GH-2019-02 Vroege roeping in een tijd van secularisatie
Vroege roeping in een tijd van secularisatie
Jan Verhees bezorgde Gemert laatste grote priesterfeest
Paul Verhees
Deze zomer is het vijfentwintig jaar geleden dat pastoor Jan Verhees overleed. Deze Gemertse jongen bezorgde de parochie Sint-Jans Onthoofding tien jaar daarvoor het laatste grote priesterfeest.
Jan Verhees werd geboren op 26 maart 1960 als zoon van het kruideniersechtpaar Jacques Verhees en Greet Verhees-van Ansem. Jan overleed op 13 juli 1994 tijdens een vakantie in Praag. Zijn vier jaar oudere broer Paul is nu redacteur van Gemerts Heem en de auteur van dit artikel.
Jan Verhees had een vroege roeping. Als kind speelde hij priestertje aan een tafel waarop hij een bloemenvaasje plaatste met een brede bovenrand en een smalle voet, precies de vorm van een kelk. Daarover drapeerde hij een zakdoekje met daarop een kartonnetje, iets dat geleek op wat hij in de kerk op het altaar had gezien. Een tafelkleed als kazuifel, een brandend kaarsje op tafel en pepermuntjes als hosties. Dan kon de mis beginnen.
De secularisatie vierde hoogtij in de jaren zestig en zeventig en binnen de kerk was de polarisatie in volle gang. De kerken liepen leeg en geen kind hoorde je zinspelen op een toekomst als priester. Als oudere broer dacht ik dat het mijn broertje alleen om de ceremonie te doen was en dat het wel zou overwaaien als hij ouder werd, maar dat bleek een verkeerde inschatting. Zelf wilde ik al die veranderingen in de wereld gaan verkennen en ik ruilde mijn opleiding voor onderwijzer in voor een loopbaan als journalist.
Kaars
Als kind speelden we thuis vaak schooltje, waardoor Jan als kleuter al kon lezen en schrijven. Maar voor Jan ging er geen dag voorbij of hij speelde ook priestertje. Dat liep ooit nog eens bijna compleet verkeerd af, toen hij zijn mis had opgedragen en verviel in een ander spel. Zijn moeder kwam net op tijd in de speelkamer – de opkamer boven de kelder – om de vlammen te doven die al een gat in het tafelblad hadden gebrand en langzaam richting magazijnopslag van de winkel kropen. Het zou een ramp betekend hebben als de kartonnen dozen hadden vlamgevat, want de opkamer had een houten vloer en een houten plafond en elke brandweerman weet dat er luttele seconden later geen redden meer aan was geweest.
Tegenslag had het gezin al genoeg gehad, want precies op de vierde verjaardag van Jan was op 26 maart 1964 vader Jacques overleden. Hij was in het SintJoseph Ziekenhuis in Veghel aan een gebroken heup geopereerd en had ’s nachts trombose gekregen. Moeder stond sindsdien alleen voor de opvoeding van haar twee zonen en bovendien moest ze de kruidenierswinkel blijven bestieren; het was naast een bescheiden AWWuitkering de enige bron van inkomsten.
Moeder was een godvruchtige vrouw die haar kinderen een degelijke roomskatholieke opvoeding gaf. Ze zal het incident met de brandende kaars snel vergeten en vergeven hebben, want ze stimuleerde haar zoon Jan met veel overtuiging om zich dienstbaar te maken in de kerk. Jan werd op de lagere school misdienaar en later acoliet. In die functies stond hij waar hij maar kon deken Van Oort in de SintJanskerk ter zijde. Dat hij als kind niet alle instructies goed begreep, was hem vergeven. Toen deken Van Oort hem bij de aankleding van de kerk voor Kerstmis vroeg om wat mos op de planten in de kerk te leggen, nam Jan dat vrij letterlijk. Alle kerstrozen kregen een toefje mos op hun rode bladeren en deken Van Oort kon de hele exercitie nog eens over doen, maar nu goed.
Peerke Donders
Jan Verhees had al jong een grote bewondering voor de Tilburgse missionaris Petrus Donders die alles wat hij over deze apostel van de melaatsen en de indianen kon vergaren. Hij schreef een boekje over de in 1982 zalig verklaarde Tilburger, dat twee jaar later – in het jaar dat Jan werd priestergewijd – is uitgegeven door uitgeverij Tabor in Brugge. De bewondering van Jan voor Peerke kwam onder meer terug op Jans overlijdensprentje met een citaat van Donders: “De goede God geve mij de genade om te volharden in Zijn liefde en mijn heilige roeping.”
Jan doorliep met goed gevolg het Mgr. Zwijsen College in Veghel. Geïnspireerd door zijn voorbeeld Peerke Donders en gesteund door zijn moeder oriënteerde hij zich op de mogelijkheden voor een priesteropleiding. De Theologische Faculteiten van Tilburg en Nijmegen vond hij maar niks, het SintJanscentrum in Den Bosch bestond nog niet en Rolduc lonkte. De in die tijd al zeer omstreden priesteropleiding van mgr. Jo Gijsen in het zuiden van Limburg gaf geen recht op een landelijk erkend diploma, maar daar maalde Jan niet om. Hij werd aangenomen en ging studeren en intern wonen op Rolduc bij Kerkrade.
Daar maakte hij kennis met conrector André Lemmens die in de tuin aan het werk was toen Jan arriveerde. Jan vroeg hem of hij de tuinman was. Lemmens zag direct het verband met een passage uit het paasverhaal in de Bijbel, waarin Maria Magdalena de herrezen Jezus aanziet voor de tuinman.
Er ontstond een diepe vriendschap. André Lemmens stond naast Jan aan het altaar toen die op zondag 17 juni 1984 zijn eerste mis opdroeg in de SintJanskerk in Gemert. Hij was een dag eerder op zaterdag 16 juni 1984 door mgr. Gijsen in Roermond priester gewijd. Een dag later droeg neomist Jan Verhees zijn eerste mis op in een volle kerk SintJans Onthoofding in Gemert, waar hij was opgegroeid.
Priesterfeest
Rond deze eerste mis vond het laatste grote traditionele priesterfeest plaats in de parochie SintJans Onthoofding. Het feest bracht duizenden mensen op de been: van allerlei verenigingen die Jan in een stoet naar de kerk begeleidden tot toeschouwers langs de route van de Pandelaar naar de kerk en kerkgangers die de mis bijwoonden. Ook de receptie ’s middags werd druk bezocht.
Het priesterfeest was georganiseerd door een comité van buurtbewoners in de Pandelaar. Het bestond uit Piet van Houtert, Janus Crooijmans, Piet van Duinhoven, Peter Verhappen, Johan van Rooij, Toon Jonkers, Tonny Pennings, Jan Nooijen en Cor van den Broek.
Om de kosten van het feest te dekken organiseerde het comité op een zondag enkele weken voor het feest skelterraces in het nieuwe woonwijkje Den Elding tegenover de ouderlijke woning van Jan Verhees. Ook werd een grote vlooienmarkt gehouden op het terrein van de autospuiterij van Piet van Houtert en een bingoavond in het Vossenkamp.
Alleen de naaste familie van Jan had zijn priesterwijding in Roermond bijgewoond. Op de zondag dat hij in Gemert zijn eerste mis opdroeg, had een grote familie- en vriendenschare zich verzameld bij het ouderlijk huis in de Pandelaar. Het feestcomité had het huis versierd en op straat maakten diverse verenigingen zich gereed om de neomist naar de kerk te begeleiden. Ruiterverenigingen, wandelclub, gilden, scouting, harmonie en drumband stelden zich in een lang lint op en Jan en zijn moeder namen plaats in een rijtuig. De stoet trok vanuit de Pandelaar naar de kerk, waar Jan Verhees met een daverende ovatie werd ontvangen.
Na afloop van de mis keerde de hele stoet weer terug naar de Pandelaar, waar de gilden een vendelgroet brachten en de muziekgezelschappen aantraden voor een aubade. Na afloop gingen neomist Jan Verhees en zijn gasten naar de naast zijn ouderlijke woning gelegen autospuiterij van Piet van Houtert. Die had zijn bedrijfsruimte ingericht als feestzaal voor de receptie. Het werd een drukke middag voor Jan waarop hij van veel parochianen, vrienden en bekenden de felicitaties in ontvangst mocht nemen.
Audiëntie
Na zijn priesterwijding werd Jan Verhees kapelaan in de SintOdaparochie in Weert. Al binnen een jaar werd hij door mgr. Gijsen aangesteld als kapelaan in de Pancratiusparochie in Heerlencentrum waar hij van 1985 tot 1990 zijn priesterambt vervulde onder de hoede van deken Jos Punt, de latere bisschop van Haarlem. In 1990 kreeg hij zijn aanstelling als pastoor van de Roermondse parochies Heilig Hart van Jezus en O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand. In 1991 kwam daar de H.Tomasparochie en in 1994 de GoedeHerderparochie bij. Daarnaast werd hij aangesteld als begeleider van het jongerenpastoraat in het bisdom Roermond. Ook ontving paus JohannesPaulus II hem in die tijd in Vaticaanstad op een persoonlijke audiëntie. Pastoor Verhees was trouw aan het leergezag van de roomskatholieke kerk, zoals dat vanuit Rome werd uitgedragen. Hij gehoorzaamde daarin mgr. Gijsen die hem de kans had gegeven zijn priesteropleiding te volgen op Rolduc. Het bood hem houvast in een gepolariseerde katholieke kerk. Maar Verhees interpreteerde het leergezag niet uitsluitend als dwingend opgelegd dogma. “Ik volg mijn geweten dat is gevormd door het leergezag van Rome”, zei hij ooit, toen hem een verzoek bereikte om een kerkelijk huwelijk te ontbinden. Daarmee liet hij ruimte om een andere keuze te maken dan de kerkelijke wetten voorschreven.
Als hij bij zijn moeder in Gemert op bezoek was, kon pastoor Verhees smakelijk vertellen over de ervaringen in zijn parochie in Roermond. Hij verhaalde bijvoorbeeld van een van de eerste keren dat hij een huwelijk inzegende. Hij vergat de wijwaterkwast uit te kloppen en het bruidje kreeg de volle laag. Haar fraai opgestoken kapsel zakte door al het water als een plumpudding in elkaar. Of van een andere keer, toen een jongen uit zijn parochie hem zijn nieuwe fiets liet zien. “Kijk maar uit dat ze hem niet weghalen”, waarschuwde pastoor Verhees bezorgd. Waarop de jongen hem op de stoep voor zijn ouderlijk huis opbiechtte: “Ik hèb hem weggehaald.” Toen hij pastoor was van de Pancratiusparochie in Heerlen had hij een telefoonnummer dat nogal veel leek op dat van de naburige bakker. Op een ochtend beantwoordde een oud vrouwtje zijn begroeting aan de telefoon met: “Och mijnheer kapelaan, wat doet u bij de bakker?”
Ontwapenende humor
Met zijn ontwapenende humor redde pastoor Verhees zich meer dan eens uit netelige situaties. In zijn positie kwam hij regelmatig in gezelschap van hooggeplaatste personen die spraken over onderwerpen waar hij geen kaas van had gegeten. Mgr. Gijsen zei ooit tegen hem: “Doe maar net of je het snapt en zoek later maar op waar ze het over hadden.”
Hij was ook creatief in het oplossen van lastige omstandigheden, zoals die keer in Santiago de Compostella. Zoals het een goed priester betaamt, deed hij elke dag de mis, ook als hij ver van huis was. Daarginds in dat Spaanse bedevaartoord waren altijd meer gezelschappen die om een eucharistieviering vroegen, dan er priesters waren om de mis te doen. Toen pastoor Verhees zijn diensten aanbood, was er een groep Duitse bedevaartgangers voor wie hij de mis kon opdragen. Hij vergat echter te informeren naar de naam van de plaatselijke bisschop en dat brak hem tijdens de mis op. Tijdens de voorbede sprak hij: “Wir beten für unseren Papst Johannes-Paul und für unseren Bischof…”, maar pastoor Verhees ging zonder aarzelen door “… für unser Bischof, Gott weiss wie er heisst.” Nog eentje dan. In een heilige mis, die pastoor Verhees opdroeg, moesten twee misdienaars aantreden met een kan water voor de handwassing en een bekken om het stromende water op te vangen. Maar er verscheen maar één misdienaar die aan het altaar het water over Jans handen goot met de woorden “d’n andere is ziek”. Het water vloeide rijkelijk over zijn kazuifel en Jan kon het later smakelijk vertellen, wetende dat zijn gehoor er zich mee zou amuseren. Met zijn humor kon hij met carnaval zo als buutreedner in de ton en dat deed hij dus ook. Enkele jaren op rij kreeg hij met zijn maatje kapelaan Olav Wauters tijdens de zittingsavonden in Roermond de zaal plat in hun creatie van twee engelen.
Pastoor Verhees begaf zich graag onder de mensen en was met zijn goedgeluimdheid zeer gezien in de parochie. In die tijd waren er nog weinig megaparochies zoals we die nu kennen. Verhees had de opdracht om de parochies van Roermondoost samen te smeden en dat was pionierswerk. Er ontstond een parochie van ruim twintigduizend parochianen, maar pastoor Verhees ging ondanks zijn drukke agenda nog dagelijks op huisbezoek.
Schok
De schok was groot toen in juli 1994 – tien jaar na zijn priesterwijding – vanuit Praag het nieuws doordrong dat pastoor Verhees daar tijdens zijn vakantie plotseling was overleden. Hij werd ’s morgens dood op bed aangetroffen door een van zijn reisgenoten met wie hij daar vakantie vierde. Pastoor Verhees sliep er met een bevriend echtpaar in een nonnenklooster. De man had in de dakgoot moeten klimmen om in de kamer te kijken, nadat Jan Verhees niet reageerde op kloppen op de deur op een tijdstip dat hij al lang aan het ontbijt had moeten zitten.
Ik, zijn broer, werd ’s morgens vanuit Roermond gebeld door kapelaan Olav Wauters die telefonisch het trieste bericht overbracht. Samen met de huisarts ben ik mijn moeder gaan informeren. We hebben die dag gehuild, maar ook gelachen bij het ophalen van de herinneringen aan al zijn rare fratsen. Zoals om die anekdote dat hij in de eetzaal van een nonnenklooster werd aangesproken door moederoverste. “Meneer pastoor, heeft u wel schone sokken aan gedaan, want het ruikt hier onfris?” Waarop pastoor Verhees triomfantelijk zei “ja hoor” en de vuile sokken uit zijn binnenzak viste.
Natuurlijk waren het moeilijke dagen door het verlies van pastoor Verhees. Niet alleen door het persoonlijk verdriet maar ook door alle formaliteiten. Ik ben op die bloedhete zomerdag in juli vier keer van Gemert op en neer naar Roermond gereden om alle zaken te regelen die bij het overlijden van een pastoorbroer komen kijken. De repatriëring werd geregeld door het bisdom. De uitvaartdienst werd gepland in zijn H.Hartkerk in Roermond. In zijn testament had pastoor Verhees als voorganger voor zijn uitvaart deken Jos Punt van Heerlen aangewezen. Punt droeg intussen als vicarisgeneraal van het bisdom Roermond de zorg voor de priesteropleiding Rolduc, maar gaf gehoor aan het verzoek om voor te gaan in de uitvaartdienst.
Begrafenis
De begrafenis, tja, dat was nog een dingetje. Zijn testament was opgemaakt toen Verhees nog kapelaan was in Heerlen en niemand had voorzien dat hij zo vroeg zou overlijden. Zijn wens om in Heerlen begraven te worden is daarom uitgelegd als een momentopname die niet is herroepen toen hij in Roermond werd aangesteld. Met de notaris werd overeengekomen dat we de wens van mijn moeder zouden respecteren, dat haar zoon in haar buurt begraven zou worden.
Zijn oude parochie kon hem echter geen plek bieden op het kerkhof achter de ‘aaw kéérk’. Dat was nagenoeg vol en de paar plekken die nog beschikbaar waren, werden achter de hand gehouden voor eigen parochianen. Jan werd daartoe niet gerekend, want hij was al jaren uit Gemert weg. Nog voor wij ons als familie een oordeel konden vellen over de situatie stond ’s avonds pastoor Sjef van der Maazen uit Handel bij moeder op de stoep. Jan was bevriend met Van der Maazen en moeder ging vaak in Handel naar de kerk. Hij had gehoord van het standpunt van de parochie in Gemert en bood een plaats aan op het kerkhof in Handel.
Veel Gemertenaren, van notabelen tot parochianen die iets opgevangen hadden maar het fijne niet wisten, spraken schande van het besluit van het parochiebestuur om Jan geen plek te gunnen op het kerkhof waar ook zijn vader begraven lag. Wij als familie konden milder reageren. Er was een goede oplossing en voor het standpunt van het parochiebestuur viel begrip op te brengen.
Tijdens de uitvaartdienst in Roermond op 20 juli 1994 was de kerk afgeladen vol. Het was vakantietijd maar er waren veel mensen – onder wie de Roermondse burgemeester Herman Kaiser – voor de uitvaart teruggekomen van hun vakantieadres. Na de dienst is een hele stoet auto’s mee naar het kerkhof in Handel gereden om Jan daar ter aarde te bestellen. Mijn moeder is een paar jaar later van de Pandelaar naar het Valkenswaardhof in Handel verhuisd, zodat ze niet meer iedere dag op en neer hoefde te fietsen naar het graf van Jan. En toen ze daar woonde, hebben we mijn in 1964 overleden vader laten herbegraven naast zijn zoon Jan, zodat moeder niet meer naar Gemert hoefde voor een bezoek aan het graf van haar man. Mijn moeder overleed in 2006 en is bijgezet in het graf van mijn vader. Wie zich ooit mocht afvragen waarom de Gemertse kruideniersfamilie Verhees is begraven in Handel, heeft hier het antwoord.
Priesters uit de Pandelaar
pater Gerlacus van den den Elsen, geboren 1853 – priester gewijd 1876
P. van Ganzewinkel, geboren 1905 – priester gewijd 1931
pater Martien van Schijndel geboren 1923 – priester gewijd 1948
pater A. van Rooij geboren 1929 – priester gewijd 1955
pater Harrie van den Bosch geboren 1932 – priester gewijd 1956
pastoor Jan Verhees geboren 1960 – priester gewijd 1984
(Bron: herinneringen van Jan Brouwers, oudinwoner
van de Pandelaar)