GH-1999-04 We gaan toch maar naar Rome

Simon van Wetten

Dat juist ik dit nu moet schrijven

Paus Johannes Paulus II heeft nieuwe regels gesteld voor het verkrijgen van aflaten. In niet minder dan 115 pagina’s doet de kerkvorst uit Polen uit de doeken hoe de straf voor zonden kan worden verminderd of zelfs kwijtgescholden. Indien er bij u enige twijfels bestaan over een directe toelating tot het paradijs en u een verblijf in het vagevuur niet uitsluit, dan moet u dit artikeltje met nog meer aandacht lezen dan ik toch al van u gewend ben. Zodoende krijgt u straks de hemelse ballotagecommissie wellicht wat eerder méé.
Wat moet u doen om de eeuwige zaligheid te verdienen? Allereerst zult u uw zonden moeten opbiechten. Nee, niet aan mij, maar aan een tot het aanhoren van uw biecht bevoegde persoon. U dient ter communie te gaan en u dient te bidden. Heeft u dit alles naar behoren gedaan, dan zijn uw zonden u vergeven. Nu begint het echte werk. U zult de straf die aan die zonden is gekoppeld moeten zien te verminderen. Hoge punten scoort u op dit vlak met het bidden van de rozenkrans, het deelnemen aan de eucharistie, het doen van bijbelstudie, of het bezoeken van armen, gevangenen, ouderen en andere verworpenen der aarde. Ook met het laten staan van de fles en het laten liggen van het pakje sigaretten verdient u aflaten. Wat badinerend zou je kunnen zeggen dat elke dag die u nu nietrokend doorbrengt, ook een dag minder in het hiernamaals oplevert die u niet rokend doorbrengt. Andere mogelijkheden tot strafvermindering verwerft u door het geven aan goede doelen en – ik vertel dit met hart voor de heemkundekring – door vrijwilligerswerk te doen.
Vroeger waren de mogelijkheden tot het verkrijgen van aflaten wat beperkter, zeker als je geen geld had. De beste manier was dan het maken van een pelgrimstocht. Ook in Gemert werd het bezoeken van heilige plaatsen reeds in de middeleeuwen aangegrepen om het credo van die tijd, memento mori, middels een ferme reis inhoud te geven. Zo stond op 9 april 1507 Jut voor de Gemertse schepenen. Jut was de weduwe van Loyen Smollers, en zij bevestigde dat wijlen haar man en zij aan hun zoon Loyen 17 gulden hadden uitgereikt. Loyen zou namelijk naar Rome gaan in het gulden jaer, het jubeljaar. Vader en moeder hoopten door deze gulle geste mede deelachtig te worden in de aflaat die hun zoon aldus ging verdienen:

Ic, Jut voerscreven, ende gheeff Loyen mijns soen voerschreven kijnder in gerechter ghijfften ut aller mijnder reder have die ick nu besijttende ben 18 Rinsgulden, (hup, nog een gulden erbij) elck 20 stuyver, als te weten voer Loyen, syne vader en my gedaen heeft opten wech van Romen.1

Loyen zal toch wel al teruggekeerd zijn? Een jubeljaar, dat was in oorsprong een eeuwfeest, dus Loyen is waarschijnlijk in 1500 naar Rome gegaan.2 Pittig reisje, te voet, over slechte wegen, rivieren zonder bruggen, hoge bergpassen, doornstruiken en struikrovers en zeer beperkte accommodatie qua hotelwezen.
En dit alles louter om een aflaat te verdienen. Wat was zo’n aflaat eigenlijk waard? De waarde laat zich het best omschrijven als strafvermindering. Strafvermindering van een dag of een week, van een maand of een jaar of nog langer. Elke dag korter in het vagevuur is er één, maar buitengewoon interessant waren natuurlijk de aanbiedingen van 1000 jaar en meer! Een aflatencatalogus uit 1375 vermeldt zelfs aflaten van 18.000 jaar.3 Kijk, dat zet aan.
Helaas voor onze Loyen waren de prijskaartjes die aan dergelijke ruimhartige kwijtscheldingen werden geknoopt, onbetaalbaar. Hij moest op pelgrimage. Wellicht heeft hij onderweg, in Duitsland, nog wel het spotvers gehoord: “So bald das Geld im Kasten klingt, die Seele aus dem Fegfeuer springt,” maar de kans dat Loyen Duits verstond acht ik gering en hij zal dóór zijn gereisd.
Ware Loyen drie eeuwen later geboren, dan zou hij voor zijn bedevaart voldoende hebben gehad aan een voettocht over de Lodderdijk. Paus Pius VII heeft in 1804 aan de kapel van Handel diverse aflaten verleend: een volle aflaat op eerste Pinksterdag èn op tweede Pinksterdag (dat was de dag van de inwijding der kapel), een volle aflaat op de feestdag van de apostelen Petrus en Paulus, op OLV-Hemelvaart, OLV-Boodschap, Lichtmis, Visitatie, Onbevlekte Ontvangenis en ga zo maar door.4
Er leiden vele wegen naar Rome en de Verrehei en de Lodderdijk leiden naar Handel. Zou Loyen, als hij de keuze had gehad, voor Handel hebben gekozen? Ik denk het niet. Als je in de Eeuwige Stad bent geweest en al het prachtige op de Zeven Heuvelen aldaar hebt bewonderd, dan kun je, al mijmerend in het vagevuur, de tijd aardig bekorten met mooie, zeg maar gerust warme herinneringen. Niets ten nadele van Handel, maar… We gaan toch maar naar Rome!

Noten:
1. RA Gemert, r99, akte 607.
2. De zgn. jubilé-aflaat werd door Bonifacius VIII in 1300 voor het eerst gegeven, aanvankelijk bepaald als eeuwfeest, spoedig vermenigvuldigd (50, 25 of 33 jaren). Bron: Prof. W. Nolet: Middeleeuwse Kerkelijke Instellingen, ‘s-Gravenhage, 1939).
3. Codices Vat. Latini 4265, fol. 215.
4. Frater G. van den Elsen: Handboekje der bedevaart van Onze Lieve Vrouw van Handel.

Zie PDF