GH-2016-03 Noë sterft op de Ark in Gemert
Ad Otten
Eind twintigste eeuw wordt in het Turkse deel van de Kaukasus op de hellingen van de Ararat op zo’n 5000 meter hoogte een rots met omgeving aangewezen als werelderfgoed. Ze zeggen dat dat de versteende ark van Noë is. In Gemert ligt aan de laagste kant van het dorp, pal tegen de vroegere overstromingsvlakte van De Kampen, een straatnaam De Ark. Uit archiefonderzoek is bekend dat daar een grote hoeve heeft gelegen met de naam ’Hoeve Ark van Noë’. In de Gemertse begraafboeken blijkt dat er in 1653 in Gemert zelfs ene Noë is komen te overlijden en deze persoon blijkt van genoemde hoeve de eigenaar te zijn geweest. Een al te gekke wending in de wereldgeschiedenis stijgt je dan naar het hoofd. Maar… is het wel zo vreemd dat je eerder op de Gemertse locatie De Ark (14 meter boven N.A.P.) – aan de buitenkant van het dorp – ene Noë ziet stranden, dan op 5000 meter hoogte in de Kaukasus?
Hoe het ook zij. Gemert Vrijstaat loopt bij toeval in het atelier van Ton Mooij in Amersfoort op tegen een fraaie en karakteristiek vormgegeven bronzen Ark-van-Noë. Gemaakt door Gert Prins uit Streefkerk. “Er zijn er twee van”, horen we, ”de andere is nog te koop”. We willen die meteen hebben!
De hele buurtschap van De Ark, Bloemerd en Peerke Slitspad is uitgelopen als op 20 oktober 2007 de kinderen van de buurt de op een sokkel geplaatste Ark feestelijk onthullen. Dat is exact op de plaats waar in 1842 de oude hoeve met de naam Ark van Noë is gesloopt. Het beeld staat er prachtig en in de periscoop zit Noë-himself en achter de bootluiken zien we een paard en een ram.
GH-2016-03 Nog meer geveltaal
Ad Otten
Het stichtingsbestuur is het nu meteen duidelijk dat je vooraf dient vast te leggen wie straks eigenaar is, zelfs van de op ‘aandringen’ van de gemeente kosteloos, op vrijwillige basis aangekaarte, uitgewerkte en deels mee uitgevoerde projecten. Bij het wit-zwart laten schilderen van de luiken in de dakkapellen van het gemeentehuis alsook het in de juiste kleuren herstellen van het oude gemeentewapen van Gemert boven de bordesdeur, blijkt het eigendomsrecht geen probleem. Tussen haakjes: voor degene die het niet gelooft, deze ‘restauratie’ is écht een project van Gemert Vrijstaat. Wel heeft het enige moeite gekost om hiervoor ieders instemming te krijgen, maar na het overleggen van bouwtekeningen en foto’s uit het archief gaat iedereen, inclusief Monumentenzorg, overstag. Het gemeentehuis wordt daarmee overigens niet van Gemert Vrijstaat, maar blijft gewoon van de gemeente… Leest u hier ‘n steek onder water? Niet doen! Het is echt een grapje. Gemeentebestuur en betrokken ambtenaren zijn ‘onze’ stichting aldoor enthousiast blijven stimuleren.
Intussen kreeg de woning inclusief Atelier Agrass van Toon en Stannie Grassens, op de hoek Haag-Bloemerd, de toepasselijke huisnaam ‘de Haagbloem’. Zoals in floraboeken gebruikelijk krijgt deze bloemennaam op het bordje een onderschrift mee in ‘t Latijn en voor deze speciale locatie ook in ’t Gímmerts. Onder ‘haagbloem’ komt staan: ‘pispötje – convolvulus sepium’. Beeldend kunstenaar Grassens kan het dan niet laten een gekleurd gevelreliëf van de haagbloem te scheppen. Het komt in de topgevel van De Haag 49. Bij rondleidingen door het dorp wordt er naar gewezen als ‘het grootste en skonste pispötje van de hele wereld’. Gemaakt buiten bezwaar van de kas van Gemert Vrijstaat.
Toon heeft de smaak te pakken en maakt meteen ook een gevelreliëf van een oude reclame van Roode Ster (pijptabak) zoals die vroeger aan de winkelgevel van Fleskens heeft gehangen in het Kruiseind. Daar woont nu Simon van Wetten en Toon wil nog altijd iets ‘terugdoen’ voor de zo bijzonder geslaagde door Simon georganiseerde meerdaagse excursie naar Malbork-Mariënburg, de middeleeuwse residentie van de grootmeester van de Duitse Orde in Polen. Zeventig Gemertenaren arriveren op 1 mei 2004 in een dubbeldekker van Jan de Wit op de binnenplaats van het, na het Moskouse Kremlin grootste kasteelcomplex van Oost-Europa. Het is uitgerekend de dag dat Polen officieel toetreedt tot de EU. Overal feest en vuurwerk. Alle Gemertenaren hebben zich er eregasten gevoeld en Kruiseind 22 in Gemert houdt er aan de gevel een duurzaam beeldreliëf van De Roode Ster aan over. In polyester.
Bijzonder is ook het terugbrengen van het wapen van de Koninklijke Marechaussee. Het pand Binderseind 18-20 dient van het eind van de negentiende eeuw tot 1925 als kazerne. Na de weversrevolutie van 1849 besluit het Provinciaal Bestuur in Gemert een brigade van de marechaussee te stationeren om het hier ontluikende ‘communismus’ bij het minste of geringste meteen de kop in te drukken. Na 1925 is het wapenschild boven de voordeur van lieverlede verdwenen. Bij een bezoek met de huidige pandeigenaars aan het Marechausseemuseum (Buren), en met foto’s van het oorspronkelijke wapenbeeld in de hand, worden we op het spoor gezet van een antiquair die kort tevoren een hele stapel oude wapenschilden van het museum heeft overgenomen. De prijs blijkt intussen wel vertienvoudigd en dan moet het wapen nog worden gerestaureerd, maar het Gemertse bedrijf DecoArt Snoeks maakt er een juweel van. De prijs meer dan waard. Met de eigenaars van ‘de kazerne’ worden de kosten gedeeld.
Bekijk PDFGH-2016-03 Veertig oude ansichten
Ad Otten
In 2007 komt de gemeente na de omvangrijke Reconstructie Buitengebied nu ten behoeve van Gemert-centrum met het project ‘Vitalisering Binnengebied’. Gemert Vrijstaat laat die kans niet aan zich voorbijgaan. Eén van de ingediende, goedgekeurde en in samenwerking met de gemeente uitgevoerde ideeën betreft de veertig waterdicht afsluitbare wissellijsten veelal opgehangen aan het begin van de loodrecht op ‘de Straot’ uitkomende gangen. Flink uitvergrote oude ansichten van zo’n honderd jaar geleden tonen ter plaatse het dorpsgezicht van toen. Het levert de gangen extra aandacht, veel bekijks en complimenten. Er zijn ook ‘kijkers’ die de oude beelden zo fraai vinden dat ze de lijsten openbreken om die kostelijke joekels van oude ansichten thuis op te hangen. Eén keer is een groepje jongelui op heterdaad betrapt, dat wil zeggen een attente voorbijganger meldt bij de politie: “Ze gingen met de fotoprint die kant op!” En potverdorie een politiewagen-op-de-baan achterhaald ’t groepje oknogok. ’s Anderendaags kunnen we de print op het bureau weer ophalen. Maar de namen van de jongelui krijgen we niet. Die print zouden ze ook niet gestolen hebben maar gevonden, zeggen ze… De kosten van de kapotte lijst die vervangen moet worden komt voor rekening van Gemert Vrijstaat omdat ‘onze club’ volgens de gemeente eigenaar is van die lijsten.
Bekijk PDFGH-2016-03 Huisnamen: van ‘Stal van Mordicus’ tot ‘Hofgoet’
Ad Otten
Naast de gangnamen staat ook op het verlanglijstje het benamen van huizen-met-historie. Huisnummers bestaan pas sinds de negentiende eeuw. Vóór die tijd heeft menig huis een karakteristieke eigennaam. In tien jaar tijds geeft Gemert Vrijstaat een kleine honderd huizen niet alleen hun oude naam terug maar vaak ook de uitgezochte historie van het pand. En dat: afleesbaar op de gevel! Voor de huisnamen heeft Harry Huybers een dunnere variant gemaakt van het lettertype ‘De Vrijstaat’. In eerste instantie met eenzelfde email naambord als die voor de gangen maar dan met witte letters op een zwart glanzende ondergrond. Even fraai en chique! Vermeldenswaard is hier dat in de (historische) Kromstraat alle huizen een naam krijgen. Drie namen gaan daar zelfs terug tot dertienhonderdzoveel. Relatief jong is “Stal van Mordicus” die refereert aan de jaren dertig van de vorige eeuw toen in de stal van de boerderij “Mansarde”, die met de Franse kap, een hengst ter dekking stond waarvan in de wijde omgeving alle Brabantse trekpaarden (lees: ‘Belze knollen’) afstammen.
Voor dit geveltaalproject worden in bijzondere gevallen ook nog andere zeker niet minder chique wegen ingeslagen. Zo zorgt Loep Design uit Gemert voor benamingen in bovenlichten (‘In de Boontuin’ en ‘Conventje’) en krijgt in de Ruijschenberghstraat het woonhuis van de
notaris de naam ‘Hofgoet’ in losse roestvrijstalen (rvs) letters. De naam is al bekend in 1366 en is tot in onze tijd ongewijzigd in gebruik gebleven. Bij de overbuurman komt het ten tijde van de grootscheepse uitbreiding van het gemeentearchief na overleg met architect en archivaris nu ook als vanzelf tot een afleesbare benaming “Latijnse School” voor het hele complex van archief en heemkamer. Het is een naam die het verdient om in de historische kern van Gemert gemeengoed te blijven. Niet dan? Om de uit de zestiende eeuw daterende naam “In Sint-Joris” terug te brengen op de gevel van het gemeentehuis levert begrijpelijke problemen maar dat is niet het geval voor de ernaast gelegen uitbreiding welke locatie tot begin twintigste eeuw bekend staat als “Klein Sint-Joris”.
Niet onvermeld mag hier blijven dat de voor huisnamen benaderde particulieren op vrijwillige basis, hetzij voor een deel, helemaal, of soms boven de gemaakte kosten een bijdrage leveren. Geweldig!
GH-2016-03 Een eigen lettertype
Ad Otten
De stichting Gemert Vrijstaat is nog maar kwèlk (= Gemerts voor ternauwernood) van start als grafisch ontwerper Harry Huybers aanbiedt om (gratis en voor niks) ten behoeve van het project gang- en huisnamen een heel nieuw lettertype te ontwerpen. Zijn verantwoording is hieronder ingelijst.
Het lettertype ‘De Vrijstaat’
Bij de ideevorming voor de gangnaamborden lijkt het me niet goed om vanuit een bestaand lettertype te denken. Het is een uniek project dat vraagt om een niet-voor-de hand-liggende oplossing. Aanvankelijk wilde ik elke gangnaam als een soort woordmerk of logo ontwerpen. Elke naam krijgt dan een eigen uitstraling. Omdat echter ook het plan bestaat Gemertse huizen van een naamsaanduiding te voorzien, lijkt het me beter om dan een compleet alfabet te tekenen, zodat alle typografische uitingen van Gemert Vrijstaat in dit font (‘De Vrijstaat’) gezet kunnen worden. Dan ontstaat een visuele eenheid of “familie”.
Bij het letterontwerp heb ik me sterk laten leiden door de Britse grafisch ontwerper Neville Brody, wiens werk uit de jaren tachtig een grote inspiratiebron voor me is geweest. Op zijn beurt is Brody erg beïnvloed door de Russische constructivist Alexander Rodchenko. Dus ben ik ook gaan spitten in zijn werk uit de dertiger jaren van de vorige eeuw. In sommige letters zijn die Oost-Europese invloeden duidelijk herkenbaar, bijvoorbeeld in de A en K.
Naast het eigen lettertype vind ik dat de gangnaamborden ook in hun uitvoering een unieke uitstraling moeten krijgen. De zware, vette uitvoering van de namen heeft een bijna reclame- of display-achtig karakter. Een uitvoering in email past daar uitstekend bij. Ik ben blij dat de gemeente hiermee heeft ingestemd, want het wordt een verrijking in het straatbeeld.
Bekijk PDFGH-2016-03 Gangen krijgen namen met cachet
Ad Otten
Getuigenissen vanaf het begin van de zeventiende eeuw geven aan hoe fraai de straatwand van de lintbebouwing aan de bochtige hoofdstraat wel niet is. Achter dat mooie decor wordt overigens wel wat minder fraai gewoond en gewerkt. Achter vele panden staat een werkplaats of een fabriekske met niet zelden een of meerdere woningen voor het gezin van een knecht of arbeider. Thuiswevers vindt je geconcentreerd in De Haag maar zeker ook in het centrum. Hier kun je ook aantreffen: een smidse, timmerwinkel, aannemerij, ververij, looierij, bakkerij, kuiperij, brouwerij, slachterij, klompenmakerij, hoedenmakerij, koffie- of cichoreibranderij, boterij, jeneverstokerij, of febriekskes van tabak en sigaren tot zelfs die van rozenkransen toe.
De elkaar belendende percelen án de Straot hebben van oudsher dezelfde diepte en via ‘gangen’ loodrecht op de kronkelende hoofdstraat, is de gezamenlijke achterpad bereikbaar die elk perceel een eigen achterom geeft. Veel ‘gangen’ lopen door over de achter de percelen gelegen akkers of weilanden en vormen op die manier binnendoortjes naar de op enige afstand gelegen gehuchten. Langs de heggen en palissades van de achtertuinen kan men van keske tot keske (en nu nog steeds) om de oude bebouwde kom van Gemert heenlopen. Alleen achter kasteel en kerk zijn van oudsher geen achterpaden maar lommerrijke lanen.
De structuur van gangen, binnendoors en achteroms in het oude centrum is een karakteristiek gegeven en het is één van de doelstellingen van Gemert Vrijstaat om dat wat meer cachet te geven. Het advies aan de gemeente om alle gangen te benamen, zoals eerder al gebeurd met Bonengang, Weversstraat, Watermolen en Karbeel, wordt gehonoreerd. Een officiële naam is de eerste stap naar behoud en een opknapbeurt. Op de gemeentelijke stratenlegger komen nu ook de namen van Pelikaangang, Amstelgang, Soikerijgang, Gasthuisgang, Karregang, Mickersgang, Kopperegang, Nonnengang, Sint-Joris en Sint-Tunnisgang, en iets later in het verlengde van de Weversstraat de eensporige ‘Schietspoel’ en aan het Binderseind de doodlopende (particuliere) Amigogang. Alle gangen krijgen chique wit geëmailleerde gangborden met daarop de naam in een stevige ietsje verhoogde zwarte letter. Klassiek eigentijds, en… in een nieuw en uniek lettertype. Dat idee is van een in Gemert als zelfstandige gevestigd grafisch ontwerper van naam.
GH-2016-03 Heilige Losbol symbool van Gemertse apartheid
Ad Otten
Hij is onthuld bij de opening van Gemert-kermis in 2007. Toen nog in het parkje tegenover De Landman en De Heeren van Ghemert. Maar nu staat hij prominent en niet te missen midden op het Ridderplein. En wanneer de zon ondergaat wordt hij van onder aangelicht. Met alles leeft hij mee. Hij staat bewust niet op een hoge sokkel, hij is één van ons, hij hoort erbij. Zijn hoofd onder zijn rechterarm lacht altijd, en met de kelk in zijn linkerhand blijft hij proosten en toosten. De uitvoerend kunstenaar Ton Mooij uit Amersfoort heeft er van meet af aan lol in gehad. Nog niet zo lang geleden haalde Ton het journaal met de oplevering van een beeld voor de Sint-Jan in Den Bosch: een engel met een mobieltje aan zijn oor. Maar onze Losbol mag er ook zijn. En zeker ook de geschiedenis die daar achter steekt. Hij is niet alleen de patroon van Gemert-kermis maar ook symbolisch voor de historische apartheid van Gemert. Ingeklemd tussen de calvinistische noordelijke Nederlanden en de katholieke zuidelijke Nederlanden is Gemert zo’n anderhalve eeuw een trait-d’union tussen Noord en Zuid. Met de godsdienst ‘vrij’ en dat is bijna uniek in de Nederlanden. Uniek is in elk geval dat in die periode de katholieke vorst van Gemert de protestantse dominee benoemt. Waar komt dát nou voor?
Desalniettemin moet hier de katholieke kerk, die veertien jaar lang door gereformeerden is gevorderd en gebruikt, wel opnieuw worden gezuiverd en ingewijd. En laat de buitenlandse bisschop die daarvoor naar Gemert wordt gehaald die wijding nu uitgerekend verrichten op de feestdag van de Heilige Dionisius. Hij, de eerste bisschop van Parijs, is in 272 onthoofd en de legende wil, dat hij na die gebeurtenis meteen zijn hoofd opraapt en zijn beulen toont met de gevleugelde woorden: “Vlegels, kijk nu eens wat jullie hebben gedaan!” Er volgt een heiligverklaring en de beeltenis van een bisschop met het hoofd in zijn armen in plaats van op zijn romp, wordt een icoon. In de volksmond: de heilige losbol! De dag van de in Gemert hernieuwde kerkwijding zal zo’n 250 jaar lang, geheel volgens de traditie, elk jaar worden gevierd als ker(k)mis. Een kermis met voor iedereen een extra attractie die tot ver over de grenzen bezoekers trekt. Gedurende acht dagen – het octaaf van de heilige Dionisius – wordt in de kerk, om de hoek van het kermisterrein, de monstrans met de heilige hostie uitgestald, die bij elk kerkbezoek maar liefst 700 jaar aflaat oplevert. Te gek gewoon. Voor alle inwoners en alle ‘buitenlands’ kermisbezoek gaat het vagevuur hier al in 1683 op een flink lager pitje. De heilige Losbol is van meet af aan een populaire jongen. In het Gemert van nu is hij, helemaal van deze tijd, óók symbool voor zinloos geweld.
Bekijk PDFGH-2016-03 Vorsten van Gemert
Ad Otten
De laatste jaren is door naarstig onderzoek meer en meer duidelijk geworden dat het Gemert-van-vroeger niet langer gezien moet worden als een ‘vrije ofwel hoge heerlijkheid’ maar als een ‘soevereine vrije heerlijkheid’ en dat maakt een enorm verschil. Een soevereine vrije heerlijkheid is dat geen vorstendom? De teutonische landcommandeurs van Alden Biesen treden al circa 1220 voor de helft van Gemert, en vanaf 1366 voor de volle honderd procent in de voetsporen van de autochtone adellijke Vrijheren van Gemert. Die laatsten zwaaien hier van oudsher, dat wil zeggen tot zover de oudste bronnen teruggaan, de scepter. Maar zoals gezegd vanaf 1366 zijn in Gemert de elkaar opvolgende landcommandeurs van de ridderlijke Duitse Orde hier ‘Fürst und Herr’. En dat deze ‘jongens’ in hun tijd echt meetellen moge blijken uit het feit dat vanaf 1572 van bijna alle landcommandeurs wel ergens één of meerdere portretten bewaard zijn gebleven. Gemert Vrijstaat heeft zich beijverd om een heuse galerij van vorsten te completeren. De uniform ingelijste reproducties van deze ‘Vorsten van Gemert’ hangen nu in de trapopgang naar de Heemkamer in de Latijnse School waar je bovendien vergast kunt worden op kleurrijke presentaties in PowerPoint in Nederlands, Duits of Engels over de achtergrondgeschiedenis en de wederwaardigheden van ons eigenste Vorstendom, Fürstentum of The Principality of Gemert.
Bekijk PDFGH-2016-03 En folly van niveau, door een overheid gewild
Ad Otten
De gemeente wil ook zelf uitpakken met een groot kunstwerk dat refereert aan de Gemertse apartheid van weleer. De plaats is al bepaald aan de ingang tot het dorp, waar Schoorswinkel en d’n Heuvel uitkomen op de West-Om. Al bij het allereerste informatieve onderhoud met de burgemeester over Gemert Vrijstaat vraagt Jan van Maasakkers of wij een notitie zouden kunnen schrijven die kunstenaars duidelijk maakt wat de historische achtergrond is van de gemeentelijke opdracht: ‘Een poort die openheid, gastvrijheid en onafhankelijkheid uitstraalt, die de grenzen van gebondenheid overschrijdt en de link verbeeldt tussen heden en verleden’. Na advies van de onafhankelijke gemeentelijke kunstcommissie zijn vier kunstenaars benaderd om een schetsontwerp te maken. Gerard van Lankveld en Martien Hendriks uit Gemert en Pjotr Müller en Elisabet Stienstra uit Amsterdam. Het kunstwerk moet wat de uitvoering betreft aan een aantal criteria voldoen: monumentaal qua vorm en afmeting; duurzaam; in harmonie met het omringende landschap; en hedendaags qua uitstraling. Ter ondersteuning krijgen de kunstenaars nu ook een door Ad Otten opgestelde nota “Een poort voor een historische open stad” waarin de idee van de vrijheid die de poort moet verbeelden, ook historisch verantwoord is.
Kunstcommissie, College van B&W en de gemeenteraad komen tot een unanieme slotsom. De opdracht wordt gegund aan Gerard van Lankveld. Dertien oktober 2007 is de grote dag van de onthulling van ‘een folly van niveau, door een overheid gewild’, zo schrijft Ton Thelen.
Memorabel is hier ook de furore die Gerard in 2005 maakt in het Belgische Gent met een fantastische eenmanstentoonstelling in het prominente Museum Dr. Guislain. Als kennismaking met de kunstenaar hangt daar dan ook een aansprekend portret van de selfmade-emperor van Monera Carkos Vlado, gemaakt door buurman Albert van Boxtel. Guislain, die dan al speelt met het idee een permanente kleine expo in te richten van werken van Gerard, heeft interesse voor dat portret, maar na de onthulling van de pelikaan kiest Albert spontaan voor een overdracht aan Gemert Vrijstaat. Het portret komt voorop te hangen in een dan nog in de Latijnse School in te richten galerij van Gemertse vorsten. Intussen hangt het portret van de keizer daar alweer tien jaar en… er is geen enkele Gemertenaar zomaar aan voorbijgelopen.
GH-2016-03 Pelikaan: bloeddonor in ‘De Straot’
Ad Otten
Door het gemeentelijk aanbod van een proefbudget van 5000 euro kort voor de zomervakantie van 2005, zit Stichting Gemert Vrijstaat i.o. meteen in een stroomversnelling. De keuze voor het te maken kunstwerk alsook die van de uitvoerend kunstenaar blijken achteraf in alle opzichten een schot in de roos. Monic van Helvoirt-Peeters, oud-leerling van Toon Grassens, gaat meteen aan de slag met het geraamte van een pelikaan en nog voor het einde van het jaar onthult burgemeester Jan van Maasakkers op 16 december het eerste vrijstaatkunstobject onder tromgeroffel van beide Gemertse schutsgilden en een grote publieke belangstelling. Een gouden pelikaan op de gemetselde poortboog tegenover de oude kerk, die verwijst naar de locatie van een nog oudere eerste kerk die hier in 1270 als kapel al is ingezegend. Het bezit van een door kruisvaarders meegebrachte relikwie van het Heilig Kruis maakt het meteen tot pelgrimsoord: die Capelle vant heilich Cruys van Miracul. In 1437 is dit de eerste parochiekerk van Gemert en de bouw van de nieuwe kerk daartegenover kan voor een niet onbelangrijk deel bekostigd worden uit de offergaven bij ‘t heilich Cruys. Na de ingebruikname van de nieuwe kerk (1455) krijgt de voormalige kapel de bestemming van herberg en brouwhuis “In die Olde Kercke”. Rond 1662 staat er op hetzelfde perceel nóg een herberg en die draagt de naam “De Pelikaan” (nu: Ridderhof). En er is een direct verband tussen de pelikaan en de gekruisigde Christus: in tijden van nood pikt de pelikaan tot bloedens toe in zijn borst, om – aldus de legende – zijn jongen te voeden. Zo wordt een oosterse vogel tot het oudchristelijk symbool van het bloedoffer van Christus aan het kruis.
De reacties? Wa skon! Wa luuks èn wan aojtgereekende plèk! Het is feest in ‘t Ridderhof. Monic is beduusd van alle lof. Ze rekent slechts de materiaalkosten (de helft van het proefbudget) en helpt daarmee een dankbare Stichting Gemert Vrijstaat in het zadel. Ook de reactie van het gemeentebestuur laat niet lang op zich wachten. Voor de verdere plannen kan in 2006 en 2007 een budget van € 23.000 worden tegemoetgezien.