GH-2010-02 Oorlogsgraven in Gemert (2)

 

Toon Verbakel en Ruud Wildekamp

Inleiding

De inval van het Duitse leger in mei 1940 maar vooral de bevrijding van onze provincie in de herfst van 1944 liet vele sporen na; de graven van de gesneuvelden – verdedigers, bezetters en bevrijders – behoorden daartoe en zij kwamen in grote aantallen voor. Na de bevrijding trof men in nagenoeg elke gemeente van Noord-Brabant deze oorlogsgraven aan. In bermen van wegen en waterlopen, in bosranden, weilanden, akkers en tuinen, soms ook op een plaatselijk kerkhof en niet zelden inderhaast aangelegd.

De gevallenen waren meestal begraven door hun kameraden of in meerdere gevallen door burgers; dat laatste al dan niet in opdracht van de zich terugtrekkende Duitse eenheden of de inmiddels aangetreden nieuwe gezagsdragers. Nabij de plek waar zij sneuvelden of in grotere aantallen bijeengebracht vanaf een gevechtssituatie dan wel vanuit een hospitaal/verbandpost en begraven in een verzamelgraf.

In sommige gevallen markeerden de graven het verloop van het strijdtoneel en de frontlinies, zoals in onze streek van Operation Market Garden, de Slag om Overloon en de strijd in de Peel.

2010-2 oorlog1In tegenstelling tot de geallieerde gesneuvelden miste men bij de Duitse omgekomenen in vele gevallen persoonlijke gegevens; identiteitspapieren ontbraken, evenals een indicatie van het legeronderdeel en lijken waren nogal eens erg verminkt. Bovendien was het toenmalige burgerlijke gezag veelal te sterk afhankelijk van van derden verkregen en niet immer betrouwbare informatie om een kloppende registratie op te zetten. Veel veldgraven van Duitsers waren derhalve dan ook aangeduid met “een onbekende Duitse soldaat”.

Direct na het einde van de oorlog en wel met brieven van 20 juli 1945, 15 november 1945 en nog eens herhaald op 22 mei 1946 gaf de nieuwe Nederlandse regering via het Ministerie van Oorlog te Den Haag de gemeenten opdracht om een opgave te verstrekken van de aanwezigheid op hun grondgebied van oorlogsgraven, geallieerd en Duits met informatie over aantallen, ligging van de graven en de eventueel verder beschikbare persoonlijke informatie als naam, rang, legernummer, sneuveldatum ed. Deze opgaven dienden te worden gezonden aan het Nederlandse Rode Kruis en aan het Ministerie van Oorlog ten behoeve van de Dienst Identificatie en Berging.

Amerikaanse en Britse legereenheden en dan in het bijzonder hun gravendiensten gingen zich toen al snel verdiepen in deze opgaven en mede aan de hand van hun eigen registraties (namen, legernummers, onderdeel e.d.) inspecteerden zij de veldgraven, vulden hun notities aan en bereidden zich voor op het overbrengen naar officiële oorlogskerkhoven.

Voor een vlot en minder formeel verloop van deze opgravingen, overbrengingen en herbegravingen werd de Wet op de Lijkbezorging van 10 april 1869 voor de geallieerden tijdelijk niet van toepassing verklaard. Hoewel in het topoverleg tussen de westelijke landen en de opperste geallieerde legerleiding (SHAEF) was afgesproken dat de landelijke wetgevingen zouden worden gerespecteerd, hielden zij zich wat betreft begravingen enz. niet aan de afspraak; waar bemoeiden burgemeesters zich formeel mee – “het waren tenslotte hun gesneuvelden”, dus so what.

De Duitse graven liet men vooralsnog ongemoeid; in enkele gevallen, als de tijdelijke graven, de veldgraven, te sterk “in de weg” lagen, b.v. nabij ingangen van gebouwen en terreinen, watervoorzieningen werden zij al overgebracht naar andere – tijdelijke – begraafplaatsen. Pas vanaf 1947 startte een eenheid van het Nederlandse leger – de Dienst Identificatie en Berging (kortweg D.I.B. genoemd) – met het opgraven, identificeren en herbegraven van de ruim dertigduizend in Nederland begraven liggende Duitse gesneuvelden, een enorme opdracht, waaraan pas in 1972 een einde kwam, afgezien van nog een enkele opgraving/herbegraving nadien. Op een enkele uitzondering na werden alle Duitse gesneuvelden overgebracht naar de Duitse Militaire begraafplaats te Ysselsteyn.

Maar ook al in de meidagen van 1940 bij de Duitse inval deed zich hetzelfde verschijnsel voor, zij het in veel mindere mate en betrof het alleen Nederlandse en Duitse militairen.

Ook op Gemerts grondgebied kregen in de Tweede Wereldoorlog gesneuvelde militairen een tijdelijke rustplaats en daarvan een drietal zelfs een permanente; in totaal drie Nederlanders, twee Britten en zeventien Duitsers, waarvan een Nederlander en twee Duitsers uit de meidagen 1940.

Aan een negental Duitse veldgraven bij de molen “de Volksvriend” aan de Oudestraat hebben we in een vorig nummer al aandacht geschonken; nu de andere gevallen.

De graven uit mei 1940:

2010-2 oorlog2Sergeant Paulus van Oostveen van het Genie-Detachement 5e. Divisie

* 16-12-1911 te Amsterdam – † 11-05-1940 te Gemert.

Hij sneuvelde op zaterdagmorgen 11 mei in het vuurgevecht met de oprukkende Duitse troepen op het kasteelterrein. Hij werd op 12 mei begraven op de Gemeentelijke begraafplaats (nabij het r.k. kerkhof) te Gemert en van hieruit op 11 april 1947 bijgezet in het oorlogsgrafmonument in de kasteeltuin te Gemert. Op 21 maart 1980 is hij herbegraven op het Militair Ereveld Grebbeberg te Rhenen – graf rij 11 nr. 3.

Schütze Emil Hofmann van 2e Radfahrer-Schwadron van Aufklärungs-Abteilung 256. * 26-08-1913 Hamborn – † 11-05-1940 Gemert

Hij behoorde tot de Duitse troepen die op zaterdagmorgen 11 mei 1940 Gemert binnenvielen en werd door de voordeur van een woning op Binderseind heen doodgeschoten door enkele Nederlandse militairen toen hij daar aanbelde, waarschijnlijk vanwege het signaleren van Nederlandse soldaten. De soldaat kreeg een veldgraf in de kasteeltuin, doch werd al op 13-08-1940 door de Protestantse Begrafenisonderneming “Helpt Elkander” uit Eindhoven overgebracht naar het Duitse Ehrenfriedhof op de Algemene begraafplaats te Woensel-Eindhoven, en ging vandaar op 30-03-1949 naar de Duitse Militaire begraafplaats te Ysselsteyn, graf Z.1-1.2010-2 oorlog3

Sonderführer Leo Markert van de 2e. Kompanie van Bau-Batallion 571 – 56e. Infanterie Division. * 22-12-1895 Völgental – † 12-05-1940 Oploo

Hij overleed aan verwondingen, opgelopen bij een mijnexplosie, en werd eveneens begraven in de kasteeltuin te Gemert en tezamen met Hofmann ook overgebracht naar Woensel. De twee ‘buren’ te Gemert bleven met elkaar optrekken; zij lagen dus ook in Woensel weer naast elkaar, hetgeen werd voortgezet te Ysselsteyn, waar hij graf Z.1-2 kreeg.

De graven uit de bevrijdingstijd – herfst 1944/voorjaar 1945

Zoals in de inleiding reeds beschreven kende de tijd van de bevrijding en de maanden daarna vele gesneuvelden; twee Nederlanders, twee Britten en, behalve de negen bij de molen “De Volksvriend aan de Oudestraat, kregen nog zes Duitsers in Gemert een tijdelijke en enkelen van hen nadien zelfs een permanente rustplaats.

Op volgorde van overlijden waren dat:2010-2 oorlog4

SS-Grenadier Ernst Kaltenbach * 01-12-1922 – † 23-09-1944 Veghel.

SS-Unterscharführer Alfred Keller * 28-08-1921 – † 23-09-1944 Veghel

SS-Rottenführer Johann Geltermeier * 01-05-1923 Niederthann – † 23-09-1944 Veghel

Alledrie waren leden van de SS-eenheid 7/211 en ingedeeld bij de Kampfgruppe Walther; zij sneuvelden bij Veghel en werden door hun eenheid per auto naar Handel gebracht en daar begraven in veldgraven nabij de genadekapel in het processiepark.

Met brief van 18 juni 1945 werd door de gemeente Gemert aan het Nederlandse Rode Kruis te Den Haag een opgave verstrekt van deze graven, gevolgd met brief van 30 januari 1946 aan de Minister van Oorlog. In die brieven was Kaltenbach aangeduid als Kastenbach en Geltermeier als Geltemeier. Op 2-10-1947 werden zij herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats te Ysselsteyn, graven vak BJ, rij 8, nrs 176, 177 en 178.

SS-Sturmmann Heinz Friedrich van 2. SS – Panzer Grenadier Regiment

* 05-11-1925 † 24-09-1944 te Gemert. Hij kwam om het leven op de weg Gemert-Boekel, niet bekend onder welke omstandigheden en begraven in een veldgraf in de boomgaard van J. Verbakel (Verreheide). Op 03-10-1947 herbegraven te Ysselsteyn in graf BJ.8-190.

De gemeente Gemert liet na dit graf te melden bij de boven aangegeven instanties en corrigeerde deze omissie met brief van 31-10-1946 aan het Ministerie van Oorlog. Daarin werd ook nog een exactere aanduiding van de grafsituering gegeven, namelijk: “aan de Boekelscheweg alhier op het perceel kadastraal bekend gemeente Gemert Sectie B no 1010.”

Op het protestantse kerkhof te Elsendorp lagen twee niet-geïdentificeerde Duitsers begraven. Niet bekend is waar en2010-2 oorlog5 onder welke omstandigheden zij omkwamen en op dat kerkhof begraven werden. Het begraafregister van het kerkhof geeft terzake geen uitsluitsel, zo is uit navraag gebleken. In de archieven van de gemeente Gemert is geen melding van de graven aan het Nederlandse Rode Kruis en het Ministerie van Oorlog aangetroffen. Zij zijn op 03-10-1947 herbegraven te Ysselsteyn in de graven BJ.8-188 en 189.

In het eerste graf ligt Soldat Erwin Schmidt van de Stabskompanie Grenadier Ersatz Batallion 372, * 03-01-1926 en † 24-09-1944 en de tweede is onbekend gebleven; hij kon niet worden geïdentificeerd en op zijn steen staat vermeld “Ein Deutscher Soldat”.

Majoor Stanley George Alexander van het 61ste Regiment Reconnaissance Corps, Royal Armoured Corps. * 19-03-1910 te Westonbirt – † 24-09-1944 te Gemert.

Hij voerde in een verkenningsvoertuig in de vooravond van zondag 24 sept. 1944 vanuit het net bevrijde Boekel een verkenningspatrouille uit richting Gemert en reed op de Verrehei in een Duitse hinderlaag in de vorm van mijnen, in de voorbije namiddag gelegd door een SS-eenheid. Een exploderende mijn doodde Alexander – de twee andere inzittenden van de lichte verkenningswagen overleefden en wisten te ontkomen. Zijn stoffelijk overschot werd daags erna gevonden in een sloot, zo’n veertig meter van het wrak van zijn wagen. Gemertenaren opperwachtmeester Schell, kapelaan van Haeren en A. Corstens tezamen met enkele buurtbewoners begroeven hem, gewikkeld in een overjas, in een ‘schuilput’ langs de weg (in die tijd ruim aanwezig en op bevel van de Duitsers aangelegd). Enkele weken later werd hij door de Britten overgebracht naar een tijdelijke begraafplaats te Geldrop (vermoedelijk Stationsstraat nabij Klooster St. Anna) en vandaar in 1945 naar het Britse Oorlogskerkhof te Mierlo, waar hij rust in graf vak I, rij B, nr 13.

2010-2 oorlog6Zijn enige broer Edwin Holbrow trof – op 19-jarige leeftijd – hetzelfde lot. Deze sneuvelde al op 27 mei 1940 als vlieger bij de Royal Air Force boven Noorwegen; hij is nooit teruggevonden en heeft geen bekend graf.

Soldaat Johannes Adrianus Vilé van het Stoottroepen Commando Brabant. * 23-05-1925 te Veghel – † 28-10-1944 te Rosmalen.

Woonde te Gemert (St. Josephstraat C.162). Hij meldde zich meteen na de bevrijding bij het toen recent gevormde onderdeel en werd in de 2de helft van oktober 1944 al ingezet bij de bevrijding van ‘s-Hertogenbosch. Hij kwam om tijdens een zuiveringsactie, waaraan hij tezamen met Britse eenheden van de 53ste Welsh Division deelnam, toen hij in de Verwerstraat werd getroffen door een kogel. Wellicht is hij nog overgebracht, reeds overleden of stervende, naar een hospitaal in Rosmalen. Hij is namelijk geregistreerd als zijnde overleden in die gemeente.

Met militaire eer, gevormd door Gemertse Stoottroepers, werd hij op 22010-2 oorlog7 november 1944 begraven op het r.-k. kerkhof van de parochie St. Jan’s Onthoofding te Gemert en vanuit dit graf op 11 april 1947 bijgezet in het Oorlogsgrafmonument in de kasteeltuin te Gemert.

Trooper (Soldaat) Peter Roderick Morris van The Royal Dragoons, Royal Armoured Corps. * 23-01-1925 te Abertridwr bij Cardiff, Wales – † 11-12-1944 te Gemert. Hij verongelukte op de weg Beek en Donk–Gemert. Staande in de koepel van een pantservoertuig kwam hij in botsing met een in een bocht van de weg stilstaande wagen. Het voertuig kantelde en Morris was op slag dood. Hij werd opgebaard in de Nazareth-school, waar zijn onderdeel gelegerd was, en hij werd begraven op het r.k. kerkhof van St. Jan’s Onthoofding te Gemert en vanuit dit graf op 11 april 1947 bijgezet in het Oorlogsgrafmonument in de kasteeltuin te Gemert.

Soldaat Johannes Christianus Beekmans van het Stoottroepen Commando Brabant. * 08-11-1923 te Gemert – † 27-03-1945 te Xanten (Landkreis Moers (Duitsland). Hij woonde met zijn ouders te Gemert (Wilhelminalaan B364) en ook hij meldde zich na de bevrijding direct bij “de Stoottroepen”. Hij kwam om het leven tijdens een vrachtwagentransport (waarschijnlijk met troepen) tussen Xanten en Wesel in Duitsland. Ervan uitgegaan wordt dat hij, staande in een vrachtauto, werd gegrepen door een over de weg gespannen draad of kabel, waardoor hij uit de wagen werd geslingerd en omkwam. Zijn stoffelijk overschot werd door een eenheid van het Amerikaanse leger weggebracht en wellicht ook begraven. Zijn graf werd 2010-2 oorlog8getraceerd op de begraafplaats te Kapellen in Duitsland, tegenwoordig een stadsdeel van Geldern. Op 13 september 1945 overgebracht naar Nederland en op de 20ste daaraanvolgend herbegraven op het r.-k. kerkhof van de parochie St. Jan’s Onthoofding te Gemert en vanuit dit graf eveneens op 11 april 1947 bijgezet in het Oorlogsgrafmonument in de kasteeltuin te Gemert.

 

 

 

 

BRONNEN:

*. Gemeentearchief Gemert-Bakel te Gemert (dossier AG.004 825);2010-2 oorlog9

*. Gravenregister Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn van de Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürge e.V. te Kassel;

*. Rapporten van Overbrenging naar en Registratie Herbegravingen te Ysselsteyn van de Dienst Identificatie en Berging;

*. Correspondentie met de weduwe en zoon van Leutnant Schönemann;

*. Fotocollectie Pater Dr. Ed. Loffeld in Gemeentearchief Gemert-Bakel te Gemert;

*. Bundel “Aan hen die vielen”, geschreven door Pater Dr. Ed. Loffeld C.S.Sp. april 1947.

 

Schrijvers  zijn lid van de Documentatiegroep Volkel.

Bekijk PDF