GH- 2018 04 Jaspert Hendriks, alias Jas d’n Botter (1893-1961)

Thuiswever die vijfendertig jaar machinaal weefde

Ad Otten

Wat de laatste Gemertse thuiswevers betreft, daarvan is een geschiedbeeld blijven hangen van ambachtslieden die de voortschrijdende techniek niet bij konden benen. Maar je kunt je afvragen in hoeverre dat beeld klopt. De werkzaamheid in de buurtschap De Haag van thuiswever Jaspert Hendriks, alias Jas d’n Botter, is met dat beeld in elk geval niet in overeenstemming. Na een proeftijd van een jaar als handwever schakelt hij in 1924 over op machinaal weven en sticht als zzp’er avant la lettre een eigen machinaal weeffabriekske. De geweven producten levert hij rechtstreeks aan de klant. In het Kerkklökske van pastoor Poell – indertijd dé nieuwsvoorziening van Gemert – adverteert hij met ingehouden trots (2.9.1928): “Het beste en goedkoopste adres voor WIT- EN BLAUW LINNEN, WIT KATOEN, KEPER, ENZ. is bij J.H. Hendriks, De Haag B34.” Tot zijn AOW blijft Jaspert als zelfstandige, machinaal thuiswever in zijn eenmanszaak aan het werk. In 1959 vraagt hij een bouwvergunning om de naast zijn woonhuis gelegen werkplaats-weeffabriek tot woning te mogen verbouwen. Hij blijft ondernemend!

Wie was Jaspert Hendriks?

Jaspert is het vierde kind en de tweede zoon in het gezin van martien (tinus) Hendriks en Martha van Nuenen. Na zijn geboorte (17 april 1893) krijgt Jaspert nog drie zussen. Zijn oudste broer verhuist naar Helmond maar de rest van de familie blijft in Gemert wonen. Vader tinus is machinaal wever in de 75 getouwen tellende stoomweverij van Prinzen in het achterland van Gemerts kasteel. De weverij van Prinzen sluit in 1910 de fabriek. Of tinus daarna bij raymakers of Van den Acker emplooi heeft gevonden of zoals menig Gemerts wever als thuiswever weer aan het werk is gegaan op een bewaard gebleven handweefgetouw, weten we niet. De bijnaam ‘tinus d’n Botter’ zou er op kunnen wijzen dat hij is gaan ‘boteren’. In één van de aantekenschriftjes van de heemkundige Willem Vos (1905- 1987), tevens buurtgenoot van Jaspert en miet, schrijft Willem dat de familie Hendriks vroeger een eigen botermijn had. Dat verklaart de bijnaam, al kan die ontleend zijn aan een vroegere generatie. Hendrina Hendriks-spaan (1822- 1908) wordt als 29-jarige moeder van één kind, weduwe van Jan Hendriks. Zoon tinus is dan pas één! Wie weet is zij als botermaakster het wel geweest die de bijnaam “d’n Botter” in het leven riep. De Hendriksen waren in elk geval ondernemend. Hendrika, de zus van Jaspert, trouwt in 1916 met marinus snijders, bij iedereen bekend als ‘de Praojs(t)’, de paardenslager in het Kruiseind. miet, de jongste zus van Jas, start in het ouderlijk huis een winkeltje in kruidenierswaren. en Jaspert is naar zijn opa van moederskant genoemd, de metselaar-aannemer van de fundering van de kerktoren bij de uitbreiding van de parochiekerk in 1852-1854.

Jaspert treedt als jongeman in dienst bij textielfabriek J.A. Raymakers, die na de opzet van een haspelarij in Gemert in 1905 hier een machinaal weverij start en daarmee de grootste werkgever van de gemeente wordt. Na de leerschool ‘machinaal weven’ bij raymakers doorlopen te hebben, besluit Jaspert in 1923- 1924 – hij is dan 30 jaar en ongehuwd – om met de opgedane kennis zelf een industrieel weefbedrijfje (inclusief winkel) te stichten in De Haag. Waarschijnlijk is dit mede mogelijk geworden doordat kort daarvoor de buurtschap op het elektriciteitsnet is aangesloten. Zo krijgt Gemert de eerste machinaal thuiswever, een eenmanszaak naast de machinale stoomweverij- en van J.A. raymakers en Johan van den Acker. Het aantal thuiswevers dat in Gemert dan nog weeft op een handweefgetouw is intussen op één hand te tellen. maar veiligheidshalve begint Jaspert zijn onderneming toch op een oud maar voor hem vertrouwd handweefgetouw en het is ook een handwever (Jan de Fost, een oom van zijn zwager Piet de Fost) die hem in het zadel helpt met een garenbussel, het opbomen en het verder bedrijfsklaar maken van het handweefgetouw dat een plaats krijgt in een daartoe opgetrokken houten bijbouw in d’n hof naast het ouderlijk huis.

Nieuwbouw weverij Jaspert Hendriks in 1948

Op 10 september 1948 staat een uitvoerig verslag over de volledige renovatie van het ‘Haagse’ weeffabriekske van Jas d’n Botter in de Gemertsche Courant onder de kop “Gemerts industrie gaat vooruit”. Bijzonder is dat hier uit de mond van Jaspert is opgetekend hoe hij indertijd is begonnen. De exacte startdatum wordt zelfs genoemd. Het is 12 februari 1923 en de naam van de handwever die hem de helpende hand toesteekt is Jan de Fost, een generatie ouder dan Jas. Het toeval wil dat we van deze Jan de Fost (1863-1941) een prachtige foto hebben waar hij zit te weven in een Nijmeegse winkeletalage bij wijze van demonstratie van het oude Hoog Ambacht. Het handweefgetouw wordt op een groot bord aangeprezen als zijnde 700 jaar oud. Wij weten intussen dat wat betreft het weefgedeelte (het weven met de snelspoel) de bordschrijver er zo’n 600 jaar naast zit, waarbij we aantekenen dat de zware eikenhouten zijstukken wel een ouderdom van 3 à 4 eeuwen zullen hebben gehad. In de sleutelbosch is Jan de Fost tot op hoge leeftijd op zijn handweefgetouw blijven weven. Het verslag in de Gemertsche Courant van de jaargang 1948 meldt dat Jaspert met het handweefgetouw als thuiswever een proefperiode van een jaar inplande waarbij hij zich meer richtte op de te leveren kwaliteit dan op de kwantiteit. De vraag overtrof het aanbod en exact een jaar na de opening van zijn eenmanszaak besluit Jaspert tot de aanschaf van een mechanisch weefgetouw. Uit De Gemertsche Courant citeren we verder:

“Laken- en hemdenkatoen waren vooral de producten waarin Hendriks zich specialiseerde en die bij de boerenbevolking gretig aftrek vonden. Al spoedig werd een tweede machine bijgekocht en meerdere kwaliteitsartikelen verlieten het houten schuurtje dat meer gelijkenis vertoonde met een kippenkooi dan met een weeffabriek.

Het laatste was reeds lang een doorn in het oog van de heer Hendriks doch de tijdsomstandigheden waren van dien aard dat noch aan herbouw noch aan nieuwbouw gedacht kon worden. Doch zoals geen enkel directeur van een levensvatbaar bedrijf stil zit, zo zat ook Jaspar niet stil en het resultaat hiervan getuige bijgaande foto’s. Een prima solied gebouw en van uitstekend dag- en kunstlicht voorzien, uitgevoerd door het aannemingsbedrijf Van Lith, De Mortel, heeft de plaats ingenomen van het oude houten schuurtje dat nu het asyl geworden is van het reeds lang uit de tijd geraakte oude handweefgetouw. In de nieuwbouw zijn de mechanische getouwen ondergebracht waarvan de één een hefbakwisselstoel en de andere een z.g. platte stoel is. De technische bijzonderheden die de heer Hendriks ons verstrekte zijn voor ons leken op het gebied der weefkunst, raadselen, doch wij hebben gezien dat Hendriks met zijn tijd meegaat en zijn steentje bijdraagt tot opvoering der in Gemert zo broodnodige industrie. v.d.L.”.

Op 31 augustus 1948 is de nieuwe weverij van Jaspert Hendriks geopend en op 27 augustus daaraan voorafgaand adverteert de ondernemer al in de Gemertsche Courant met “Jaspert Hendriks – Haag Gemert. teXtIeL VOOr PArtICULIereN Aflevering rechtstreeks aan de klant. UW VOOrDeeL” en “Wij waarborgen oude kwaliteit!!” Bijzonder met betrekking tot de nieuwe weverij is ook de herinnering van marij Vos (1943) aan de bouwactiviteiten in de Achterhaag. Ze kan het zich zo nog voor de geest halen:

“Op ’n dag, het zal in het voorjaar van 1948 geweest zijn, liepen opa en ik de Achterhaag in. Dat was niets bijzonders want we liepen daar dikwijls. Onze opa Piet van de Crommenacker was 78 jaar en nog heel ”hel” en ik was 4 en zat nog net niet op school. Alles zag er uit zoals altijd. We liepen midden op de weg want er kwam hooguit een fiets langs. Het achterste gedeelte van De Haag maakt een bocht naar links en omdat het woonhuis van Driek van den Broek met een hoek ongeveer tegen de weg aan stond, zag ik pas toen we daar waren dat er iets bijzonders aan de hand was. Voorbij Van den Broek in de hof van Jas en Miet d’n Botter, werd gebouwd! Het was er een hele bedrijvigheid. Er werd gesjouwd en gemetseld. De zon scheen en we hebben een hele tijd staan kijken………..

De bouwerij schoot goed op en na korte tijd stond er een mooi gebouwtje. De nieuwe weverij had aan de voor- en linkerzijkant veel ramen en de ingang was aan de rechterkant. Toen wij een tijdje later lakens en slopen nodig hadden, moest daar stof voor gehaald worden. Ons moe vroeg aan mij of ik mee ging naar Jas d’n Botter en daar was ik meteen voor klaar. Ze deed haar schort af en wij naar de Achterhaag. We gingen naar binnen en kwamen in een lichte ruimte waar een ijzeren weefgetouw stond. Ik was onder de indruk van het grote apparaat, waarop op dat moment niet werd geweven. Ik vind het nu nog jammer dat ik het geluid wat dat maakte niet heb gehoord. Jas was bezig met rollen witte stof en van een daarvan werd voor ons een stuk afgemeten en afgescheurd. Hij en ons moe zullen wel een praatje gemaakt hebben, maar daar weet ik niets meer van, ik heb alleen maar rond staan kijken.”

Jas en Miet Hendriks alias d’n Botter: middenstanders

In 2003 brengt de heemkundekring een speciaal nummer uit van Gemerts Heem helemaal gewijd aan de buurtschap De Haag van een halve eeuw eerder. martien van der Wijst is de auteur en hij kijkt daarin terug op de buurt waar hij opgroeide. Uiteraard vermeldt hij ook de aan het eind van de straat gelegen weverij van “thuiswever” Jas d’n Botter al weidt hij daar verder nauwelijks over uit. Over miet de zus van Jas schrijft hij dat “die vooral bekendheid verwierf door haar winkeltje met ‘koloniale waren’, snoep en alles wat verder bruikbaar en eetbaar was”. Jaspert en maria (miet) bewoonden samen het karakteristieke woonhuis aan de ripskant, dat is het paadje dat pal langs het riviertje De rips van De Haag naar de ruijschenberghstraat voerde. miet is geboortig van 1900 en dus zeven jaar jonger dan haar broer Jas. Haar winkeltje was gevestigd in het voorhuis. Vroeger bestond het pand uit twee woningen. Hun ouders bewoonden tot hun overlijden het achterhuis. De weverij van Jas was gebouwd in d’n hof aan de noordkant van het woonhuis.

Behalve van Marij zijn er nog een paar wetenswaardige getuigenissen aan de weverij van Jas. De eerste is die van de 87-jarige mia van Hoof-Kandelaars. Zij is de dochter van kleermaker toon Kandelaars die goed bevriend was met Jaspert. Haar vader was bestuurslid van de middenstandsvereniging van Gemert en thuiswever Jas maakte daar ook deel van uit. mia weet zich nog goed te herinneren hoe ze met haar vader en broers en zussen op zondagmiddagen gingen wandelen en dat ze dan ook wel eens bij de weverij in De Haag belandden en ze hoort Jas tegen haar vader nog iets zeggen van “Ha Toon. Wa hédde toch ’nen hoop korteghajd baj!” Kostelijk is ook het relaas van sjaantje van Vugtde Wit (1948), die als kind tegenover Jas en miet woonde:

“Als klein kind kwamen wij daar in de winkel. Ook in de weverij zijn we vaak geweest. Daar stond een weefgetouw waar Jas op deed weven. Als de ramen openstonden hoorde je de spoel over het getouw schieten. Naderhand is de weverij verbouwd tot woonhuis. We wisten toen niet dat het broer en zus waren en dat ze Hendriks heetten. Als één van beiden jarig was, mocht mijn oudere zus Ida en ik daar op feest. Drieka en Door van de pastorie waren er dan ook. Elke keer moesten wij hetzelfde stukje voordragen van ´Alletwee Tonna´. Dit hebben wij zo vaak gedaan dat toen ik 50 jaar werd en aangekleed werd als Sara, ik samen met Ida hetzelfde stuk moest doen en het nog goed van buiten kende. Dat was lachen voor iedereen, want broers en zussen hadden al voorspeld dat ik het niet zou doen of het niet zou weten hoe het moest. Ik bewaar heel mooie herinneringen aan het wonen in De Haag – Sjaantje”.

Tot in het jaar 1959 blijft de weverij van Jaspert Hendriks in bedrijf. Jaspert vindt het genoeg geweest. Op 6 augustus van dat jaar vraagt hij – inmiddels 66 jaar – bij de gemeente vergunning voor het verbouwen van een werkplaats tot woonhuis, ter plaatse Achterhaag 5. De vergunning wordt verleend op 9 november 1959. In het adresboek van de gemeente Gemert is in 1960 Jaspert H. Hendriks nog het gezinshoofd van het gezin dat bestaat uit 1 man en 1 vrouw. maar let wel, het betreft hier broer en zus. Jaspert is evenals trouwens zijn zus het hele leven ongehuwd gebleven. Op 1 november 1961 overlijdt Jaspert in het ziekenhuis te Veghel.

Nalatenschap van Jas d’n Botter

De heemkundekring beschikt over het ‘dodspréntje.’ van Jaspert Hendriks. een citaat uit de tekst: “Hij was een vakman; hij hield van zijn ambacht: tot in de verre omtrek had hij zijn vrienden en zij wisten zijn werk te waarderen. Thuis vond hij rust na gedanen arbeid, vele jaren bij zijn ouders, later bij zijn zuster, met wie hij het huiselijk leven deelde. (….)”.

In ‘Adresboek der gemeente Gemert van 1964’ is er geen gezinshoofd J.H. Hendriks meer, maar wel m. (=maria/miet) Hendriks op De Haag 76. Door de samenvoeging van Achterhaag en Voorhaag heeft het oude woonhuis aan de ripskant een nieuw huisnummer gekregen maar het betreft nog steeds hetzelfde pand. eind handjaren zestig krijgt het pand een nieuwe bestemming. Miet Hendriks verhuist dan naar de locatie van de weverij die inmiddels is verbouwd en ingericht tot woning (dan De Haag 72; nu De Haag 102). De Haag 76 wordt eigendom van de gemeente en de stichting Gemerts Atelier de nieuwe gebruiker.

Eind jaren zeventig van de vorige eeuw ontwikkelt de gemeente het bouwplan ‘Hagenhof’ dat de goedkeuring van de gemeenteraad krijgt. Het pand De Haag 76 wordt daarvoor opgeofferd want op die locatie komt de toegang tot het nieuwbouwwijkje. De straatnaam Hagenhof dateert al van december 1978 maar pas een jaar of wat later start de nieuwbouw ter plaatse. Dan verdwijnen ook de rips en het pad ‘de ripskant’, dat wil zeggen in de bedding van het riviertje wordt een (fraai) wandelpad aangelegd dat sinds 2007 de naam draagt van Vorsterpad.

De meest bijzondere nalatenschap van Jaspert Hendriks betreft het louter uit piëteit door hem vele decennia bewaard gebleven handweefgetouw waarmee hij in 1923 als zelfstandig en onafhankelijk thuiswever startte. Zijn zus Miet maakt het in april 1981 als eregast tijdens de opening van de Heemkamer nog mee dat op het antieke getouw van haar broer weer geweven wordt. Op dezelfde dag presenteert de heemkundekring ook het boek “De Gemertse handwever. Zijn vaktaal en zijn dagelijks leven”. De auteurs waren Michel van de Ven en Piet Vos.

Elders in Gemert wordt dan ook al geweven op de door Willem Vos op oud-ambachtelijke wijze gecreëerde eikenhouten kopie van dit hand weefgetouw dat Willem de naam meegaf van “’t Overskötje van ’t Slötje” op grond van het gegeven dat alle eikenhouten materiaal dat hij daarvoor gebruikte afkomstig is uit de sloop van ’t slötje, oftewel het tot boerderij verbouwde oude Huis Lanckveld in de Deel. Dit monumentale weefgetouw wordt nu gebruikt in het wevershuis van het Boerenbondsmuseum, terwijl het authentieke handweefgetouw van Jas d’n Botter – enige jaren geleden gerestaureerd door Ben Kerkhof – in het museum nog wacht op een toepasselijke plaats dan wel bestemming.

Maria (miet) Hendriks overlijdt op 22 april 1984 te Veghel in het ziekenhuis. Zij is dan 84 jaar. Vier dagen later wordt ze in Gemert begraven.

Met dank aan Marij van Pelt-Vos, Willy Ivits, Mia van Hoof-Kandelaars en Sjaantje van Vugt de Wit

GH-2018-04-Jaspert-Hendriks-alias-Jas-d’n-Botter-1893-1961.pdf