GH-2017-04 Plan Sanatorium Gemert
Ad Otten
Mijn moeder was nog maar een meisje van negen jaar toen haar ome Piet in 1923 overleed aan tuberculose (tbc) of zoals het in Gemert heette ‘án teebee’ of ‘án de tírreng’. Jarenlang zat hij op d’n dries achter café De Vries in het Binderseind, het huidige Axis, in een koets die uit de wind en naar de zon kon worden gericht. M’n moeder vond het maar zielig. Ze mocht wel praten met ome Piet maar niet bij hem in de koets klimmen en hem ook geen hand geven. Wel mocht ze zwaaien en ook helpen met de koets verzetten. Ome Piet was een broer van haar moeder en de oudste zoon in het grote gezin van kastelein Doruske de Vries die ook paardenstalhouder was en koetsen verhuurde. Piet had de stalhouderij van vader Dorus al jaren geleden overgenomen maar uiteindelijk had hij nog maar één koets in gebruik. Voor zichzelf.
Buitenlucht en zonlicht heette de remedie te zijn tegen de gevreesde longziekte, die men ook wel de witte dood of de witte pest noemde. Twee andere koetsen moet hij indertijd hebben verkocht aan familie van andere tbc-patiënten. In de jaren dat Piet aan de ziekte leed, stierven er in Gemert gemiddeld zo’n 15 mensen per jaar aan tbc. Anny van Kimmenade-Beekmans noemde in haar boek ‘Van Pesthuis tot Wijkgebouw’ 160 doden in de jaren tussen 1908 en 1918. In 1901 is er in Nederland (Renkum) al een sanatorium gesticht op een landgoed van het Koninklijk Huis en eind jaren twintig beschikken intussen alle zuilen (socialistisch, protestants, rooms-katholiek) over een eigen sanatorium. In onze regio is er in 1908 in Sint-Oedenrode al een sanatorium voor vrouwen dat overigens slechts plaats biedt aan 15 patiënten. In Son komt er in 1924 een sanatorium voor mannen met plaats voor 60 patiënten. In Gemert wordt in november 1920 naast het op het terrein van besmettelijke ziekten al actieve Wit-Gele Kruis [WGK] nog een speciale Commissie voor Tuberculosebestrijding in het leven geroepen. In plaats van koetsen naar de zon te richten zoals in het geval van Piet de Vries kon het WGK in Gemert vanaf april 1923 aan de Oudestraat over een eigen lighal voor meerdere patiënten beschikken. Twee jaar later komt er elders op een rustig plekje nog een tweede lighal bij. De regionale krant De Zuid-Willemsvaart meldt in de Provinciale Rubriek onder Gemert: “Thans is door het Wit-Gele Kruis weer een mooie lighal geplaatst op een rustig plekje voor de patiënten die buiten moeten liggen. Om inlichtingen kan men zich wenden tot de secretaresse mej. J. Verschure”.1 In 1931 koopt het WGK twee (eenpersoons-) ligtenten, die aldus de jaarverslagen van het Wit- Gele Kruis in de volgende jaren doorlopend in gebruik blijven.2 Het zijn kleine houten gebouwtjes, die dichtbij het huis van de zieke worden geplaatst. De meest luxe exemplaren kunnen door plaatsing op een draaischijf naar de zon en/of uit de wind worden gedraaid. Particulieren die het zich kunnen permitteren bouwen aan het woonhuis dergelijke ligtenten ook wel vast aan het huis.
Eind jaren dertig lijkt het er op dat men de tuberculose aardig onder controle begint te krijgen. Maar in de oorlogstijd en met name in de bevrijdingstijd neemt het aantal tbc-patiënten weer sterk toe. Enerzijds veroorzaakt door verslechterde hygiënische omstandigheden en een tekort aan hulpmiddelen, anderzijds door met tuberculose besmette vluchtelingen (Gemert telt er een 1000-tal) en/of uit Duitsland terugkerende dwangarbeiders.
Pastoor Van Leeuwen van de Helmondse St.- Jozefparochie werkte al vóór de oorlog aan de verwezenlijking van een sanatorium voor Helmond en de regio. De Tweede Wereldoorlog belette de uitwerking van die plannen, maar na de vrede brengt hij gezien het onrustbarend stijgend aantal tbc-patiënten de oude plannen weer op tafel. In zijn pastorie wordt op 9 juni 1945 bij notariële akte de Stichting Sint-Jozefsheil opgericht en een kleine maand later kan hij al een stichtingsbestuur installeren met de Helmondse fabrikant Jan de Wit als eerste voorzitter. De vestiging in de Helmondse bossen aan de weg naar Bakel is aanvankelijk de beoogde locatie, maar wanneer die afvalt vanwege de algemene conditie van dit bosgebied zijn voor de sanatoriumvestiging de bossen tussen Bakel en Milheeze al in de picture gekomen. En intussen voelt ook de gemeente Gemert zich aangesproken.
De in mei 1946 aangetreden burgemeester De Bekker, later zelf lange tijd longpatiënt evenals zijn dochter, brengt in de raadsvergadering van 9 augustus 1946 een voorstel in stemming dat de ter beschikkingstelling (in erfpacht) van 160 hectare hoge heidegrond inhoudt om binnen de Gemertse gemeentegrenzen te komen tot de stichting van een sanatorium aan de doorgaande weg van De Mortel naar Bakel en daartoe een eigen stichting in het leven te zullen roepen. Het betreft het bosgebied links van de Bakelseweg na het verlaten van de bebouwde kom van De Mortel. Behalve het raadsbesluit en de daaromtrent gevoerde correspondentie is er in het gemeentearchief een ingekleurde plantekening bewaard gebleven, waarop we in grote lijnen de plattegrond van het latere gebouwencomplex van Sint-Jozefsheil in Bakel menen te herkennen.3 In september 1946 – het raadsbesluit van de gemeente Gemert is dan nog maar amper een maand oud – valt de keuze voor een in de regio te vestigen sanatorium al op Bakel, die ook de naam zal krijgen van de in de Helmondse parochie Sint-Jozef opgerichte stichting. De regio zal dan overigens nog tot 5 september 1951 moeten wachten alvorens koningin Juliana het sanatorium Sint-Jozefsheil te Bakel kan komen openen.4
Tot die tijd blijven her en der in Gemert nog ligtenten, oftewel tbc-huisjes in gebruik. Harrie van de Wijngaard, geboren in 1935, kan zich nog goed herinneren dat precies zo’n tbc-huisje als er nu nog één in het voormalige sanatorium Bakel staat, tot lang na de oorlog ook één stond op de groenstrook tussen de ziekenhuisvleugel van het Gasthuis en de straat (Ruijschenberghstraat). De zusters van het Gasthuis zorgden voor de patiënt in het huisje. Harrie kwam er elke dag twee keer langs. Naar en van school. De ligtent stond achter een traliehek dat daar het gasthuisziekenhuis omgaf. Harrie kende de patiënt. Het was een jongen van zijn eigen leeftijd. Door de spijlen van het hek bleef Harrie er regelmatig buurten. En als dat wat te lang duurde, dan werd hij door passanten meermaals gemaand om toch maar door te lopen omdat hij anders ook nog besmet zou raken…
Noten
1. Anny van de Kimmenade-Beekmans, Van Pesthuis tot Kruisgebouw, Gemert 1991, blz. 82 met verwijzing naar Het Kerkklokje van 22.4.1923 en De Zuid-Willemsvaart van 25.4.1925. De hier genoemde secretaresse J. Verschure is niemand minder dan de bij iedereen bekende Fientje Verschure, dan nog de eigenaresse en bewoonster van het kapitale herenhuis met koetshuis en prachtige tuin naast hotel De Keizer dat kort na haar overlijden (1925) door de gemeente zal worden gekocht om te gaan dienen als gemeentehuis.
2. Idem, met verwijzing naar de verslagen in de Gemertsche Couranten van resp. 16.4.1932 en 10.6.1933.
3. Gemeentearchief Gemert-Bakel – AG004 Archief Secretarie gemeente Gemert 1927-1960 invnr. 823 bestrijding besmettelijke ziekten.
4. Sint-Jozefsheil, 35 Jaar in Plaatjes en Praatjes, Bakel 1986.
GH-2017-04-Plan-Sanatorium-Gemert.pdf