspte, niet al te zure appel en rietsuiker
BEREIDING
Kook per persoon 1 tot 2 eieren hard. Laat ze schrikken en afkoelen. Pel de eieren en snijd ze overlangs doormidden. Haal de dooiers er uit en doe ze in een kom. Prak de dooiers fijn met een vork en voeg saffraan, ¼ theelepel kaneel, gember en peper toe – plus een snuf zout ook al staat dat niet in het oorspronkelijke recept. Doe dan de fijngesnipperde salie en peterselie erbij en de geraspte appel. Roer dit alles goed dooreen, zodat er een smeuïge, spicy massa ontstaat. Vul de eiwitten met het mengsel, bak ze in boter, leg ze op een schaal en strooi er beetje suiker en kaneel over.”
GH-2017-01 Michiel van Gemert alias ‘Bos-met-het-mes’, een correctie
Jan Timmers
In het vorige nummer van Gemerts Heem stond een artikel over de Bossche goudsmid en graveur Michiel van Gemert, alias ‘Bos met het mes’. Het artikel sloot af met een kort overzicht van zijn Gemertse voorouders en een bijbehorend schema. De oplettende lezer heeft ongetwijfeld gezien dat die informatie en ook het schema niet geheel overeenkwamen met andere informatie in dat artikel. Abusievelijk is een generatie in de familielijn Ansems van Gemert daar ‘vergeten’. Een correctie is daarom nodig. Onderstaand de gecorrigeerde, beknopte informatie over de Gemertse voorouders van de graveur en goudsmid.
Oudst bekende voorouder is Thomas (Maes) van Gemert We vinden zijn volgende kinderen vermeld: 1. Jan Maessoen van Gemert. Gehuwd met Yda dochter van Melis van Milheeze, eigenaar van het goed Ter Tuynen in Milheeze. Overleden voor 1391. Zijn kinderen zijn eigenaar van het goed Ter Eycken in De Mortel. 2. Willem Maessoen van Gemert, vermeld in de periode 1387-1390 3. Hendrik Maessoen van Gemert, overleden voor sept 1411.
Kinderen van Hendrik Maessoen van Gemert zijn. A. Jan Hendrik Maessoen van Gemert. Overleden voor 1442. Gehuwd met Sophie, natuurlijke dochter van Wouter Spiering van Gemert uit de familie van de heren van Gemert. B. Willem Hendrik Maessoen van Gemert. (Willem Heynen). Gehuwd met Beel (weduwe in 1447). Willem bezat inkomsten uit het Hofgoed in Gemert en bezat een deel van het goed Stakenborg in Deurne. Zoon Hendrik huwde Margriet dochter van Hendrik van Nuland. Hij schonk een erfpacht aan Onze Lieve Vrouw van Handel. C. Ansem Hendrik Maessoen van Gemert (Ansem Heynen)
Kinderen van Ansem Henrick Maessoen van Gemert zijn (overgeslagen in de vorige versie). 1. Hendrik Ansems van Gemert (Heyn Enskens of Heyn Eynssen). Behalve wettige zoon Hendrik had Ansem Heynen drie natuurlijke kinderen: Hendrik Ansems van Gemert, vicaris beneficiant in St Jans kerk in Den Bosch; Dirk Ansems van Gemert, riemmaker in Den Bosch en Liesbeth, natuurlijke dochter Ansem Heynen, gehuwd met Jan Goossens. De laatste verkoopt in 1483 namens vrouw en kinderen een huis (de huidige Kokse hoeve) in Gemert aan commandeur (Matli)Jan van Eynatten.
Hendrik Ansems van Gemert (de wettige zoon van Ansem Heynen) had minstens acht kinderen, waarvan de meesten in Den Bosch woonden. a. Liesbeth Hendrik Ansems van Gemert huwde Everard Jan van Vaerlaer en was moeder van Michiel van Vaerlaer. b. Ansem Hendrik Ansems van Gemert, priester in Den Bosch. c. Heer Goossen zoon van Henrick Eynssen, zoon wijlen Ansem Maessoen, priester in Den Bosch. d. Marij Heyn Enskens vermeld vanaf 1461 in Gemert. e. Jan Henrick Ansems, priester f. Arnt Hendrik Ansems. Alleen bekend via zijn zoon Jan, die priester en notaris was in Den Bosch. g. Henrick Henrick Ansems, gehuwd met Yda. h. Michiel Henrick Ansems, koopman in de Vughterstraat in Den Bosch.
Michiel Hendrik Ansems huwde met Margriet en is overleden vóór 1494. Hun zoon Michiel junior was goudsmid en graveur in Den Bosch (alias: ‘Bos met het mes’). Michiel junior was in 1523 weduwnaar van Lucia, dochter van Coenrardus Luttelmans. Hij hertrouwde met Arnolda. Uit het eerste huwelijk zijn bekend Coenrardus, Michael en Hillegondis.1 Michiel senior had ook een natuurlijke zoon Michiel.
Een andere correctie betreft het merkteken op het lemmet van een mes op een schilderij van Jheronimus Bosch. Daarvan werd een foto afgedrukt met in het onderschrift de suggestie gedaan dat het merkteken gezien kan worden als een letter B, maar ook eventueel als een onderstreepte letter M, die misschien wel van Michiel van Gemert zou kunnen zijn. Het eerste blijkt waar te zijn. Het is een letter M, maar helaas niet van Michiel van Gemert. Lucas van Dijck maakte ons opmerkzaam op de eigenaar van dit merkteken. Het blijkt te zijn van de messenmaker Antonius Jonckers alias Van den Grave. In 1538 verkopen diens kinderen het ‘logo’ dat hij op zijn messen aanbracht. Het wordt omschreven als “alsulckenen teken wesende een ronde M als die voirseyde wijlen Anthonis hoer vader wesende als hij leefden een mesmaker op te messen die hij maecten als voir zijn teeken pleech te stellen ende slaen, ende daer mede hij zijn messen tekenden”.2
NOTEN:
1. De aanvullende gegevens over het gezin van goudsmid Michiel van Gemert zijn aangereikt door Dr Lucas van Dijck, waarvoor onze dank.
2. Dr. Lucas van Dijck, Het mes van de Tuin der Lusten. Te vinden op:
GH-2017-01 Kasteel
Tineke Mols
Kasteel
‘k Stond hier als kind te zingen
Op ’t podium nog wel
Ook leerde ik hier schaatsen
en dronk er chocomel
Hier was ik jonge tiener
in de soos speciaal voor ons
Hier kuste ik die jongen
Speelde op de gazons
Hier gaf ik eens mijn ja-woord
en beklom er de Donjon
Ik zweefde naar de hemel
in ‘n grote luchtballon
Ik voerde hier de eendjes
met dochter en met zoon
Ik rookte er een jointje
Dat was toen heel gewoon…
Ik interviewde paters
schreef over het prieel
Ik struinde door de zolders
bezag het Landjuweel
Hier ligt mijn zoon te slapen,
al maanden, antikraak
Hier maakte ik veel foto’s
ter lering en vermaeck
En ‘’t kastael blie dromen…
in d’aauwe binnengracht…”
Komt er nog een bestemming?
Ik huiver en ik wacht…
(uit de bundel “Vers Verzonnen – vrolijke versjes van Tineke Mols”, april 2016)
GH-2017-01-Kasteel.pdfGH-2017-01 Pèch
Jo van den Elzen – van Berlo
Pèch
Ge hét sóms van die daag dè alles teegezit
Hoe dè ’t kömt? Gín mèns die ’t wít
Zooë fietste ik léést, umdèè ‘k no m’n zeuster gónk
Vieja de Aachterhaog, binnendùr no de Dónk
‘k Zaot kwèllek óp m’ne fiets èn zaog
Dèt ‘r nívve de kant ’n knipbeurs laog
Die viejt ik óp èn zaog te laot
Dèt ‘r ’t aën òf aander ónder zaot
Want toen ik ‘m ópviejt van de grónd
Zaot meen haand vól dunne … krèk, jao!
Ik zaog driej köpkes bovve de héég, haa ‘k ’t nie gedaacht
Dus dùr die klotjoong wiejr ik aojtgelaacht
Dan kaande kaod worre már dè hé gín énkel nut
Ik waor zo stóm, ze han me óp de lut
Toen héb ik már gezwèèjd, zèlfs mí ‘ne lách
Han die jeungskes ok wír ‘ne goejen dág
Ik smaërde m’n haand af in ’t natte gras
Èn án m’ne zawdoek aojt m’ne jas
Wátter èn zaëp waoren ’n gemis
Mí de wind van vùrre rook ’t nie zo fris
’n Ánd wejter haa ‘k wír pèch
Stónne driej koej midden óp de wég
’n Aander zal zégge: ‘Dor hoewfde niks um te gaëve’
Már ik dèùrfde dor ècht nie naëve
Van zoiets wiejr ik ècht nie blééj
Dus klòpten ik án baj ’n boerderééj
Èn wees ik ze óp de gevaore
Van die driej koeje die lòsgebrooke waore
Már ik ha wír pèch, want ik kríg d’n bóns
Ik kríg te hèùre: ‘Dè zén ‘r gín van óns’
Van die reactie kríg ik ‘ne sik
Ik héb ’t ovverlaëfd mí haël veul skrik
Ik waor amper ovver de hélft, ik méén dèè ‘k wa kríg
Haël zuutjes liejp m’nen áchterbaand líg
Dus wír pèch, ’t lejkt maër óp getrejter
Ik ha gín keus, te voewt mós ik wejter
No ’n half uujr looëpe, kwamp ik án baj óns Mien
Már de deur waor óp slòt, ze waor nérgend te zien
No ’n hòrtje1 waachte óp ’n bènkske áchter ’t haojs
Kwamp ze mí d’r bodskappe taojs
Gezélleg gebuurt èn ’n pár tasse kòffie gehad
Héb ik zolaang de fiets van m’n zeuster gevat
Èn dín wír óp haojs in, vól goeje moewd
Want fietse gí haël wa vlugger as te voewt
Taojs gekòmme kríg ik d’n déksel óp m’n neus
Ik mós wír trug, ha ècht gín keus
Want ik waor m’ne slùttel vergaëte èn ok m’n tas
Ik vuulde me ’n stoom íkkel, ùrste klas
’t Waor daojdelek te zien, in de loocht hóng ’n skoewr2
Már ik mós trug óp de fiets, ha gín aander vervoewr
Kwamp aojtaajndelek wír taojs as ’n verzoope kat
Mí al die pèch haa ‘k ’t híllemol gehad
Februari 2013
(met dank aan Piet Vos voor de omspelling in Nieuw Gemertse Spelling [NGS])
NOTEN:
1. hòrtje: tijdje, poosje.
2. skoewr: onweersbui.
GH-2017-01 Herenweging vóór en na de maaltijd
Ad Otten
Lau Huijbers reageerde op het artikel “Armenhoeve ook Herenhoeve” in het vorige Gemerts Heem met nog enkele curieuze gebruiken bij de jaarlijkse herenmaaltijden waar hij van 1967 tot en met de laatste maaltijd in 1976 heeft aangezeten. Alle deelnemers werden indertijd voor en na de maaltijd gewogen, zo vertelde hij, om de hoeveelheid te kunnen bepalen van alle lekkers dat er in het lichaam was opgenomen. Exclusief de kleine en grote boodschappen. Dat wel! Vermeldenswaard vond Lau zeker ook dat de jongste kapelaan na de maaltijd – dus met een volle maag – in de wei een kalf moest vangen. Toen hij in 1967 voor het eerst deelnam aan de maaltijd heeft het gezelschap hem daarmee ook willen belasten maar hij wist er zich onderuit te praten omdat hij ergens gelezen had dat die rol was weggelegd niet voor de jongste kerkmeester maar voor de jongste kapelaan. In zijn tijd als kerkmeester heeft Lau vervolgens nooit meer een kapelaan als kalfsvanger bij de Armenhoeve in de wei gezien. Kapelaan Van Spijk, de latere pastoor-deken van Schaijk, eveneens deelnemer aan de Herenmaaltijd moet ook een goede reden gehad hebben om niet de wei in te hoeven. Hij zou niet de jongste kapelaan zijn geweest, en wat de jongste betreft, die zal gemakshalve wel gewoon verstek hebben laten gaan…
GH-2017-01-Herenweging-vóór-en-na-de-maaltijd.pdf
GH-2017-01 Skon Gasthuisgroep
Ad Otten
Een greep uit de fotocollectie van het gemeentearchief. Een prachtig tijdsbeeld uit de zomer van 1962. Een gasthuisgroep. En meteen ook een heleboel vragen. De groep bestaat vermoedelijk uit bewoners met hun verzorgers van het toen zo geheten Sint-Jozefhuis, rechts op de foto. Nu is het de Wereldwinkel op de Elisabethplaats. Het pand is gebouwd in 1906 als ‘besmettelijk ziekenhuis’ met een beeld van de Heilige Rochus in de topgevel. Officieel heette het ’t Rochushuis maar in de volksmond kreeg het de naam ‘Pesthuis’. Toen dit pand na de Tweede Wereldoorlog ook werd bestemd voor bewoning door bejaarden kreeg het een nieuwe naam. Want een ‘Pesthuis’ danwel ‘Rochushuis’ kon geen huis zijn om in te wonen. De naam werd Sint-Jozefhuis.
Na de verhuizing in 1970 van het Gasthuis naar Huize Ruijschenbergh in de Julianastraat krijgt het inmiddels gemeentelijk eigendom geworden pand allerhande nieuwe bestemmingen. Tijdelijk wordt het gebruikt door de gemeentelijke sociale dienst, korte tijd vinden de vrijwilligers van Weekblad De Streek er een ‘thuis’ en medio jaren tachtig vestigt zich er de Wereldwinkel, die heel recent te kennen heeft gegeven de winkeldeur na eenendertig jaar te moeten sluiten. In 2006, het pand werd toen honderd jaar, onthulde de Stichting Gemert Vrijstaat een duurzaam beeld van Sint Rochus boven in de topgevel…
De foto van de gasthuisgroep uit 1962 maakt duidelijk wat er in amper een halve eeuw allemaal veranderde. Alles. Gewoon alles! Pas midden jaren zestig gingen de eerste gasthuiszusters ‘uit de kleren’. Tot dat moment was het moederklooster Nazareth nog helemaal ommuurd. Een slotklooster, waar zusters alleen met elkaar mochten praten over het werk… De jongere generaties Gemertenaren geloven niet eens meer dat dit amper vijftig jaar geleden hier bij ons, maar ook elders in ons land, toch echt het geval was.
En wie staan er allemaal op deze foto? Zuster Antona (uiterst links) is herkend en ook Ties van der Velden uit de Pandelaar (zittend 2e van links). Wie helpt ons aan meer namen?