GH 2020-01 Familie Volkert in Nederlands-Indië
Rob de Haas
In Gemerts Heem nummer 3 van 2019 schrijft Zjon van de Laar over de zakelijke perikelen van de Vlaamse weeffabrikant Jacques Jean Volkert, die acht jaar op het kasteel heeft gewoond en daar zijn textielfabriekje drijft. In die periode van 1838 tot 1846 schenkt zijn vrouw Theodora Moritz het leven aan zeven kinderen, van wie drie op zeer jonge leeftijd sterven. Als Jacques in 1846 met zijn weverij stopt, vertrekken hij en Theodora alleen met hun jongste dochter Maria naar Nederlands-Indië, de rest van de kinderen achterlatend. Van de 4-jarige Gustavus Nicolaas Antonius en zijn 5-jarig broertje Hendrik Karel weten we dat zij zijn ingeschreven op de kostschool Saint Louis in Oudenbosch. De andere vier moeten elders zijn opgevangen. Ruim tien jaar later (!) keren de ouders terug uit Indië om in 1860 opnieuw naar de Oost te gaan, maar nu met het hele gezin.
Snuffelend in de gedigitaliseerde kranten van de 19e en 20e eeuw (Delpher.nl 1) kunnen we het Indische verhaal van de familie Volkert voor een belangrijk deel reconstrueren.
In Nederlands-Indië
Na hun tijd in Gemert komen Jacques Volkert, zijn vrouw Theodora Volkert-Moritz en hun bijna 3-jarig dochtertje Maria Hypolyta op 19 maart 1847 aan in Batavia met de Nederlandse bark Catharina Maria. Ze trekken door en vestigen zich in Samarang (nu: Semarang) aan de noordkust van Midden-Java. Theodora moet hoogzwanger zijn geweest, want het Rijksarchief van Indische ingezetenen vermeldt het overlijden van een zoontje op 13 april 1847 in Semarang. Een naam is het ventje niet gegeven, wellicht is het levenloos geboren. Zo begint hun Indisch avontuur al meteen met een verdrietig verlies. Het tropisch klimaat eist zijn tol. Dat zal de familie Volkert in de komende decennia nog herhaaldelijk moeten ervaren.
Op 15 april 1850 komt hun dochtertje Wilhelmina Francina in de havenstad Semarang wel gezond ter wereld. Ondernemende Jacques zet hier een handeltje op en is enige tijd vennoot van het handelscommissiehuis Van Maanen & Co. Voor zaken reist hij regelmatig per boot naar Batavia.
In 1852 bevalt Theodora van zoon Joseph Theodorus in Oenarang (nu Ungaran), een plaatsje ten zuiden van de stad Semarang. Ondertussen maakt Jacques zich ook verdienstelijk in de Europese gemeenschap als bestuurslid van het rooms-katholiek weeshuis en als lid van de commissie ‘voor het beheer van lijken van Europeanen en daarmede gelijkstaande personen te Samarang’. Uit deze functies wordt Jacques Volkert midden 1854 eervol ontslagen, als hij besloten heeft terug te gaan naar Nederland. Maar eerst moet de boel worden verkocht en dat behelst nogal wat: van canapés tot wastafels en van pendules tot schilderijen, maar ook ‘groote Macassarsche Wagen-paarden, een zoo goed als nieuwe Toerwagen, een dito Palanquin (draagstoel), beide met Engels onderstel’. In de maanden mei-juni-juli 1855 reizen J. J. Volkert, zijn vrouw en twee dochters op het schip Vertrouwen terug naar Nederland en vestigen zich in Haarlem. Daar komt de oudste dochter Elisabeth Frederica te overlijden en wordt in 1857 hun zoontje Leonard Hendrik geboren. In de zomer van 1860 varen Jacques (44) en Theodora (46) Volkert voor de tweede keer naar Indië. Nu wel met het hele gezin, dus met de dochters Eleonora (22), Maria (16), Wilhelmina (10) en de zonen Hendrik (19), Gustaaf (18), Joseph (7) en Leonard (3). In Semarang pakt Jacques zijn handel weer op en treedt ook opnieuw toe tot het bestuur van het weeshuis en de armenzorg. En alsof hij het nog niet druk genoeg heeft, treedt hij toe tot het bestuur van de Gymnastie-school en neemt het presidentschap op zich van de vereniging van H. Vincentius à Paulo. In deze laatste functie roept hij jaarlijks de leden en andere belangstellenden op voor de algemene vergadering ten huize van de pastoor.
Op 30 augustus 1861 opent Jacques in Semarang zijn commissiehuis onder de naam “In ’t groot en klein” waar hij allerlei goederen verkoopt die aan hem in consignatie worden toevertrouwd. Het is een echte bazaar met een divers assortiment. Heel divers, want je kunt het zo gek niet bedenken of het ligt in zijn winkel Het ondernemen zit hem in het bloed en Volkert prijst dan ook met grote regelmaat in het Samarangsch advertentieblad zijn waren aan: kleding, keramiek, etenswaren, zelfs paarden, schapen, geiten, koeien en stieren. Verder speelgoed, horloges, bloemen, bijouterieën, zepen, serviezen, drank, piano’s, schaakborden, briljanten, vis, vogels, zilver enz. enz. ‘Alles à contant en tegen zeer billijke prijzen.’ Zijn koopwaar laat hij desgewenst uit Nederland komen. Ook bemiddelt hij zo nu en dan bij de verhuur van huizen.
Tussen 1830 en 1834 is door de Nederlandse regering het zogenaamde Cultuurstelsel ingevoerd. Dat betekent dat grond bezittende Indonesiërs verplicht zijn om een vijfde te bebouwen met voorgeschreven producten als thee, koffie, suiker en indigo, alles bestemd voor de Nederlandse markt. Heb je geen grond, dan dien je een vijfde van je arbeidstijd voor het gouvernement te werken. Dit systeem roept veel weerstand op en de onvrede groeit. De schrijver Multatuli getuigt daarvan in 1860 met zijn roman “Max Havelaar” waarin hij zich kant tegen allerlei vormen van uitbuiting van het gewone volk. Dit literair meesterwerk heeft zeker bijgedragen tot het opheffen van het Cultuurstelsel. Het wordt tijd dat de Indische regering zich daadwerkelijk richt op de ontwikkeling van de kolonie. In dit kader kan de open brief worden gezien die Volkert en zijn collega-ondernemers in de krant plaatsen en waarin zij de wens uitspreken dat ze graag treinverbindingen zien van Semarang met ‘de Vorstenlanden en andere Residentiën’. Dat ook het eigen belang telt, moge duidelijk zijn. Enkele maanden later bedankt een nog grotere groep middenstanders publiekelijk de gouverneur-generaal mr. L. A. J. W. baron Sloet van de Beele voor zijn besluit tot de aanleg van een spoorlijn van Semarang naar Soerakarta en Djokjakarta. Jacques Volkert is uiteraard medeondertekenaar. Het gaat de firma Volkert in Semarang voor de wind tot op 30 september 1867 plotsklaps de volgende advertentie verschijnt in het dagblad De Locomotief.
De advertentie van een paar maanden daarvoor in dezelfde krant is al een teken aan de wand. Zijn besluit om Indië te verlaten is genomen. Een moeilijk besluit, want zij zullen de oudste kinderen die al gesetteld zijn, moeten achterlaten. Maar waarom? Jacques heeft al tijden last van zijn gezondheid. Hij lijdt aan hevige hoofdpijnen, slechte spijsvertering met als gevolg ongeregelde stoelgang en zwaarmoedigheid. Bovendien is bij hem sprake van hartvergroting. Alle pogingen tot herstel falen. Ongetwijfeld zal hij in zijn wanhoop ook inlandse medicijnen, obatan, hebben geprobeerd, voor hij besluit definitief terug te keren om in Nederland genezing te vinden. Het tropisch klimaat lijkt hem op te breken, maar dat geldt voor veel Europeanen.
Het vertrek van de familie Volkert heeft veel voeten in de aarde. Eerst moet de zaak worden verkocht. Jacques organiseert zelfs een loterij om van zijn spullen af te komen. Die loten zijn voor het niet geringe bedrag van tien gulden per stuk in heel Indië te koop: uiteraard in Semarang, maar ook in Batavia, Soerabaja, Soerakarta, Djokjakarta en Salatiga. Uiteindelijk vindt hij een opvolger in de “Bazar B” van de firma Karthaus & Co en kunnen Jacques, Theodora en hun jongste kinderen aan hun maandenlange reis naar het vaderland beginnen. Vertrek begin maart 1868, aankomst 16 juni in Rotterdam. Het paar gaat weer in Haarlem wonen, nu in de Kruisstraat. Ook hier is Jacques politiek actief, want in juni 1871 maakt hij deel uit van het voorlopige bestuur van de rooms-katholieke kiesvereniging voor het hoofdkiesdistrict Haarlem, dat aftredend kamerlid Guillaume L.J. van der Hucht opnieuw kandidaat stelt voor de Tweede Kamer. Hij is als oud-theeplanter op Java van 1866 tot 1871 in het parlement een warm pleitbezorger voor de Indische handelsbelangen. Guillaume wordt overigens niet herkozen.2
Twee maanden later publiceert De Tijd van 1 augustus 1871 het verhaal van J.J. Volkert waarin hij verklaart dat hij en zijn vrouw van alle kwalen genezen zijn dankzij een nieuw medicijn dat door dr. C. Koene uit Brussel is ontwikkeld. Hij beveelt het preparaat van harte aan en is door Koene benoemd tot enige agent voor de verkoop in Nederlands-Indië. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Het ‘antimiasmatisch water’ werkt volgens hem ook preventief tegen dodelijke epidemieën die het gevolg zijn van allerlei giftige dampen op Java. In diezelfde dagen lezen de abonnees van het Indisch dagblad De Locomotief dat de heersende cholera-epidemie rond Semarang in een dag tijd 28 nieuwe slachtoffers heeft gemaakt onder de inheemse bevolking van wie drie met dodelijke afloop. Onder de Europeanen is geen enkel sterfgeval te betreuren. Het dagblad waarschuwt trouwens ook voor een aan bederf onderhevige choleradrank. Gaat het over Jacques wondermiddel?
Je voelt het al aankomen: die gaat terug naar Indië. En ja, in juni 1875 schepen Jacques, 59 jaar inmiddels, en Theodora Volkert (61) zich voor de derde keer in naar Java. Dochter Wilhelmina blijft achter. Zij is ondertussen getrouwd met een Schiedamse wijnhandelaar. Het Suezkanaal is in 1869 geopend en dus zetten beiden eind juli al voet aan wal in de haven van het hun zo vertrouwde Semarang en kunnen zij zich met hun achtergebleven kinderen en kleinkinderen verenigen. Een heel stel kleinkinderen zien ze dan pas voor het eerst. Jacques gaat weer ijverig aan de slag en richt het vennootschap J.J. Volkert & Co op. Hij heeft voor twee ton de plantage Nobo gekocht van de Oost-Indische Maatschappij van Administratie en Lijfrente. Dat wil zeggen de erfpacht daarvan voor 75 jaar. Lang geniet hij daar niet van want per 31 december 1876, anderhalf jaar na zijn terugkomst, heft hij zijn vennootschap alweer op en biedt de plantage met erfpacht te koop aan. Heeft het hem niet gebracht waar hij op hoopte of laat zijn gezondheid hem weer in de steek? We weten het niet, maar in augustus 1877 komt dan toch een definitief einde aan zijn leven in de tropen.
Het echtpaar Volkert strijkt deze keer neer in Schiedam waar Jacques op 8 februari 1881 na een turbulent ondernemersleven op 64-jarige leeftijd overlijdt. Alleen is maar alleen en al haar kinderen en kleinkinderen zitten in Indië. Weduwe Theodora Volkert-Moritz scheept zich daarom op 18 december 1881 in Napels in op de Madura om haar familie te bezoeken. Ze is opgehaald door haar zoon Gustaaf, die een half jaar na het overlijden van zijn vader zijn moeder in Holland is gaan opzoeken. Theodora keert bijna een jaar later weer naar Schiedam terug. In september 1891 reist ze bijna 77 jaar oud voor de laatste keer naar Indië, nu in gezelschap van haar dochter Wilhelmina met vier kinderen. Wilhelmina is zelf ook al enige tijd weduwe. Uiteindelijk eindigt het leven van Theodora Volkert-Moritz op 25 augustus 1900 in Magelang en wordt zij op het rooms-katholiek kerkhof van Semarang begraven, ver van het graf van haar man Jacques, maar wel dicht bij haar kinderen, klein- en achterkleinkinderen.
De verdere familie Volkert
Hoe is het eigenlijk hun kinderen in Nederlands- Indië vergaan? Geheel geacclimatiseerd hebben zij in de tussentijd voor een flinke uitbreiding van de familie gezorgd.
Dochter Eleonora Volkert
De oudste dochter Eleonora, in 1839 in Gemert geboren, is vijf jaar na aankomst getrouwd met de 1e luitenant van het vijfde bataljon infanterie in Semarang Daniel Lucas. Het paar vestigt zich in Salatiga. Haar man wordt nogal eens overgeplaatst en dat is te zien aan de verschillende geboorteplaatsen van de kinderen. De Jongste is zelfs in Haarlem geboren. Helaas sterft Daniel al in 1881 en laat zijn weduwe van 42 jaar met zes tienerkinderen achter. Eleonora overlijdt uiteindelijk in 1926 in ’s-Gravenhage.
Zoon Hendrik Volkert
De oudste zoon Hendrik, in 1841 in Gemert geboren, trouwt in juni 1863 met Albertina J.L. Opperman. Hendrik zit in de koffie en is administrateur van erfpachtpercelen Sido Goeno en Proempang (Pekalongan). Na daar 24 jaar gewerkt te hebben is hij in het crisisjaar 1884 op zoek naar een andere onderneming in verband met de verkoop van de koffieplantages. Hij heeft al meer te stellen gehad. Hendrik en zijn vrouw hebben een hele schare kinderen gekregen, elf maar liefst, drie van hen echter hebben zij zelf moeten begraven. Tot overmaat van ramp sterft ook zijn vrouw Albertina in 1880 een maand na de geboorte van hun jongste dochter. Negen jaar later overlijden Hendrik zelf en zijn oudste dochter Albertine (25) slechts twee dagen na elkaar en twee weken voor de geboorte van zijn eerste kleinkind Albertine Mehlbaum van hun dochter Gustavine. Gustavine is namelijk getrouwd met Medard Mehlbaum en een nicht van haar met Alexander Mehlbaum, een broer van Medard. Familierelaties zijn in de relatief kleine Europese gemeenschap niet ongewoon. Zo trouwt een andere dochter van Hendrik met haar neef Charles Renaud en een van de dochters van Hendriks zus Maria trouwt met een halfbroer van Carolina Versteegh, de vrouw van hun broer Gustaaf Volkert.
Dochter Maria Volkert
Maria Hypolyta Theodora is in 1844 in Gemert geboren. Zij trouwt in 1863 in Semarang met een kapitein van de infanterie Johannes Renaud. Het paar krijgt negen kinderen en gezien de vele verschillende geboorteplaatsen van hen als Batipoe, Maastricht, Soerabaja, Semarang, Haarlem en Kralingen leidt ook dit militair gezin een zwervend bestaan bepaald door de dienst. Maria overlijdt in 1915 in ’s-Gravenhage op 71-jarige leeftijd.
Dochter Wilhelmina Volkert en zoon Joseph Volkert
Van de twee in Indië geboren kinderen Wilhelmina (1850) en Joseph (1852) is Joseph al op 11-jarige leeftijd overleden. Wilhelmina is in 1870 in Haarlem getrouwd met Ferdinand Broekhals in de periode dat haar ouders wegens ziekte van haar vader naar Holland zijn teruggekeerd. Bij haar huwelijk met de Schiedamse wijnhandelaar Broekhals is Wilhelmina twintig en haar echtgenoot negenendertig. Het paar vestigt zich in Schiedam en krijgt negen kinderen, van wie een levenloos is geboren en vier anderen jong overlijden. Dan gaat de zaak van haar man in 1884 failliet en sterft hij in 1890 in hun twintigste huwelijksjaar, waaruit je mag concluderen dat Wilhelmina geen gemakkelijk leventje heeft gehad. Met haar moeder Theodora en haar vier kinderen vestigt ze zich in 1891 weer in Semarang. Daar doet zij aanvankelijk zaken in Heidelbeer wijn, maar na de dood van haar moeder zet ze een bloemenwinkel op en levert ze eten buitenshuis. In 1920 overlijdt Wilhelmina Broekhals-Volkert in Indië.
Zoon Leonard Volkert
De jongste in 1857 in Haarlem geboren zoon Leonard is op 28 januari 1880 getrouwd met Louise Christine Gerards in Bojolali in Centraal- Java. Samen krijgen ze vier kinderen. In 1894 is hij directeur van de cultuurmaatschappij Wonosidho, die de koffieondernemingen Trantang en Wonosidho in Solo exploiteert. Hij en commissaris J.J. Gerards hebben ieder 70.000 guldens ingebracht, M. Mehlbaum en L. Gerards respectievelijk 8000 en 2000 gulden. Het lijkt wel een familiebedrijf. Leonard sterft op 11 juli 1904 in Kaliboera aan kwaadaardige koortsen en is dan net als zijn broer Hendrik nog maar 47 jaar. Twee maanden daarvoor is ook Leonards jongste zoontje van zestien hieraan overleden. Zij horen bij de eerste Europese slachtoffers van de mysterieuze ziekte en voor de tweede keer moet de familie Volkert een dubbel overlijden verwerken.
Zoon Gustaaf Volkert
Blijft over Gustaaf, die in 1842 op het kasteel van Gemert geboren is. Hij trouwt in Semarang met Carolina Versteegh op 19 juni 1866. Ze is dan pas 17 jaar en Indisch, dat wil zeggen van gemengde afkomst. Haar vader is een Nederlander en haar moeder een Javaanse vrouw, een Indonesische dus. Het paar krijgt tenminste elf kinderen. Carolina is op 6 juni 1849 in Semarang geboren en op 29 augustus 1933 in Malang overleden. Gustaaf overlijdt op 9 oktober 1919 in Malang aan de gevolgen van de Spaanse griep op 77-jarige leeftijd. Bij zijn begrafenis houdt pastoor Sondahl een grafrede waarin hij de loopbaan van de overledene uitvoerig schetst. De jonge Volkert begint als ‘daggelder’ bij Waterstaat bij de waterwerken van Demak niet ver van de havenstad Semarang. In dat gebied is in de rivier de Tuntang net een stuwdam gebouwd voor irrigatiedoeleinden.3 Lang heeft Gustaaf daar niet gewerkt, want hij krijgt al snel een baan als opzichter op de koffieplantage Kalimas. Na zijn huwelijk in 1866 maakt hij promotie en wordt administrateur van de onderneming Trisobo, later Bembes genaamd, aanvankelijk een plantage met pisang- en klapperbomen (bananen en kokosnoten), naderhand een koffiecultuur. Vervolgens krijgt Gustaaf het beheer over het land Soekomanglie en Nobo. De laatste onderneming is in 1875 door zijn vader Jacques voor 200.000 gulden aangekocht, maar twee jaar later weer verkocht bij zijn definitieve terugkeer naar Nederland. Zelf heeft Gustaaf in 1874 400 bouws woeste grond gekocht van het gouvernement te pachten voor drie gulden per bouw per jaar. Het te ontginnen gebied ligt in het district Bandar-Sidaijoe, afdeling Batang in de residentie Pekalongan. Twee jaar later is het uitgebreid tot 500 bouws en dan voor 3,60 gulden per bouw per jaar. Een bouw is 0,7 ha. In dat jaar wint hij een zilveren medaille voor de beste koffie. In de jaren 1884-1885 kampt Nederlands- Indië met een economische crisis veroorzaakt door o.a. de overproductie van suiker, door de sterke bevolkingsgroei, door hongersnood en de hoge belastingdruk 4. Ook voor Gustaaf breken moeilijke tijden aan en hij voelt zich genoodzaakt om het land, waarvan hij voor 1/3 mede-eigenaar is, te verkopen. De crisis moet nagenoeg zijn hele fortuin hebben gekost, aldus de pastoor bij zijn begrafenis. Ook het openen van een toko in Soerabaja biedt geen soelaas. Echtgenote Carolina probeert het gezinsinkomen op te vijzelen door zich aan te bieden voor naaiwerk en catering. Gustaaf kan gelukkig weer aan de slag als administrateur op de koffieonderneming Soember Mandjing in de buurt van Malang. In 1890 doet hij een verzoek aan de overheid om een perceel woeste grond in het district Gundangli, niet ver van Malang te mogen pachten. Blijkbaar is het niet gelukt die grond in cultuur te brengen, want mevrouw Volkert biedt kostkinderen tegen betaling onderdak aan om wat inkomsten te genereren. De 48-jarige Gustaaf investeert dan in een nieuwe onderneming de NV Koffiekultuurmaatschappij “Donowarie” die de woeste gronden Donowarie in Pasoeroean gaat exploiteren door het planten van koffiebomen. Het startkapitaal is 100.000 guldens. Gustaaf is een van de twee commissarissen. In 1896 treedt hij tijdens een vergadering van aandeelhouders af als commissaris en verhuist met zijn gezin naar de stad Malang. Ook daar probeert het echtpaar aan de kost te komen door het opnemen van betalende kostkinderen.
De inmiddels zestigjarige Gustaaf biedt zich bovendien aan om voor ondernemingen rapporten en adviezen uit te brengen. Van 1907 tot aan zijn dood in 1919 staat Gustaaf in de jaarlijkse Adresboeken van Kleian vermeld als agent van de Levensverzekerings Mij te Malang. In mei 1912 moeten Gustaaf en Carolina in Soerabaja hun oudste dochter naar haar laatste rustplaats begeleiden. Zij is na een langdurige ziekte overleden. Zelf geniet Gustaaf van een goede gezondheid. Bij zijn overlijden op 9 oktober 1919 zegt de pastoor, dat hij het duidelijk bewijs heeft geleverd, ‘dat de Europeaan, mits hij er zijn leven naar inricht, langen tijd in het genot van een goede gezondheid in de tropen kan vertoeven; meer dan zestig jaar bracht de overledene onder de keerkringen door, hij was tot aan het laatst van zijn leven een toonbeeld van kracht. Ziekten waren hem nagenoeg vreemd en tot voor kort bezocht hij geregeld de sociëteit, deed voor vele jongeren niet onder en leek uiterlijk meer op iemand van zestig jaar, dan van zeven en zeventig, welken ouderdom hij bereikte.’
Pastoor Sondhal eindigt zijn grafrede met: ‘Sedert ongeveer twintig jaar leefde de heer Volkert als planter in ruste te Malang onder vrij gunstige financiële omstandigheden en in het genot van een haast onverwoestbare gezondheid.’ Gustaafs overlijden blijft ook in Gemert niet onopgemerkt getuige de publicatie in het parochieel Kerkklökske.
Bronnen:
1. Kranten uit de periode 1847-1936: Algemeen handelsblad, Bataviaasch handelsblad, De Indische courant, De Locomotief, De Tijd, Java-bode, Javasche courant, Nederlandse Staatscourant, NRC, Preanger-bode, Samarangsche handels- en advertentieblad, Soerabaijasch handelsblad, Sumatra-courant. Websites: Delpher.nl, genealogieonline.nl
3. Wim Ravesteijn, Irrigatie en koloniale staat op Java: de gevolgen van de hongersnoden in Demak. TU Delft z.j.
4. De koloniale relatie tussen Nederlands(ers) en Nederlands-Indië. Geplaatst op Geschiedenis.nl op 1 augustus 2015 door Commissie stofomschrijving
5. Volkert & Co, Vlaamse weeffabrikant in Kasteel Gemert, Zjon van de Laar, Gemerts Heem 2019/3.
Verder:
www.genealogieonline.nl een internetsite met stamboomgegevens
www.roosjeroos.nl een internetsite met persoonsgegevens Nederlands-Indië
GH-2020-01-Rob-de-Haas-Familie-Volkert-in-Nederlands-Indie.pdf