GH-2004-03 Gemert voor vijfhonderd jaar deel 3
Simon van Wetten
Een fors deel van het Gemerts schepenprotocol is inmiddels door de auteur van dit artikel getranscribeerd. De periode 1473-1696 is verwerkt, de periode 1771-1810 óók.¹ Twintigduizend minuutakten geven stuk voor stuk een fragmentje van de Gemertse geschiedenis weer. Die fragmenten kunnen op verschillende manieren en in diverse combinaties aan elkaar worden geplakt. In “Gemert voor vijfhonderd jaar” wordt het dorp, zoals het er een half millennium geleden ongeveer uit heeft gezien, in samenwerking met tekenaar Koos Brisco in beeld gebracht. Het is goed om te benadrukken dat de volgorde van objecten, gebouwen en hun bewoners heel goed en dus waarheidsgetrouw uit de eeuwenoude mededelingen van de dorpsbestuurders is te destilleren, maar dat naar de vorm van die gebouwen en objecten en hun onderlinge verhouding en afstand slechts te gissen valt. Deze derde aflevering gaat over:
De Molenstraat en de watermolen
Heeft niet elk dorp in Brabant een Molenstraat? En in hoeveel van die straten her en der staat dan nog een molen? In een tijd dat we allemaal recht van wind hebben, is het met het aantal molens droevig gesteld. En dat terwijl in het middeleeuwse Gemert – en ook in de eeuwen daarna – de Moelenstraet kon bogen op een heel haffel molens! Ga maar na, het begon al met de middeleeuwse wrijfmolen, niet ver van de hoek met de Haageik, ter zijde van de roemruchte rivier de Roeyspe, die wij, mits behorend tot een bepaalde generatie, beter kennen als de Rips. Vervolgens leidde in de bocht van de Molenstraat een breed pad naar de watermolen. Verderop passeerde de Molenstraat de Molenakker, welke akker in de hoogtijdagen van het molenbedrijf door maar liefst drie molens werd omzoomd. Van die drie was de molen op de plaats waar nu de Eendracht staat de oudste. Maar ook halverwege, ter hoogte van de Sleutelbos, heeft een molen gestaan: een rosmolen, aangedreven door 1 pk. En dicht bij de huidige Cortenbachstraat draaiden in een nog niet zó ver verleden trots de wieken van graanmolen “De Peperbus” boven een belt, achter het huidig adres St. Annastraat 7, dat toen het molenhuis was.²
Kortom, de Molenstraat heeft (had) recht op haar naam!
Wij vatten in deze aflevering post in de (binnen)bocht van de Molenstraat, en na eerst een wijle nagedacht te hebben over de zoektocht der mensheid in het algemeen en die van de Gemertenaren gedurende de afgelopen vijfhonderd jaar in het bijzonder (blik dus op oneindig) herpakken wij ons en zien we tussen twee huizen door de watermolen, nog in bedrijf en in volle glorie.
Tot wanneer is de watermolen in bedrijf geweest? Welaan, in 1544 werden de molens van Gemert, óók de watermolen, opnieuw verpacht:
Heer Hanrick van Eijnatten, commandeur des huijs van Gemert, heeft verpacht en verhuurd twee windmolens en een watermolen en een rosmolen, aan Dierck Hanrick Diercks soen die Molder en diens zoon Bartholomeus, voor de tijd van zes jaar (maar tussentijds, na drie jaar, opzegbaar).
Pachtsom: elk jaar 64 mud rogge en 6 Rijnsguldens. Bovendien moet al het koren dat het huijs van Gemert toebehoort, zonder molster (=maalloon) worden gemaald.
Onderhoud en reparaties van het binnenwerk, het camrutsel, sceef en cups dienen door de pachter te geschieden. Mocht een molen voor onderhoud stilstaan en is een andere molen ganckachtig, dan moet er daar meer worden gemalen. De molder dient te waken voor storm en brandschade. Is het aan zijn nalatigheid te wijten dat de molens zouden verongelukken, dan is hij voor de reparatie aansprakelijk.³
Tot die tijd en wellicht ook nog wel daarna werd de hele omgeving in naamgeving en inrichting door de aanwezigheid van de watermolen beïnvloed. Zelfs dit laatste werkwoord past bij de watermolen! Achter de molen, langs de Beverdijk, lag de Vloed; daar strekte zich het ‘stuwmeer’ uit, het bassin waar het Ripswater opgespaard werd totdat de mulder de tijd rijp achtte om het schot van de watergang bij het rad omhoog te trekken en daarmee het hele mechanisme van de molen in werking te zetten. En de ferme watermassa die dan ‘naar beneden’ kwam noopte het dorpsbestuur tot het laten bouwen van een hoge brug, honderdvijftig meter stroomafwaarts, daar waar de Rips de Haageik kruiste.4 Daarnaast was er in dit stukje Gemert – zo’n 200 bij 70 meter – sprake van sluisjes, dijken, dijkoverlaten, sloten, het Molenwiel en afwateringsgracht De Rijt. Ook de namen van de huizen en velden werden ingegeven door de aanwezigheid van de watermolen en de Vloed. De hoeve Ter Watermolen in de Haageik, de Vloedakker, de Waterbeemd en de Itterman zijn daar voorbeelden van.5
In 1559 en 1560 werd het woord ‘watermolen’ nog twee keer aan het schepenprotocol toevertrouwd: akkerland omtrent de watermolen neven het Molenwiel en een stuk land aan de watermolen over ’t Berchsken.6 Ook in januari 1581 werden de watermolen, de Rips, ’s Heerenvloet, de Rijt en de sluis in één adem (lees: één akte) genoemd, maar dat is natuurlijk geen garantie dat de molen nog in bedrijf was.7
In 1616 verkocht commandeur Hendrik van Holtrop een huis en hof geheten den Waterbempt, met het akkerland daarbij geheten den Itterman. In de belending worden “de grave met de wal” en “de Rups” genoemd. In deze akte werd ook herinnerd aan het recht dat bij dit huis hoorde, namelijk om “water van de molengraeff naar de Rups af te halen naar de sloot neven den Itterman”.8 Kortom, als de watermolen toen nog zijn plaats in het landschap had gehad, dan zou hij in deze omschrijving eigenlijk wel een plekje verdiend hebben. Het is daarom niet zó’n boude veronderstelling dat de watermolen tussen 1581 en 1616 is afgebroken. De resten en fundamenten hebben vervolgens vierhonderd jaar liggen wachten totdat zij werden opgegraven.9
Op de bijgaande tekening kijken wij tussen twee huizen door. De Domhof links en de Waterbeemd rechts.
Nog een huis aan het pad naar de watermolen
Als je naar de belendingen kijkt die bij elke transactie rond het huis met de naam “Waterbeemd” worden opgesomd, dan wisselen de namen van de eigenaren van de belendende percelen nog wel eens! En ook vaste gegevens, zoals de Molenstraat, de watermolen, de Rips en het molenwiel worden dan weer wel en dan weer niet genoemd. Na heel veel puzzelwerk en telkens weer van voren af aan beginnen komen we uiteindelijk tot de conclusie dat er achter de Waterbeemd aan het Molenpad nog een tweede huis gestaan moet hebben en dat even verderop in de Molenstraat (richting Handel) ook nog twee huizen of hoeven gestaan moeten hebben.
Bij het huis “de Waterbeemd” (1):
De familie die haar achternaam aan dit huis te danken had, kan Gherit Arts (alias van de Waterbeemd) als stamvader aanduiden. Hij zwaaide de scepter in de Waterbeemd in de laatste dertig jaar van de 15e eeuw. Gherits dochter Heijlwich was in 1532 de eigenaresse van “het huijs aan de watermoelen”. Het lijkt erop dat er tussentijds een erfsplitsing moet hebben plaatsgevonden, en dat er naast de Waterbeemd maar een eindweegs verder de Molenstraat in ook een huis gestaan moet hebben met een poort etcetera die in vroeger tijden eigendom was van de familie Van Gemert, en waarin ‘nu’ – in 1532 – het gezin van Jan van de Nuwenhuys woonde.10 Dit huis was “dat goet ter Watermolen”, dat niet verward moet worden met ‘de hoeve ter Watermolen’ in de Haageik ter hoogte van de plaats waar nu apotheker Lindner is gevestigd. Het is niet verwonderlijk als het u nu wat begint te duizelen. Maar het ligt echt niet aan u. Ik sleep u vanaf hier mee in een welhaast onontwarbare kluwen van gegevens en ik kan u alleen maar sterkte wensen.
Het nichtje van Heijlwich, Catelijn dochter van Claes van de Waterbeemd, bewoonde in 1543 het “huijs omtrent de watermoelen”, waarbij aan de belending valt af te lezen dat het hetzelfde huis is als dat van tante Heijlwich elf jaar eerder.11
Het is die belending die ons houvast biedt. De buren wisselen, maar de “gemeijnsteegh” (= het pad naar de watermolen) en de “gemeijn- of Moelenstraet” bewijzen dat dit huis in de vork van het pad en de Molenstraat moet hebben gestaan, op de plaats die wij kennen als het pand Kuppens – ook al gaat die naam niet meer op.12
Bij het huis “aan de Watermoelen”, de Domhoef (2):
In 1488 was Jan Claes die Cremer de eigenaar van het “huijs aen den Watermoelen”. Het stond links van het pad naar de watermolen, want de belending wordt beschreven als: neven die Rops, des heerenerf en het molenwiel.
In 1517 werd dit huis voor het eerst “Domhoef” genoemd: De provisoren der Tafel van de H. Geest verkopen aan Jan Claes Mijssen en aan Hillegont Cornelis Vogels dochter een huis en hof bij de watermoelen, geheten den Domhoef, neven die Royspe, de weg waarover men naar de watermolen gaat, den Molenwiel en dat Sandervoirt. (Is “Sandervoirt” de oude benaming voor de Molenstraat?)
In tweeëntwintig jaar tijd verwisselde het huis nog drie keer van eigenaar. Klompenmaker Jan Claes Mijssen verkocht het aan Hanrick Goessen Clercks, die op zijn beurt de Domhoef overdeed aan Hanrick Jan Berchs, en die sloot de navolgende “deal” met Noeij Goessen Clercks:
Noeij Goessen Clercks soen heeft gepacht en gehuurd van Hanrick Jan Berchs een hostat geheten den Domhoef, voor de tijd van zes jaar. Pachtsom: elk jaar een sester rogge, te betalen aan de pastoor van Gemert. Ook nog 2 Rijnsguldens per jaar, en bovendien zal Noeij een huis zetten op die grond. Het huis zal dan op een goede manier geschat worden en de waarde wordt afgetrokken van de huurprijs.
Nieuwbouw dus, in 1539. Blijkbaar nodig. De Domhoef was op dat moment nog slechts een ho(f)stat, een leeg erf, waar voorheen een woning stond.13
Bij het huis aan de watermolen, de Ytterman ofte Helle(3):
In 1532 verkocht Marij Jan Everets, met “de alde brieve”, een huis en hof aan die Watermoelen geheten die Helle, neven een gemeijnsteeg, erve Jan Nuwenhuys, erve Heijlke van de Waterbempt en die Ruepse. De nieuwe eigenaar heette Gheret Jans van Zoemeren.14 De oude brieven waarvan sprake is, impliceren dat dit huis er al een tijd stónd. “Die Helle” is het gebied dat de overgang vormde van de watermolenomgeving naar het Molenbroek.
Dit huis krijgt spoedig daarna in de minuutakten van het schepenprotocol de naam “de Itterman” mee.
Ariaen Claes Wouters heeft met alde brieven verkocht aan Aert Aerts van den Hilecker een huis, schuur en erf te Gemert in die Helle neven erve Jan van den Nuwenhuijs, een steghe, die Ruespe en erve Lijn Claes. 13 november 1545
Jan Gherets Verhoeven, in zijn volle bedde, heeft overgegeven aan Ariaen Claes Wouters een jaarlijkse cijns van 9 Rijnsgulden en 11 stuivers uit een huis, hof en erf geheten den Ytterman. 13 nov. 1545 (veranderd in: 27 juni 1551)
Marij en Luijtgard, dochters van Jan van den Nuwenhuijs, erven van hun vader een huis, hof, schuur, bakhuis en erf, waarin vader Jan en zijn vrouw Heijlwig zijn gestorven, behalve die grote camer metten hoefken ende den solder daarboven gelegen, geheten dat goed ter Watermolen, gelegen langs den Ytterman, erve Grietken Theuwens, die Moelenstraet en de brede graeff aan den Ytterman. 19 april 1550
Aert Aerts soen van den Hijlecker, in zijn volle bedde, heeft met alde brieven verkocht aan Jan Gherets soen Verhoeven een huis, hof, schuur en erf te Gemert geheten den Ytterman, neven erve der kinderen Jan van den Nuwenhuijs, een steghe, de Ruespe en erve Lijn Claes. 26 juni 1551
Uit de geciteerde vier akten blijkt dat het huis “in die Helle” hetzelfde is als het huis met de naam “de Itterman”, en dat het huis “de Waterbeemd” hier impliciet naast “dat goed ter Watermolen” wordt genoemd, want Lijn Claes uit de belending is ongetwijfeld Catelijn dochter van Claes (en de bewoonster) van de Waterbeemd.15
Is het al te wild te opperen dat de Itterman een afsplitsing van de Waterbeemd moet zijn geweest en aan de Molenpad achter de Waterbeemd moet worden gesitueerd? De belendingen en eigenaren in de geciteerde akten lijken dan op hun plaats te vallen…
BIJ DE TEKENING VAN KOOS BRISCO
De tekenaar staat in de Molenstraat anno 1500, en ziet in de doorkijk tussen de Domhoef (links) en de Waterbeemd (rechts) in de verte de watermolen. Een vermoedelijk achter de Waterbeemd gelegen huis, mogelijk het achterhuis, later bekend als de Itterman, blijft in deze tekening buiten beeld evenals het een eindweegs verder in de Molenstraat gelegen “Goet ter watermolen”.
VERANTWOORDING
Zoals reeds in de inleiding gesteld: de mededelingen van de dorpsbestuurders van weleer staan als een huis. Maar of de huizen op de tekening er ook staan zoals ze destijds stonden…?
Om die reden is een “denktank” van vier personen ingesteld om de onderlinge kennis uit te wisselen en op die wijze te trachten zo dicht mogelijk bij de waarheid van toen te geraken. Mijn dank gaat daarom wederom uit naar Koos Brisco, Ad Otten en Jan Timmers.
Eerdere artikelen over de omgeving van de watermolen zijn verschenen in Gemerts Heem 1985, p. 42-55 (Ad Otten, Watermolen en Beverdijk), in GH 1998-4 (een themanummer over de watermolen), en in GH 2003-3 (waarin aandacht voor de “Hoeve ter Watermolen”)
NOTEN:
1. Het oudste protocol in het Rechterlijk Archief (zo worden de boeken van de schepenen genoemd) dateert van 1473. In 1810 hield de schepenbank op te bestaan en werd vervangen door een vorm van gemeentebestuur zoals wij die nu nog kennen.
2. Tot een zestig jaar geleden maakte de St. Annastraat nog deel uit van de Molenstraat.
3. R105-264
4. Zie de eerste aflevering van deze serie, in GH 2003-3.
5. Itteren is in Middelnederlands: herhalen, repeteren, vloeien. Herhaaldelijke overstromingen?
6. R107-70 en 170
7. R110-1155
8. R113-352
9. Zie GH 1998-4: een themanummer gewijd aan de opgraving van de watermolen.
10. Aan het eind van de 15e eeuw werden Jan van Gemert (“daarvoor Dyrck van Gemert”) en Godert van Gemert aangeduid als de vroegere eigenaren van “de Waterbeemd”. Vervolgens verkocht Jacop van de Hugevoert, weduwnaar van Lijsbet, de dochter van Jan van Gemert, een “huijs, hof met wijer in de Moelenstraet” aan Jan van de Nuwenhuys, in juni 1505. (Zie R98-23 en R99-538).
11. Het huijs aan of omtrent de Watermoelen moet niet worden verward met de hoeve Ter Watermoelen, die in de Haageik stond, en die is besproken in de eerste aflevering van deze serie, in GH 2003-3.
12. De serie akten die de bewijsvoering rond het huis “de Waterbeemd” inhoud geven: R95-28+89, R96-15+19+311, R98-23, R99-44+384+538+700, R103-248+426, R105-94.
13. De serie akten die de bewijsvoering rond het huis “de Domhoef” inhoud geven: R97-136, R100-239, R103-105+106+140+187, R104-249.
14. R103-118.
15. R105-400+401+830+963.