GH-2017-03 Oudste vereniging in Gemert: ONZE LIEVE VROUWE BROEDERSCHAP
Ad Otten
In “Dor hedde de skut” (1982) veronderstelden Peter van den Elsen en Peter Lathouwers al: de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap is de oudste vereniging van Gemert.1 Zij baseerden dat op de uit 1499 daterende vermelding van ‘de bruerscap van Onsser Vrouwen’ in een Gemertse schepenakte, terwijl ze als aannemelijk jaar van oprichting konden wijzen op de stichting van het Maria-altaar in 1464 in de kerk van Gemert. Het bestaan van de gilden van St.-Joris en van St.-Antonius & St.-Sebastiaan, beide van oorsprong ook altaarbroederschappen, zijn in archieven pas decennia later aanwijsbaar. Van het St.-Jorisaltaar is als stichtingsjaar 1516 bekend en van het St.-Antoniusaltaar weten we dat dat gesticht moet zijn tussen 1485 en 1510. Van het St.-Tunniskapelleke aan de Deelse Boom, van oudsher eigendom van het gilde, is al een vermelding bekend uit 1564.2
Wat betreft de stichtingsjaren van de hier genoemde broederschappen zijn in de afgelopen dertig jaar geen nieuwe gegevens gevonden. Maar dan valt het oog opeens op een tekst in het Parochiememoriaal van Petrus Gautius, pastoor in Gemert van 1692 tot 1736, die schrijft over de stichting in 1471 van een “Gulde Misse”.3 Gautius heeft deze tekst opgenomen in een apart hoofdstuk over het Onze Lieve Vrouwenaltaar oftewel het ‘Beneficium Beata Marie Virginis in Gemert’. De passage uit 1471 kopieerde hij uit een ouder parochiememoriaal (1590-1624) aangelegd door pastoor Albert Strijbos. Hieronder volgt de tekst:
“Sondachs smergens lesende misse genomt die gulde misse gefondeert van Art Zeypsieder anno 1471 feria tertia post Matthei (drie dagen na de heiligendag van Matheus evangelist)4 uuijt een ecker gelegen op den Molenacker, dar Joris Hogers we(d)u woent ende erffl: gehuyrt vande Dekens jaerlyx vur – XVIJ vat rog, dar van die dekens totte misse betalen – V gulden. 1608 aen h(eer) Geriden den Cappellaen, dar na sullen sij oec aen (capellaen) Bercmans betalen.”
In hedendaags Nederlands moet deze tekst als volgt worden uitgelegd:
Art Zeypsieder heeft op 24 september 1471 voor elke zondagmorgen een gelezen H. Mis gefundeerd. Die H. Mis heeft een bijzondere kwaliteit als ‘Gulde Misse’. Voor de financiering schenkt Art een akker op de Molenakker. In 1608 staat op deze akker een huis waarin de weduwe van Joris Hogers woont. Zij betaalt daarvoor jaarlijks aan de dekens (van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap) 17 vaten rogge als huur in natura, terwijl op hun beurt de dekens in 1608 aan de bedienaar van de mis (kapelaan Gerid, en na hem kapelaan Bercmans) 5 gulden betalen… Bij de overdracht in 1844 van het Maria-altaar van de OLV broederschap aan de kerk wordt van een Gulde Misse nergens meer gewag gemaakt.8
Wat is een ‘Gulde Misse’?
In eerste instantie denk je aan een gildemis. Immers ook in Gemert wordt het gilde wel eens ‘de guld’ genoemd? Na enig onderzoek moet echter de door Art Zeypsieder gefundeerde ‘Gulde Misse’ toch een andere, meer algemene betekenis hebben gehad van ‘een mis met brandende kaarsen op een versierd Maria-altaar, waarbij in het bijzonder werd stil gestaan bij de blijde verwachting van Maria’.5
In veel bronnen wordt voor een ‘Gulden Misse’ gewezen op een speciale dag en wel de Quatertemper-woensdag na de derde zondag van de Advent, maar dat kan wat betreft de fundatie in 1471 van de Gulde Misse door Art Zeypsieder niet het geval zijn, omdat deze Gulden Misse naar verluidt wordt opgedragen op elke zondagmorgen… Eenduidig is men in Kerkelijke Handwoordenboeken wat betreft de opdracht van de misdienst op het Maria-altaar en met bijzondere aandacht voor de blijde verwachting van, danwel de blijde boodschap aan Maria.
Waar lag de akker van ‘die Gulde Misse’?
In de voorloper van het kadaster, te weten het Gemerts Landboek, zien we dat de Onze Lieve-Vrouwebroederschap van 1717 tot 1816 eigenaar is van twee percelen.6 Het ene perceel ligt aan de Oudestraat en kunnen we hier dus buiten beschouwing laten. Het andere (met landboeknummer 1295) ligt op de Molenakker en meet 3 lopense en 22 roeden dat overeenkomt met 55,728 aren. Zoekend in het kadaster naar een daarmee overeenstemmend perceel komen we uit op het perceel K727 ter grootte van 48,8 are. In 1832 blijkt dat in elk geval ook op naam te staan van de broederschap van Onze Lieve Vrouw, al is dan kennelijk een deel daarvan (ter grootte van zo’n 8 are) inmiddels in andere handen overgegaan. Het langgerekte perceel K727 ligt midden op de Molenakker aan de noordkant van de huidige Virmundtstraat ongeveer ter hoogte van de huidige Van Loestraat, waarvan het het tracé volgt tot aan Binnendoor. Gelet op de kadastrale percelering en de voorgeschiedenis lijkt het er op dat de in het verlengde van K727 liggende percelen K649 t/m K651 van een huis bestaande uit twee woningen met hof gelegen aan de Molenstraat (nu St.-Annastraat) in totaal ruim 10 aren, vroeger deel moeten hebben uitgemaakt van het perceel van de O.L.V.-broederschap. Het oorspronkelijke perceel liep dus helemaal van de Virmundtstraat (voorheen Vloyeneind) tot aan de St.Annastraat (voorheen Molenstraat).
Op 5 februari 1849 koopt de Broederschap het ernaast gelegen perceel K726 (ter grootte van 0,151 hectare) erbij. Maar in het tweede kwart van de twintigste eeuw verandert het broederschapsbezit op de Molenakker van eigenaar. Nadat op 30 maart 1933 al een klein deel ter grootte van 0,0032 ha aan de gemeente is verkocht wordt vervolgens op 13 juni 1948 voor de som van 4000 gulden ook het nog resterende grondbezit op de Molenakker aan de gemeente verkocht.7 Anderhalf jaar later start hier de gemeentelijke woningbouw, die zo’n tien jaar later wordt overgenomen door woningbouwvereniging Goed Wonen.
Art Zeypsieder: oudst bekende zeepzieder in de Nederlanden?
De Art Zeypsieder die we in het voorgaande hebben leren kennen moet te oordelen naar zijn naam het beroep hebben uitgeoefend van zeepzieder. Een beroep dat onder die naam tot op de dag van vandaag bekend is gebleven. De Britse gebroeders Lever zijn over de hele wereld bekend geworden als de fabrikanten van Sunlight van Unilever. Maar ook onze Gemertse Art Zeypsieder heeft iets intrigerends sinds Hans Pennings van het gemeentearchief ons heeft gewezen op de navolgende tekst op de website www.beroepenvantoen.nl: De eerst bekende vermelding van de aanwezigheid van een zeepambacht stamt uit Gouda. In 1507 werd via een ordinantie van de oly ende seepmaeten aan de zeepzieders de verplichting opgelegd de producten in geijkte tonnen te verpakken. Uit 1526 is een voorschrift bekend met voorschriften waaraan de Amsterdamse zeepzieders moesten voldoen. Een aantal keurmeesters moest toezien op de naleving van de voorschriften. Zeepziederijen waren meest kleinere bedrijven met twee tot drie knechten. In de zeventiende eeuw had elke stad er wel een of meer. (…)
En dan te weten dat ‘onze’ Gemertse Art Zeypsieder al in 1471 moet zijn overleden. Vooralsnog zullen we hem dus maar beschouwen als de oudst bekende zeepzieder van de Lage Landen… In het Gemert van de vijftiende eeuw was hij in elk geval een bekend en gezien persoon. In de protocollen van de schepenbank komen we bij een verzoening in het jaar 1470 zijn naam tegen als scheidsrechter, of in overvalst middeleeuws Gímmerts als ‘keersman’ of ‘peismeker’. Een jaar later, vermoedelijk bij zijn overlijden, schenkt hij een huis en akker aan de Molenstraat aan de Gemertse Lieve Vrouwebroeders. Deze broederschap houdt zijn vroegere eigendom maar liefst zo’n vijfhonderd jaar in bezit en bekostigt daarvan heel lang het opdragen van ‘een Gulden Mis’ op het Onze Lieve Vrouwealtaar in de parochiekerk. Art Zeepzieder bezat in Gemert verder nog een erfenisse “neven den Boenenbergh” in de Deel (mogelijk zijn woonhuis), dat na het overlijden vermoedelijk in bezit van de familie is gebleven. Dat Zeepzieder (Zeypsider) als familienaam na het overlijden van Art in Gemertse archivalia tot dusver niet meer is aangetroffen, zou er op kunnen duiden dat de zeepproductie van Art hier niet is voortgezet.9
Tot slot:
Op alle vragen in zake de uit 1471 in Gemert daterende ‘Gulden Misse’ lijkt intussen een antwoord gegeven, al weten we (nog) niet hoelang na 1608/1609 de Gulden Misse nog is gelezen. Nadat de kerk in 1648 werd gevorderd voor de gereformeerden zal daaraan in elk geval (tijdelijk?) een eind zijn gekomen. En wie weet is na de teruggave van de kerk in 1662 de zondagse traditionele ‘Gulden Misse’ niet meer in ere hersteld… Maar hoe het ook zij: De stelling van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap als oudste vereniging van Gemert heeft met het boven water komen van de stichting van ‘de Gulden Misse ter ere van haar patrones’, in elk geval ook meer inhoud gekregen. Met dank aan Art de Zeepsieder, de tot dusver (en voor zolang het duurt) oudst bekende zeepzieder van de Lage Landen.
NOTEN:
1.Peter van den Elsen en Peter Lathouwers, Dôr hédde de skut – de geschiedenis van de Gemertse gilden, Gemert 1982, p.31 e.v.
2. Idem p. 37, 45, 50; Ad Otten, Kapel van Sint Tunnis in de Deel, in: GH nr.67 (1977).
3. Gemeentearchief Gemert-Bakel AG-040 Archief Parochie en kerk Sint-Jansonthoofding invnr.7 Register Gautius folio 237.
4. Grotefend, Taschenbuch der Zeitrechnung, Hannover 1971, p.78. De feestdag van Matheus evangelist, valt op 21 september. Drie dagen na Matheus is 24 september.
5. Geraadpleegd: Wikipedia; Beknopt Kerkelijk handwoordenboek, (……)
6. Jan Timmers en Peter van den Elsen, Het Landboek 1717-1816, Gemert 2003, Gemertse Bronnen dl.3a, blz. 90.
7. Gemeentearchief Gemert-Bakel AG 043 Archief O.L.Vr. Broederschap invnr. 71 diverse documentatie.
8.Idem, invnr. 11 – overeenkomst waarbij ten behoeve van de RK kerk afstand wordt gedaan van het altaar van de OLVr. Broederschap, 13.11.1844.
9. Gemeentearchief Gemert-Bakel – Schepenprotocollen van Gemert R95 dd 31.1.1473 (akte waarin sprake van de erfenis van wijlen Art Zeepzieder in de Deel) en R96 f. 105v. dd 1.8.1470 (Art Zeepsieder is één vd 4 scheidsrechters hier genoemd als ‘keersluden’)