GH-1999-04 De Hoeve Handel
Peter Lathouwers
Omstreeks 1965 verloor Handel een in alle opzichten markant bouwwerk: de restanten van de aloude Hoeve Handel. De boerderij moest wijken voor nieuwbouw van de huidige panden Onze Lieve Vrouwestraat 38 t/m 42a. Bijgebouwen waren ingevallen, poorten gesloopt en de boerderij verkeerde in een deplorabele toestand. Toch behield de boerderij tot op het laatst de uitstraling van een pand met een bijzondere historische achtergrond.
Beknopt historisch overzicht
Met de toetreding in het begin van de dertiende eeuw van de edelman Rutger van Gemert tot de Duitse Ridderorde, krijgt die Orde voor het eerst vaste voet binnen de Vrije Heerlijkheid Gemert. Door die toetreding valt namelijk ridder Rutger’s erfdeel in de ‘heerlijke’ rechten en bezittingen van het oud-adellijk geslacht der Van Gemerts aan de Orde. Uit de geschiedenis van Gemert1 is bekend dat niet het huidige kasteel in het centrum van Gemert de eerste vestiging van de Duitse Orde in de gemeente kan zijn geweest omdat dat grondgebied pas in de tweede helft van de veertiende eeuw werd verworven waarna op die locatie toen pas het kasteel werd gebouwd.
Het idee dat de Duitse Orde eerder gevestigd was in ‘Handel’ wordt ingegeven door het feit dat ‘het Goed Handel’ oudtijds altijd als eerste wordt genoemd in de reeks bezittingen van de Gemertse Commanderij van de Duitse Orde. Het Goed Handel was verder allodiaal bezit van de Orde, dat wil zeggen dat ze dat in volledige eigendom bezat.2 En dat bleef zo tot aan de Franse Tijd toen de Orde uit Gemert werd verdreven. Alles wijst er op dat het oorspronkelijke ‘Goed Handel’ in de middeleeuwen zowel kapel als hoeve zal hebben omvat. Vóór 1421 moet er al een duidelijke scheiding zijn gekomen tussen beider grondgebied. Maar op een achttiende eeuwse plattegrond van de percelen van de Hoeve Handel zien we het grondgebied van de kapel nog altijd liggen als een uitsparing in het grondgebied van de hoeve. Ook de Maria-kapel zelf pleit voor het idee dat het ‘Goed Handel’ de eerste residentie van de Duitse Orde te Gemert moet zijn geweest. Maria was de patrones van de Duitse Orde en de kapel was hun privébezit. Zelfs de bisschop had daar geen visitatierecht. Alles wijst er op dat de oorsprong van de Hoeve Handel terug moet gaan tot het begin van de dertiende eeuw, de periode waarin de Duitse Orde zich in Gemert vestigde. De situering van de indrukwekkende poorten van de Hoeve Handel ten opzichte van de kapel verleiden zelfs tot de gedachte dat deze poorten in de middeleeuwen vanuit Gemert de (enige?) toegang vormden tot het oorspronkelijke Goed Handel 3
Tot in de Franse Tijd bleef de Duitse Orde eigenaar van de imposante Handelse hoeve met de daartoe behorende circa 28 hectaren grond. In 1800 werd het beheer van alle voormalige Duitse Orde-goederen overgenomen door de zogenaamde Commissie van Breda, terwijl die bezittingen na de Franse Tijd in handen komen van de (staats)Domeinen. In 1833 verkoopt de Domeinen de hoeve Handel aan Adriaan van Riemsdijk uit Maastricht, die zich sedert 1813 ook al kasteelheer van Gemert mocht noemen. Vanaf 1830 vermeerderde deze Van Riemsdijk zijn bezit ook met andere voormalige Ordehoeven in Gemert. Tot in 1926 blijft de hoeve Handel in het bezit van de Gemertse ‘kasteelfamilie’ met als laatste kasteelheer Everardus Hugo Scheidius. Scheidius verkoopt dan de hoeve aan Johannes Godefriduszoon van Zeeland uit Gemert die nog hetzelfde jaar de hoeve weer door verkoopt aan Wilhelmus van der Linden uit Veghel. Deze laatste verkoopt in 1930 de hoeve aan Piet de Wild, die mogelijk eerder al pachter was van de boerderij. De familie De Wild, die in het pand gedurende ettelijke jaren ook een café en logement exploiteerde, bleef tot circa 1962 eigenaar van de boerderij.
Bouwhistorische karakteristiek
Over de bouwhistorie zijn weinig gegevens bekend. De middeleeuwse hoeve van 1421 (of daarvoor) zal er ongetwijfeld heel anders hebben uitgezien als de boerderij anno 1900. Maar sinds het vertrek van de Duitse Orde rond 1800 zal er toch maar weinig meer aan de hoeve veranderd zijn. Het is niet bekend en ook niet aannemelijk dat door beheerders als de Commissie van Breda of de Domeinen ingrijpende verbouwingen of uitbreidingen zijn gepleegd. De hoeve werd verpacht en het onderhoud was aan de pachter. Hetzelfde mag worden verondersteld ten aanzien van de “kasteelheren” Van Riemsdijk, Lüps en Scheidius. Ook zij verpachten de hoeve. Van de latere eigenaren is het bekend dat die behalve kleine aanpassingen binnenshuis om het leefcomfort wat te verbeteren geen ingrijpende veranderingen pleegden.
Derhalve kan gesteld worden dat de laatste verschijningsvorm van de hoeve in elk geval dateerde van vóór het einde van de achttiende eeuw. En dat die verschijningsvorm
een monumentale uitstraling bezat bewijzen de hier bijeen gesprokkelde foto’s en andere afbeeldingen.
De hoeve was een boerderij met status. De gebouwen vormden een gesloten complex met twee, vroeger vermoedelijk drie poortdoorgangen. Van twee poorten zijn verschillende illustraties bewaard gebleven. Het zijn afbeeldingen van indrukwekkende poortconstructies met doorgangen van circa vier meter hoog.
Één poort is gericht op het noorden en één is gericht op het oosten. Van de veronderstelde zuidelijke poort is geen afbeelding bekend en er is ook niemand gevonden die zich daar nog iets van kan herinneren. Maar het minuutplan van het kadaster uit 1832 lijkt toch te wijzen op het vroegere bestaan van ook een zuidelijke poort(doorgang).
De hoeve heeft naast een bedrijfsgedeelte een buitenproportioneel woongedeelte. De invloed van Handel als bedevaartsoord is hier wellicht debet aan. Tot diep in de dertiger jaren van de twintigste eeuw bood de Hoeve Handel in elk geval aan pelgrims de gelegenheid tot overnachting en logies.
De boerderij is verder moeilijk onder te brengen in een bepaalde categorie. Het heeft enkele eigenschappen van een vroege langgevelboerderij met een L-vormige uitbouw van het woondeel. In de lange gevel komen echter geen stalof schuurdeuren voor, het kenmerk van de langgevelboerderij. Bij de hoeve Handel bevindt zich de stal-schuurdeur in de korte gevel en dat staat geboekstaafd als kenmerk van een hallehuis…4
Noten:
1. A.Thelen (red), Commanderij Gemert, Beeldend Verleden, 1990 (Zie m.n. bijdrage daarin van P. Lathouwers ‘Handel, een Mariaoord’).
2. P.v.d.Elsen, Goederen van de Duitse Orde – Allodiale goederen, Gemerts Heem 1980, blz.55-60.
3. Ter verantwoording van deze gedachte zie het onderschrift bij de plattegrond naar het kadastrale minuutplan uit 1832.
4. Met dank aan Jan Timmers en Ad Otten van de Heemkundekring en aan Peter de Wild (Ravenstein) en mevr. G.v.d.Ven-De Wild (Asten).