GH-2009-03 De Gemertse Weverskanarie

DE GEMERTSE WEVERSKANARIE

Ad Otten

In de kersteditie 1899 van “De Zuid-Willemsvaart” (de Helmondse Courant van die tijd) publiceert de correspondent van Gemert een artikel onder de kop ‘Echte Gemertsche Kanaries’. Hij hekelt het feit dat men het doorgaans heeft over ‘echte Saksische kanarievogels’ wanneer “de schoonste, de beste onder onze gevederde kamerzangers” ter sprake komen. Naar de mening van de schrijver past daarop zo onderhand beter het etiket van ‘echte Gemertsche kanaries’. Hij schrijft: “Dat er hier in de gemeente jaarlijks duizenden van die vogels gefokt worden is van algemeene bekendheid, geen plaats misschien in Nederland vanwaar er meer verzonden worden dan van Gemert, maar dat er hier ook dergelijke zangers gekweekt worden, vogels die voor de beste niet behoeven onder te doen, is misschien van minder algemeene bekendheid. En toch is dat zoo.”

De correspondent brengt meteen ook onder de aandacht waarop hij zijn mening baseert. In de week daaraanvoorafgaand ging kanariekweker Karel Orth uit Gemert de Duitse concurrentie aan met vier ingezonden kanaries op een grote tentoonstelling in Mönchen-Gladbach. De Gemertenaar viel met al zijn kanaries in de prijzen terwijl “heel het zangerige Germanië” slechts één 1e prijs kon worden uitgereikt….1

Nu zijn er na het lezen van het bovenstaande misschien wel lezers geneigd om de schouders op te halen over de Gemertse kanariekwekers en het geschrijf van de Gemertse correspondent op één der laatste dagen van de negentiende eeuw eenvoudig af te doen met ‘chauvinisme’. Maarrr… sinds er uit datzelfde jaar 1899 een uitgebreid artikel is komen bovendrijven uit het landelijk verschijnende Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift onder de titel “Het 2009-3 kan12009-3 kan2kweeken van kanarievogels” (met dank aan Ben van den Berg uit Venraij) kun je daar niet meer mee wegkomen.2 Het is een auteur uit Delft die de Gemertsche Kanarie in het gezaghebbende Elsevier opvoert als een begrip in ‘kanarieland’… En laten we daarbij niet vergeten dat de Gemertse kanariekwekers van vandaag de dag nog steeds ‘wereldkampioenen’ kweken. De laatste is van Wim Egelmeers in 2008. Het wordt dus tijd om eens te duiken in de historische achtergrond van de Gemertse kanariekwekerij.

De ‘echte’ raszuivere kanaries in 1899

Hier volgt een samenvatting van het tien bladzijden tellende artikel uit Elsevier: Al omstreeks 1500 brachten Hollandse zeelieden enige ‘canario’s ‘ van de Canarische eilanden naar ons land waar zij de aandacht trokken door hun welluidend gezang en glanzend grauw-groen gevederte. Vooral bij rijke dames vielen de suikervogeltjes zoals ze toen genoemd werden, erg in de smaak, waardoor er in heel Europa een markt voor ontstond. Aanvankelijk grauw-groen ondergingen de canario’s in gevangen staat een hele verandering, zowel in postuur als in kleur. Door het Europese klimaat, voeder en vooral door de onvermoeide zorgen van de kwekers bij de keuze van de vogels waarmee zij de canario’s deden paren, ontstond de bekende gele kanarie. Een Europese huisvogel die met de wilde canario van de Canarische Eilanden, met de saffraanvink uit Brazilië, de Kaapsche kanarie of met de ‘Piet’ uit Transvaal nog nauwelijks iets gemeen had. De auteur onderscheidt vijf “echten” oftewel “raszuiveren” zogezegde Europese huiskanaries: 1) edelzangers uit het Harzgebergte 2) gekleurde Engelse vogels uit Norwich 3) ‘gefriseerden’ uit Parijs, Roubaix en Lille 4) lange smalle en kromme Brusselaars of Gentsche postuurvogels uit België, en tenslotte uit eigen land 5) speciaal uit Gemert, Helmond, Boxmeer enz.

De auteur geeft allerhande wetenswaardigheden de kanariekweek betreffende. Kanaries kunnen zich in gevangen staat verbazend vermenigvuldigen. Eén paartje geeft in het voorjaar soms wel dertig jongen. Ook kun je de vogeltjes vanalles leren, dat wil zeggen de kanariemannen, want anders is alle moeite tevergeefs. Indien men de melodieën niet te lang maakt en er twee maanden geduld voor over heeft kun je door ‘voorspelen’ een kanarieman een volstrekt eigen melodietje aanleren en door het toedienen van een paar hennepzaadjes kun je een kanarie zelfs laten zingen op commando. Geen wonder: “In den goeden ouden tijd behoorde het bij de dames tot den bon ton dat zij bij receptiën of feestelijke gelegenheden ten hunnen huize verschenen met een kanarievogel op den wijsvinger waarmede zij zich ook meermalen door bekwame kunstschilders lieten afbeelden.”

Uitgebreid staat de auteur vervolgens stil bij de van elkaar verschillende “echten” en hoe te werk te gaan bij het kweken. De ‘Harzer’ of ‘Saks’, in de regel lichtgeel van kleur en hoofdzakelijk gezocht om de bijzonderheid van zijn zang, heeft duidelijk zijn voorkeur als ‘stamvogel’ ook omdat hij zeer vruchtbaar is. In Andreasberg een stadje van 4000 inwoners in het Harzgebergte houdt tweederde van de bevolking, veelal de vrouwen en meisjes, zich bezig met de kanariekwekerij en het maken van kooien. De jaarlijkse productie van dit stadje beloopt 50.000 vogels en de totale waarde van mannen en poppen taxeert hij daar op 100.000 gulden. Ook Norwich schrijft hij eenzelfde productie toe maar daar liggen de prijzen een stuk hoger. Voor Engelse wijfjes wordt 4 tot 50 en voor mannetjes 6 tot 100 gulden betaald. Ook “de Parijschen” zijn dure vogels en gecharmeerd is de auteur ook van de kanariekwekerij in buurland België: “gansch glad in de veeren, zeer slank van gestalte, hoog op de beenen en voor ’t oog krachtig en prachtig, tot eene waarde van 100 tot 400 franken het paar.” Tenslotte belandt hij bij de kanarie uit eigen land (Gemert, Helmond, Boxmeer). Daar ziet hij vogels “door bekwame kweekers gefokt, van vorm en kleur ongeveer gelijk aan de Harzer vogels.” Het spijt hem dat de kanarie uit eigen land niet bepaald te duiden is als een meer specifieke Hollandsche kanarie zoals er die rond 1700 nog wel zou zijn geweest. Hij constateert dat de oud-Hollandse kanarie in 1899 wordt gekweekt in Roubaix en dat in het buitenland de Hollandse kanarie, want die benaming wordt wel gebruikt, regelmatig aanleding geeft tot discussie. “Bedoelt men Oud-Hollandsche? Hollandsche uit Roubaix? Of Hollandsche uit Gemert?” Daaraan wijt hij ook voor de kanarie uit eigen land de ten opzichte van met name Engelse en Franse kanaries relatief lage prijs van 1,50 tot 3 gulden per stuk. Hij weet dat er ook in onze streken een behoorlijke winst wordt gemaakt op de kanariekwekerij maar toch geeft hij een paar bladzijden met aanbevelingen waardoor ons land “weder spoedig in bezit mag zijn van de schoonste kanarievogels ter wereld” en dat die kanarievogels dan “ook als fokras aftrek zullen vinden op de wereldmarkten.”

Weven en kanariekweken

2009-3 kan3Het waren met name de wevers van Gemert, de mannen van het Hoog Ambacht, die naast het weven als extra bijverdienste kanaries kweekten. Zo is er ook een foto bewaard gebleven van zo’n honderd jaar geleden die een inkijkje biedt in de weefkamer van thuiswever Bert de Boer op de Heuvel. Jaren en jaren geleden werd er al gewezen op de vogelkooien in de weefkamer die dienden voor het kweken van ‘kanariemannen’. De foto werd gepubliceerd in 1914 in het Rapport “Onderzoekingen naar de toestanden in de Nederlandse huisindustrie”.

De in de aanhef van dit artikel genoemde Karel Orth was het weven evenmin vreemd. Hij was rond 1900 bedrijfsleider van de Machinale Stoomweverij Prinzen in De Hoef en president van het weversgezelschap ‘Arbeid Adelt’, één van de grootste Gemertse Severusgilden. Na zijn actieve leven als weversbaas wordt Orth caféhouder, eerst achter het keske aan het Stereind en daarna in het bekende Café De Zoete Moeder aan de uitvalsweg naar Beek en Donk-Helmond. Maar zijn naam is door het hele land bekend als keurmeester van duiven, hoenders, en vooral van zangkanaries. In de Gemertsche Courant van 12 april 1931 wordt uitvoerig aandacht besteed aan het vijftigjarig jubileum van Karel Orth als keurmeester. Hij is dan 78 jaar. Een maand later verhuist hij naar Valkenburg. Deze Karel Orth moet voor het hoge peil waarop in Gemert de kanariekwekerij bedreven werd een heel belangrijk man zijn geweest zoveel wordt uit het artikel wel duidelijk, maar de kanariekwekerij bestond al vóór Orth daarin actief werd. Hoe ver het kweken van kanaries in Gemert terug gaat is vooralsnog de vraag. In een krantenknipsel uit 1909 lezen we dat zekere C. de Groot in een open landauer door de Gímmerse Straot werd gevaren omwille van het feit dat hij 40 jaar lid was van Kanarievereeniging Het Geduld. Deze vereniging, een soort organisatie van kanariekwekers, moet dus tenminste al in 1869 hebben bestaan. Het bericht uit 1909 meldt dat de leden van ‘deze bloeiende vereeniging’ deelden in het feest van hun oudste medelid en dat bij hem in de landauer voor twee ouderlingen (J.v.d.Bichelaer en M.v. Hout) alsook voor de voormalige president van de club, te weten zekere Antoon Pennings een plaats was ingeruimd.3 Van deze Antoon Pennings weten we dat hij in 1891-1892 in Gemert commissionair was van de Eindhovense textielfabrikant De Heer. Pennings was toen de tussenpersoon voor zo’n 70 tot 80 Gemertse thuiswevers die allemaal weefden voor de Firma De Heer, toen de buurman van de Firma Philips & Co aan de Eindhovense Emmasingel.4

Fabriek van vogelkooitjes en broedmachines

Buiten zijn weefagentschap blijkt Antoon Pennings nog wel wat meer om handen te hebben gehad. Hij woonde in het Haageijk in het pand waarin thans al meer dan een halve eeuw wordt gekapt en geknipt (Haageijk 6-8). Rond 1890 dreef daar Antoon Pennings met zijn vader (Johan P., eerder ‘katoenfabrikeur’) er een winkel. Op hetzelfde adres is in het bevolkingsregister van Gemert ook een broer (Willem Pennings) ingeschreven met als beroep ‘vogelhandelaar’. Met deze en mogelijk nog een andere broer moet Antoon Pennings in een aanbouw op deze lokatie in 1879 een fabriekje zijn begonnen van ‘vogelkooien en broedmachines’ dat later (in welk jaar is niet bekend) verhuisde naar de Eindhovense Bleek (nu: Vestdijk). Maar op 28 juli 1911 was er in elk geval nog steeds een vestiging van de gebroeders Pennings in het Haageijk want op die dag werd ‘de vogelhandel’ van de gebroeders door brand geheel vernield. Een krantenbericht in De Zuid-Willemsvaart maakt er gewag van: Op genoemde dag ontstond ’s middags rond één uur brand in de schuur van buurman Johan Verstappen. De vlammen sloegen over op onder meer het pand van de firma Gebr.Pennings, waar onder andere een grote partij kanarievogels – maar liefst zo’n 800 kooitjes – door de brand werd vernield. Hoeveel kanaries daarbij omkwamen wordt niet vermeld. Een kooi kan één kanarie hebben gehuisvest maar in het artikel van Elsevier lezen we ook van broedkooien van wel 15 kanaries. Gelet op de prijzen voor Gemertse kanaries in hetzelfde artikel moet de schade alleen aan kanaries de prijs van een gemiddeld woonhuis uit die tijd in elk geval flink hebben overschreden.

Kennelijk bleef het woonhuis van Pennings gespaard. Dat althans kan worden afgeleid uit ansichtkaarten van vóór en na de brand. Buurman Adriaan van Doornik (nu: Schildersbedrijf Van den Heuvel – Haageijk 10) ging daarentegen wel met woonhuis en achtergelegen stallingen helemaal in vlammen op. In Gemert heeft het hele Haageijk die middag urenlang in angst gezeten, zo besloot het krantenbericht.

Uit de totnogtoe bekende gegevens lijkt het erop dat de fabrieksactiviteit al voor de brand naar Eindhoven was overgeplaatst maar mogelijk is het pas de brand geweest die voor de gebroeders Pennings aanleiding was om hun fabriekje niet in Gemert op te bouwen maar aan de Eindhovense Vestdijk. Hoe het ook zij: twintig jaar later wordt in het Eindhovense briefhoofd van de Firma Pennings nog steeds herinnert aan het feit dat hun fabrieksactiviteit in vogelkooien en broedmachines ooit in Gemert begon.

2009-3 kan4

’t Is kermis: de kanarievogels zijn geleverd….

Opmerkelijk en kostelijk is het onderstaande krantenbericht.

Gemert, zaterdag 14-10-1899. De lang verwachte week is eindelijk aangebroken, ’t is kermis. Reeds zijn de kanarievogels geleverd, de kleine aardappels verkocht en de spaarpotten stukgeslagen: noodzakelijkheden om deze dagen waardig te vieren.

Tot besluit

De kanariekwekerij van Gemert is met dit artikel alvast een historische achtergrond gegeven. Maar er moet nog een vervolg komen want de kanariekweek is hier gebleven en er zijn in Gemert nog heel wat liefhebbers te interviewen die over de ontwikkeling sedert zegmaar 1910 nog veel wetenswaardigs kunnen vertellen. Het kweken van kanaries was voor velen én een liefhebberij én tegelijk een aardige bijverdienste. De prijs in 1899 voor een kanarie van 1,50 tot 3 gulden moet je afzetten tegen het gemiddelde weekloon van een wever dat een 6 à 7 gulden zal hebben bedragen. Je kunt je dan voorstellen dat er wevers waren die met het kweken van kanaries meer verdienden dan met weven en er dus hun beroep van maakten….

NOTEN:

1. “De Zuid-Willemsvaart” rubriek ‘Provinciaal Nieuws’ zaterdag 23 december 1899; zie ook: Peter Lathouwers, Gemerts Nieuws 1880-1900, Gemert 1981, blz. 111.

2. H. van Holk, Het kweeken van kanarievogels, in: Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift, jaargang 1899, blz. 71-80.

3. Floris van Einatten, Kanarievereeniging “Het Geduld” GH 1986, nr. 2, p.47-49; Meijerijsche Courant 22 juli 1909.

4. Ad Otten, De verdiensten in de thuisweverij in 1892, in: Aan de Arbeid, Gemert 1989, p.5-10

Bekijk PDF