GH-2015-02 Twee Duitse oorlogsgraven bij De Drie Ossen in mei 1940
Antoon Verbakel en Ruud Wildekamp
Op de dag dat in Gemert op het Borretplein (nu Ridderplein) zo’n vijfhonderd mensen door de Duitse invallers werden gegijzeld, zag een groep Nederlandse genisten kans uit het belegerde kasteel te ontsnappen. Zij ontkwamen daarmee aan de gevangenneming van de in het kasteel achtergebleven geniesoldaten van de groep “Frets”. De groep ontsnapten, ongeveer dertig tot veertig man, trok door het park richting de Hoef om bij Donk, over de sluisdeuren, de Nederlandse linie aan de westzijde van de Zuid-Willemsvaart te bereiken. Over dit groepje zijn een aantal verhalen in omloop gekomen die tegelijkertijd de aanwezigheid van een tweetal veldgraven aan de oever van de Snelle Loop bij de herberg “De Drie Ossen” aan de Beeksedijk zouden moeten verklaren. eenvoudige heuveltjes voorzien van een primitief houten kruis met daarop hun helm
In haar boek “Gemert Bezet-Gemert Bevrijd” schrijft Annie van de Kimmenade-Beekmans dat tussen de ontsnapten uit het kasteel en snel oprukkende Duitsers bij de Drie Ossen een vuurgevecht ontstond. Dit heeft vermoedelijk ook voedsel gegeven aan het gerucht dat bij dit gevecht twee van de Duitsers waren gesneuveld en door hun kameraden in de twee veldgraven – eenvoudige heuveltjes voorzien van een primitief houten kruis met daarop hun helm – waren gelegd. Ad Otten gewaagde daarvan in 1980 in zijn boekje “Gemert mei 1940”.
Een andere versie van de gebeurtenissen kreeg de Werkgroep Tweede Wereldoorlog te horen tijdens de eerste praatsessie over de Gijzeling op het ‘Mèrtveld’. De Nederlandse militairen zouden een dunne staaldraad over de Beeksedijk, ter hoogte van de Drie Ossen, hebben gespannen. Daar zouden twee Duitse militairen, in een motor met zijspan, in volle vaart tegenaan zijn gereden en dit niet hebben overleefd. Ook in deze versie kregen de twee doden een veldgraf bij de Snelle Loop. Dat daar twee graven zijn geweest staat wel vast. Ze zijn door meerdere mensen gezien. Niemand echter kende namen of wist hoe lang deze daar gelegen hebben.
Wat is nu de werkelijke geschiedenis achter deze veldgraven? Daarvoor moeten we terug naar 12 mei 1940, dus niet naar de dag van de gijzeling op 11 mei.
Rond 8 uur in de morgen van die 12e mei kwam de 15e Kompanie van de S.S. Standarte (Regiment) “Deutschland” in Gemert aan. Deze compagnie, een zogenaamde Kradschützen Kompanie, was een gevechtseenheid per motorfiets die voordien was ingedeeld bij de zogenaamde Gruppe Grave met het doel de verovering van de Maasbrug bij Grave. Toen duidelijk werd dat deze Gruppe daarin niet zou slagen kreeg de Kradschützen-Kompanie de opdracht om, via de Duitse pontonbrug bij Mook, een verkenning uit te voeren richting ´s-Hertogenbosch. In de avond van 11 mei werd daar gevechtscontact gemaakt met een teruggetrokken Nederlandse eenheid. Bij dit gevecht sneuvelden of raakten zwaar gewond, de compagniescommandant Hauptsturmführer (kapitein) Otto Fischer en de SS-Mann (soldaat) Josef Hebein. Tijdens dit gevecht ontving deze SS-eenheid opdracht zich los te maken van de strijd en zich, via Uden en Volkel, naar Gemert te begeven. Van daaruit moest, via Donk en Oirschot naar Hilvarenbeek worden getrokken. Fischer en Hebein, als ze al niet dood waren, moeten tijdens deze tocht zijn gestorven. Beide lichamen werden meegenomen. Pas in Gemert, en dat was op 12 mei, kregen de twee een veldgraf tussen de “Drie Ossen” en de brug over de Snelle Loop.
Waarschijnlijk daags daarna liep Aarlenaar Hans van Brug, met zijn vader naar Gemert om de schade aan het kasteel te bekijken. De namen op beide houten grafkruisen, waarlangs ze op weg naar Gemert kwamen, wist Hans zich na jaren nog goed te herinneren. Fischer en Hebein!
Naar alle waarschijnlijkheid zijn beide graven al op de 15e mei geruimd en de lichamen overgebracht naar Uden, waar ze door krijgsgevangen Nederlandse militairen werden herbegraven op het R.-K.-kerkhof St. Petrusparochie aldaar. Van daar werden ze op 15 augustus 1940 overgebracht naar het Duitse Ehrenfriedhof te Orthen bij ‘s-Hertogenbosch. Na de oorlog kregen, op 8 november 1949, beide stoffelijke overschotten een laatste rustplaats op de Duitse militaire begraafplaats te Ysselsteyn (graven CE.1-12 en -13).
BRONNEN:
– Ned. Inst. Mil. Hist., Archief Kon. Landmacht, Dossier 551, Map 7: Aus dem Feldzug in Holland, Duitse invasie van Nederland.
– Idem: Washington Papers 21055-21285, Kriegstagebuch XXVI Armee-Korps.
– Kimmenade-Beekmans, A. van de, Gemert bezet – Gemert bevrijd, Gemert, 1994.
– Otten, A. Gemert mei 1940. Bijdrage tot de geschiedenis van Gemert, Gemert, 1980.
– Verbakel, A. SS-Hauptsturmführer Otto Fischer en SS-Mann Josef Hebein, op 11 mei 1940 gesneuveld te ‘s-Hertogenbosch.