GH-2017-03 Boerderij “Aan de Stinckart”

Van vakwerkgebouw tot bakstenen krukhuis

Jan Timmers

Bouwhistorie van Broekstraat 21
In de Gemertse Broekstraat en Kromstraat staan veel cultuurhistorisch waardevolle boerderijen. Het gebied verdient een status als beschermd dorpsgezicht, zodat niet alleen een paar individuele boerderijen als (gemeentelijk) monument bescherming hebben, maar ook het gehele aanzien van de straat. Door verbouwingen en toevoegingen dreigt het beeld van het oude agrarische landschap te verdwijnen. Door zijn lange geschiedenis kent de Broekstraat ook een flinke diversiteit aan boerderijen. De meesten zijn nu langgevelboerderijen, maar we zien er ook een hallenhuis, een hoekgevelboerderij, een dwarshuis en een krukhuis. De laatste staat op Broekstraat 21 en is het onderwerp van dit artikel.
Een krukhuis heeft een rechthoekig grondplan, met als toevoeging aan het woongedeelte een zijwaartse aanbouw met een eigen dak loodrecht op de nokrichting van de hoofdbouw. Door die aanbouw is een L-vormige plattegrond ontstaan: de vorm van een deurkruk. Boerderij en aanbouw zijn niet tegelijkertijd gebouwd. De aanbouw blijkt te zijn toegevoegd tijdens een verbouwing in 1857. Broekstraat 21 werd in de periode 2000-2002 opnieuw verbouwd en gedeeltelijk gerestaureerd. Er werd toen ook een beperkt bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd door het Monumentenhuis.1.

De verbouwing van 1857
Op de oudste kadastrale kaart van ca 1832 staat op de huidige plaats van Broekstraat 21 al een boerderij. De zijwaartse aanbouw die we tegenwoordig zien, was toen nog niet aanwezig. Het gebouw van 1832 was rechthoekig van opzet.

Afbeelding 1

In het dienstjaar 1858 wordt een nieuwe kadastrale hulpkaart getekend, omdat er een nieuwe situatie is ontstaan. De kadastrale nummers H596 (met daarop de boerderij) en H597 zuidelijk ervan (de hof) werden samengevoegd tot het nieuw nummer H864. De boerderij heeft dan op twee plaatsen een zuidelijke aanbouw. Het woongedeelte heeft een “kruk” gekregen en het stalgedeelte is gedeeltelijk verbreed. De hoofdbouw van de boerderij lijkt tegelijkertijd groter te zijn geworden, zowel qua lengte als breedte. Bovendien is een bakhuis en een schop toegevoegd. In april 1858 werd deze nieuwe situatie verwerkt in het kadaster. De verbouwing zal iets eerder, in 1857, hebben plaatsgehad. In het huidige gebouw heeft die verbouwing de nodige sporen achtergelaten. Zo is duidelijk te zien dat het dak op de aanbouw later is toegevoegd en dat het gebruikte materiaal en de constructie afwijkt van het oude dak op de hoofdbouw.

Afbeelding 2

Op afbeelding 2 is duidelijk het onderscheid te zien tussen het donkergekleurde eikenhouten dak boven de hoofdbouw en het later toegevoegde grenenhouten dak boven de aanbouw. In het aangebouwde dak is een rondhouten spant aangebracht. Om vanuit de oudere hoofdbouw naar de zolder in de aanbouw te kunnen is een klein deel van het oude dak verwijderd door het inkorten van twee daksporen. De andere daksporen bleven gehandhaafd. Bovendien werd ten behoeve van de doorgang een stuk uit de worm gezaagd, waarop de ingekorte daksporen hebben gerust.
Ook aan de buitenkant is te zien dat de aanbouw later is toegevoegd. De gebruikte bakstenen verschillen van de bakstenen in het midden van de voorgevel.3 In 1857 werd niet alleen de aanbouw gerealiseerd, maar werd ook de noordelijke langsgevel aan de straatkant gebouwd.4 Daarin werden twee staldeuren naast elkaar aangebracht, waarvan de meest oostelijke in de eerste helft van de 20ste eeuw werd dichtgemetseld. Tegelijk zijn toen in deze gevel stalen ramen aangebracht, waarvan één in de dichtgemetselde deur. Bij de restauratie van 2000-2001 is deze staldeur weer teruggebracht.
De aanbouw aan het stalgedeelte van de boerderij en ook het bakhuis en de schop, die in 1857 werden gebouwd, waren in 1969 nog aanwezig5. Waarschijnlijk zijn deze verwijderd in 1972, toen de boerderij een functie kreeg als autogarage van Jan van de Laar. Er kwam toen een nieuw bijgebouw. In de zuidelijke langsgevel werden grote garagedeuren aangebracht, waarbij de aanbouw aan de stal verdween.

Van oorsprong een hallenhuis
Voor de verbouwing van 1857 had Broekstraat 21 een rechthoekige plattegrond. Op de kadasterkaart van 1832 wordt het zo afgebeeld en toen bestond het dus al in die vorm. Tussen 1832 en 1857 zijn geen verbouwingen in het kadaster geregistreerd. De boerderij was toen een hallenhuis. Hallenhuizen zijn de oudste historische boerderijen in onze regio. Het zijn woonstalhuizen, een combinatie van woning en stal onder één dak. Een schuurgedeelte ontbrak bij hallenhuizen. Van oudsher zijn hallenhuizen houten gebouwen. De hoofdconstructie wordt gevormd door (meestal) vijf ankerbalkgebinten die achter elkaar geplaatst werden. Boven op de verticale stijlen van de gebinten lagen in de lengterichting van het gebouw zogenaamde wormen. De twee wormen aan weerszijden van het gebouw droegen het dak.

Afbeelding 3

De wanden van het hallenhuis zijn van oudsher vakwerkwanden. Een houten raamwerk werd opgevuld met zogenaamd vitselstek: vlechtwerk van (wilgen)takken, besmeerd met leem.7
De oude opzet van Broekstraat 21 als hallenhuis is nog herkenbaar aanwezig. Er is een houtskelet aanwezig, dat tegenwoordig bestaat uit 6 ankerbalkgebinten. In het algemeen werden de ankerbalkgebinten genummerd door zogenaamde telmerken aan te brengen. Dat is bij Broekstraat 21 ook het geval. We komen er verderop op terug.

Afbeelding 4 Afbeelding 5

Het dak is een zogenaamde sporenkap. Het bestaat uit sporenparen die achter elkaar op de wormen worden geplaatst. De twee sporen van een sporenpaar worden bovenaan met houten toognagels aan elkaar vastgemaakt. Iets daaronder worden de twee sporen nog met elkaar verbonden middels een zogenaamde hanenbalk. Onderaan worden de sporen ook met toognagels op de worm bevestigd. Deze dakconstructie werd al in de middeleeuwen toegepast en is in Broekstraat 21 nog compleet aanwezig. Een sporenkap heeft geen nokbalk, wat op de foto duidelijk te zien is.

Veranderingen in de gebinten
Na de nieuwbouw als hallenhuis is er in de loop van de tijd wel het een en ander veranderd en verbouwd. Die veranderingen blijken bijvoorbeeld uit de telmerken op de gebinten. In het bouwhistorisch rapport wordt aangegeven dat het eerste gebint in het woongedeelte het telmerk 2 heeft en dat de volgende gebinten de nummers 3, 4 en 5 dragen. In de plattegrond van afbeelding 7 staan de nog aanwezige ankerbalkgebinten met nummers aangegeven.
Gebint ‘6’ heeft als telmerk 2 en past daarmee niet in de doorlopende nummering. Bovendien zijn alle telmerken op de gebinten 2 t/m 5 aangebracht met een platte beitel, terwijl het telmerk op gebint ‘6’ met een ronde guts is aangebracht. Bij gebint ‘7’ is geen telmerk waargenomen. Uit deze afwijkingen kunnen we concluderen dat de gebinten ‘6’ en ‘7’ later toegevoegd zijn. We hebben al gemeld dat het gebouw op de kadasterkaart van 1857 langer is dan in 1832. Het verlengen van de boerderij blijkt ook uit de kapconstructie. Het dak boven het oostelijk deel van het huis bestaat uit eikenhouten daksporen met een nagenoeg vierkante doorsnede. Het dak boven de verlenging bestaat daarentegen uit rondhouten, grenen daksporen. Oorspronkelijk zal gebint 5 het meest westelijke gebint van de boerderij geweest zijn.
Ook bij de oostelijke gevel is wat te melden. Uit de aanwezige oude telmerken kunnen we concluderen dat er ook een gebint met nummer 1 aanwezig geweest moet zijn, dat oostelijk van gebint 2 gestaan moet hebben.

Afbeelding 7

Het ontbrekende gebint 1 moet ter hoogte van de voorgevel gestaan hebben. In de worm zijn de grote pengaten nog zichtbaar, waar de gebintstijlen van gebint 1 hebben gestaan. Bovendien is in het metselwerk van de voorgevel een duidelijke bouwnaad aanwezig pal onder de worm, die er ook op wijst dat daar voorheen een gebintstijl stond. Links van de bouwnaad bestaat de gevel uit andere bakstenen, dan het rechterdeel (afbeelding 8). Die bakstenen zijn ook ouder.

Afbeelding 8

De nog aanwezige houtconstructie in de boerderij wijst er op dat het oorspronkelijk gebouw bestond uit vijf gebintstijlen. Dat komt overeen met de standaardlengte van oude hallenhuizen, die overwegend uit vijf gebinten bestaan.9 Later werd de boerderij verlengd, aanvankelijk waarschijnlijk alleen met gebint 6. Als de verlenging in één keer gerealiseerd zou zijn, dan mogen we verwachten dat de worm boven de gebinten 6 en 7 uit één stuk zou bestaan. We zien echter juist ten westen van gebint 6 een las in de worm. Dat kan er op wijzen dat de verlenging in twee stappen plaatsvond.

De gevels
Al eerder gaven we aan dat de zuidelijke aanbouw in 1857 werd gerealiseerd en dat toen ook de noordelijke langsgevel aan de straatzijde werd gebouwd. Omdat die langsgevel over de gehele lengte uit dezelfde bakstenen bestaat moeten we aannemen dat de laatste verlenging van de boerderij ook in dat jaar plaats had. De bakstenen in de voorgevel wijken echter deels af. Bovendien zien we in de voorgevel diverse bouwsporen die wijzen op latere aanpassingen en veranderingen (afbeelding 8). De lange verticale bouwnaad in de voorgevel wijst erop dat aanvankelijk alleen het midden gedeelte van de voorgevel tussen de twee gebintstijlen een bakstenen gevel heeft gehad. De bakstenen van het rechterdeel zijn hetzelfde als de bakstenen van de L-vormige aanbouw en van de langsgevel aan de straatzijde. Zoals we zagen dateren dat metselwerk en die bakstenen uit 1857. In de Bouwhistorische verkenning wordt het muurwerk van het middengedeelte van de voorgevel voorzichtig gedateerd op de tweede helft van de 17de eeuw. Het dateren van bakstenen op basis van afmetingen, baksel en kleur is lastig en veelal moet een ruime marge worden aangehouden. Het toepassen van baksteen bij boerderijen in oostelijk Brabant is in de 17de eeuw nog zeker niet ingeburgerd. We zien in Gemert wel bakstenen gevels bij boerderijen in bijvoorbeeld 1699 en 1734, maar daarbij valt het op dat het dan andersoortige, geelgekleurde baksteen betreft en dat het om voor die tijd relatief rijke en grote boerderijen gaat.10 In oost Brabant wordt baksteen bij boerderijen pas in het begin van de 17de eeuw toegepast en dan nog alleen bij grote abdijboerderijen. Brede toepassing van baksteen vindt pas plaats vanaf het midden van de 18de eeuw.11 Op basis van deze gegevens lijkt het waarschijnlijk dat het middendeel van de voorgevel van Broekstraat 21 omstreeks 1750 in baksteen werd uitgevoerd. Voor die tijd zal het een gevel geweest zijn van vakwerk, bestaande uit een houten raamwerk, voorzien van vlechtwerk met wilgentenen, besmeerd met leem. Datzelfde geldt voor de andere gevels, die pas veel later werden vervangen door bakstenen muurwerk. Dat lijkt in ieder geval zo te zijn voor de langsgevel aan de straatzijde.

Verdwenen vakwerkwand
In het Bouwhistorisch rapport wordt melding gemaakt van een stuk van een vakwerkwand. Gezien vanuit de toenmalige keuken (zie afbeelding 7) wordt de scheidingsmuur met de toenmalige woonkamer als volgt beschreven: “De achtermuur, waarin een stijl van een ankerbalkgebint is geïntegreerd, bestaat uit geel kleurige bakstenen (baksteenformaten: 21×10,5×5/5,5 cm, rommelig werk) waarin een later aangebrachte deur. Boven het baksteenwerk een vakwerkwandje met twijgen bestreken met leem. In het wandje een houten luik.” Het gaat hier om een restant van een vakwerkwand tussen de voorgevel en gebint 2. De foto die daarbij werd afgebeeld staat in afbeelding 9. Daarnaast bleek ook tussen de gebinten 2 en 3 een vakwerkwandje aanwezig te zijn.

Afbeelding 9

Merkwaardig genoeg bevindt het restant van de vakwerkwand zich niet op de plaats van de huidige buitengevel, maar tussen de gebintstijlen. Omdat vakwerkwanden alleen als buitengevels voorkomen, lijkt het er op dat deze wand aanvankelijk de buitengevel van de boerderij was. In dit verband is het ook opmerkelijk dat in de gebintstijlen t/m gebint 5 op halve hoogte pengaten aanwezig zijn, die er op wijzen dat de gebinten in de lengterichting met elkaar verbonden moeten zijn geweest. Op afbeelding 4 zijn die pengaten in de zuidelijke rij stijlen goed zichtbaar. Ook in de noordelijk rij stijlen waren deze pengaten aanwezig. Deze verwijderde langsverbindingen kunnen er ook op wijzen dat aanvankelijk hier de buitengevels van de boerderij aanwezig waren. In de noordelijke rij stijlen ontbrak een dergelijke langsverbinding tussen de gebinten 3 en 4, wat te maken kan hebben met de aanwezigheid hier van de staldeur naar de potstal. Als we deze bouwsporen goed interpreteren dan moet de boerderij later verbreed zijn. Al op de kadasterkaartjes van 1832 en 1857 konden we constateren dat de boerderij in 1857 breder was dan in 1832. Vóór 1857 zou de boerderij dan geen zijbeuk(en) hebben gehad. Dat zou wel een heel bijzondere situatie zijn. Hallenhuizen zonder zijbeuken of met maar één zijbeuk zijn uiterst zeldzaam.

Indeling
Zoals ook nog in 2000 was het oostelijk deel van de boerderij het woongedeelte. De scheidingswand met het stalgedeelte bevond zich ter hoogte van gebint 3. Tegen deze scheidingswand bevond zich de schouw. De ruimte tussen de gebintstijlen was de ‘herd’, het belangrijkste woonvertrek. De ankerbalk van gebint 2 bevond zich midden in dit vertrek en was bij de noordelijke stijl versiert met een zogenaamd sleutelstuk.

Afbeelding 10

Juist voorbij gebint 2, vlak voor de schouw was in de zolder een raveling gemaakt t.b.v. een grote opening, waarin een zolderluik aanwezig geweest zal zijn.
In de noordelijke zijbeuk, waar in 2000 nog steeds de keuken was, was aanvankelijk een kleinere spoelkeuken met daarnaast een kelder. De kelder was gedempt, maar de keldervloer was circa 40 cm onder de bestaande vloer nog deels aanwezig. Een eventuele opkamer zal tegelijkertijd zijn verwijderd.

Eigenaars en bewoners
In de Gemertse schepenprotocollen worden doorgaans de verkopen en erfdelingen van onroerend goed in Gemert opgetekend. Onderzoek in die protocollen leverde teruggaand in de tijd een lijst op van de eigenaren van de boerderij Aan de Stinckart op Broekstraat 21. Steeds konden voorgaande eigenaars worden teruggevonden tot aan het jaar 1622. Op 3 januari 1622 vindt een erfdeling plaats tussen de erfgenamen van Dirk Goorts alias van Nouwenhuis. Zoon Jan erft “het nieuwe huis aan de Stinckart”. De boerderij zal niet lang daarvoor zijn gebouwd. Dat is meteen het begin van de lijst van eigenaren. Kennelijk bouwde Dirk Goorts op de plek van Broekstraat 21 een nieuw huis. Vanaf 1832 konden in de kadastrale archieven de latere eigenaars worden achterhaald. Dat levert de volgende lijst op van Broekstraat 21, Gemert. 12

Jaar van verwerving Eigenaars
Voor 1622 Dirck Goorts alias van Nouwenhuis zoon van Goort Dirks en Anna van Nouwenhuis, bouwt boerderij Broekstraat 21
1622 3-1-1622 erfscheiding kinderen van Dirk Goorts van Nouwenhuis. Zoon Jan erft het nieuwe huis “aen de Stinckart”
1657 9-1-1657 erfscheiding kinderen van Jan Dirk van Nouwenhuis. Leonard van Zeeland, man van dochter Aelken erft het huis aan de Stinkart
1677 27-12-1677 erfscheiding kinderen Leonard van Zeeland en Aelke Jan Diercx van Nouwenhuis. Jan van Empel, man van dochter Jenneke krijgt “huysinge, schuere, hoff, den dries ende aengelegen landereyen aen den Stinckaert”
ca 1694 Elisabeth van Empel, dochter van Jan van Empel, erft het huis aan de Stinckart. Zij huwt dan met Ermgard van Hoven en hertrouwd in 1699 met Emond Arnoldi van Elderen
1710 Huis in de Stinckert wordt bewoond door Elisabeth van Empel, de dochter van Jan van Empel
1754 De erfgenamen van Emond Arnoldi van Elderen bieden in 1744 het huis al te koop aan. Pas op 31-1-1754 verkopen zij huis met toebehoren aan Antony van Dinther
1796 26-7-1796 erfscheiding kinderen Antony van Dinther en Woutrina van Veghel. Zoon Jan krijgt huis en hof aan de Stinckert, 10 lopense groot.
1845 Antony van Dooren, man van Antonia van Dinther, dochter van Jan Toni van Dinther en Maria Wellen van Melis
1861 Hendrikus van Lijssel, man van Catharina van Dooren, dochter van Antony van Dooren
1898 Verkoop door de erfgenamen van Hendrik van Lijssel aan fabrikant Jan Groeneweg
1912 Marinus Groeneweg
1914 Firma J B Groeneweg en zonen
1917 Hubertus Petrus Groeneweg
1969 Theodorus van de Laar
1972 Jan van de Laar
2000 Pim Koenders
2005 Gerard van Helvoort
2017 Alex Boudewijns

In de lijst van eigenaren valt op dat de boerderij in de meeste gevallen in de familie blijft en overerft op zoon of dochter. Alleen in 1754 (verkoop door de erfgenamen van Emont Arnoldi van Elderen), in 1898 (verkoop aan de firma Groeneweg) en vanaf het eind van de vorige eeuw worden andere families eigenaar. De meeste eigenaars zullen ook daadwerkelijk op de boerderij hebben gewoond. Eén uitzondering daarop is in ieder geval Jan Ambrosius van Empel. Hij was afkomstig van Den Bosch en molenaar op de watermolen van Hooidonk. Zijn aangetrouwde neef Hendrik Dries Jan Josephs van Dommelen alias van Ouwenhuis was van de nog onverdeelde boedel tot 1675 huurder. Daarna huurt Cornelis Jan Dirx van Zeeland de boerderij met bijbehorende grond. Ook dochter Elisabeth van Empel verhuurt de boerderij als zij met haar eerste man in Cuijk woont. Ook later wordt de boerderij verhuurd, zoals in 1726 toen Antony Peter Gruijters (Bakel) de nieuwe huurder werd. Ook toen de familie Groeneweg eigenaar was, werd de boerderij verhuurd aan anderen.

Aanvullende bouwhistorische gegevens
In de lijst van erfdelingen is die van 9 januari 1657 nog van belang. Het betreft een deling tussen de twee erfgenamen van Jan Dirk van Nouwenhuis: Dries Jan Josephs van Dommelen en Lenart Willems van Zeeland. Lenart krijgt onder andere het huis aan de Stinckert ‘met een gebont van de schuur naast de straat met de boomgaard’, Dries Jan Josephs van Dommelen krijgt behalve een huis en boomgaard aan de Liesbeemd, ook nog ‘twee gebonden van de schuur aan de Stinckert, behoorlijk afgebroken’. Bij de boerderij aan de Broekstraat stond kennelijk een schuur van drie gebinten (gebonten), die onder de twee erfgenamen werd verdeeld en ‘behoorlijk’ (lees: naar behoren) werd afgebroken. Lenart die ook de boerderij aan de Broekstraat kreeg, mocht één gebint hebben en de andere twee werden meegenomen door zijn mede-erfgenaam. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Lenart dat gebint gebruikt om zijn boerderij een stukje langer te maken. Hij heeft dan kort na 1657 gebint nummer 6 toegevoegd.
Ook de verpachting van 2 januari 1726 van huis, hof en aangelag ‘aan de Stinckert’ bevat voor de bouwhistorie nog een aardig detail. Naast de huurprijs, die 38 gulden bedraagt met daarbij nog 50 vaten rogge, 2000 tussen (plaggen) en 1200 pond dakstro, wordt nog bepaald dat de verhuurder zorgt dat de wanden en het dak dicht blijven, maar dat de huurder kosteloos de leem moet vervoeren, die voor de reparatie van het huis nodig is, en dat hij bovendien de arbeiders de kost moet geven tijdens de onderhoudswerkzaamheden. We vinden hier een bevestiging dat de wanden van het huis in 1726 nog niet van baksteen zijn, maar nog steeds met leem moesten worden onderhouden.

Afbeelding 11

Bouwhistorisch overzicht
Beginnend bij het begin kunnen we samenvattend het volgende overzicht van de bouwhistorie van Broekstraat 21 opstellen.13

Fase 1 1610-1622 Bouw van een nieuw huis op wat nu Broekstraat 21 is
Fase 2 1657-1660 Waarschijnlijk wordt de boerderij verlengd met één gebint
Fase 3 ca 1754 Nieuwe eigenaar Anthony van Dinther bouwt het middendeel van de voorgevel op in baksteen14
Fase 4 1857 Antony van Dooren verbouwt de boerderij tot krukhuis. Tegelijk wordt het pand verbreed en verlengd met een tweede gebint. De zijgevels worden in baksteen uitgevoerd
1972 Het pand wordt door Jan van de Laar van boerderij omgebouwd tot garage. De functie verandert, de vorm nauwelijks
Fase 5 2000-2002 De boerderij wordt verbouwd door de familie Koenders. Ook het stalgedeelte wordt woonhuis.

Afbeelding 12

NOTEN
1. Johan van den Eijnden, Bouwhistorische verkenning Broekstraat 21 te Gemert, Geertruidenberg 15-3-2001.
2. Kadasterkaarten van 1832 zijn te raadplegen op http://beeldbank.cultureelerfgoed.nl. Kadastrale hulpkaarten bevinden zich in het archief van het kadaster en te raadplegen in BHIC – Den Bosch. Met dank aan Mariet Adriaans die deze hulpkaarten aanleverde.
3. Zie noot 1. Als baksteenformaten wordt aangegeven 21 x 11 x 5/5,5, 10 lagen is 69 cm
4. In de Bouwhistorische verkenning wordt aangegeven dat de gebruikte bakstenen in de noordgevel ook midden 19de eeuws zijn.
5. Kadastrale hulpkaart sectie H 203, dienstjaar 1969. Met dank aan Mariet Adriaans.
6. Bernard van Dam; Oud Brabants dorpsleven;
7. Jan Timmers, Judith Toebast, Mark Bimmel; Historische boerderijen van Peelland tot Land van Cuijk, Geertruidenberg 2012
8. Afbeelding uit het bouwhistorisch rapport. Zie noot 1.
9. Zie noot 7
10. Het gaat om boerderijen in Deel (1699), Handel (1715, oorspronkelijk muurwerk is verwijderd), Kromstraat (Blauwe Kei 1734). Allemaal grote boerderijen die gebouwd werden als combinatie boerderij-herberg. Bij alle drie zijn geelbakkende bakstenen gebruikt. Zie: Jan Timmers, In Memoriam, Boerderij Smulders, Onze Lieve Vrouwestraat 62 in Handel, Gemerts Heem 2001, nr 2.
11. Hein Vera, …. dat men het goed van den ongeboornen niet mag verkoopen. Gemene gronden in de Meierij van Den Bosch tussen hertog en hertgang 1000-2000, Dissertatie Nijmegen 2011; Jan Timmers, Judith Toebast, Mark Bimmel, Historische boerderijen van Peelland tot Land van Cuijk, Geertruidenberg 2012.
12. Er is gebruik gemaakt van de regesten van het rechterlijk archief van Gemert, aanwezig op het gemeentearchief. Willy Ivits reikte enige genealogische gegevens aan. Een werkgroep van de heemkundekring verzamelde gegevens over gemeentelijke monumenten uit de kadastrale legger, waarvan gebruik gemaakt is.
13. Gegevens voor de bouwhistorie van Broekstraat 21 zijn verzameld door auteur tijdens de verbouwingsperiode 2000-2002. Het bouwhistorisch rapport leverde aanvullende gegevens. Alle foto’s zijn van de auteur, tenzij anders vermeld.
14. De eerste bakstenen voorgevel kan ook eerder zijn gerealiseerd. In het Bouwhistorisch rapport wordt eerder gedacht aan de 17de eeuw. Het gebruik van baksteen was in die periode echter nog geen gemeengoed. Mogelijk dat de families Van Empel of van Elderen de gevel hebben gebouwd, maar dat is niet aannemelijk.
15. Bewerking door de auteur van de plattegrond uit het bouwhistorisch rapport (noot 1).

GH-2017-03-Boerderij-Aan-de-Stinckart.pdf