Gh-2017 02 Lambert van der Weijst
De techniek van een molen is simpel maar mooi’
Wie: Lambert van der Weijst
Leeftijd: 55
Woonplaats: Bakel
Wat doet hij: Werkt op een asfaltmolen
Functie bij de Molenstichting Gemert- Bakel: Molenaar van de Sint Willibrordus te Bakel, samen met John van Zutphen
Jarenlang keek Lambert van der Weijst vanuit zijn achtertuin op de Willibrordusmolen. Het is slechts enkele tientallen meters vanuit zijn tuin naar de molen, maar hij was er nog nooit binnen geweest. “Ik weet niet waarom het er nooit van gekomen is. Misschien stond hij te dichtbij, was het te gewoon, te alledaags”, zegt hij. Tegenwoordig is alles anders. Als we ’s avonds naar dedoor schijnwerpers uitgelichte molen wandelen blijkt er zowaar een paadje te lopen van zijn tuin naar de molen, ontstaan door vele voetstappen van Lambert van der Weijst.
Een paar jaar geleden bij de viering van het 1300-jarige bestaan van Bakel, liep hij voor het eerst de molen binnen en kreeg hij te horen dat er geen Bakelse molenaar was om hem draaiende te houden. Keldonkse molenaars hielden hem aan de praat, maar zij zouden op den duur vertrekken naar Keldonk waar molen De Hoop wordt gerestaureerd.
“Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in techniek. Misschien is het dat geweest wat mij uiteindelijk over de streep trok. In een molen is de techniek heel simpel, maar ook heel mooi. Molenaar word je trouwens niet zomaar. Ik zal je eens wat boeken laten zien.” Even later liggen er twee dikke, beduimelde boeken op tafel met de titels ‘Basiscursus voor de opleiding tot vrijwillige molenaar’. Honderden pagina’s tekst en tekeningen met talloze details over molens en wetenswaardigheden over weer en wind. In veel gevallen robuuste stof die Lambert van der Weijst de zijne moest maken wilde hij ooit molenaar worden. De theoretische kant van het molenaarsvak doet veel molenliefhebbers die graag molenaar willen worden de das om. Ook voor Lambert van der Weijst was dit de taaie kant van de 2,5 jaar durende studie die hij nu achter de rug heeft. “Ik heb veel uren slapend boven de boeken gezeten, omdat ik er mijn aandacht niet bij kon houden”, zegt hij. De zeshonderd uur praktijkles op een molen in Liessel en De Willibrordus vormden voor hem daarentegen geen enkel probleem. Voor het proefexamen dat hem indecember 2016 door vier molenaars werd afgenomen, is hij geslaagd. “Het viel me vies tegen. Ik was gruwelijk zenuwachtig. Niet dat ik door de molenaars op het verkeerde been werd gezet. Ik ging gewoon aan mezelf twijfelen. Ik had ook nog de pech dat er geen wind stond. Alle tijd dat je in opdracht bezig bent met de molen, stellen ze je geen vragen. Ik werd gebombardeerd met vragen omdat de molen niet kon draaien. Ik vind wind en weer bijvoorbeeld heel saaie materie. Je zit meteen op het niveau van een weerman als Piet Paulusma. Je dient bijvoorbeeld van alles te weten over wolken. Bij cirruswolken weet je dat er in negen van de tien gevallen een warmtefront aankomt met draaiende winden. Daar gaan ze dan tijdens zo’n examen diep op in. Vroeger stonden molenaars van ’s ochtends tot ’s avonds op de molen. Vrijwillige molenaars krijgen die ervaring nooit. Je leert het weer nooit zo kennen als een oude molenaar.”
Na het behaalde examen heeft Lambert thuis een feestje gevierd. Officieel mag hij zich echter nog geen molenaar noemen. Eerst moet hij nog op voor het landelijk examen. Slaagt hij daarvoor dan kan hij zelfstandig als molenaar aan de slag op De Willibrordus.
Gh-2017-02-Lambert-van-der-Weijst.pdf