GH-2000-03 Prehistorie rond de Ripse Paal
Jan Timmers
De geschiedenis van de peeldorpen De Rips en Elsendorp is nog maar kort. Dat is een algemeen heersende opvatting en dat klopt ook voor een belangrijk deel. De peeldorpen zijn nog niet zo lang geleden ontstaan en hebben, als dorp, nog geen lange geschiedenis. Dat wil echter niet zeggen dat in de Peel in vroeger tijden geen mensen hebben gewoond. De bewoningsgeschiedenis van het Peelgebied gaat veel verder terug in de tijd dan de meeste mensen beseffen.
Sporen van menselijke activiteiten in de Peel dateren al uit de oude steentijd. De tijd dat mensen als nomaden rondtrokken en leefden van de jacht, de visvangst en het verzamelen van vruchten. Het is de tijd van de Neanderthaler, de tijd voordat de moderne mens zijn intrede doet in onze regio. Vergeleken met het ontstaan van de peeldorpen is dat heel erg lang geleden.
Op de Heibloem in Bakel, aan de rand van het peelgebied, werd de éérste vuistbijl van Noord-Brabant gevonden Zo’n 50.000 jaar oud1. Maar dicht bij de Ripse Paal hooguit een paar honderd meter verderop in de richting van de Vossenberg in Elsendorp, werd een bewerkte vuursteenafslag aangetroffen waarvan de ouderdom waarschijnlijk nog veel verder terug gaat, nog van vóór de laatste ijstijd, misschien wel tot zo’n 200.000 jaar oud.2
Ook na de ijstijd is de Peel een aantrekkelijk gebied gebleven voor de rondtrekkende jagers en verzamelaars. Aan het eind van de laatste ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden, vestigden zich mensen aan de rand van een groot Peelven in de buurt waar nu de visvijver van Milheeze ligt aan de Peeldijk. Dat gebied is een paar duizend jaar lang intensief bewoond geweest. Nu is het een archeologisch monument en niet zomaar één: het is dé toplocatie van steentijdvondsten in Noord-Brabant.3 Op andere plaatsen in de Peel, zeker in de nabijheid van oude Peelvennen, zullen in de toekomst zeker nog vondsten te voorschijn komen.
Plaatselijk is de Peel door rondtrekkende jagers bewoond gebleven tot zo’n 7000 jaar geleden. Om diverse redenen hield de bewoning toen op. De grondwaterstand werd te hoog en op diverse plaatsen was door de groei van het hoogveen de Peel ontoegankelijk geworden.
Maar nog belangrijker was dat de landbouw zijn intrede deed. Mensen trokken niet langer rond als nomaden, maar vestigden zich op een vaste woonplaats en legden akkers aan. De Peel was te ontoegankelijk en te onvruchtbaar voor de landbouwers van die tijd. Des te meer is het opvallend dat op diverse plekken in de Peel fraai bewerkte vuurstenen bijlen worden aangetroffen. Het zijn niet de ruw gevormde vuistbijlen uit de oude steentijd, maar veel fijner bewerkte bijlen, soms gedeeltelijk en soms helemaal gepolijst tot ze een glanzend oppervlak kregen. Hele fraaie stukjes vakmanschap en voor die tijd naar alle waarschijnlijkheid een kostbaar bezit. Dit soort bijlen uit de nieuwe steentijd wordt vaak aangetroffen in oude beekdalen en oude vennen, soms meerdere exemplaren bij elkaar. Op die plaatsen woonden in die tijd geen mensen en werden geen bomen gekapt om akkers aan te leggen. Daarvoor waren juist die plaatsen veel te nat. Je kunt je afvragen hoe die bijlen daar terecht zijn gekomen.
Naar alle waarschijnlijkheid zijn die glad gepolijste bijlen niet toevallig, maar met opzet op die plekken terecht gekomen. Volgens moderne inzichten van de archeologische wereld gaat het in deze gevallen naar alle waarschijnlijkheid om zogenaamde votiefdepots. Een term waarmee een plaats wordt bedoeld, waar mensen offers aan hun goden brachten. Kostbare bezittingen, zoals gepolijste vuurstenen bijlen, werden aan de goden geofferd door ze in het water te gooien, in een beek of in een ven. En zo heeft zo’n 5000 jaar geleden iemand die zich in de buurt van de Ripse Paal als landbouwer wilde vestigen – een echte peelpionier dus – zijn vuurstenen bijl geofferd door hem met een grote ceremoniële zwaai in een peelven te gooien.
Niet in het peelven dat direct bij de Ripse Paal lag, maar een paar honderd meter verderop bij een ander peelven. De bijl werd gevonden bij het ploegen door Cees Bouwman, die zijn vondst doorgaf aan de eigenaar van het landgoed de Vossenberg, Dhr. Robbé-Groskamp. De bijl is, samen met de familie Groskamp, verhuisd naar Gelderse Achterhoek.4
De geschiedenis van de Peel en zeker ook de directe omgeving van de Ripse Paal gaat veel verder terug dan we op het eerste gezicht denken. Die geschiedenis is veel verassender dan we zouden vermoeden. De bewoners van De Rips en van Elsendorp kunnen ook om deze reden trots zijn op hun stukje Peel.5
NOTEN:
– Drs D. Stapert, Paleolithicum, in: Dr. G.J. Verwers (red), Noord-Brabant in Pre- en Protohistorie, Oosterhout 1975
– Pieter Dijkstra en Anton van der Lee, Enkele losse Oud- en Middenpaleolithische vondsten uit Noord-Brabant, Brabants Heem 1979 (31) blz 111.
– Veel publicaties besteden aandacht aan deze vindplaatsen. Een literatuuroverzicht is opgenomen in Twan Huijbers, Het bodemarchief van Bakel en Milheeze, Stichting Archeologisch Samenwerkingsverband, juni 1997.
– Jan Timmers, Neolithische vondsten in Gemert, Gemerts Heem 26 (1984) nr 1, blz 2-5; voor de ontginning van de Vossenberg zie: Sjang Hoeymakers, Het Gouden Dorp, Elsendorp 1976, hoofdstuk XII
Deze tekst is uitgesproken bij de onthulling van de vernieuwde Ripse Paal, de voormalige grenspaal tussen de gemeenten Gemert en Bakel, waar het dorp De Rips zijn naam aan ontleent.
Bekijk PDF