GH-2016-01 Het ontwaken (1956 – 1961)

Peter van den Elsen

In de loop van 1956 keert het tij. Loffeld rondt zijn promotieonderzoek af, op de Kranenbraken vindt Koos van der Heijden een urn en Marinus de Wit, lid van de heemkundekring in Aarle-Rixtel weet het provinciale bondsbestuur te motiveren om druk uit te oefenen op Loffeld om te komen tot heroprichting van Heemkundekring De Kommanderij Gemert.

In een overleg in het gemeentehuis op 15 oktober 1956 valt het besluit om een heroprichtingsvergadering uit te schrijven voor woensdag 24 oktober waarvoor 180 personen worden uitgenodigd. Evenals bij de oprichting krijgen alle notabelen, onderwijzers en geestelijken een uitnodiging. Het hoofdbestuur van Brabants Heem is in de personen van drs. Hein Mandos en Gerrit Beex bij de heroprichting vertegenwoordigd, evenals Klaas van Gameren, voorzitter van de heemkundekring uit Aarle-Rixtel. In deze vergadering geven 63 personen zich op als lid die vervolgens een zeven leden tellend bestuur kiezen. Eigen aan Loffeld wijst hij drie personen aan die het dagelijks bestuur gaan vormen onder het mom van ‘de keuze te vergemakkelijken’: Jan de Bok, directeur van de ulo ( voorzitter), Betsy van der Velden (secretaris) en Johan Rooijakkers (penningmeester). De vergadering benoemt burgemeester De Bekker tot erevoorzitter en Loffeld tot erelid. Voor de inhoudelijke kant van deze vergadering houdt Gerrit Beex, op dat moment provinciaal archeoloog, een korte lezing over de prehistorie.
De contributie bedraagt vijf gulden. twee gulden voor het zes keer per jaar verschijnend tijdschrift Brabants Heem en drie voor de eigen vereniging. Om meer leden te werven besluit het bestuur niet lang na de heroprichting dat men voor drie gulden ook lid kan zijn van de Heemkundekring, zonder een abonnement op Brabants Heem. Het nieuwe bestuur gaat voortvarend van start en vergadert steeds in de ulo. Met regelmaat worden lezingen georganiseerd en op 17 december 1956 houdt drs. Willy Knippenberg zijn eerste voordracht in Gemert (over oude volksverhalen en gebruiken rond Kerstmis) en tot in de jaren zeventig zal hij menigmaal voor een lezing in Gemert terugkeren. Excursies staan eveneens op het programma, maar door het geringe aantal leden lukt het niet om op eigen kracht een grote excursie te organiseren met als gevolg dat contact wordt gezocht met de heemkundekringen in Aarle-Rixtel en Sint-Oedenrode om deze samen te doen. Voor een excursie in Gemert zelf is wel voldoende belangstelling. Het tot dan toe voor de Gemertse bevolking gesloten kasteel wordt voor de heemkundekring opengesteld en Loffeld leidt de leden rond.
Het bestuur pakt veel activiteiten op en maakt tal van plannen. Het eerste jaar is echter nog niet om of het begint al te haperen. Nogal wat bestuursleden, voor het merendeel op aanwijzing van Loffeld benoemd, hebben te veel andere bezigheden om zich ten volle in te zetten voor het bestuurswerk.
In januari 1958 treden vier van de zeven bestuursleden af. De ledenvergadering kiest aan-nemer Willem Vos tot voorzitter en Martien van der Wijst tot secretaris. Nog in hetzelfde jaar verschijnt het tweede nummer van Gemerts Heem. De zorg voor monumenten wordt actief ter hand genomen. Als in juni 1957 bekend wordt dat het huis van J. Mennen, Heuvel 81, binnen afzienbare tijd wordt afgebroken, doet het bestuur een beroep op de gemeente om de ‘Vlucht naar Egypte’ te verplaatsen naar de boerderij aan de overkant. Ook de andere wegkapellen en keskes hebben de aandacht, maar de meeste zorg gaat uit naar de Esdonkse kapel. Het initiatief leidt uiteindelijk tot de restauratie van het Esdonks kapelleke. Deze activiteit gaat zelfs zover dat na het gereedkomen van de restauratie, het heemkundekringbestuur samen met het parochiebestuur de processie van de Pandelaarschool naar Esdonk organiseert.
In 1958 zijn 81 leden lid die de contributie in de ledenvergadering betalen en bij hen die tijdens de vergaderingen afwezig zijn wordt de contributie door Marinus de Wit tegen een kleine vergoeding thuis opgehaald.

Bekijk PDF

GH-2016-01 De sluimerperiode (1941 – 1956)

Peter van den Elsen

Nadat de Duitse bezetter de Brabantse heemkundekringen in september 1941 heeft verboden, stopt ook De Kommanderij Gemert haar activiteiten. Het bestuur blijft ‘ondergronds’ nog wel in functie en weet de archiefstukken en kas te redden.

Op Hemelvaartsdag 10 mei 1945, vijf dagen na de bevrijding en precies vijf jaar na de Duitse bezetting, komen pater Eduard Loffeld en Jacques van den Broek voor het eerst in een ‘bestuursvergadering’ bij elkaar. Vicevoorzitter Leo Vrins is naar Veghel verhuisd om daar directeur te worden van de lts. Secretaris Tjeu Teunissen, míster op de Komschool, heeft laten weten dat hij zijn bestuursfunctie neerlegt en Antoon Corstens gaat Gemert verlaten voor een ambtelijke betrekking in Gilze en Rijen en draagt om die reden de kas en het penningmeesterschap over aan Jacques van den Broek. De twee overgebleven bestuursleden bekleden ieder een dubbelfunctie: Loffeld is voorzitter en waarnemend secretaris en Van den Broek is conservator en waarnemend penningmeester. Als vertegenwoordiger van Heemkundekring De Kommanderij Gemert neemt Loffeld deel aan verscheidene provinciale vergaderingen tussen 1945 en 1947. Een van de eerste brieven die Loffeld van Brabants Heem krijgt, is het verzoek om de provinciale contributie te betalen. Dit roept bij Loffeld wrevel op en hij reageert met de vraag of er wel behoefte is aan een provinciaal geleide bond en pleit voor een federatief provinciaal verband, zonder afdracht van geldelijke middelen vanuit de plaatselijke verenigingen.Eveneens ergert Loffeld zich aan de door het voorlopige provinciale bestuur voorgestelde benaming ‘heemkundige (studie)kringen’. Het typeert zijn rechtlijnigheid als hij op het voorstel reageert met: “Als niet gekozen wordt voor Heemkunde-Kring dan zal Gemert zich niet aansluiten bij de provinciale bond”.
In 1947 lukt het eindelijk om de koepelorganisatie Brabants Heem op te richten en in 1948 wordt het eerste bestuur gekozen. Voor Gemert komt dit te laat. Loffeld laat als voorzitter weten dat hij ‘geabsorbeerd’ is door andere activiteiten en dat het tot twee personen gedecimeerde bestuur niet in staat is de eigen kring nieuw leven in te blazen. In het eerste nummer van het tijdschrift van Brabants Heem wordt De Kommanderij nog wel genoemd alsof de kring vol activiteiten is.

Een lange sluimerperiode breekt aan. Zo af en toe laat het bestuur iets van zichzelf horen. In 1951 verschijnt bijvoorbeeld een advertentie met de vraag: ‘Waar blijft onze Oudheidkamer?’ Verder is het overwegend stil. Loffeld krijgt het uiteindelijk nog drukker vanwege een wetenschappelijk onderzoek waarop hij op 8 juni 1956 promoveert tot doctor aan de universiteit van Nijmegen. Een andere reden dat het niet lukt om de Gemertse heemkundekring nieuw leven in te blazen, is dat Loffeld persoonlijke kwaliteiten mist om hierin het voortouw te nemen. De verdiensten van Loffeld zijn desalniettemin groot. Hij is de oprichter en mede heroprichter van de Gemertse heemkundekring, hij legt een prachtige fotocollectie over Gemert aan, in het bijzonder over de tweede Wereldoorlog en hij neemt in 1976 ook het initiatief tot de oprichting van heemkundekring Amalia van Solms in Baarle Nassau, waarvan hij de eerste secretaris wordt.

Bekijk PDF

gh-2016-01 ‘Och dat lag een beetje in de lijn’

Ad Otten

Antoon Corstens wordt in juni van dit jaar 99, maar hij is een jongeman van 23 wanneer hij bij de oprichting van de heemkundekring wordt gekozen tot penningmeester.
“Och, dat lag een beetje in de lijn,“ vertelt Antoon, “Gemert kende mijn vader als procuratiehouder van de Amsterdamsche Bank terwijl ik als adjunct-commies bij de gemeente ook financiële zaken behartigde.” Antoon is in 1941 de jongste van het bestuur maar bij de vereniging herinnert hij zich verschillende leeftijdgenoten zoals de latere wethouder Harrie Verhoeven en ook Francien Tervooren van De Keizer. Zij is de verloofde van medebestuurslid, vriend en collega-ambtenaar Jacques van den Broek, die kort daarna tot gemeentesecretaris wordt benoemd.
Antoon is een echte Gemertenaar. Zijn ouders en voorouders wonen vanaf 1800 allemaal tegenover de kerk. Hij heet naar opa Toon, sigarenfabrikant, raadslid en kastelein van De Gouden Leeuw (nu Ridderhof). ter onderscheiding van gelijknamige familieleden noemt hij zich Antoon Franszoon Corstens. Een paar jaar zit Antoon op de Komschool maar vanaf zijn negende gaat hij naar kostschool. In Eindhoven en Sint-Michielsgestel voltooit hij het gymnasium waarna hij in 1937 terugkeert naar zijn geboortedorp waar hij zijn loopbaan begint als onbezoldigd volontair op het gemeentehuis. Van huis uit erft hij een grote belangstelling voor het Gemertse maar dat weerhoudt hem niet om in 1946 zijn betrekking op het gemeentehuis – inmiddels in de rang van ‘adjunct-commies 1e klas’ – te verruilen voor die van chef Financiën, Onderwijs en Personeelzaken van de gemeente Gilze en Rijen in de rang van commies. Hij trouwt, sticht een gezin en woont er nu nog steeds. En… wie daar Antoon niet kent, kent Gilze niet. Hij is dubbel geridderd, pauselijk onderscheiden, krijgt de gemeentelijke gouden erespeld, enz. enz. “Ja,” relativeert Antoon met een lach, “in 2010 stond met een grote kop ook de viering van mijn zestigjarig lidmaatschap van de harmonie in de krant zonder ooit een noot te hebben geblazen.” In 1950 vraagt de muziekvereniging hem als secretaris. Later wordt hij ook voorzitter en nu is hij erelid…
In 2008 bezoekt hij de studiezaal van het gemeentearchief Gemert-Bakel. Een charmante grijze man van wie niemand vermoedt dat hij al negentig en op dat moment al zo’n 25 jaar met pensioen is. Antoon heeft zijn oude hobby weer opgenomen: genealogisch onderzoek naar de familie Corstens. thuis heeft hij al een kast vol mappen, ordners en dozen, en hij wil er niet aan denken dat dat ‘straks’ ongebruikt terechtkomt in een papierversnipperaar. tegenover het nageslacht voelt Antoon zich verplicht er een boek van te maken. Hij heeft een opzet in gedachten en zegt er ook voor te hebben ‘gespaard’. Maar toch voelt Antoon zich een beetje op een dood punt belandt en hij vraagt zich af hoe verder te gaan, en of de heemkundekring daarbij misschien een handje zou kunnen helpen. Het komt tot een bijzondere samenwerking met in het najaar van 2011 – in zijn 95ste levensjaar – als resultaat een in alle opzichten prachtig boek in full colour onder de titel “Corstens, een Gemertse familie uit Uden 1692-2011”. Antoon presenteert zijn boek persoonlijk tijdens een druk bezochte familiereünie, van naar alle windstreken uitgewaaierde familieleden Corstens. Gidsen van de heemkundekring leiden hen bij die gelegenheid door het in velerlei opzichten zo aparte dorp Gemert waar hun voorouders Corstens zijn opgegroeid en op allerhande plaatsen ook hun sporen hebben nalaten.
In 2016 is Antoon Corstens nog altijd heemkundig actief. Het stoort hem dat het nageslacht van de in 1853 naar de Verenigde Staten (Wisconsin) geëmigreerde leden van de familie Corstens in zijn boek van 2011 incompleet is moeten blijven. Er moet een supplement komen vindt Antoon en ook daarvoor heeft hij de opzet klaar. Een deputatie van de Amerikaanse tak is op 13 november 2013 uit puur enthousiasme, met het Corstensboek-inde-hand, alvast naar Gemert gekomen. De heilige Losbol op het Ridderplein fungeert als trefpunt. Het groepje Amerikanen staat er al wanneer met een brede zwarte hoed op het hoofd Antoon uit de auto stapt van zijn zoon. “The Chief” wordt meteen herkend en met applaus begroet. Antoon is de nestor van de Gemertse heemkundekring maar ook de nestor van de familie Corstens tot en met die van de andere kant van de grote plas. Gemert voelt voor hen als ‘back home…’.

Bekijk PDF

GH-2016-01 De oprichting 28 april 1941

Peter van den Elsen

De oprichting van de Gemertse heemkundekring moet gezien worden in het licht van
een wijdverbreide beweging die in 1940 op gang komt en zijn beslag krijgt tijdens een
door het Provinciaal Genootschap gehouden vergadering op 1 maart 1941.

Een Noord-Brabantse Bond van Heemkundige Studiekringen is het resultaat. Dr. Hugo Heijman, een norbertijn uit de abdij van Heeswijk, is de eerste secretaris en pastoor Willem Binck uit Alphen de eerste voorzitter. Samen met Jan Vriends uit Bakel en ir. Antoon Juten uit Bergen op Zoom zijn zij de grote stimulatoren om te komen tot een provinciale bond met plaatselijke afdelingen.

Het provinciaal bestuur vergadert op 27 maart 1941 voor de eerste keer en besluit Noord-Brabant in te delen in tweeëntwintig regionale studiekringen. Gemert is ingedeeld bij Deurne en/of kring Peelland. Pater Eduard Loffeld,  professor op het seminarie van de paters van de H. Geest in het kasteel van Gemert, is vanaf het eerste moment betrokken bij de oprichtingsactiviteiten. Hij correspondeert met Binck en Heijman en stuurt een adhesiebetuiging.
Met toestemming van burgemeester Phaf en de Duitse bezetter schrijft Loffeld op 17 april 1941 de eerste vergadering uit en op 28 april 1941 vindt de stichtingsbijeenkomst plaats in de zaal van Hotel De Keizer (zaal Frans tervooren). Conform het provinciale advies roept men vooral geestelijken, notabelen en onderwijzers op om lid te worden. Aan hen wordt op 25 april een gedrukte uitnodiging gestuurd.
De oprichtingsvergadering begint om zes uur in de namiddag en onder de aanwezigen zijn Heijman en Vriends. Zowel Heijman als Loffeld spreken de vergadering toe en roepen de honderd aanwezigen op om lid te worden, waaraan staande de vergadering 59 personen gehoor geven. De contributie wordt bepaald op twee gulden en vijftig cent en de kersverse erevoorzitter, burgemeester Jan Phaf, laat weten dat de gemeente vijfentwintig gulden subsidie geeft. Tijdens de oprichtingsvergadering stelt de overste van het kasteel, pater dr. L. Vogel, de vraag of ook dames lid van het bestuur kunnen worden. Het antwoord is helaas niet genotuleerd. Het eerste bestuur bestaat uit: pater Eduard Loffeld voorzitter, Leo Vrins ondervoorzitter, Tjeu Teunissen secretaris, Antoon Corstens penningmeester en Jacques van den Broek conservator. Verwijzend naar de Duitse Orde krijgt de vereniging als naam Heemkundekring De Kommanderij Gemert en als devies de spreuk “So Goet is Got”.
Bij de oprichting laat Loffeld zich als een eigengereid man kennen. In tegenstelling tot het provinciale voorstel gaat Gemert niet op in de grote regionale heemkundekring Peelland, maar richt hij een lokale heemkundekring op. Het provinciaal bestuur meent dat Gemert daarvoor te klein is, maar Loffeld denkt daar anders over, immers de geschiedenis van Gemert verschilt over een periode van meer dan zeshonderd jaar met de rest van Peelland. tevens vindt Loffeld dat de keuze moet vallen op de naam ‘Heemkundekring’ en niet op de naam ‘Heemkundige Studiekring’.
Het bestuur houdt de eerste vergadering in het kasteel. Het aantal leden stijgt snel. Op 7 mei 75, op 19 mei 83, in juni 109 en in juli 1941 113 betalende leden. Op 4 juni komen de leden voor het eerst bij elkaar in een algemene ledenvergadering. Peter Schoofs vertoont een filmpje over Gemert en Eduard Loffeld houdt een lezing over wat heemkunde in Gemert kan betekenen. Onder de aanwezigen vele notabelen, geestelijken en onderwijzers, onder wie de latere voorzitter Marinus van der Velden en Francine (Slits-) Swinkels. In het illustere gezelschap bevindt zich één boer: Jan Swinkels en één persoon uit de arbeidersklasse: Jan van Berlo ofwel ‘de rooje Jan’. De laatste drie vieren in 1991 hun vijftig jarig lidmaatschap.

In juli 1941 organiseert de kring een excursie. De deelnemers vertrekken ’s morgens om zeven uur op de fiets vanuit het kasteel via de Kampen, Lieskuil en Koks, naar Esdonk. Vervolgens trekt de stoet fietsers door het Esdonks Broek en de Handelse Bergen naar het ‘genadeoord Handel, het oudste en kostbaarste bezit van de Kommanderij’. Jan Vriends vertelt bij de Lieskuil over het leven in het lage water en bij de Handelse Bergen over hoe deze stuifduinen tot stand zijn gekomen. Loffeld gidst in de Esdonkse veldkapel en laat in de Handelse kerk de vele kerkschatten en de wapens van de Duitse ridders zien. In het verslag staat verder dat ook het Kapucijnenklooster en Huize Padua zijn bezocht en dat Loffeld als priester voor de deelnemers enkele gebedsdiensten houdt, waaronder een ‘Lof’.

Aan het zo enthousiast begonnen heemkundige werk komt in september 1941 een abrupt einde. De Duitse bezetter verbiedt de Brabantse heembeweging met als reden “niet in het belang van de openbare orde en het openbare leven.” Het bestuur weet het belangrijkste te redden: de boeken en vooral de door de gemeentelijke subsidie goedgevulde kas. Na de oorlog blijkt dat penningmeester Antoon Corstens tot op de cent nauwkeurig het verenigingsgeld heeft weten te bewaren!

Bekijk PDF

GH-2016-01 Wegbereiders

Peter van den Elsen

De groei van het historisch besef in Gemert dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw als Gerlacus van den Elsen, de latere boerenapostel, de Gemertse geschiedschrijving ter hand neemt. In populaire bladen weet hij met zijn artikelen een groot publiek te bereiken. Voor het merendeel gaat het om kerkelijke geschiedenis, maar hij schrijft ook over allerlei andere wetenswaardigheden. Zijn boek over de Latijnse School in 1887 is tot op de dag van vandaag een belangrijk naslagwerk. Vanwege zijn uitvoerige beschrijving van het kosthuis- en studiebeurzensysteem krijgt het werk wereldfaam en komt het zelfs in de boekenkast van Charles William Eliot, president van Harvard University (1869-1909, USA) terecht.
Pastoor Lambert Poell zet de Gemertse geschiedschrijving voort in zijn Kerkberichten waarin hij veelvuldig met een artikeltje komt over historische aangelegenheden. Behalve dat Poell enkele kleinere cahiers (o.a. over Gemert in de Franse tijd) uitbrengt, is hij ook de schrijver van het Gemertse volkslied ‘Van wor ik ben’.

In september 1930 brengt Jan Ermers de eerste Gemertsche Courant uit. Niet veel later, in 1931, wordt pater Eduard Loffeld docent op het seminarie van de paters van de H. Geest. Het verblijf in het kasteel van Gemert wekt bij hem de interesse in de geschiedenis van de Duitse Orde. Hij start met het publiceren van artikeltjes in de Gemertsche Courant over de Duitse Orde en allerlei algemene zaken uit de plaatselijke geschiedenis. Hij trekt veelvuldig met Jan Ermers op en het tweetal bezorgt de lezers enkele legendarische 1 aprilgrappen. Zo laat het tweetal in 1934 Hitler ‘incognito’ op het kasteel verschijnen en schrijft Loffeld over een nergens te ontdekken onderaardse gang bij het kasteel. Eind 1940 en begin 1941 verschijnen bijna wekelijks heemkundige artikelen. Deze pu blicatiedrift is ingegeven door de gedachte om propaganda te maken voor de oprichting van een plaatselijke ‘heemkundige studiekring’. Het doel van een heemkundekring is het bevorderen van de kennis over het verleden én het heden van de eigen leefomgeving. Dit kan door zelf onderzoek te doen, maar ook, zo pleit Loffeld, door kennis te nemen van de onderzoeksresultaten met als beoogd effect het versterken van de eigen identiteit. Het mag dan ook geen wonder heten dat in periodes dat de eigen identiteit in het gedrang komt, de interesse in heemkunde toeneemt.

Bekijk PDF

GH-2016-01 Voorwoord – geschiedenis 75-jarige heemkundekring

Peter van den Elsen

Heemkundekring De Kommanderij Gemert heeft een hele reeks boeken uitgegeven over verenigingen. Mijn pleidooi om ook over De Kommanderij een boekje uit te brengen is in het verleden telkens weggewuifd onder het mom van: de geschiedenis van een vereniging is oersaai en alleen interessant voor bestuurders. Een ander argument om geen boekje over de heemkundekring uit te brengen is dat “wij van de heemkundekring toch niet op onze borst moeten gaan kloppen van, kijk ons, hoe goed wij zijn.” Ik hecht veel waarde aan toegankelijke kennis over een vereniging waar je lid van bent. Het versterkt de identiteit van een vereniging en het vergroot de betrokkenheid van de leden. Ik ben blijven pleiten. Eindelijk is het dan zover: de geschiedenis van de 75-jarige heemkundekring is in dit dubbeldik nummer van Gemerts Heem beschreven.
‘Heemknoesten’, een term die kunstenaar Gerard van Lankveld bezigt voor doorgewinterde leden van de heemkundekring, hebben veel kwaliteiten, maar ook tekortkomingen. Een van de tekortkomingen is dat ze heel moeilijk iets weggooien. Sinds de oprichting in 1941 is het gelukt om circa tien strekkende meter archiefmateriaal enkel over de heemkundekring op te sparen. Aan mij de taak om deze enorme hoeveelheid informatie terug te brengen in een boekje dat voor het merendeel ook nog eens uit beeldmateriaal bestaat. Deze klus is alleen te klaren door heel veel weg te laten. De hier beschreven geschiedenis van 75 jaar Heemkundekring De Kommanderij Gemert is om die reden dan ook verre van compleet. De gemaakte keuzes zijn niet louter ingegeven om tot een weloverwogen en gedetailleerd totaaloverzicht te komen, maar mede ook omdat een opsomming van feiten een gortdroge nasmaak geeft. Wat opmerkelijk of afwijkend is vormt de leidraad bij de tekst en het beeldmateriaal. Gekozen is voor variatie van personen en activiteiten met daarbij passende, intrigerende foto’s. Maar de heemkundekring doet te veel om ‘alles’ in dit boekje op te kunnen nemen.
Een vereniging, het woord zegt het al, ontstaat als mensen samen iets doen of beleven. Een beschrijvend relaas op grond van archiefonderzoek geeft in onvoldoende mate de kern van een vereniging weer. Deze gedachtegang heeft tot de keuze geleid om de feitelijke geschiedenis af te wisselen met interviews om zicht te geven op de belevingswereld van ‘heemknoesten’. Journalist Hein van Dooren is bereid gevonden een aantal heemkundigen te interviewen in een huiskamergesprek. Fotograaf Paul Verhees heeft de geïnterviewde leden geportretteerd. Veel dank is verschuldigd aan Ad Otten en Rob de Haas voor de eindredactie.
Met 820 leden is Heemkundekring De Kommanderij Gemert een van de grootste verenigingen in Gemert. Waarom is de heemkundekring opgericht? Vanwaar die grote diversiteit aan activiteiten zoals excursies, reizen, wandelingen, fietstochten, praatavonden, lezingen, heemkaffees, dikteejs, verhaolenmiddegen, tentoonstellingen, fotokijkdagen, historische manifestaties en nog veel meer! Waarom publiceren zij stapels boeken? Wat beweegt hen om zo voor het behoud van monumenten te pleiten en deze te accentueren met zwart-wit luiken. Wat is de bezielende gedachte achter het visualiseren van de Gemertse geschiedenis? Veel vragen. Ook benieuwd geworden naar de antwoorden, lees dan gauw verder.

Bekijk PDF

GH-2015-02 Unvollendet en mobiel

2x Rutger van Ghemert uit Atelier Agrass

Ad Otten

 Het is een schenking aan de heemkundekring van kunstenaar en beeldhouwer Toon Grassens. Twee beelden. Één in polyester (circa 25 kg) en één in graniet (circa 1200 kg). De eerste helemaal af in de stijl die iedereen van Toon Grassens kent. De hand van de meester. Perfect tot in detail. De ander is niet af. Vanwege zijn fysieke gezondheid heeft Toon (75) in mei j.l. de knoop moeten doorhakken en, zij het met moeite, er definitief van af moeten zien om het beeldhouwwerk aan de granieten Rutger nog verder af te werken. Zelf wilde hij de Rutger-in-wording vernietigen of van de hand doen aan een beeldhouwer van ver weg die dan maar moest zien van wat hij er van zou maken. Maar we hebben hem overreden daarvan toch af te zien. Toon zag de teleurstelling op onze gezichten. Eens maakt elke kunstenaar zijn laatste werk. Internationaal gekend is “die Unvollendete von Schubert”. “Die Unvollendete van Grassens” was op slag onze wens. Ook omdat de brok graniet in Atelier Agrass de contouren al had van een man die zijn mannetje staat. Een symbool in graniet van de fundator van de Commanderij Gemert.

Rutger van Ghemert. In 1986 is hij pas ontdekt. In het Deutsch Ordens Zentral Archiv te Wenen berust het Alde Anniversarienboek van Aldenbiesen (oftewel het middeleeuwse dodenboek van de leden van de Duitse Orde van de balije Alden Biesen). In dat boek staat het met de eerste hand ingeschreven dat op 9 augustus, de dag van de Martelaren van Rome, (het jaar is niet vermeld maar het moet vóór 1220 zijn geweest): “Obijt frater Rutgherus nobilis vir, qui nobis contulit Bona de Ghemert”. Vertaald in het Nederlands: “Gestorven Rutgherus edelman, die ons het Goed van Ghemert heeft nagelaten”.
Het mobiele beeld van de edelman heeft inmiddels een vaste stek bij de Latijnse School. De ene keer tref je hem aan de deur, een andere keer in de serre van het archief of in de trappenhal naar de Heemkamer. Maar hij blijft in de buurt. De granieten Rutger kreeg met volle medewerking van het gemeentebestuur een voorlopige standplaats in het Prinses Beatrixplantsoen aan de entree naar de wintertuin van het gemeentehuis maarrr het is de bedoeling dat de grondlegger van de ‘status aparte’ van Gemert straks een plaats krijgt in – hoe kan het anders – de Ridder Rutgerlaan. (wordt vervolgd)

Bekijk PDF

GH-2015-02 Klok Vossenberg bleef buiten Duitse vordering

Ad Otten

In het artikel ‘Klokkenvordering 1940-1945′ van Hans Kanters in het vorige Gemerts Heem bleef het klokje van het protestantse kerkje op Vossenberg buiten beschouwing. Het was het enige klokje daar ter plaatse en dat moet de reden geweest zijn dat het op grond van de luchtbeschermingswet (1936) als brandalarmeringsklok buiten de vorderingen van de bezetter is gebleven. Op grond van twee aangeleverde foto’s is het toch de moeite waard om bij dit klokje nog even stil te staan. Het werd gegoten te Heiligerlee bij de Gebroeders Van Bergen, en werd blijkens de inscriptie geschonken door Ds RWF Kyftenbelt in 1927 “aan zijne Peelvrienden” bij gelegenheid van zijn vertrek naar Soerabaya. Hij was dominee in Veghel en hield al enige jaren zondagsdiensten ‘in de Peel’, de verst verwijderde uithoek van zijn ‘gemeente’, bij de families Oskam en/of Groskamp (Zie: 50 Jaar Samen – Geschiedenis van ontstaan en groei van de protestantse gemeente Gemert en Boekel, Busselke 9, Gemert 1986, blz.8-21). Hij was dominee geweest in Nederlands-Indië en keerde daar ook naar terug, maar niet nadat hij in de Peel met genoemde families mede aan de basis heeft gestaan van het te Vossenberg gestichte protestantse kerkje. Na al enige jaren zondagsdiensten te hebben gehouden in een op de Vossenberg in een houten keet ingericht noodkerkje ‘De Zeeden’, kwam het samen met de genoemde families in 1927 tot de start van een bescheiden maar heus kerkgebouw, begroot op 6500 gulden. De familie Groskamp, eigenaar van de Vossenberg, schonk de grond voor de bouw van kerk, pastorie en begraafplaats en in 1928 kon het protestantse Peelkerkje in gebruik worden genomen door de uit Veghel overgekomen nieuwe dominee (Ds. Klaassen), maar het klokje draagt de naam (dominee Kyftenbelt) en het jaartal (1927) van wat doorgaans gekend wordt als die van de eerste-steenlegging. Kyftenbelt was ook de schenker van het klokje. In september 1928 vangt daar ook Marten Kuipers als godsdienstonderwijzer-evangelist zijn werk aan. In 1934 wordt de pastorie gebouwd waarin hij dan zijn intrek neemt. Uiteindelijk wordt bij schrijven van 23 mei 1936 door de Algemene Synodale Commissie der Nederlandsch Hervormde Kerk de nieuwe kerkelijke Gemeente Gemert erkend en wordt een regeringsbijdrage voor het traktement van een eigen predikant aangevraagd.
met dank aan koster Teus de Rooi en Ruud Wildekamp

Bekijk PDF

GH-2015-02 Uit het Rechterlijk Archief van Gemert

Simon van Wetten

Ook na het uitkomen van de zesdelige serie tèsbuukskes ‛Tussen herberg en hoogmis’ – de honderdste uitgave van onze heemkundekring – komt Simon in de dossiers van het civiel-crimineel archief nog heel veel voorvallen en wetenswaardigheden tegen die niet aan uw aandacht mogen ontsnappen (Red.).

1654 – Vlees noch vis

Schepen. Een gewilde baan. Toch? Je hebt aanzien, de mensen kijken tegen je op en zijn op voorhand tot een tegenprestatie bereid. Bovendien wordt de secretarie altijd goed warm gestookt, er staan mooie, comfortabele stoelen en dan kun je heel behaaglijk recht spreken, het dorp besturen of een transportakte verlijden. Alleen al dat werkwoord. Ik verlijd nooit iets. U wel? Maar goed, ook nu, op 24 oktober, zijn de schepenen vergaderd en doen ze gewichtig een uitspraak over de benoemingsprocedure.
‛Het setten ende aensetten van schepenen is niet aan een vaste tijd gebonden, maar kan te allen tijde geschieden door de commandeur en de schout van Gemert.’
Misschien is het iets té warm in de secretarie, want vergeten de heren schepenen de landcommandeur niet?
Cornelis Berckers neemt het woord. Hij is van de gereformeerde religie en is afgezet op eigen verzoek. Jazeker. Hij bevestigt dit, weliswaar zittend, staande de vergadering en legt uit dat het afzetten is gebeurd door de schout van Gemert, maar dat hij nu weer is aangesteld door de schout van Peelland, zonder dat hij daar om heeft gevraagd. Daarna is hij door de vorster – in opdracht van die schout van Peelland – meerdere malen gemaand weer naar de vergaderingen van de schepenbank te gaan. Aha, hier komt het soevereiniteitsconflict weer om de hoek kijken. Er moeten van de HoogMogende Heren in Den Haag minstens een paar gereformeerde schepenen op het pluche van die mooie stoelen zitten.
Gerart Denis, zijnde van de roomse religie, wil ook wat zeggen.
‛Ik ben inter deus noch te paeps noch te geus.’
Vlees noch vis dus, Gerart. Aan jou hebben we niets. Niet iedereen is aanwezig. Schepen Aert Gerarts is absent ondanks het feit dat de vorster hem heeft opgedragen te komen. Aert is ook rooms. Vorster Mathijs Joris wordt uitgenodigd binnen te komen. Hij verklaart plechtig van nu af aan alleen nog de mandaten en bevelen van de Heren HoogMogenden te gehoorzamen. Kijk, dat is tenminste een vent. Die kiest partij. Gooi hem buiten! Terwijl de schepenpresident de vergadering wil sluiten, komt genoemde Aert Gerarts toch nog binnen. Hij legt uit dat hij verscheidene malen aan de commandeur heeft gevraagd of hij geen schepen meer hoeft te zijn. Zó’n gewilde baan is het op dit moment blijkbaar niet. Zou ú misschien …

1659 – Voor haar doe ik alles

Er lopen een paar rare snoeshanen in Gemert rond. Ze zijn niet van hier, dat hoor je aan hun tongval. Ze zéggen de dingen niet alleen op een vreemde manier, ze vragen ook vreemde dingen. Ze willen de weelderige lokken van de Gemertse vrouwen kopen! Het zijn kooplieden in haar. Vest van den Berch, Gemertenaar én koopman in hart en nieren, ziet kans een penninkje bij te verdienen. Hij biedt de vreemdelingen aan om op z’n Gimmerts de mensen uit te leggen wat de twee komen doen. Dan is iedereen gerustgesteld en komt er vertrouwen en uiteindelijk de schaar.
‛Deze Fransoijs van Delff en Jan de Rees zijn kooplieden in vrouwenhaar. Er wordt geen misbruik gemaakt en het haar is vooral bedoeld voor mannen met kale hoofden en voor geestelijke personen die in vreemde landen reizen. Het haar wordt zelfs gebruikt door vorsten en prinsen en is bekend in Holland en Vlaanderen.’
De aanspreektitel Hare Majesteit krijgt zo een heel andere lading. En Vest wordt nu ronduit enthousiast. Er zal wel meer dan een penninkje voor hem in het vat zitten.
‛Er zijn door het haar dat deze mannen verwerken ettelijke tonnen goud in het land gekomen en dat strekt tot grote contributie. Laat daarom deze kooplieden ongemolesteerd!’
Nou, dat zullen we dan maar doen.

1797 – Eerwaarde heer hooligan

Frans Giller heeft alle reden zijn naam eer aan te doen. Op dinsdag 29 augustus, omstreeks middernacht, hebben vandalen zowat alle ruiten van zijn huis in de Haageik ingegooid en ingeslagen.
‛Het deurraam aan de zuidzijde met twee ruiten is aan stukken en een houten spil binnenwaarts ingescheurd. Verderop zijn ook diverse ruiten en spillen kapot, zoals aan de noordzijde van de keuken. Van de geut is een stuk uit het paneel en in de kamer lagen twee ijsselstenen op de vloer, in de keuken zelfs vier.’
Frans weet niet wie het gedaan heeft, maar wel dat hij een kwartier tevoren drie personen had buitengezet: Huijb van Seeland, Peter van Duijnhoven en de eerwaarde heer Schepers. Bovendien heeft Frans tijdens het rinkelen van zijn glazen, via een gat in de staldeur gezien dat Huijb en Peter stokken in hun handen hadden.
‛Ze zeiden dat ze gingen zien hoeveel glazen er in stukken waren.’
Als die twee dat nog niet wisten dan zou Scheepers ook wel eens meegedaan kunnen hebben. Misschien heeft hij wel die ijsselstenen door de ruiten gekegeld. Ziet u het voor u? Zo’n man met een priesterboord, in een wapperende soutane en een rondzwaaiend flosje aan zijn hoed die de ene na de andere steen door de ramen naar binnen mikt. Is dat geen giller?

BRONNEN:
Vlees noch vis: R268, blz. 55.
Voor haar doe ik alles: R268, blz. 30.
Eerwaarde heer hooligan: R94, blz. 15.

Bekijk PDF

GH-2015-02 Een Turnhouts gebedenboekje en een zalige pater

Een zoektocht naar de herkomst

Hans Pennings

In juni werd aan het gemeentearchief een bijzonder boekje geschonken. Het is een gebedenboekje met gebedsteksten en gezangen voor diverse gelegenheden. De titel van het boekje is:
‘Het geestelyk paradys der God-minnende zielen beplant met godvruchtige oeffeningen, kleyne getyden, litanien en gebeden. Gedeeld op de zeven dagen van de week. Zeer nut en profytelyk voor alle de gene die God en hunne zaligheid beminnen.’
Het oorspronkelijke werkje is verschenen eind 17e eeuw. In 1671 werd aan de uitgave kerkelijke goedkeuring gegeven door de deken van het kapittel van de Sint Goedelebasiliek in Brussel, Matthias Middegaels (+ 1673). Deze was synodale rechter, aartspriester van Brussel en boekencensor. Het exemplaar in het gemeentearchief is gedrukt in het begin van de 19e eeuw door drukker Philippus Jacobus Brepols in Turnhout. Het werkje is voorzien van een leren band en heeft voorin en achterin een aantal schutvellen. Het bijzondere van het boekje is dat de schutvellen voorzien zijn van aantekeningen in potlood. Kennelijk behoorde het boekje toe aan Petronella Sterken, boerin in Gemert, dochter van Hendrik Sterken en Wilhelmina Verbakel. Zij wordt geboren in Gemert in 1829 en treedt in 1856 in het huwelijk met Piet van de Meulenhof, arbeider in Gemert, zoon van Johannes van de Meulenhof en Elisabet Blox, die in 1821 in Gemert het levenslicht ziet.
Een van de teksten op de schutbladen vermeldt: ‘Petronella Sterken behoort dit boek toe al die het vindt geeft het haar weerom al die het niet doet die is van herte niet goed. Gemert in de Poort.’ Haar naam komt meerdere malen terug, zoals ‘Peternella Sterken op den Heuvel Gemert Noordbrabant’. Ook genoemd worden: haar man Piet van den Meulenhof, Gemert 1872, Heuvel, Jan van den Meulenhof, Gemert, Welraven van den Meulenhof, Beek en Donk, Walterus van den Meulenhof en Hendrik (van den Meulenhof).
Piet van de Meulenhof, arbeider, later landbouwer van beroep, woont samen met Petronella in bij zijn moeder aan het Binderseind in Gemert. In 1871 neemt hij het huis over. Ze krijgen 9 kinderen, waarvan één dood geboren, Johannes (1857-1868), Wilhelmina (1858-1897), in 1890 gehuwd met Willem van Dinter, Elisabeth (1860-1931), Hendrikus (1861-1882), Johannes (1862-1927), Walrave (1865-1948), in 1900 gehuwd met Geertruda van Dooren, Henricus Hubertus (1866-1868) en Johannes (1870-1941), in 1903 gehuwd met Johanna Maria Mastenbroek. Petronella overlijdt in 1903, Piet in 1911. Hun dochter Elisabeth verhuist in 1876 naar Beek en Donk en trouwt in 1878 in Aarle-Rixtel met Wilhelmus van Lieshout. Ze krijgen 15 kinderen. Het elfde kind Hubertus, geboren in 1890, is de in 2006 zalig verklaarde Pater Eustachius van Lieshout, die in 1943 in Belo Horizonte (Brazilië) overlijdt. Hubertus studeert van 1903 tot 1905 aan de Latijnse School in Gemert. In 1915 treedt hij in bij de Congregatie van de Heilige Harten en wordt in 1919 priester gewijd.
En zo bevindt het gebedenboekje van zijn grootmoeder zich dus na al die jaren in het gemeentearchief, de oude Latijnse School.

Bronnen en literatuur:
P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6. A.W. Sijthoff, Leiden 1924
Elisabeth van de Meulenhof (1860-1931). De moeder van de 2006 zalig verklaarde pater Eustachius. In: Gemerts Heem, jrg. 54, nr. 2, 2012, 31-32
Archief van de Latijnse School te Gemert 1587-1991, inv.nrs. 211 en 580
Zie ook: www.patereustachius.nl en

Bekijk PDF