GH-2004-04 Sint Anna adieu
Ad Otten
Op zaterdag 3 juli 2004 overleed in Klooster Nazareth te Oisterwijk de 88-jarige zuster Erentrudis (van Barselaar). Ze was in Gemert de eerste directrice van de r.k. Huishoudschool St. Anna. Van 1948 tot 1968. In 1954, vijftig jaar geleden, was zij ook de bouwpastora van het nieuwe schoolgebouw aan De Stroom. Het gebouw, nog allesbehalve versleten, stond op het punt om te worden gesloopt om ruimte te bieden voor één van de vijf geplande appartementencomplexen in Woonpark De Stroom.
Gemert en de samenleving zijn sedert 1954 radicaal veranderd. Veranderd ten goede. Daar is geen discussie over. Niemand wil terug naar die goeje ouwe tijd van toen. De jaren zestig worden veelal aangehaald als de jaren van de grote ommekeer in ‘leven, denken en het welbevinden’ van onze samenleving, maar het zijn de jaren die daaraan voorafgingen, de jaren vijftig dus, die letterlijk en figuurlijk voor die ommekeer de bouwstenen aandroegen. Het onderwijs en de uitbreiding van de leerplicht – in 1950 werd het 8ste leerjaar verplicht – waren daarbij stenen van gewicht. Dat is zeker!
Meteen na de Tweede Wereldoorlog – iedereen vond dat het voortaan anders moest – kreeg Gemert alvast een ULO in een blokhut aan de Kapelaanstraat, alvast een ambachtsschool in noodlokalen naast het kerkhof, en alvast een landbouwschool in een café waar de biljartkeu kon dienen als aanwijsstok. In de Gemertse Courant van 30 juli 1948 werd met een vette kop een vierde school voor voortgezet onderwijs aangekondigd: “Een Huishoudschool in Gemert”. In een advertentie stond dat je je moest aanmelden bij de Eerwaarde Zusters van Nazareth en dat je daar ook moest zijn voor de naaicursussen lingerie, costumière en coupeuse. De schrijver van het hoofdartikel op de frontpagina zag het al voor zich: hoe Gemert na zo’n 20 jaar door de kooklessen van de nieuwe school tot luilekkerland zou zijn geworden. Je kunt je afvragen of de schrijver wel zo gek was als op het eerste gezicht lijkt. Je moet je verplaatsen in een compleet andere tijd. In het gemeentearchief zijn filmpjes bewaard uit die jaren. Niet alleen priesters en nonnen liepen toen in het zwart maar bijna alle wat oudere Gemertenaren. Je waant je bijna in Staphorst of daaromtrent. Maar je moet je niet op die kleding verkijken want zwart was toen nog praktisch. Dat werd niet zo gauw vuil en bedenk dat alleen maandag wasdag was! Als je je echt verplaatst in de tijd dan blijkt het Gemert van toen vol dynamiek en vertrouwen in de toekomst. Jaja! We hadden hier een burgemeester (De Bekker) die droomde van een vanaf de Zuid-Willemsvaart doorgetrokken Wilhelminakanaal dat via De Mortel onder Gemert naar de Maas en verder naar het Deutsche Ruhrgebiet zou lopen en dat de nieuwe “levensader” oftewel “de nervus vagus” zou moeten worden van Brabantsch economisch zenuwstelsel. Nieuwe chemische industrieën zag hij zich aan dat Peellands vaarwater ontwikkelen als de diep onder de grond gelegen steenkolenlagen door vergassing nu eindelijk eens geëxploreerd zouden gaan worden…
Hij ging er voor naar Den Bosch en Den Haag en naar de Mijnraad en hij praatte er als Brugman, maar het zou allemaal ietsje anders lopen. Gemert zou nooit worden aangewezen als industrie- of kerngemeente. Daarvoor lag het te dicht bij Helmond en Eindhoven en de Peelkolen zijn helemaal vergeten sinds er in 1959 bij Slochteren in Groningen zoveel aardgas werd gevonden.
Maar even terug naar 1950. Op 27 oktober van dat jaar schreef burgemeester De Bekker een geheime raadsvergadering uit. Kort tevoren was aan de andere kant van de wereldbol in de nieuwe Republiek Indonesia het KNIL, het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, opgeheven, en de regering had o.m. het gemeentebestuur van Gemert om medewerking verzocht voor de huisvesting van de uit de Oost te repatriëren KNIL-gezinnen. Gemert lag niet zover van de legerplaats Oirschot en de militaire vliegvelden Welschap en Volkel waar voor de knillers werkgelegenheid gecreëerd werd. In Gemert heerstte grote woningnood. Er waren 240 inwoningen terwijl het gemeentelijk bouwcontingent voor 1950 van hogerhand was bepaald op 20 woningen, én, omdat de situatie zo urgent was, voor 1951 op zegge en schrijve 28 (!) woningen. Dat schoot dus niet op. De gemeente vroeg verdomme meer dan het 10-voudige.
Maar… nu had de burgemeester een ei van Columbus. Den Haag beloofde namelijk voor elke woning voor een knil-gezin minstens één woning voor een Gemerts gezin en dat bood perspectief toch? In de geheime raadszitting van die 27ste oktober trok de burgemeester de hele gemeenteraad over de streep. Unaniem wilde zij 240 knil-gezinnen opnemen. Dat betekende dan tegelijk 240 woningen voor Gemertse woningzoekenden en in totaal de bouw van 480 woningen. Gemert zou niet alleen kleur krijgen maar in één klap van de woningnood zijn verlost. Simpel. De raadsleden moesten een maand hun mond houden en op het gemeentehuis zouden ze er intussen op broeden hoe en waar al die woningen gebouwd moesten worden. Maar 240 Knil-gezinnen konden komen. Punt uit! In Den Haag stonden ze perplex. Wisten ze in Gemert wel dat het hier jonge en kinderrijke gezinnen betrof en dat die echt niet allemaal katholiek zouden zijn en dat Gemert-dorp dan misschien wel één op vijf Nederlands-Indische inwoners zou gaan tellen. Den Haag vond dat dat niet kon en dat dat onverantwoord was en ze vond daarbij steun bij enige Gemertse bezwaarmakers die officieel nog van niks wisten…
Maar de repatriëring was dringend en Den Haag besloot dat Gemert geen 240 maar toch wel 120 Nederlands-Indische gezinnen mocht huisvesten en dat de gemeente dan ook 120 extra woningen voor Gemertenaren mocht bouwen. Lodewijk Spildoorn, directeur Gemeentewerken, ontpopte zich als planoloog en woningbouwarchitect. De bouwlocatie werd bepaald op de Berglaren, op enige afstand van het oude dorp. De open ruimte tussen het nieuwe en oude dorp zou aansluitend worden ‘volgebreid’ met algemene voorzieningen voor zowel oude als toekomstige bewoners. Nieuwe scholen, ’n gymzaal, ’n wit-gele-kruisgebouw, ’n badhuis, ’n politie- en brandweerkazerne, en op termijn ’n nieuwe kerk.
Van klooster Nazareth werd op De Stroom en de Kieboom tegen een schappelijke prijs grond gekocht. Het was per slot van rekening in het algemeen belang. Het betekende ook het begin van het einde van de laatste boer in de Gemertse hoofdstraat want het was melkboer Fridus Werts aan het Binderseind die die grond tot dan toe van Nazareth pachtte.
En zo is het gekomen. Pal achter de kloostermuren van Nazareth, aan De Stroom, werd het zelfs een harmonieus geheel. Een scholenpark. Voorop de witte Pater van den Elsenschool. Wit, want pater Van den Elsen was een norbertijner-witheer. Het Wit-Gele-Kruis-gebouw was een ontwerp van Willy van de Ven, directeur Gemeentewerken, de opvolger van Spildoorn. In brons kwam aan de gevel de barmhartige Samaritaan te hangen en opgenomen in de voorgevel boven de entree en onder de kroonlijst een groot aantal keramische reliefs met zorgtaferelen. De ULO van architect Jan Strik kreeg in terra cotta een Willibrordus aan de voorgevel en in het plantsoen voor de gymzaal (ook van Strik) maakten drie figuren ‘De Schepping’. Allemaal werken van kunstenaar Jan van Gemert uit Gemert. In 1954 werd begonnen aan de bouw van de St.Annaschool. Architect: Kees de Bever uit Eindhoven. Voor de zusters Franciscanessen was hij geen onbekende want voor hen bouwde hij ook een klooster in Eindhoven. Toen bij de officiële opening van de school (12 juli 1955) over hem en zijn kunstwerk de loftrompet werd geblazen en hem het woord werd gegeven gaf hij eigenlijk alleen maar te kennen dat hij zijn plicht had gedaan en dat hij in een goede verstandhouding en samenwerking slechts had gedaan wat hem gevraagd was. De pastoor had het bij die opening over het fundament dat was gelegd voor de door God bestemde levensstaat van het jonge meisje. Algemeen Moeder Overste Louisa hield het kort. Ze koppelde aan een citaat Meisjes zijn bloemen!: “Laten wij er aan meewerken dat ze tot ontluiking, tot volle bloei en wasdom komen.” En dan was er de burgemeester. Die wist in zijn loftuitingen van geen ophouden. Zijn hele speech staat in de Gemertse Courant. Uitgesmeerd over twee pagina’s. De tweede pagina moest hij weliswaar delen met een artikel over Jan Clynck uit Helmond die na een spannende motorcross had gezegevierd in de hitte van de Handelse Bergen. Maar we beperken ons hier tot de speech van de burgemeester. De Bekker had het over de huishoudschool als een schip op de wereldzee met voor op de plecht Sinte Anne. De moeder der moeder. De grote moeder. De oma van Jezus. En ook daarvan wilde hij een beeltenis aan De Stroom. Ik citeer een klein stukske: “Voor op de hulk, aan de gevel van deze school past een boegbeeld, een beeld van de Moeder der Gebenedijde. Dan heeft ze ruim zicht en uitzicht. Dan kan ze kijken en schouwen naar al dat nieuwe en goede, naar nieuwe mensen uit een nieuwe tijd.” Einde citaat. Over andere tijden gesproken. Gebenedijd?? De mensen uit de nieuwe tijd hebben geen van allen nog een idee wat dat wel mag wezen. Ik heb links en rechts navraag gedaan: “Gebenedijd?Nee ik zou ’t nie weten. Flink, stevig van buik en billen misschien??”
Sint Anna verdient een beter afscheid. Ik ben bij Zuster Helena Rekoert geweest in Oirschot:
Zij maakte in Gemert de eerste jaren mee van de nieuwe St.Annaschool. Zij is geboortig van Rotterdam en trad in bij de zusters Franciscanessen in Oirschot, in het moederhuis van het Gemertse Nazareth. In 1954, meteen na haar zusterwijding en 22 jaar oud, kwam ze naar hier om de taak op zich te nemen van schooladministratrice. Haar kloosternaam was Zuster Irmentrudis. Bij haar aankomst werd het huishoudonderwijs hier nog deels gegeven in Nazareth en deels in noodlokalen in het dorp. De nieuwe school was al in aanbouw. De administratie nam zij over van de bejaarde zuster Frederika omdat vanuit het ministerie van Onderwijs was aangedrongen op een jongere kracht. Ik laat haar aan het woord:
“’t Was ’n mooie tijd, ’t was mijn eerste huis en m’n eerste werk na m’n vormingstijd. ’n Vrij verantwoordelijke taak en ik kreeg nog van alles meer te doen. Naast boekhouden, administratie, aanvragen voor subsidies, meubilair, leermiddelen, etcetera, zette ik ook koffie voor de docenten en was ook invalkracht bij de kooklessen al was ik daar toen niet voor bevoegd. Ook in de huishoudvakken sprong ik wel eens bij. Heel vroeg trokken we al in de nieuwbouw, te vroeg eigenlijk. Tot ’s avonds laat, ook op zaterdag en zondag, werkten we door om zo snel mogelijk in de nieuwbouw alles op orde te hebben. Ik herinner me nog hoe prettig ik ’t vond om zo ‘in vrijheid’ te werken buiten de kloostermuren. ’t Was lang voor het Concilie en overste Dagobertha van Nazareth bleef er op hameren dat we na schooltijd zo snel mogelijk naar het klooster hadden terug te keren. De school was het contact met de buitenwereld. Er waren ook lekenkrachten aan de school verbonden. Ik ben er in totaal maar twee jaar geweest maar ik herinner me nog de namen van mevrouw Althuizen en mevrouw Bardoul en was mijnheer Leenhouwers niet de gymnastiekleraar? Buiten de school ben ik overigens nauwelijks geweest en rechtstreeks met de gemeente had ik zelf ook nooit iets van doen. Bij de gemeente werd alles geregeld en afgehandeld door het schoolbestuur of de kapelaan. Ik had ‘de administratie’ in de kamer links van de hoofdingang. Rechts van de entree was de kamer van Zr. Erentrudis, de directrice, die tegelijk ook les gaf in de naaldvakken. Op de naaischool zat ook Zr. Monica (Lieske Goossens), die kwam uit Gemert-De Mortel en heeft later als overste van Gemert ook nog in het hoofdbestuur van de congregatie gezeten. Ik herinner me nog goed dat toen in De Mortel de klokken luidden voor de uitvaartmis van naar ik meen Monica’s moeder, dat zij er niet heen mocht en in de school moest blijven. Het kloosterregime was streng maar er hing een hele goede geest op school. Erentrudis vertelde me laatst nog van een leerling die in de winter met een lange broek onder haar rok op school was gekomen en dat ze die had bevolen de broek uit te trekken. En dat zij toen als antwoord kreeg dat dat niet kon omdat ze daaronder alleen een pyjamabroek droeg. Het was echt een heel andere tijd. In 1955 kwam overste Dagobertha (een engel) te overlijden. Zuster Cajetana werd toen overste van Nazareth. Die was veel strenger en dat had ook weer invloed op onze directrice want de overste zat ook in het schoolbestuur. Maar toch bleef de geest op school heel goed. We waren ook trots op ons schoolgebouw. Modern, strak en degelijk. Een prachtige hal met pilaren. Gangen met muren van glanzende stenen. En vensterbanken van travertin.
In 1956 heb ik Gemert alweer verlaten. Vier jaar heb ik gestudeerd voor de huishoudakten en daarna ben ik uitgezonden naar Brazilië. Voor een huishoudschool in Holambra bij Nederlandse boeren zochten ze een gediplomeerde Nederlandse zuster. Dat werd ik. Ook daar heb ik een hele goede tijd gehad. Ik gaf er ook katechese in de parochie en was maatschappelijk actief in krottenwijken. Mijn veel te moeilijke zusternaam Irmentrudis heb ik er ingeruild voor mijn doopnaam Helena. In 2000 ben ik van Brazilië weer naar Oirschot gekomen. Bij de maaltijden zit ik tegenover Zuster Veneranda, die is nu 96, ze deed in Gemert de bewaarschool. Ook Zuster Theogonia leeft nog. Zij was indertijd het hoofd van de Nazareth-meisjesschool. ’n Heel bekwame zuster. Zij is nu ongeveer 90. En Zuster Erentrudis, bijna 88, zoek ik nog regelmatig op in Oisterwijk. Zij is niet meer zo mobiel maar wel heel helder. Tot 1968 was ze in Gemert directrice. Ze vertrok toen de huishoudschool fuseerde met, naar ik meen, de landbouwhuishoudschool. Ze werd kok van het Hof van Solms, ’n dependance van ons klooster toen in Oirschot. Erentrudis was helemaal ingesteld op het huishoudelijke. (…) Het is lang geleden allemaal, maar ’t was ’n fijne tijd in Gemert!”