GH-2014-02 Portretten St-Joriskapel staan voor 500 jaar gildehistorie
Ad Otten en Toon Grassens
Gemert heeft van oudsher een status aparte. Van 1200 tot 1800 een soeverein gebied met een eigen vorst en heer. In 1794 door Franse legers bezet en in 1800 door hen verkocht aan de Bataafse Republiek. Daarna deel van het Koninkrijk Holland en vanaf 1813 van het Koninkrijk der Nederlanden. De gilden van Gemert gaan terug tot de middeleeuwen en zijn vanaf hun oprichting onafgebroken blijven bestaan en dat in tegenstelling tot de schutsgilden of gildebroederschappen uit de gebieden die vielen onder Den Haag oftewel de Republiek der Zeven Provinciën waar katholieke verenigingen werden gedwongen tot een slapend leven en pas werden heropgericht in de loop van de negentiende eeuw toen ook de katholieke hiërarchie werd hersteld.
De gildebroederschappen van Gemert zijn de oudste verenigingen van het dorp. Hun inzet is van oudsher voor kerk vorst en vaderland. Het gilde gaat. Met een eigen identiteit. Een eigen patroon, een standaardvaandel. Tamboers roeren de trom. Dor hédde de skut.
Hét bouwjaar van de Sint-Joriskapel is 2013. Op het eind van dat jaar is er een zeer druk bezochte openstelling, al volgt de officiële opening pas op 29 maart 2014. De initiatiefnemers en eerste-steenleggers van dit kostelijke monument van bescherming en bezinning zijn in gevelreliëfs gepersonificeerd en geëerd. Kapitein Wim van de Vossenberg en tamboer-bouwpastoor Toon Opsteen. In de buitengevels van de kapel vinden we het reliëf van Sint Joris die de draak verslaat. Het symbool van de eeuwige strijd van het goede tegen het kwade, met de victorie voor het Goede. In de entreegevel in de korfboog zit in de sluitsteen boven de deur de duivelskop van de draak gevangen. Daarboven in reliëf de bevrijde prinses Cleolinde. In de kapel het vorstelijk wapen van Clemens August van Beieren, die zich als grootmeester van de Teutonische ridderorde, een wereldlijk en geestelijk vorst, presenteert als de opperste beschermheer van het Sint-Jorisgilde in Gemert. Het wapen dat dateert uit 1744, siert het vaandel van het gilde en ook de fronton in het hoofdgebouw van Gemerts kasteel.
De ‘skut’ leeft en mag zich verheugen in belangstelling en sympathie van zeer veel Gemertse mensen. Acht ‘gildehoofden’ zijn geportretteerd en zien toe. De koning en de koningin, de kapitein en zijn officieren, de deken en de tamboer. Ze zijn naamloos gelaten maar toch zijn ze echt. Bekende gezichten uit de geschiedenis van het gilde van begin tot eind. Het jaar 2013 is het jaar van de troonwisseling in het Koninkrijk der Nederlanden. Wie anders mag je dan verwachten dan de afgaande koningin Beatrix en haar opvolger Willem-Alexander, koning van het heden en de toekomst.
Als kapitein is gekozen voor het hoofd van landcommandeur Edmond Godfried van Bocholtz, de man die in 1662 de soevereine status van Gemert veilig stelde en tot 1690 hier regeerde als ‘vorst en heer’. Zijn luitenant is landcommandeur Hendrik van Ruijschenbergh die in 1587 de Latijnse School stichtte in Gemert en hier als Soeverein Vrijheer de scepter zwaaide van 1572 tot 1603. Deken is niemand minder dan de in 1782 op het kasteel geboren Anton Borret, die als eerste Brabander in de Raad van State komt. In de tamboer herkennen we het gezicht van Wim van den Eijnde, de pater familias van een rooj ‘Gemerts vorstenhuis’ dat de trom roert. Kornet is de man die als jong volwassene standaardruiter was van Sint Joris, op zijn 45ste koning en in 2014 veertig jaar gemeentebestuurder (Harrie Verkampen). Vaandrig tenslotte is de persoon Everard Hugo Scheidius die Gemerts kasteel herstelde, hier een eerste boerencoöperatie stichtte en bovendien de stamvader is van de heren en vrouwen beschermers van het Sint-Jorisgilde. Zij staan als de officieren-representanten voor alle gildebroeders die de afgelopen 500 jaar op een vrijmoedige en innemende manier kleur hebben gegeven aan de Gemertse samenleving.
De biografieën van de geportretteerden
KONINGIN
Beatrix, koningin van het Koninkrijk der Nederlanden van 30 april 1980 tot 30 april 2013.
Zij wordt geboren op 31 januari 1938 te Baarn, het eerste kind van prinses Juliana van Oranje-Nassau en prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld. In 1948 volgt Juliana haar moeder Wilhelmina op als koningin. Beatrix (zij die gelukkig maakt) huwt in 1966 prins Claus van Amsberg (1926). Beatrix en Claus krijgen drie kinderen: Willem Alexander (1967), Johan Friso (1968-2013) en Constantijn (1969). Prins Claus overlijdt in 2002. Koningin Beatrix doet afstand van de troon op 30 april 2013 ten gunste van haar oudste zoon kroonprins Willem-Alexander. Ze was een algemeen geliefd vorstin.
KONING
Willem-Alexander, koning der Nederlanden, vanaf 30 april 2013.
Hij wordt geboren op 27 april 1967 te Utrecht en krijgt de namen Willem-Alexander Claus George Ferdinand. Als oudste kind van Beatrix en Claus is hij de troonopvolger. Onder de schuilnaam W.A. van Buren schaatst hij in 1986 de Elfstedentocht uit en met onder meer Gerrie Kneteman loopt hij in 1992 de marathon van New York. Van 1998 tot 2013 is hij lid van het Internationaal Olympisch Comité en van 2006 tot 2013 voorzitter van de Adviesgroep Water en Sanitaire Voorzieningen van de Verenigde Naties. Hij huwt in 2002 met Máxima Zorreguieta (Buenos Aires, 1971) die dan de titel krijgt van Prinses der Nederlanden. Het koninklijk paar krijgt drie dochters: Catharina-Amalia (2003), Alexia (2005) en Ariane (2007). Op 30 april 2013 volgt Willem-Alexander zijn moeder op de troon van het Koninkrijk der Nederlanden. Máxima houdt als echtgenote van het staatshoofd de officiële titel ‘Prinses der Nederlanden’ maar wordt nu aangeduid als koningin, in dit geval als titre de courtoisie.
KAPITEIN
Edmond Godfried van Bocholtz, 1615-1690.
Hij wordt op 13 mei 1615 geboren te Luik als zoon van Godfried baron van Bocholtz en Margaretha van Groesbeek. Hij maakt een opmerkelijke carrière in de Duitse ridderorde die onder meer uitmondt in de titel van ‘vorst en heer’ van Gemert. Als 20-jarige wordt hij te Alden Biesen opgenomen in de ridderorde, waar hij begint als rentmeester. In 1643 commandeur van Ramersdorf (Bonn), in 1647 waarnemend commandeur te Gemert, in 1649 commandeur van Junge Biesen te Keulen om in 1658 te worden gekozen als landcommandeur van de balije Alden Biesen in welke kwaliteit hij geldt als de Vrijheer (zegmaar ‘Vorst’ van Gemert) maar door de bezetting van Gemert door de Republiek der Zeven Provinciën (zegmaar ‘Den Haag’) wordt hij als zodanig pas erkend in 1662 wanneer na 14 jaar procederen over de soevereine rechten van Gemert het met Den Haag tot een Akkoord komt. Een week later wordt Van Bocholtz omdat hij Gemert heeft teruggebracht ‘in het goede spoor van de Roomskatholieke kerk’ door de Duitse Keizer aangesteld als zijn geheim raadsheer. Overigens wordt dan in Gemert ook de gereformeerde godsdienst toegestaan, een toestand die in ‘de Nederlanden’ geldt als vrij uniek. Helemaal uniek is het gegeven dat de katholieke commandeur het recht heeft de predikant en de protestantse schoolmeester te benoemen. In hetzelfde jaar 1662 wordt Van Bocholtz ook lid van het uit drie personen bestaande directorium dat optreedt namens de dan pas 13-jarige grootmeester van de Duitse Orde. De vorst van Gemert behoort daarmee tot de topdiplomaten van West-Europa. Opmerkenswaard is zeker ook dat door zijn initiatief de Duitse Orde triconfessioneel wordt, waardoor de calvinistische en afgescheiden Ordebalije te Utrecht weer in een reünie geaccepteerd kan worden. Tot zijn dood blijft Van Bocholtz de rechterhand van de grootmeester van de Duitse Orde. Hij overlijdt op 26 oktober 1690 te Alden Biesen. Behalve landcommandeur van Alden Biesen is hij dan nog steeds ‘vorst en heer’ van Gemert.
LUITENANT
Hendrik van Ruijschenbergh, 1527-1603
Hij wordt in 1527 geboren op de burcht Setterich aan de Roer (nu deel van Baesweiler in de stadsregio Aken), als zoon van Heer Edmond van Reuschenbergh zu Setterich en Jonkvrouw Phillipine von Nesselrode. Op 9 november 1547 wordt hij opgenomen in de Duitse Ridderorde waarin hij een glanzende carrière maakt die begint als 20-jarige ‘keldermeester’ van de commanderije Nieuwe Biesen te Maastricht. Drie jaar later krijgt hij het beheer over alle Rijngoederen van de balije Alden Biesen, in 1551 gevolgd door het commandeurschap van Ramersdorf bij Bonn. Later is hij commandeur van St. Gilles in Aken en tegelijk waarnemend commandeur van Gruitrode en Siersdorf. In 1566 is hij als coadjutor van Biesen al voorbestemd als toekomstig landcommandeur, welke benoeming volgt in 1572. Onder zijn leiding wordt een grote renovatie gerealiseerd van Alden Biesen alsook de wederopbouw van de verwoeste commanderijen te Siersdorf en Keulen. Maar vooral maakt hij naam als één der voorgangers van de zogeheten contra-reformatie die in de geest van het Concilie van Trente een hervorming beoogd van de r.k. kerk en de geestelijkheid. Hij zorgt voor de financiering van Latijnse Scholen in Maastricht en Aken en sticht binnen de Duitse Ordebalije Biesen het College Lauretianum te Keulen, dat uitgroeit tot een nieuwe commanderij (Junge Biesen). Als landcommandeur van Alden Biesen is hij tevens ‘vorst en heer’ van Gemert, alwaar hij in 1587 de Latijnse School sticht die hij uit eigen familiekapitaal begiftigd met jaarlijks 12 studiebeurzen, waarvan er zes bestemd zijn voor jongens uit Gemert. In de loop van de Tachtigjarige Oorlog komt Gemert als een enclave te liggen binnen de Republiek van de Zeven Provinciën. De Latijnse School hier is dan nog één van de weinige plaatsen in de Nederlanden waar middelbaar katholiek onderwijs wordt gegeven. Studenten komen overal vandaan. Hendrik van Ruijschenbergh heeft als landcommandeur ook in de residentie van de Duitse Orde te Mergentheim een gezaghebbende stem in het groot-kapittel. Hij overlijdt te Keulen op 30 maart 1603. Hij is dan 75 jaar.
DEKEN
Anton Borret, 1782-1858
Hij wordt geboren op het kasteel te Gemert op 12 augustus 1782 als de zoon van mr. Theodorus Borret en diens echtgenote Maria Aerdts. Hij krijgt de namen Antonius Josephus Lambertus. Zijn vader, rentmeester van de Commanderije Gemert, overlijdt wanneer Anton pas vier jaar oud is. Zijn moeder neemt het rentmeesterambt over maar raakt dat kwijt door de bezetting van Gemert door de Fransen in 1794. Het gezin Borret moet het kasteel verlaten en vestigt zich in een groot pand aan het Binderseind dat we nu kennen als Klooster Nazareth. De laatste leden van de Duitse Orde waaronder de vice-commandeur Robijns gaan in Huize Borret ‘in pension’. De jonge Anton Borret gaat rechten studeren in Keulen en Utrecht. Na voltooiing van zijn studie start hij zijn loopbaan in 1803 bij de rechtbank in ‘s-Hertogenbosch, om onder Koning Lodewijk Napoleon over te stappen naar het landsbestuur als divisiechef van het departement van Justitie en Politie in Den Haag. Onder koning Willem I, inmiddels in 1811 getrouwd met Maria Elisabeth Vermeulen uit Den Bosch, keert Borret terug naar Brabant en wordt hier lid van Gedeputeerde Staten. Voor de katholieke Brabantse elite was het al heel lang een doorn in het oog dat het in het landsbestuur bleef ontbreken aan personen uit hun kring. Anton Borret wordt hun primus inter pares. In 1821 is hij de eerste Brabander in de invloedrijke Raad van State, maar eigenlijk wilde Brabant hem toen al hebben als gouverneur. Borret verdwijnt als staatsraad voor meer dan twintig jaar uit de provincie. Hij raakt goed bevriend met de Oranjes en krijgt hij vele belangrijke opdrachten waaronder de behartiging van de financiële belangen van het koningshuis in België ten tijde van de afscheiding. De benoeming van gouverneur van Nederlands Oost-Indië wijst hij af en hij is in de running voor gouverneur van Limburg, maar in 1842 wordt hij gouverneur van Noord-Brabant en komt hij terug in de provincie die hij als zijn thuis beschouwt en waar hij een grote populariteit geniet. Veertien jaar blijft hij in die functie, die vanaf 1850 de naam krijgt van ‘Commissaris van de Koning’. In bewaard gebleven brieven noemt hij zichzelf ‘een oude practische baas uit een grijs verleden’. Door de verkoop van ‘Huize Borret’ in Gemert, brengt hij de zusters Franciscanessen naar Gemert voor (goedkoop) bijzonder (katholiek) onderwijs. Op 73-jarige leeftijd en na herhaald verzoek om redenen van zijn zwakke gezondheid ‘mag’ Anton Borret in 1856 als commissaris terugtreden. Hij overlijdt twee jaar later bij zijn dochter in Delft. Zijn oudste zoon Theodor is hoogleraar theologie, tweede zoon Eduard wordt minister van justitie en staatsraad.
TAMBOER
Wim van den Eijnde, 1931-heden.
Wilhelmus (Wim) Antonius van den Eijnde is geboren op 1 januari 1931 te Gemert. Een telg uit een uniek en bijzonder tamboersgeslacht ‘Van den Eijnde alias de Ruiter’. Wim is de zoon van Bert ‘de Ruiter’, die 33 jaar tamboerde, de kleinzoon van Tutje ‘de Ruiter’ (tamboer 1885-1924) en de achterkleinzoon van Sjef ‘de Ruiter’ (tamboer tot in 1885). Vanaf zijn 19de roert Wim de trom (1950). Zijn oudere broer Jan ging hem daarin in 1946 al voor. Jan en Wim vormen tot 1969 een tamboerskoppel dat nog wordt aangevuld met Jan’s zoon Leo, van de vijfde generatie tamboers ‘de Ruiter’. Jan stopt met tamboeren in 1969 maar schiet in 1981 de laatste vogelrest van de paal en wordt koning van het Sint Jorisgilde. Omdat zijn eigen vrouw tobt met de gezondheid kiest hij Jo van der Velden, de vrouw van broer Wim tot koningin. Echtgenoot Wim en zoon Albert staan erbij en roeren trots de dieptrom. Zoon Albert is op het Landjuweel van 1972, amper twaalf jaar oud, naast zijn vader al van de partij als junior-tamboer. Wanneer in 1985 de Rooi Skut met de familie Van den Eijnde alias de Ruiter het ‘minstens 100-jarig tamboersjubileum’ viert, is er weer een verrassing: Oud-koning Jan weet niet wat hij ziet – zoon Leo is dan al jaren gestopt – wanneer nu zoon Toon volledig in gildetenue al trommend de feestzaal binnenmarcheert als de nieuwe tamboer ‘Van den Eijnde de Ruiter’. Een tamboersfamilie schrijft gildegeschiedenis. Uit de annalen worden, met weglating van hen die slechts korte tijd tamboerden, nog opgediept de tamboers Driek de Ruiter, broer van Wim’s grootvader, Sjef II ‘de Ruiter’ die in 1920 naar Helmond ‘emigreerde’, en Toon een neef van Wim’s vader. In de jaren twintig van de twintigste eeuw tamboeren vier ‘de Ruiters’ niet alleen voor ‘de Rooj’ en ‘de Gruun’ uit Gemert, maar ook voor St.-Willibrordus in Bakel en niet te vergeten voor de persiflerende Knolskut uit Gemert (1883-1934). Tamboers hoorden in die jaren nog niet officieel tot de gildebroeders. Zij werden ingehuurd en betaald en dat is gebleven tot in de jaren zestig van de vorige eeuw. Wim heeft nog vijf gulden per dag ‘gebeurd’, later zevenvijftig. Wim blijft 40 jaar tamboeren. In 1990 wordt hij zilverdrager bij het gilde.
De familie Van den Eijnde de Ruiter is klaar voor het schrijven van een nieuw hoofdstuk gildegeschiedenis. In 2001, twintig jaar na de koninklijke voorzet van Jan van den Eijnde, schiet Martien, de zoon van Wim en Jo, zich tot koning van Sint Joris. Zijn opvolger in 2003 is niemand minder dan neef Toon, oud-tamboer, inmiddels zilverdrager en zoon van oud-koning Jan. En in 2005 is het zowaar Coby van de Vossenberg-van den Eijnde, dochter van een trotse Wim, die als de eerste vrouw bij het Gemertse Sint Jorisgilde zich tot koningin schiet. Zij kiest haar vader tot koninklijk gemaal. In 2007 is er een korte onderbreking in de reeks van ‘ruiterkoningen’ maar in 2009 wordt de draad weer opgenomen wanneer tamboer Albert, zoon van Wim en Jo – het kon niet uitblijven – zich tot koning schiet. In 2013 herhaalt hij die vorstelijke stunt. Nog zo’n stunt en Albert is keizer. Een kwestie van tijd? De toekomst zal het leren. Hoe het ook zij, de familie Van den Eijnde alias de Ruiter schreef een heel bijzondere gildegeschiedenis van een vorstenhuis dat de trom roert. Wim is de pater familias.
KORNET
Harrie Verkampen, 1947-heden.
Hij wordt geboren op 19 september 1947 te Gemert, zoon van boer Johan Verkampen en Christina van Ansem. Op zijn 15de bezoekt hij al vergaderingen van d’n Boerenbond. Steeds frequenter. Al jong een bekend gezicht in het Gemertse ook omdat hij vanaf zijn 18de levensjaar te paard zo’n 5 jaar lang de Rooi Skut zwenkend van links naar rechts voorafgaat als kornet-standaardruiter. Hij wordt voorzitter van de KPJ en in 1970 neemt hij het gemengde boerenbedrijf van zijn vader in de Broekstraat over. Koeien, varkens, kippen. Harrie is hier ook één van de eerste aspergetelers. In 1972 trouwt hij Anneke Vogels ‘ergens’ uit het buitengebied van Lieshout. Een jaar later is hij initiatiefnemer en voorzitter van Stichting De Nieuwe Krant (De Streek). Een Weekblad voor Gemert e.o. Als 26-jarige is hij bij de raadsverkiezingen van 1974 nummer één van Boerenlijst Gemert. In 1975 wordt hij vader, in 1979 is hij dat van twee dochters en een zoon. CDA-wethouder van Gemert van 1982-1997. In het eerste jaar van zijn wethouderschap wordt het plan geopperd voor een gildemonument. Wethouder Verkampen ziet dat wel zitten. De gilden zijn de oudste verenigingen van de Gemertse samenleving. Dertigduizend gulden wordt gereserveerd uit de aan de uitbreiding van het gemeentehuis gekoppelde 1%-regeling voor kunst. De bekostiging van het resterende bedrag (50.000) moet komen uit particuliere bijdragen. 11 stemmen vóór, 3 stemmen tegen. Waar de beeldengroep moet komen staan? ‘Wor ie ’t skonste stí!’ Het wordt een terp voor de entree van de Rabobank. Beeldhouwer Grassens kan aan de slag. Bisschop Ter Schure doet in 1987 de onthulling. Het gilde, zelfs bij nacht en ontij aangelicht, is uit de Gemertse samenleving niet meer weg te denken. In 1993 schiet Harrie zich tot koning van het Sint-Jorisgilde.
Van 1997-1999 is Verkampen wethouder van Gemert-Bakel. Van 1999-2002 raadslid, van 2002-2010 weer wethouder, en dan opnieuw raadslid. Een half jaar na de verkiezingen in 2010 komt Harrie in opspraak. Hij geeft direct toe als wethouder een brief te hebben geschreven dat de gemeente een bouwvergunning verleende terwijl dat (nog) niet waar was. De reden daartoe was ingegeven om een groots plan van een ondernemer (Nesco) met een aanmerkelijk gemeentebelang in de lucht te houden en te voorkomen dat de ondernemer door vertraging bij de gemeente een Europese subsidie van 1,2 miljoen euro zou mislopen. De subsidie werd niet uitgekeerd omdat het bouwplan en ook de transactie met de gemeente niet doorging. Er is veel ophef en publiciteit. Veel begrip en onbegrip. Het komt tot een duur onderzoek naar de integriteit van het gemeentelijk apparaat en een rechtszaak. De Bossche rechtbank oordeelt ‘dat een wethouder altijd integer moet handelen’. Harrie krijgt een werkstraf van 120 uur. Vijftien woensdagen is hij te vinden in de kloostertuin van bezinningscentrum De Weijst in Handel. Bij de verkiezingen in 2014 – inmiddels 40 jaar gemeentebestuurder – krijgt hij als lijstduwer van een verjongd CDA Gemert-Bakel, de meeste stemmen van alle raadskandidaten.
Behalve als gemeentebestuurder die zijn nek durft uitsteken, is ‘Harrie Kamp’ algemeen gekend als de vanaf de oprichting ‘almaar draaiende motor’ van het met honderden vrijwilligers zo succesvolle Boerenbondsmuseum. In het land maakte hij ook naam als voorzitter-roerganger van Actiegroep ‘Den Haag wij zijn het zat’, enzovoort enzovoorts. Harrie is wel ‘ns genoemd als een machien voor oplossingen. Oplossing ongeschikt, afgewezen, of niet op maat, even wachten en er is een nieuw idee!
VAANDRIG
Everard Hugo Scheidius, (1837-1898)
Hij wordt geboren op 7 december 1837 in Arnhem als zoon van Everard Scheidius en Maria van de Graaff. Hij is van beroep rijksontvanger en trouwt in 1869 met Maria Mathilda Johanna Henriette Lüps, enig kind van de in 1865 te Gemert overleden textielondernemer Matthias Lüps en Jonkvrouw Jacoba van Riemsdijk van Gemert, eigenaars en bewoners van Gemerts kasteel dat sedert de Franse Tijd hoofdzakelijk is geëxploiteerd als een bedrijvenhotel. Het jonge paar neemt zijn intrek in het kasteel. De gebouwen worden gerestaureerd en het park opnieuw ingericht. Kasteel Gemert krijgt opnieuw de allure van de vroegere residentie van de vorst en heer van Gemert. Het echtpaar krijgt vier zoons en heel anders dan hun particuliere voorgangers op het kasteel laat de familie Scheidius zich actief in met het gemeenschapsleven in Gemert. Everard Hugo Scheidius is initiatiefnemer en eerste voorzitter van de in 1875 gestichte landbouwvereniging Ceres met als penningmeester Cornelis van den Elsen, de vader van de latere emancipator van de boerenstand Gerlacus van den Elsen. In genoemd jaar wordt hij ook gekozen tot lid van de gemeenteraad die hem (een protestant!) unaniem verzoekt om wethouder te worden, hetgeen hij door gebrek aan tijd niet kan aannemen. Hij is voorts beschermheer van het Gilde van Sint Joris en van de handboogschutterij ‘Doele Wilhelm Tell’. Daarnaast is hij ook proost van de Illustre Lieve Vrouwebroederschap van ‘s-Hertogenbosch. Op 30 juli 1879 verhuist het gezin Scheidius-Lüps naar Arnhem. Tijdgebrek en de geïsoleerde ligging van Gemert, voor wat betreft zijn werk als rijksontvanger, noopte de familie Scheidius-Lüps tot deze stap. Op 21 februari 1881 wordt het kasteel met alle toebehoren verkocht aan de Jezuïeten van de Franse Provincie Champagne. De door Scheidius opgerichte landbouwcoöperatie Ceres maakt in 1896 als afdeling van de Maatschappij van Landbouw in zijn geheel de overstap naar de Noord-Brabantsche Christelijke Boerenbond [NCB] van den ‘boerenapostel’ Gerlacus van den Elsen. Op 27 mei 1898 overlijdt Everard Hugo Scheidius in Berg en Dal. De familie Scheidius blijft tot na de Tweede Wereldoorlog eigenaar van zo’n 20 boerderijen met landerijen in Gemert. Het beschermheerschap van het Gilde van Sint-Joris is echter tot trots van het gilde in stand gebleven. Het ging van vader op zoon Scheidius, daarna van zoon op dochter (Baronesse Van Harinxma thoe Slooten-Scheidius), van dochter op dochter (Jurgens), enzovoort.