GH-2007-03 Wat betekent Gemert?

 

Ad Otten

In het verleden is er al vanalles ‘verzonnen’ om de naam Gemert te verklaren. Want Gemert heet natuurlijk niet zomaar Gemert. Maar om die naam te verklaren viel niet mee. De ene verklaring was nog fantastischer dan de ander. Wat te denken bijvoorbeeld van de verklaring als ‘aardsparadijs’? Gem, gim of gam zouden we in het Engels nog kennen als game = spel, en ‘ert’ is gewoon aarde, wist iedereen die een klein beetje thuis was in de Gimmertse taol. De combinatie van ‘game’ en ‘ert’ leverde vervolgens ‘spel’ (op) ‘aarde’, en via speeltuin, lusthof kwam men tenslotte tot ‘aardsparadijs’. Kostelijk!

Zo is er ook het verhaal dat Gemert afgeleid zou zijn van het feit dat het begon als een nederzetting die heel hard groeide en waarvan men vol bewondering telkens zei dat ‘het godallejezus alweer GEMEERT was’. En zo zijn er nog wel een aantal verhalen ‘gezogen’ uit de bekende grote duim.

Maarrr… een dikke 25 jaar geleden kwam ‘nen Boxtelse doctorandus met een zogezegde wetenschappelijke verklaring op de proppen. Drs Huub Thiadens was historisch geograaf. Hij ging uit van de oudste schrijfwijze van ‘Gemert’ als ‘Gamerthe’ – uit 1075 of daaromtrent. Hij opperde dat die naam van keltische oorsprong was, en dat het keltische ‘Gamarithi’ zou moeten staan voor ‘plaats waar veel water bijeen komt’.

Als verklaring voor plaatsnamen als ‘Hemert’ gelegen aan een vroegere meander in de Maas, of ‘Gamert’ gelegen ín een oude opgedroogde Maasarm in de buurt van Wychen, sloeg dat gemakkelijk aan. Maar wat moesten we nu met zo’n verklaring voor ‘ons’ Gemert-aan-de-Rips? In 1980 beargumenteerde Thiadens zijn stelling in het tijdschrift Gemerts Heem nog eens wat uitgebreider. Hij wees op al die kleine riviertjes die ter hoogte van Gemert allemaal in dezelfde richting van de Peelhorst kwamen gestroomd en die allemaal ter hoogte van Koks hun water in de Aa loosden… De meeste lezers van het Gemerts Heem van toen zullen bij dat alles misschien hun schouders hebben opgehaald en wisten niet wat ze daarvan moesten denken.

Maar…. toen in het najaar van 2006 werd begonnen met het graven van een gat voor de bouw van een archiefdepot bij de voormalige Latijnse School aan de Ruijschenberghstraat kwam de theorie van Huub Thiadens opeens weer ter sprake. Uit dat toch betrekkelijk kleine bouwputje kregen ze het water maar niet weggepompt. Het bleef maar stromen en stromen. Er werden dikkere pijpen gelegd naar de kasteelgracht en vanuit de kasteelgracht werd het teveel aan water overgepompt naar De Rips. Piet Delisse van het kasteel constateerde tot zijn niet geringe verbazing dat als er wat takken en bladeren vóór de overheveling naar de Rips bleven steken, dat dan in de kortste keren de kasteelgracht dreigde over te lopen, en Wim Jaegers, studiezaalbegeleider van het gemeentearchief, herinnerde zich opeens de woorden van zijn vader die vroeger een bronbemalingsbedrijf had in Elsendorp: “Altijd oppassen wanneer je een offerte moet maken in Gímmert want daar weet je nooit waar je aan toe bent!” Aannemer Robert Hendriks moest vervolgens stoppen met pompen omdat van de provincie geen vergunning was gegeven voor het wegpompen van de enorme hoeveelheden water die hier uit de grond kwamen. Dáárvoor moest een nieuwe heel andere vergunning worden aangevraagd… Pas na een paar maanden kon weer met pompen worden begonnen.

Iedereen wist zich opeens ook die enorme waterput te herinneren ten tijde van de bouw van de nieuwe Rabobank aan het Ridderplein, én ook… dat ze daar na vele maanden vertraging uiteindelijk hebben afgezien van de verwezenlijking van een kelderverdieping.

In de herinnering kwam ook terug dat zo’n dertig jaar geleden een pompinstallatie met een afvoerpijpleiding moest worden aangelegd om een aantal huizen aan de Valeriusstraat en de Poirtershoek van een permanent optrekkend-vocht-probleem te verlossen.

Honderd jaar geleden wist iedereen in Gemert nog te vertellen dat er ‘vantlaanks dùr’t dèùrp’ een onderaardse rivier stroomde ‘van De Mortel no Ézzeng’, met een onderaardse zijrivier die daarop aansloot ‘van Hándel no Gímmert’. Over een strook van soms 10 en soms wel 100 meter breed bleef de grond boven die onderaardse rivieren altijd nat. Zelfs in de droogste zomer.

Intussen weten we, dat we die zogenaamde onderaardse rivieren te danken hebben aan de wijstverschijnselen van de Peelrandbreuk. Een aardbreuk in de ondergrond van Gemert, waardoor een erg grove aardlaag met veel grind aan de hogere kant van Gemert is komen liggen tegen een veel fijnere aardlaag aan de lage kant. We weten allemaal dat het water stroomt van hoog naar laag. Ook in de ondergrond van Gemert. Maar ter plaatse van de Peelrandbreuk werkt die fijne aardlaag tegen die grove aardlaag als een soort stuw, en komt er aan de hoge kant van de breuklijn soms zelfs water gewoon aan de oppervlakte. Dat is tegelijk ook de verklaring voor de wonderbare bron van Handel en ook waarom er op zo’n klein riviertje als De Rips in het verleden een watermolen draaide.

’t Lijkt er op dat we de uit 1980 daterende stelling van de inmiddels overleden historisch geograaf Huub Thiadens toch maar wat serieuzer moeten nemen. Dat ‘Gemert’ net als ‘Hemert’ betekent ‘plaats waar veel water bijeenkomt’ lijkt echt zo gek nog niet.

Bekijk PDF