GH-2008-04 Sprinkhaonen en aander bisjes

Wim Vos

Tijdens de correctie van het onderdeel ‘woordenschat’ in het 11e Grooët Gímmers Dikteej 2008 in het Boerenbondsmuseum ontstond enige discussie over de betekenis van het Gímmerse hojwipper. De deelnemers konden kiezen uit de volgende bete¬kenissen: a. langpootmug, b. vrijer, c. sprinkhaan. ‘Vrij¬er’ (met een knipoog naar de sexy betekenis van het Neder¬land¬se ‘wip¬pen’) viel natuurlijk af, maar was het nu ‘langpoot¬mug’ of ‘sprinkhaan’?

Ik heb wat research verricht en ben tot de conclusie gekomen dat sommigen misschien de hojwaoge (een soort spin) verwarr¬en met de hojwipper (een sprinkhaan), ook omdat in Boekel een hooiwipper een hooiwagen kan zijn.

hojwaoge

m ev/mv -s: hooiwagen, spin met een klein eivormig li¬chaam, rug bruin, buik licht, heeft vier paar heel lange en dunne poten, waardoor het dier zich enkele centimeters boven het oppervlak kan verheffen; overdag verborgen, gaat ’s avonds op roof uit; als de hojwaoge wordt aange¬vallen, laten de poten gemakkelijk los; alge-mene soorten: Phalangium opilio en Opilio parietinus.

hojwipper

m ev/mv -s: veldsprinkhaan of wekkertje (Omocestus

viri¬dulus), kleine groene of bruine insecten, kunnen hoog op springen, zeer alge¬meen in Brabant, 14-24 mm, in hooi en droog gras¬land, de manne¬tjes sjilpen op warme dagen door met hun poten over de vleugels te strijken; het wijfje legt door een legboor eitjes in de bodem; de veldsprink¬haan kan niet vlie¬gen.

sprinkhaon

m ev/mv -e grote groene sabelsprinkhaan (Tettigonia

viri¬dissi¬ma), hele¬maal groen met een bruine streep op kop en borststuk, tot 40-55 mm, algemeen in Brabant, kan ook vliegen.

wátterspeen

m ev/mv -s: langpootmug (Tipulidae), familie van muggen met zeer lange, broze poten, wat onhandig vliegend, niet lastig, middelgroot insect; een bekende soort, Tipula oleracea, de koollangpootmug, wordt 23 mm lang; de lar¬ven, emelten (ímmelte) zijn schadelijk want zij vreten aan de wortels van cultuurplanten.

LITERATUUR:

1.Voor hojwaoge’ zie: Woordenboek van de Brabantse Dialec¬ten (hierna WBD), Deel III, sectie 4, afl.2 Overige Dieren, ed. dr. J. Swanenberg, p.246,247. Voor Boekel noemt Swanenberg overigens twee woorden: ‘hooikar’ en ‘hooiwipper’; in Gemert is die laatste dus een soort sprinkhaan, in Boekel ook een hooiwagen, een soort spin, althans volgens één zegsman, maar de Boekelse variant ‘hooikar’ geeft te denken. Geen wonder echter dat er in Gemert verwar¬ring bestaat over de juiste betekenis:rela¬ties tussen Gemert en Boekel zi¬jn altijd inten¬sief geweest(bv. door huwe¬lij¬ken).

2. Ms. Enquête Willems 1885, ingevuld door Gerlacus van den Elsen O.Praem; hij geeft voor sprinkhaan: hojwipper; deze enquête is onze oudste bron voor het Gímmers.

3. Voor hojwipper en sprinkhaon, zie WBD, III,4,afl.2, p. 219, 22¬0; Swanenberg noteert hojwi¬pper voor Lies¬¬hout, Gemert en Stiphout. Swanenberg plaatst de namen voor de twee genoemde spri¬nkhaansoorten in één lemma en laat dus in het midden voor welke soort al de op¬ge¬somde Brabantse dialect benamingen voor het beestje bedoeld zijn.

4. Ook Mw. Jo van den Elzen van De Bloemerd kende hojwip¬per voor

sprinkhaan.

5.Martien van der Wijst in een brief, d.d. 29-04-2008; n¬.¬a¬.v. de vertaling van het woord ‘sprink¬haan’ in het Gímmers in zijn verta¬ling van het Bijbelboek Prediker, schrijft dat hij voor de Bijbelse sprinkhanen de voorkeur geeft aan het Gímmerse sprinkhaon, omdat volgens hem de de sprinkhaon de grote groene variant is, die ook beter geschikt zou zijn om op te eten (zoals in de Bijbel vermeld wordt. Volgens hem is de hojwipper “dat kleine beestje in gras en hooi”. Voor mij is dit de aanleiding om de kleine (niet-vliegende) en de grote (vliegende) soort op te nemen in twee lemmata, resp. hojwipper en sprinkha¬on, temeer omdat ik het woord sprinkhaon al veel eerder had gesignaleerd en ikzelf bij dat woord ook altijd dacht aan de grote, groene variant.

6.Zie ook: Michael Chinery: Insecten, Uitgeverij Het Spec¬trum B.V., Utrecht, 2005; p.44, s.v. wekkertje; p.58, s.v. grote groene sabelsprinkhaan met kleurenfoto’s van de twee varianten.

7.Voor wátterspeen, zie WBD III,4,afl.2, p. 152, 153, s.v. langpootmug, voor Gemert ‘waterspin’ (niet fonetisch gedocumenteerd) en p.188, s.v. emelt, larve van de lang¬pootmug.

Bekijk PDF