GH-2010-04 Bouwen op Schoorswinkel: permissie uit 1612
Ad Otten
In de afgelopen twee jaar zijn we een heel stuk wijzer geworden wat betreft de vroegste bouwgeschiedenis van Gemerts kasteel. Daarvoor kunnen we op de allereerste plaats wijzen op de bijzondere bijdrage van bouwhistoricus Jos Schrijen onder de titel ‘Gemert revisited – Een nieuwe bouwgeschiedenis van kasteel Gemert’ opgenomen in het kostelijke in december 2009 verschenen kasteelboek van Ton Thelen (ed.), Soevereine Heerlijkheid – Commanderij Gemert. Verder hebben twee artikelen in Gemerts Heem van resp. Jan Timmers en Ad Otten, te weten ‘De Rips en de Beek – historisch watermanagement in het dorp’,1 en ‘Dingbank aan de Plaatse bij het Kasteel’2 nieuwe en verhelderende inzichten geleverd over het kasteel en zijn omgeving tot in het begin van de 17de eeuw.
In het hiernavolgende gaat onze aandacht naar de jaren toen het kasteelcomplex werd voorzien van een buitengracht met een nieuw poortgebouw. Van dit gebouw kennen we het bouwjaar 1607. De muurankers 0 en 7 zijn in de westgevel van het poortgebouw zelfs nog bewaard. Maar verder is er van de bouwactiviteit in de archieven tot dusver maar bitter weinig aangetroffen. Een schepenprotocol van 11 juli 1612 geeft achteraf echter toch nog enige interessante informatie. Bij de door de Commanderije voorgenomen bouw was er kennelijk een ‘questie’ gerezen met Willem Peters van Seeland en diens familie. Het betrof: het doen “affbreecken van seecker cleijn huysken gestaen hebbende gehadt aent Goorswinckele” tegenover het kasteel. Dat huiske, eigendom van de familie van Willem van Seelant was door de commandeur c.s. gesloopt om “in desen troublen ende crijchsoirlogen” het kasteel oftewel het Huys van Gemert “voir alle periculen ende inconvenienten van roverijen des crijchsvolck te betere te moegen bewaeren.”
In het tenminste vijf jaar durende conflict tussen de commandeur en de Duitse Orde aan de ene kant en de familie Van Seeland aan de andere kant moet onder meer de pastoor (Albert Strijbosch) met nog een andere geestelijke hebben bemiddeld. In de zomer van 1612 kwam men uiteindelijk tot een vergelijk. Voor het gesloopte huiske betaalde de commandeur een schadevergoeding van 200 gulden. Overeengekomen werd verder dat zo lang de commandeur zou leven er tegenover het kasteel niet gebouwd mocht worden. Na het overlijden van de commandeur (Hendrik van Holtrop) zou het Willem van Seelant en consorten echter vrij staan om daar ter plaatse weer te bouwen mits de helft van de in 1612 overeengekomen schadevergoeding van 200 gulden (dat is dus 100 gulden) aan de nieuwe commandeur zou worden terugbetaald.
Het lijkt merkwaardig dat er onder de volgende commandeur op deze lokatie weer wel gebouwd zou mogen worden. Wanneer we ons echter verplaatsen in het tijdsbestek waarin de partijen tot het overeengekomene kwamen dan kan men zich daar toch iets bij voorstellen. Het vergelijk dateert namelijk uit de periode van het zogeheten Twaalfjarig Bestand (1609-1621) en in 1612 verwachtte iedereen dat na het verstrijken van het bestand het ook definitief tot vrede zou komen en dat men van vluchtelingen, muitende troepen, roverijen etcetra, ook in Gemert veel minder last zou hebben. En dat moet wel van invloed zijn geweest op de permissie tot bouwen op Goorswinkel op de lange termijn. In de tweede helft van het Twaalfjarig Bestand voltrokken zich echter grote wijzigingen in het regeringsbeleid. De vredelievenden onder de geuzen, die onder meer in het belang van de handel ook pleiten voor meer verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid, werden letterlijk en figuurlijk een kopje kleiner gemaakt. De populaire raadpensionaris Johan van Oldenbarneveldt werd als “verdrukker van het orthodoxe Calvinisme” op het Binnenhof in 1619 zelfs onthoofd. En zijn rechterhand de geleerde Hugo de Groot werd opgesloten in Slot Loevestein. Oldenbarneveldt zou weliswaar de geschiedenis ingaan als “martelaar voor de ware vrijheid” maar onder de strijdlustige Prins Maurits werd na het verstrijken van het bestand met Spanje de oorlog in alle hevigheid hervat en die eindigde pas in 1648 toen de tachtig jaren van oorlogvoeren vol waren.
De roerige tijden bleven dus. Ook in Gemert! En daarom is van de permissie tot bouwen tegenover Gemerts kasteel nooit gebruik gemaakt. Al spoedig verwerft de Commanderij van Gemert de velden tegenover het poortgebouw in eigendom. En alles wijst er op dat het slepende conflict over de sloop van het huiske in Schoorswinkel geen naweeën heeft gehad. In 1614 zien we Willem van Seeland zitting nemen in de Gemertse schepenbank. De commandeur en Duits Ordensridder Hendrik van Holtrop sterft in 1630. Hij wordt begraven in de Gemertse kerk en de het jaar tevoren uit ‘s-Hertogenbosch door de geuzen verdreven bisschop Ophovius leidt hier in Gemert de begrafenisplechtigheid.
In het onderstaande de transcriptie van het grootste deel van de op 11 juli 1612 opgemaakte schepenakte waarmee de “questie Goorswinkel” werd beslecht.3
——————
Alsoe questie was geresen tusschen den Eerwerdigen Eedelen ende Gestrengen Heeren Heeren Henricken van Holtrop Duytsch Ordens Riddere ende Commenduere van Gemert ter eenre ende Willemen Peeters van Seelant man van Merike dochtere Andries Gerits Jacops met sijne consorten ter andere sijden, noopende van het affbreecken van seeckere cleijn huysken gestaen hebbende gehadt aent Goorswinckele tegenover des Heeren Huysse van Gemert den voirszegden Willem Peters c.s. toebehort hebbende ende bijden voirszegden Heeren Commandeur in desen troublen ende crijchsoirlogen doen affbreecken om door dyen middele het Huys Gemert voir alle periculen ende inconvenienten van roverijen des crijchsvolck te betere te moegen bewaeren…… doer spreecken van goede mannen te weten Heeren Albert van Strijbosch pastoir tot Gemert ende Heeren Jannen Laureysen van Erp priester…… een accordt…… de commandeur betaelt voir het affgebroocken huysken een somme van 200 gulden ende Willem Peeters cum suis moegen nyet op heure erfve int Goorswinckele tegenover den Huyse van Gemert doen oft laten tymmeren ennige huysinge oft woeninge soe lange als den voersegde commandeure leven sal. Ende naede doot ende afflijvicheijt vanden commandeur sullen die voerszegde Willem Peters cum suis oft heure erfven aldaer op heure erfven wederom moegen tymmeren ennige nyewe huysinge soe wanneer hen dat gelieven sal. Beheltelijc nochtans dat die ghene die alsdan sal aldair begeren te te tymmeren eerst en voer all gehouden ende gebonden sall wesen aenden Heere commandeure sal hebben te restitueren de somme van 100 gulden. ……
——————-
NOTEN:
1. Jan Timmers, De Rips en de Beek – historisch watermanagement in het dorp’, in: Gemerts Heem 2008 nr.1 blz.10-17.
2. Ad Otten, Dingbank aan de Plaatse bij het Kasteel, in: Gemerts Heem 2009 nr.3 blz.26-30.
3. Gemeentearchief Gemert-Bakel; Schepenprotocol R112 folio 283-283v
Bekijk PDF