GH-2012-01 Gimmerse wil

Jacques van der Velden

Toevallig ontdekte ik een Tilburgs liedje dat veel op het derde couplet van het Gemerts volkslied lijkt. De titel van dit verhaal, verraadt al waar het couplet vandaan komt.

Van wor ben ik?

Gemerts dialect [ngs], van
Pastoor Poell, Gemert

Wor ùwe laank óp ’n ketaw
de waëvers króm zich wérkte
èn niemes nie, van jónk òf aaw
van swírrelds looëp iejt mèrkte
wor híl gín wíld wás èn ’t blíf stil
wor alle vreej han èn han wil
wor gaër de vrímde línnen án
dor bén ik vandon (2x)

Daor zèh ik vandaon

Tilburgs dialect, van
dhr. Mutsaers, Tilburg

Waor euwenlang op ’n ketaaw
de wèvers krom zich werken
en niemand nie’ van jong of aaw
van ’s werelds lòop iets merken
waor gin geweld was en ’t blëef stil
waor allen vreej hah’n en hah’n wil
waor gin vremden leejen aon
daor zèh ik vandaon (2x)

Het boek We hebben gezongen en niks gehad, muzikanten en liederen uit Midden-Brabant, bevat een verzameling liederen. In het hoofdstuk Tik-tak op mijn getouw staan allerhande weversliedjes, zoals het lied Daor zèh ik vandaon, met de opmerking: “Het volgende lied is waarschijnlijk niet compleet. Naar verluidt zou de tekst geschreven zijn door pastoor Poell”. Dit couplet werd aangeleverd door dhr. Mutsaers uit Tilburg. Het leek me aardig om dit te ontrafelen, want hierin wordt ingegaan op de volksaard. Is de Gemertse volksaard herkenbaar? Verder wilde ik weten of het Tilburgse couplet ouder is dan het Gemerts volkslied, want Lambert Poell is ook in Tilburg [1896-1898 parochie Heikant en 1904-1915 parochie St. Anna] werkzaam geweest, alhoewel niet als pastoor, maar toch, hij zou het toen al gemaakt kunnen hebben. Vanaf 1915 werd Poell pastoor in Gemert en in 1923 heeft hij het lied voor de eerste keer laten zingen bij de opvoering van het toneelstuk ‘De Vestaalse Maagd’. Jan Koekkoek, die in 1929 zijn intrek nam bij de Congregatie van de Heilige Geest in Gemert, schreef in 1988 een prachtig verhaal over dit Gímmers Liedje. Het is gebaseerd op het Kevelaers Heimatslied, dat Theodor Bergmann in 1912 schreef. Gerhard Korthaus schreef er de muziek voor zoals wij die nu nog kennen. Oorspronkelijk was het bedoeld als Heimatslied van Kevelaer, maar geleidelijk aan werd het in het hele gebied aan de Nederrijn gezongen. Verschillende dorpen zingen het in eigen dialect. Zo heeft Pastoor Poell het ook herschreven voor Gemert. In de eerste twee coupletten worden typisch Gemertse elementen gebruikt, dat maakt ze ongeschikt voor Tilburg. Ik denk aan de Rips, het Kasteel en de Duitse Ridders. Ze zouden daarvoor helemaal verbouwd moeten worden. Dit verklaart dat alleen het wevers-couplet bekend was, tenslotte is Tilburg ook een weversstad. In de achttiende eeuw was de weefproductie van Gemert nog gelijk aan die van Tilburg.

Ontrafeling. De eerste vier regels zijn vrijwel hetzelfde. Pas vanaf de vijfde regel zijn er inhoudelijke verschillen. Daar heeft hij ‘wíld’ weelde vervangen door “geweld” en om het ritme te bewaren laat hij ‘híl’ helemaal weg. Dit lijkt een taalkundige oorzaak te hebben, want in het Tilburgs is ‘wilde, welde’ weelde. Nu benadrukt hij dat er ‘geen geweld’ was in plaats van ‘helemaal geen weelde’. Belangrijker is het woord ‘wil’ plezier op de volgende regel, dat volgens mij door hem niet als zodanig begrepen is. Omdat het moest rijmen op ‘stil’ heeft hij het vermoedelijk maar laten staan. Er is tenslotte ook de gewone betekenis ‘wens, verlangen’ die enigszins voldoet. De daarop volgende zin steunt deze bewering. In de Tilburgse versie staat dat vreemden daar niet aanlegden, in tegenstelling tot Gemert waar ze dat blijkbaar gráág deden. Het woord ‘wíl’ plezier is in mijn ogen een soort watermerk, dat verraadt dat het lied in het Gemerts dialect geschreven is. Op de dialect-woordkaart plezier van Noord-Brabant staat bij Gemert ‘wil’, maar bij Tilburg ‘leut’. Dat betekent dat in het Gemerts dialect ‘wil hebben’ plezier maken een gebruikelijke uitdrukking is. Het is overigens geen Gemertse uitvinding, want Bredero schreef al in 1612: “Gy moet lustich slempen [brassen], so gy wilt inde kroegh gaen. Die wil wil hebben, die moet wil doen, en geen geld sparen”. Uit dit alles trek ik de conclusie dat het een verbouwing is van het derde couplet van het Gemerts volkslied, dat door pastoor Poell geschreven is vóór Gemert en dat er waarschijnlijk géén andere Tilburgse coupletten zijn. Waar het plezierig is leggen de mensen gráág aan! Makt Gimmerse wil [motto prins Sjaak I, 1962]

GERAADPLEEGDE BRONNEN:
Rolf Janssen, We hebben gezongen en niks gehad, 1984, p. 205
Jan Koekkoek, Kevelaers Heimatslied sloeg in Gemert aan, in: GH 1988 nr.3, p.78-83
A.A. Weijnen, De dialecten van Noord-Brabant, 2009, p. 31-32.

http://www.cubra.nl/wtt/l.htm woordenboek Tilburgse taal, leut [kaart 99], wilde
http://www.heemkundekringgemert.nl/pagina9.html Gemerts volkslied
http://www.drumknaauwers.nl/index.php/drumknaauwers/exprinsen-a-adjudanten ex-prinsen.
http://www.missie-geest.nl/Overledenen%20CSSp.htm#Koekkoek Pater Jan Koekkoek
http://www.wnt.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M086395&lemma=wil wil (II)

Bekijk PDF