GH-2007-02 Gemert groeit groter

De gemeentelijke groeihormonen van de 20e eeuw

Simon van Wetten

De mens is ermee behept. Alles moet altijd groeien groter worden, uitdijen. De economie moet groeien, het aantal leden van de vereniging dient te stijgen, het inwonertal van de gemeente ook. Anders spreken we van recessie en stilstand en achteruitgang. We zijn in zo’n geval somber en verdrietig, ook al zou bijvoorbeeld, bij een krimpende economie , het fileprobleem afnemen, net als de dreiging van een versteend en geasfalteerd Nederland, en – hot item – de opwarming van de aarde zou worden afgeremd.

Gemert is overduidelijk met die wil om te groeien mee gegaan. Het llintdorp van weleer is uitgebouwd en de atste jaren ook nog eens “ingebreid”.

De eerste scheut in de groeigedachte leek zich te manifesteren in 1936. Toen al overwoog Gemert een uitbreidingsplan. Dat een aardig deel van de gemeentecorrespondentie over de bijbehorende ideeen in beslag werd genomen door discussie over de beplanting van het Marktveld, met honderden rododendrons, afgewisseld met op gelijke afstand geplante linden, lijkt iets te zeggen over het kleinschalige en dorpse van het plan. Verder richtten de pijlen in het kader van de uitbreiding zich destijds vooral op het plan  “Elsendorp” (1). Maar ook met Gemert zelf hadden de vooroorlogse planologen toch grootse plannen.

De lintvormige uitgroei van Gemert vindt in Zuidelijke richting gestadig voortgang, de Provinciale weg naar Mortel blijkt voor den meer gegeoden middenstand groote aantrekkinskracht te bezitten. Teneinde Gemeente en Gemeenschap de onaangename consequenties van dezen voortwoekerende bebouwing te besparen, zal het zaak zijn dit euvel in te perken.

Een bijbehorende plankaart laat ronduit doortastende ingrepen zien! Met name de brede allee vanaf de bocht bij Villa Polder, via de St. Josephstraat en bij het begin van de Bisonstraat met een wijde bocht naar het noorden, naar de Lodderdijk, was ‘ondorps’ en pretentievol en bood langs haar boorden kansen voor de bouw van heel andere huizen dan men in Gemert gewend was. In 1939 werd het plan door de gemeenteraad goedgekeurd! De oorlog zal daadwerkelijke uitvoering in de weg hebben gestaan.

Wederopbouw en uitbouw

Het sleutelwoord van de eerste naoorlogse jaren was toename van de insutriele activiteit. Vooral de provincie Noord-Brabant spoorde de gemeenten aan om de industrialisatie niet in gevaar te brengen en uitbreidingsplannen te bedenken, waarin de bestmming van gronden tot industrieterrein goed was geregeld. Nu kent elke voortvarendheid ook haar grenen en de provincie liet op 3 oktober 1951 dan ook ontstemd aan de gemeente Gemert weten dat de termijn om te komen tot wwn uitbreidingsplan al twee keer met zes maanden was verlengd, “maar tot op heden is echter nog niet aan deze verplichting voldaan.” Ten gemeentehuize was men wel degelijk bezig met plannenmakerij. Het nieuwe industrieterrein was gesitueerd ten oosten van de Lodderdijk, halverwege Gemert en Handel. De kaart van het gebied was zo te zien door een ambtenaar met tekendoos ingekleurd, en de provincie kleurde de inkleuring af en stuurde het hele plan weer terug! Of dit de reden voor Gemert was om dan maar om Marshallhulp te vragen, is niet duidelijk. Feit is dat onze gemeente op 4 december 1951 de Volkskrant haalde met een duidelijke noodkreet. Het plan voor het industrieterrein leek hoe dan ook in het slop te raken, totdat in november 1957 de directie der Willem II-fabrieken te Valkenswaard aangaf op vrijwel dezelfde plaats een fabriek te willen bouwen. Toen de Zusters van de Goede Herder anderhalf jaar later aan de gemeente lieten weten op die plek een internaat te willen stichten, waren zij dus duidelijk te laat (2)

De wederopbouw was aan het begin van de jaren’50 dus in volle gang. Het gemeentebestuur was zich dat ten volle bewust en wilde richting en sturing geven aan de uitvoering van alle plannen. In een prachtig geillustreerde brochure gaf het College van B&W een antwoord op de door haarzelf gestelde vraag: “Hoe Gemert groeit en bouwt aan zijn toekomst.” (3)

 Aangaande de woningbouw rekende B&W voor dat in 1940 de 7768 inwoners van Gemert precies in de bestaande 1450 huizen pasten (of, zoals er met enige spot aan werd toegevoegd, “wat in aantal gevallen voor huizen doorging”). Maar door de stilstand tijdens de oorlog en het desondanks gestegen bevolkingsaantal (eind 1945: 8732), en ook de vervanging van krotten en keten en door oorlogsgeweld vernielde huizen kwam men in 1945 tot een tekort van 325 woningen. De bouw van twaalf arbeiderswoningen in de Haag en de Deel, vier Zweedse rondhouten woningkjes en negen Oostenrijkse woningen op verschillende plaatsen, tien middenstandswoningen in de Oudestraat, Jezuitenlaan en in de Mortel, vierennegentig arbeiderswoningen her en der in de gemeente (een in Elsendorp, twee op de Molenakker en tien achteraan in de Virmundtstraat), en een herhaald appel aan het aprticulier initiatief waren de stappen die in de eerste vijf naoorlogse jaren werden gezet ter leniging van de woningnood.

Naast de uitbreiding van het huizenbestand, waardoor Gemert in ras tempo groeide, werd ook het onderwijs van de nodige impulsen voorzien. In 1947 kwam de bouw van de Nood U.L.O-school gereed, aan de Schoolstraat werd in hetzelfde jaar de Ambachtsschool gebouwd, en ook in 1947 kwam alvast de financiering rond voor de Pater van den Elsenschool, zodat er ook een plek kwam voor leerlingen in het landbouwonderwijs. Op een steenworp afstand werd een paar jaar getimmerd en gemetseld aan de Algemene Huishoudschool, alwaar, na de opening van het gebouw, de meisjes van Gemert werden voorbereid op het huishouden. Verder werd er nog voortvarend gewerkt aan plannen voor een school voor B.L.O. (Buitengewoon Lager Onderwijs, nu de Petrus Dondersschool) en aan mens sana in corpore sano, want een gezonde ziel in een egzond lichaam vereist toch wel de aanwezigheid van een gymnastiekzaal en die was er in gemert geen en daar wilde men verandering in brengen.

De gezondheidszorg was rond 1950 ook hard aan verbetering en modernisering toe. “Er moet een goed geoutilleerd wijkgebouw komen voor prae-natale en zuigelingenzorg, opdat tapkast en cafestoel niet langer de voornaamste inventaris van het onderzoekslokaal zouden behoeven te zijn.” In maart 1947 was de gemeentelijke schoolartsendienst zijn werk al begonnen. Vijfendertig procent van de kinderen werd te licht bevonden. Als mogelijke oorzaken werden genoemd het te ver van school wonen en de te zware lichamelijke arbeid na school, onder andere in de landbouw. De strijd tegen “veelvuldig voorkomend hoofdonrein” (“luizen” was een beladen woord) kreeg inhoud door het dringende advies van de dienst om bad- en douchegelegenheid in Gemert te bouwen. De stralende glimlach diende in Gemert weer te keren door het treffen van voorbereidingen voor de instelling van een schooltandartsendienst, end e kromme ruggen, scheve schouders en ineengedrongen figuren zouden onder het motto “Sport Staal Spieren” in de Hoef op een prachtig sportcomplex tot atlethische gestalten worden omgeturnd. Uiteindelijk is daar alleen de plek voor de verkenners ook daadwerkelijk gerealiseerd.

In de sociale zorg kreeg men oog voor gestructureerde aanpak van de typische naoorlogse problemen als de hulpveleningsregeling aan oorlogslachtoffers, gedemobiliseerden en gerepatrieerden. Ook de vorstverletregeling, de social-economische hulp aan kleine zelfstandigen, de werkvoorzieningsregeling voor handarbeiders, de Noodwet Ouderdomsvoorziening (in 1950: ca 250 gevallen), het Consumenten Crediet en d eregeling voor sociale bijstand aan beeldendekunstnaars hadden de volle gemeentelijke aandacht!

Al met al heel wat garanties voor een redelijk bestaan, maar het moest natuurlijk ook wel betaalbaar zijn. Daarom en ook vanwege het gebrek aan grond, waardoor emplooi in de agrarische sector geen echte optie meer was, werd industrialistie het toverwoord. Niet dat de landbouw al afgeschreven werd. Integendeel, men wees vanuit het gemeentehuis op de ontginningen, de betere vakopleiding vanwege de aps opgerichte lanbouwschool, de mechanisatie, de mogelijkheden van nieuwe teelten, zoals fruit, groenten en “het laatste novum”: de kruidenteelt! Jawel Cruydenrijck Gemert heeft al oude wortels. Al voor het uitbrengen van de brochire was er een gemeentelijk kruidenbedrijf opgericht, en daar kwam de Hortus Medicamentorum Ghemertanus uit voort! Innovaties kunnen al oud zijn! Verder dacht men in 1950 trots terug aan de Peter van den Elsen-herdenking in 1946, met de onthulling van een gedenksteen in het geboortehuis van de “Boerenapostel”, en de boeren waren blij met het besluit van het gemeentebestuur dat de vestiging van een dierenarts mogelijk maakte. Het was nu niet langer nodig “op een ander te gaan”. Ontsluiting van het Peelgebied, zorg voor landwegen en waterlossingen, fokdagen, veebeoordelingswedstrijden, het zal allemaal hebben bijgedragen aan de vier-en-een-kwart miljoen liter melk die alleen al in 1949 bij melkfabriek “De Eendracht” werd aangevoerd. En zonder dit onderwerp verder uit te willen melken laat ik u nog weten dat het gemiddeld vetgehalte van die melk ruim 3.60% was…

Industrialisatie

Natuurlijk kende Gemert al voor de Tweede Wereldoorlog hier en daar wat industrie. Met name de textielindustrie bood van oudsher _ Gemert weversstad – werkgelegenheid. J.A. Raymakers Textielfabrieken en de bontweverij van de firma Joh. van den Acker zijn al een eeuw of langer een begrip.

Na de oorlog werd, het is in de inleiding van dit artikel al betoogd, industrialisatie een speerpunt e groeide het aantal arbeidsplaatsen snel. Uit de gemeentelijke correspondentie in de naoorlogse jaren blijkt dat er in Gemert van alles werd gedaan om de gemeente gerangschikt te krijgen onder de groep van Noord-Brabantse gemeenten waar industrialisatie de plaatselijke bevolking diende te behouden voor toenemende werkeloosheid. De overbezetting op de landbouwbedrijven, de vertrekoverschotten, de werkeloosheid en de uitbreiding van de pendelstroom waren de argumenten die in grote stapels brieven naar de Provincie, de Kamer van Koophandel, firma’s, bedrijven en de pers werden aangehaald. En jawel, er zat beweging in!. Aan de Loderdijk verrees Gemerts eerste wasserij “Aurora”, de stalen ramen fabriek van de Gebr. Verhagen werd uitgebreid, De Coop Zuivelfabriek “De Eendracht breidde eveneens uit, net als de ijzerpletterij van de firma . van Rooy en Zn. In 1955 werd bovendien het gemeentelijke propaangasbedrijf in werking gesteld, met 893 aansluitingen. Een jaar later aren dat er al 970, die in de eerste drie kwartalen van 1956 ruim 74.000 kubieke meter gas afnamen.

In 1956 mat de totale oppervlakte van de gemeente Gemert 5729 hectare, onderverdeeld in 2003 hectare landbouwgrod, 1811 hectare weiland en 1915 hectare bebouwing en wegen.

De wederopbouw was in Nederland – en ook in Gemert – rond 1960 voltooid. Het bruto nationaal product van dat jaar was vergelijkbaar met dat van het jaar 1939. De stijgende lijn van de eerste vijftien naoorlogse jaren werd onverwijld en onbekommerd doorgezet en we gingen met z’n allen op weg naar de welvaartsstaat. Bij welvaart hoort ontegenzeggelijk de auto. En dus manifesteerde zich op diverse plaatsen in de Gemerste dorpskom een nieuwe tak van industrie: de autogarage, liefst met benzinepomp. Het bijbehorende gevaar werd toen nog niet zo onder ogen gezien, de belasting van het millieu evenmin. Maar bij de vaart der volkeren horen ook opkomst en ondergang van nieuwe inzichten (die na een tijdje alweer verouderd blijken). En is dus nog maar pas de laatste garage die we nog in de straat – op het Kruiseind om precies te zijn – hadden, naar het industrieterrein verhuisd, naar ene van onze industrieterreinen beter gezegd, om aldaar de buurman te worden van de bekende piepschuimfabrikant, de plastic lepeltjes fabriek, de zwembadenverkoper en de fotograaf die zich heeft toegelegd op “foodpresentaties” Tja, onze noden veranderen, en dus Gemert ook.

Tot slot

 Een monument van de 20 ste eeuw? Ach, wat is nu eigenlijk een monument? Ik heb heel lang, zij het wat zweverig, wolkenflarden, mist en nevel opzij duwend, in het lintdorpje Gemert rondgewandeld. Ruim drie eeuwen, in zekere zin! (4) Ik denk dat dat dorpje het tot de 20ste eeuw heeft volgeheouden. Gemert zou voor een inwoner uit 1470 vierhonderd jaar later nog wel herkenbaar zijn geweest; hij zou er, hier en daar wat aarzelend, de weg hebben geweten. Maar in de afgelopen honderd jaar is er veel veranderd, bijgekomen, toegevoegd. Het heeft te maken met de enorme toename van het aantal inwoners. Inwoners bovendien die aanvakelijk, in het begin van de 20ste eeuw, blij waren met een dak boven het hoofd, wat kleren aan het lijf en wat eten op tafel. Maar de levensstandaard is de afgelopen eeuw zo oneindig veel hoger geworden, de bewoningsdichtheid per huis zoveel lager, het assortiment aan technische mogelijkheden sinds de electrificatie  (in Gemert in 1919) dermate verveelvoudigd, en een tweede auto op de oprit zo gewoon – die inwoner uit 1470 zou onmiddellijk plat gereden worden – dat het territorium dat we als Gemertse bevolking nodig hebben (industrieterreinen, kantoorpanden, wegen, veel wegen, steeds maar weer nieuwe nieuwbouwwijken, sportaccomodaties) ongelooflijk uitgedijd is. Een monument van de 20ste eeuw? Die honderd jaren tussen 1900 en 2000 markeren de grootste en snelste verandering ooit door de mensheid tot stand gebracht. En daar deden we in Gemert gewoon aan mee.

Noten

1. AG. 004-862

2. AG. 004-869

3 Gepubliceerd op 25 oktober 1950

4 Ik refereer hier aan transcripties van het Gemerts schepenprotocol. 1473 – 1810

 

Bekijk PDF