1334 sept 17 afschrift CvB
Afschrift CvB 430 f57, van AKDOG 865, regest 23, dd 17-9-1334
Transcriptie Jan Timmers
Verklaring van Mathys van den Broec en Wouter zijn broer en Henric zijn zoon, dat zij instemmen met de overdracht van de tienden van Milheze door Jan van Schepstal aan de Duitse Orde en geen naastingsrecht zullen doen gelden.
Wij Jan vanden Broeke ende Herman die Pesser, scepen van Sunte Oden Roij doen condt hen allen die desen letteren sullen sien off hoeren lesen, dat voer ons sijn commen Mathys vanden Broeke, Wouter syn broeder, Henrick Mathyssoen voerscreven hebben gheloevet op hen ende op hen goet, gesamender handt ongescheyden ende een yegelyck voer al eenen Ersamen man heer Jan vander Voeren commenduer van Gemert tot behoeff des goetshuys van Gemert vanden coepe die hy gedaen heeft tegen heer Jannen van Scepstal als van der thienden van Milheze met hoeren thoebehoerten alsoe verre alst heer Jans was ende hy se vercoeft het vaen aff alle naescap ende alle voercoemmer aff te doene gegherecht werschap gelycke alsmen erve schuldich is te weren te jaere ende te daghe te doen tegen alle die te rechte willen commen off sullen. Besegelt met onsen segelen in dien jaere ons heere alsmen scrivet duyssent driehondert dertich ende vijer op sunte Lambrechs dach bisschop.