GH-2006-02 Hoedjes van Gemert

Ad Otten

Ten behoeve van de bouw van de kapel van het gasthuis aan de Nieuwstraat werd in de laatste maanden van 1907 een pand gesloopt dat in Gemert algemene bekendheid genoot als ‘Het Hoedje’. Hoe dat pand aan die naam is gekomen is niet bekend. In het begin van de achttiende eeuw kende Gemert al een pand ‘in de straet’ dat luisterde naar de naam ‘den Hoet’, maar of het hier dezelfde locatie betrof was tot nu toe de vraag.’ Door uitgebreid onderzoek van Wim van de Vossenberg en Ben van den Berg waarbij zij alle kadastrale gegevens, notariële archieven, schepenprotokollen en de gegevens van het uit 1717 daterende Landboek van Gemert betrokken, is inmiddels echter duidelijk geworden dat het hier toch om een ander pand gaat en wel ergens in de Kerkstraat ter hoogte van nu Makelaardij Penninx. Door het onderzoek van Wim en Ben is intussen al wel de hele ‘geschiedenis’ van het eerstgenoemde ‘Hoedje’ boven water getild. Zo weten we dat dit in 1907 gesloopte pand geheel opnieuw werd opgetrokken nadat het door de grote dorpsbrand van 28 juni 1785, die maar liefst zo’n 160 woningen trof, totaal was vernield. Vrij kort na de brand, om precies te zijn op 9 juli 1785, wordt namelijk de organist en linnenfabrikeur Paulus Roefs eigenaar van, zoals het in de schepen¬akte heette, de afgebrande huisplaats ter plaatse. Meteen moet toen zijn gestart met de bouw van wat we hebben leren kennen als ‘het Hoedje’. Door erfscheiding komt dit pand in 1803 in handen van Hendrik van der Willigen die was getrouwd met Emerentiana de dochter van genoemde Paulus Roefs.3 En het zijn de erfgenamen van hun kleindochter Theodora Paters die op 5 februari 1894 ‘het Hoedje’ voor 3505 gulden verkopen aan het r.k. parochieel Armbestuur van Gemert, eigenaar van het daarnaast gelegen Elisabeth-Gasthuis. In deze koopakte wordt het pand genoemd als het Hoedje bestaande uit winkelhuizinge met erf 4 In het Hoedje werden toen ziekenkamers ingericht die niet alleen bestemd waren voor zieke bejaarden van het naastgelegen gasthuis maar ook voor, zoals het heette, in nood verkerende inwoners van Gemert. Ruim tien jaar bedienden de zusters van het gasthuis dit ‘Gemertse ziekenhuisje’. Het zou de laatste bestemming van ‘het Hoedje’ worden. In 1905 was op het binnenterrein van het Elisabeth-Gasthuis begonnen aan de bouw van een nieuw pand dat de naam zou verwerven van ‘het Rochushuis’, een tehuis voor (voornamelijk) besmettelijke zieken. In de topgevel zou ook een beeld van de heilige Rochus – patroon van de pestlijders worden aangebracht. In 1906 kwam de bouw gereed van het pand, waarin thans de Derde Wereldwinkel gevestigd is. De ziekenkamers van het aan de straat gelegen Hoedje waren toen niet meer nodig. Het Armbestuur, in het voorgaande al genoemd als eigenaar van het door de zusters Franciscanessen bediende Gasthuis, besloot vervolgens om op de plaats van het Hoedje een gebouw op te trekken waarvan de benedenverdieping bestemd zou worden tot kamers voor pensiongasten van het Gasthuis, met daarboven op de eerste verdieping een kapel ten behoeve van de zusters en de aan hun zorg toevertrouwde verpleegden en bejaarden. Dienovereenkomstig werd in november 1907 over gegaan tot de sloop van ‘het Hoedje’ 5

Waarom ‘het Hoedje’?

Spijtig genoeg hebben we nergens een foto kunnen vinden van het vooraanzicht van het Hoedje. Maar gelukkig is er wel een ansichtkaart uitgegeven door Berkers-Verbunt uit Asten (1905), die een beeld geeft van de zijkant van de topgevel waardoor duidelijk wordt dat het betreffende pand een voorgevel gehad moet hebben die een zekere gelijkenis vertoont met de onlangs aan Binderseind 3 in opdracht van Martien Hendriks zo prachtig gerestaureerde voorgevel. In het jargon van de monumentenzorg duidt men dat type gevels veelal aan als afgeplatte klokgevels met kroonlijst of als kloklijstgevels. De gevel van Binderseind 3 heeft echter door zijn breedte en de golvende uitzwenking in de gevelwand een bijzondere en zeker niet gangbare klokvorm. Een speciale naam voor deze bijzondere variant onder de kloklijstgevels is mij niet bekend. Hij komt van oudsher al voor in de Langstraat en dichter bij huis ook aan de Markt in Veghel, terwijl we bladerend door het in 1990 uitgegeven ‘Helmond – Ach Lieve Tijd’ er ook een aantal ontwaren aan Markt en Veestraat aldaar. Een heel bijzondere kloklijstgevel ‘het huis met de luts’, daterend uit 1594, bestaat daar nog steeds.6
Vergelijken we de ansicht met de afbeelding van de zijkant van het Gemertse Hoedje uit 1905, nog eens goed met de gevel van Binderseind 3 dan komen we tot de conclusie dat de gevel van het Hoedje vergeleken met die van Binderseind 3 niet één maar twee uitzwenkingen in de klokgevel gehad moet hebben én … dat bij het Hoedje (evenals trouwens bij het Helmondse ‘huis met de luts’) bovendien een kroonlijst ontbreekt. Tegelijk rijst dan de gedachte of het niet die bijzondere gevelvorm geweest kan zijn die tot de huisnaam van het Hoedje heeft geleid. Wie zal het zeggen? Het is een gok, maar het valt in elk geval niet moeilijk om in die gevelvorm een hoedje te herkennen. Dat slaat mijns inziens in het Gemertse ook beter aan dan de mondvol (‘kloklijstgevel’ danwel ‘afgeplatte klokgevel met kroonlijst’) uit het jargon van de monumentenzorg.

Nog meer hoedjes…

In de aanhef van dit artikel kwamen we al tot de conclusie dat er meerdere ‘hoedjes’ aan de Gemertse straot gestaan moeten hebben. Helemaal los van de vraag of er een verband bestaat tussen de terminologie kloklijstgevel en de benaming van ‘hoedje’ is het in elk geval aardig om aan de hand van Gemertse oude ansichten eens te inventariseren hoeveel gevels met in een ‘lijst’ gemetselde in- en uitzwenkingen er in het verleden aantoonbaar zijn. In het vervolg van dit artikel noemen we dit type gevels allemaal ‘hoedjes’. Behalve Binderseind 3 hebben we thans nog ‘een hoedje’ op Binderseind 25 (hoek Hopveld-Binderseind). Op Ridderplein 33, naast De Landman, hebben we zelfs ’n hog hoedje. En dan is er uiteraard het nieuwe hoedje van Café annex winkel De Roskam op de brink van het Boerenbondsmuseum. Snuffelend in de collecties oude ansichten van de Heemkamer en het Gemeentearchief blijkt dat we het aantal Gemertse gevelhoedjes vervolgens tot het toch respectabele aantal van tien kunnen uitbreiden. Zo waren er in de Nieuwstraat nog tenminste twee meer. Een hoedje op de hoek naar de Molenstraat (een afgeplatte klokgevel) en één op de hoek met de Virmundtstraat (vroeger Slagerij Gerits, een zuiver ‘hoedje’, d.w.z. een klokvorm met een uitzwenking). Verder had Slagerij Van de Sande op de hoek Ridderplein-Kapelaanstraat weer een hoedje in de vorm van een afgeplatte klokgevel met een kroonlijst evenals het vroegere herenhuis op de plaats van de rond 1910 gebouwde ‘Engelenburcht’ aan het Binderseind, dat van 1830 tot 1840 nog dienst had gedaan als rk Doofstommeninstituut. Op een oude ansicht uit de periode van de Eerste Wereldoorlog zien we tenslotte nóg een kostelijke gevelhoed, vergelijkbaar met die van Binderseind 3. Dat is ter plaatse van het huidige woonhuis van Bèr Vogels op Kerkstraat 36. Uit vergelijking met een ansicht van 1905 weten we bovendien dat deze hoedgevel pas werd opgetrokken tussen 1905 en 1915 om de doodeenvoudige reden dat we op de oudste ansichtkaart op die plaats nog een gevel ontwaren met een topgevel met rechte zijflanken.
Tot zover deze inventarisatie van Gemertse Hoedjes aan de hand van oude Gemertse ansichtkaarten. In het verleden zullen er beslist nog meer ‘hoedjes’ zijn geweest.

Met dank aan Wim van de Vossenberg en Ben van den Berg

NOTEN:

1. Simon van Wetten, Transcripties Schepenprotocollen van Gemert (Heemkamer Gemert), 8131 akte no.1. dd 23-2-1725: Johan Cremers als momboir over de onmondige kinderen van wijlen Theunis Cremers verwekt bij Helena van Melis, en voornoemde Helena als moederlijk voogdes over haar kinderen hebben vercocht aan Antony Peters van Melis het achterste deel van een huisinge met klein huiske, stallinge en hof, genaamd den Hoet, alhier in de straat. Nog een akker op den Meulenacker. (met verwijzing naar erfdeling dd 30 mei 1734) 23 februari 1723.
2. Gemert R155, akte 195, 9-7-1785
3. Zoals de voorgaande noot 2 betreft het hier mededelingen van Wim van de Vossenberg en Ben van den Berg die werken aan een reconstructie van Gemert-kom in de 17de en 18de eeuw door gegevens van o.m. kadaster, landboek, notariele archieven, testamenten en schepenprotocollen te vergelijken. (‘Het Hoedje’ kadastraal in 1832 perceel LI 14; in het 18de eeuwse Landboek van Gemert, nr.1345; verdere bronverwijzingen: Gemert R130 akte 172 dd 30-5-1724; R145 akte 2 dd 18-12-1753; R149 akte 216 dd 10-11-1767; R188 f.165 21-01-1803)
4. Ad Otten, 100 jaar bejaardenzorg, Gemert 1977 p.26-28.
5. idem
6. Vgl. Helmond — Ach Lieve Tijd, Zwolle 1990, p.106, 119, 201.

GH-2006-02-Hoedjes-van-Gemert.pdf