GH-2019-01 SS’ers maken weinig woorden vuil aan Gemert

SS’ers maken weinig woorden vuil aan Gemert

Hein van Dooren

De dagboeken van een tiental Duitse militairen leveren geen nieuw inzichten op over hun opmars door Brabant tijdens de eerste oorlogsdagen. Aan Gemert worden slechts enkele zinnen gewijd, afkomstig van een lid van een SS-verkennerseenheid die op 12 mei 1940 een zestal uren in Gemert verbleef. Niets meldt hij over de Duitsers die een dag daarvoor het hele dorp nog op zijn kop zetten met een gijzeling van honderden burgers. De verwikkelingen rond een bont halsdoekje vindt hij daarentegen wel de moeite van het opschrijven waard.

Je zou kunnen zeggen dat de Tweede Wereldoorlog in Gemert pas op de tweede dag begint. Op de eerste dag heeft nog niemand een Duitse soldaat gezien, maar op 11 mei 1940 rijden ze plotseling het dorp binnen, ongetwijfeld vol angst en ongeloof aangestaard door veel Gemertenaren. Het is allesbehalve een imposante opmars van de Duitsers, die op de fiets de Molenstraat en de Molenakkerstraat inrijden. Dat je ook per fiets, maar uiteraard wel bewapend, een heel dorp in rep en roer kunt brengen, wordt al snel duidelijk.
Vrijwel meteen raken zij in gevecht met Nederlandse militairen die met enkele vrachtwagens voor het poortgebouw van het kasteel op wacht staan, terwijl de rest van hun genie-detachement zich in het kasteel bevindt. Een Duitse soldaat, Emil Hoffman, wordt dodelijk getroffen door de Nederlanders die geen militair uniform maar blauwe overalls dragen. De Duitsers, die om die reden denken dat een burger hun kameraad heeft neergeschoten, zijn furieus. De schuldige aan deze moord moet gevonden worden. Circa 500 burgers – vrouwen, mannen en kinderen – worden van de straat geplukt of uit hun huizen gehaald en naar de kiosk gedreven op het Borretplein (het huidige Ridderplein), terwijl de Duitsers en de Nederlandse militairen in het kasteel over en weer op elkaar schieten. Na enkele uren komt de commandant van de Nederlandse militairen zwaaiend met een witte handdoek naar buiten. Hij kan niet anders dan zich overgeven aan de Duitsers die versterking hebben gekregen en met een pantserafweerkanon het poortgebouw zijn ingereden.
Twee Gemertenaren laten bij de gevechten het leven. Een verdwaalde kogel vanuit het kasteel treft de 11-jarige Nico van Vught en Bert Baggermans (63) krijgt het aan de stok met een Duitse militair die hem ter plekke neerschiet omdat Baggermans – een geestelijk beperkte man – weigert zich bij de gijzelaars te voegen.

Licht
Hoe Gemertenaren de gijzeling hebben beleefd, is in verschillende publicaties van de heemkundekring uit de doeken gedaan. Hoe de Duitsers in het verhaal staan, kun je veronderstellen, maar is voor zover mij bekend, nooit vastgelegd. Dagboekfragmenten van een groep SS’ers – gebundeld in een boek van 142 pagina’s en een periode bestrijkend van 9 mei tot 12 juli 1940 – zouden daar een licht op kunnen werpen, omdat ze de opmars beschrijven van Duitsers vanuit Datteln – via onder meer Gemert – naar uiteindelijk Poitiers in Frankrijk.
De dagboeken zijn na de oorlog terechtgekomen in het archief van het Niod, het instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies. Het leek mij een bestudering waard, maar in de Niod-studiezaal concludeer ik al snel dat de dagboeken vooral vol staan met verwaand SS-proza en dat Gemert er nauwelijks aan te pas komt.

Wapens
Het dagboek begint zoals gezegd op donderdag 9 mei in Datteln, pakweg 150 kilometer van Gemert. Een SS-Unterscharführer schrijft dat de militairen vanaf 18.00 uur paraat moeten staan. Hij noemt de stemming ‘eigenaardig’, omdat niemand weet wat er eigenlijk aan de hand is. Als een enorme kolonne dan eindelijk aan de opmars begint, kan de Unterscharführer zijn emoties niet de baas. Hij spreekt over een ‘berauschende Symphonie militarischen Macht und Starke, ein erhebenes, mannliches Bild das nun vor unseren Augen abrollt.’ Hij vraagt zich af of de vijand ook zoiets tevoorschijn kan toveren, maar geloven doet hij het niet. De Duitse soldaat heeft, zo schrijft hij, de beste wapens, de beste opleiding en de sterkste wil. ‘Und wer dieser hat, hat den Sieg’,  concludeert hij. Hij verwijst nog maar eens naar het Verdrag van Versailles dat de Duitsers naar zijn zeggen tot slaven maakte van de overwinnaars, om vervolgens tot de slotsom te komen dat ‘Duitsers moeten nemen, wat de vijand niet vrijwillig geven wil’.

Souvenir
Op 12 mei om acht uur in de morgen arriveert een verkennerseenheid SS’ers per motorfiets in Gemert. Ze blijven tot twee uur in de middag in Gemert, begraven twee kameraden die bij een gevecht in Den Bosch waren gedood, kijken wat rond in Gemert en vervolgen dan hun weg via België naar Frankrijk.
In het dagboek wordt met geen woord gerept over het begraven van de soldaten of over de verwikkelingen een dag eerder op het Borretplein. Opmerkelijk is dat een lid van de verkennerseenheid het wel van belang vindt een trivialiteit in zijn dagboek te noteren:
14.00 Uhr. Wir treten wieder an, nachdem wir uns alle mit bunten hübschen Halstüchern versehen haben.
Of in het Nederlands: ze tooien zich met bonte, mooie halsdoeken die ze (het dagboek meldt het niet) misschien wel als souvenir in Gemert gekocht hebben.
Zie je ze staan: SS-motorrijders, op hun kop een Stahlhelm, een stoer uniform om de schouders en om hun hals een kleurrijk doekje. Het heeft iets wufts, iets frivools dat niet past bij de verhevene, het mannelijke waar eerder vol trots over werd gesproken. Of de leider van de gevechtseenheid laaiend was over de wulpsheid van zijn motorrijders, vertelt het dagboek niet, maar hij verbiedt ze wel het souvenir te dragen. Met een kale nek vervolgen ze hun reis.

Pennenstreekje
Een dag later stuitten de SS’ers in de buurt van het Wilhelminakanaal op de eerste serieuze tegenstand. ‘Die erste Hollander!’, schrijft een van de dagboekschrijvers opgewonden. Vijftien (‘alles junge Burschen’) worden gevangengenomen. Een SS’er meldt dat hij een trofee heeft veroverd in de vorm van een Nederlandse soldatenhelm. En verder rijden ze, naar Tilburg, Breda, en dan de grens over via België naar Frankrijk. Onderweg wordt er keihard gevochten met vele doden en verwoestingen als gevolg.

Op dinsdag 25 juni zijn ze in Poitiers, waar ze midden in de nacht het bericht krijgen dat er een wapenstilstand is bereikt tussen Frankrijk-Duitsland en Frankrijk-Italië.
SS-Gruppenführer Paul Hausser, de grote baas van het regiment ‘Deutschland’, zegt in een nawoord van de gebundelde dagboeken dat het niet mogelijk is alle afzonderlijke blijken van ‘Tapferkeit und Angriffsgeist’, te vermelden. Meer dan 4100 militairen zijn gevangen genomen en de oorlogsbuit die gemaakt wordt in Noord-Frankrijk is ‘unübersehnbar’.
Gemert is in hun rit naar die overwinning slechts een onbeduidend pennenstreekje. Alleen de bonte halsdoeken blijken een vermelding waard.

Bronnen
– Europese Dagboeken en egodocumenten, archiefstuk 744, NIOD, Instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies.
– Heemkundewerkgroep WO-II, De Duitse inval in Gemert (2), Gemerts Heem 2013, nr 3
– Ad Otten, Kapittelstokjes: Pro Memorie 11 mei 1940, Gemert Heem 2014, nr 1
– Anton Verbakel en Ruud Wildekamp, Twee Duitse oorlogsgraven bij ‘De Drie Ossen’ in mei 1940, Gemerts Heem 2015, nr 2

2019-01-SSers-maken-weinig-woorden-vuil-aan-Gemert.pdf