Kasteel Gemert
Hoewel het nu dromerig in het groene landschap staat kent het kasteel van Gemert een lange, vaak roerige geschiedenis. Lange tijd was Gemert geen onderdeel van Nederland, het was een apart staatje. Er zijn dan ook vaak onlusten geweest die die status teniet probeerden te doen, vooral vanuit het protestantse Holland. Hieronder staat chronologisch geordend wat het kasteel allemaal heeft meegemaakt. Het kasteel was het bestuurscentrum van het vorstendom Gemert.
De Duitse Orde verwerft invloed; en Gemerts land van een Gemertse heer
De Duitse Orde is een religieuze ridderorde die is opgericht in de Kruistochten. Zij hebben door heel Europa veel macht en land verworven. Zij waren namelijk alleen verantwoording schuldig aan de Paus, niet aan een wereldlijke macht als een koning. Veel edelen traden daarom toe en schonken land. Zo ook Rutger van Gemert. Nu was zijn familie Heer van Gemert maar de invloed van de Duitse Orde was zo groot dat deze familie uiteindelijk de macht over Gemert uit handen moest geven.
1198 In de tijd van de kruistochten wordt het Duitse hospitaalbroederschap opgericht in Akko om gewonde kruisvaarders te verzorgen. Duitse vorsten maken er in 1198 een geestelijke ridderorde van: de Duitse Orde. De orde vormt de officierskern van het Duitse bezettingsleger in Palestina.
1200 Edelman Rutger van Gemert, lid van de adellijke familie van de Heren van Gemert treedt als ridder toe tot de Duitse Orde en legt daarmee de basis voor de latere Commanderij Gemert. Volgende generaties van de Van Gemerts volgen zijn voorbeeld.
1271 Hertog Jan van Brabant bevestigt in een officiële oorkonde, dat de bestuurlijke macht over de Vrije Heerlijkheid Gemert voor een deel in handen is van de heer Diederik van Gemert en voor een ander deel van de Duitse Orde.
1363 Twee kapiteins op een schip, dat kan niet goed gaan. Er ontstaat dan ook al gauw een strijd om de macht tussen de Heren van Gemert en de Duitse Orde. De Van Gemerts verliezen die strijd. De top van de Duitse Orde zetelt in Mariënburg (Malbork) in Polen met de grootmeester aan het hoofd. De orde bezit drie ‘landen’ elk onder leiding van een landmeester. Pruisen en Lijfland zijn soevereine gebieden. Het derde land, gebieden in West-Europa, is opgedeeld in landcommanderijen of balijen (provincies). Alden-Biesen is zo’n balije bestuurd door een landcommandeur. Elke balije staat weer uit afzonderlijke commanderijen met een commandeur aan het hoofd. Gemert is er een van, naast Maastricht, Luik, Aken, St. Pietersvoeren, Bekkevoort, Bernissem en Holt, Siersdorf, Ramersdorf en Vught.
1366 Diederik draagt het familiedeel in leen over aan de Hertog van Brabant, die het leenheerschap weer overdraagt aan de Duitse Orde. Daarmee komt de volledige soevereiniteit van Gemert in handen van de Duitse Orde.
Bouw en bloei van het kasteel
Met Gemert in handen bouwt de Duitse Orde haar kasteel, haar bijbehorende parochiekerk, en haar Latijnse School waar priesterstudenten hun opleiding konden beginnen. Verschillende keren wordt het kasteel uitgebreid. Na de 80-jarige oorlog komt Brabant onder Nederland te vallen, protestants Nederland. Allerlei godsdiensttwisten zijn het gevolg en de belastingen op Brabant zijn niet mals. Maar de Duitse Orde houdt vol tot de komst van Napoleon een einde maakt aan hun tijd in Gemert (en de rest van Nederland).
1391 Reinart van Husen, landcommandeur van de Duiste Orde te Alden- Biezen, krijgt toestemming van hertogin Johanna van Brabant om in Gemert een kasteel te bouwen. Omstreeks 1400 is de Duitse Orde op het toppunt van haar macht en begint met de bouw van het kasteel. In 1410 wordt Iwan van Cortenbach de nieuwe Landcommandeur in Alden Biesen. Onder zijn supervisie moet de bouw zijn voltooid.
1436 Paus en bisschop verlenen toestemming aan de Duitse Orde om de zelfstandige parochie Gemert te stichten los van Bakel en onder het patronage van de Duitse Orde. Het kasteel biedt huisvesting aan de commandeurs van Gemert en aan de pastoors en rectoren van Gemert, Handel, Bakel, Deurne, Nistelrode, Vorstenbosch en Haren, allen priesterleden van de geestelijke ridderorde. Pal naast het kasteel bouwt de Orde een nieuwe parochiekerk. In 1455 wordt de nieuwe kerk plechtig ingezegend. Nicolaas van der Dussen is dan commandeur van Gemert, Johannes van Attendoren de pastoor en St. Jan de Doper de patroonheilige.
1548 Het poortgebouw aan de binnengracht komt gereed onder bouwheer Wijnant van Breyl, Landcommandeur van Alden Biesen. Zijn wapenspreuk “ So Goet Is Got”. Zestig jaar later wordt het kasteel uitgebreid met een nieuwe voorburcht, het huidige poortgebouw aan de buitengracht. Aanvankelijk met twee vleugels richting binnenkasteel.
1648 De 80-jarige oorlog tussen Spanje en de Republiek der Verenigde Nederlanden wordt in 1648 beëindigd. Dan wordt de Vrede van Munster gesloten. Maar vrede heerst er niet in de Vrije Heerlijkheid Gemert. De commandeur van Gemert, Caspar Ulrich van Hoensbroek, heeft het met zijn superieuren aan de stok. De Duitse Orde zet hem af als commandeur, maar met steun van de Graaf van Hoorn en ongeveer 500 ruiters en soldaten neemt hij Gemert weer in bezit. De Gemertse bevolking komt hiertegen in opstand. De schout, de pastoor, de koster en de Gemertse prior van de Predikheren worden op het kasteel ingesloten. Ondanks bemoeienis van de Grootmeester, de Duitse keurvorsten, de Duitse keizer en de Spaanse koning duurt het nog tot 1662 voordat de Duitse Orde weer de soevereiniteit over Gemert terug heeft en dan nog onder bepaalde voorwaarden.
1745 De Duitse Orde wordt meer en meer een geestelijke ridderorde. Alleen de oude adel kan nog toetreden als ridder. In de balije Alden Biesen is het merendeel van de Ordeleden priester. Een groot deel komt uit Gemert. In deze periode neemt landcommandeur Damiaan Hugo Graaf van Schönborn, kardinaal en prinsbisschop van Spiers en Konstanz een grondige verbouwing van het kasteel van Gemert ter hand. Het hoofdgebouw krijgt nu een u-vorm. Ridder Johan Jozef van der Noot, commandeur van Gemert van 1744-1763 laat de voorburcht restaureren, waaronder de donjon. Het jaartal bij het wapen boven de ingang van de trappenhuis van de toren lijkt 1463 aan te duiden. Foutje dus.
Verdreven door de Fransen
Het Franse rijk komt over Nederland heen rollen en de Duitse Orde wordt verdreven van het kasteel. Er worden Franse troepen in gelegerd en het raakt danig in verval. Bij het vertrek van de Fransen wordt het kasteel verkocht aan een weeffabrikant en het kasteel wordt een weeffabriek. Zo rond 1870 wordt het kasteel weer opgeknapt en uiteindelijk verkocht aan kloosterlingen.
1794 In 1794 bezetten de Franse legers o.l.v. Generaal Jean-Charles Pichegru (1761-1804) de zuidelijke Nederlanden en een jaar later de rest. De Bataafse Republiek wordt gesticht. Nederland is nu een eenheidsstaat met een grondwet. Gemert verliest zijn soevereine status. Napoleon Bonaparte (1769-1821) liquideert in 1809 de Duitse Orde en de bezittingen vervallen aan de Franse kroon. De generale staf van Oudinot, opperbevelhebber van de Franse troepen in Noord-Brabant trekt in het kasteel. Het raakt ernstig in verval.
1813 Het kasteel met aangrenzende landerijen wordt op 15 februari 1813 voor 27.000 francs verkocht aan mr. Adriaan van Riemsdijk. Zijn vaste woon- en verblijfplaats blijft echter Maastricht. Van Riemsdijk verhuurt vanaf 1816 een deel van het kasteel als machinale spinfabriek. Tot in de jaren zestig van de negentiende eeuw vestigen zich er afwisselend Nederlandse en Belgische weeffabrikanten in het kasteel. Het kasteel biedt ook huisvesting aan de gezinnen van burgemeester Rietman (tot 1847), van de gemeenteontvanger (poortgebouw), de hoevenaar (vleugels poortgebouw) en soms nog aan enige fabrikanten en hun personeel. In 1837 komt er ook een weefschool in het kasteel. De eerste in de provincie.
1865 De volgende eigenaar is het echtpaar Lüps-van Riemsdijk. De laatste ‘fabrikeur’ Mathias Lüps is getrouwd met een dochter van Van Riemsdijk. Lüps overlijdt in 1865. Zijn vrouw 12 jaar later. De enige dochter van het echtpaar Lüps-van Riemsdijk trouwt met Everard Hugo Scheidius, rijksontvanger in Arnhem. Zij gaan op het kasteel wonen en laten het kasteel een ware metamorfose ondergaan. Scheidius laat het hoofdgebouw en de donjon restaureren, de buitengracht een stuk naar het westen opschuiven, de lanen opnieuw beplanten en laat tussen binnen- en buitengracht een park aanleggen met een botenhuis en een smeedijzeren theepaviljoen. In 1879 verhuist het gezin Scheidius met vier kinderen naar Arnhem.
Het kloosterkasteel
Uiteindelijk wordt het kasteel verkocht aan Franse Jezuïeten. Na een grote brand wordt het kasteel hersteld en alweer uitgebreid. Dan breekt de Eerste Wereldoorlog uit en de Jezuïeten worden opgeroepen om in dienst te gaan. Zij verkopen het kasteel aan andere kloosterlingen, de Congregatie van de Heilige Geest die het kasteel nu nog bezitten. Ook zij hebben flink uitgebreid.
1881 Voor 78.000 gulden wordt het kasteel aan de Franse Jezuïeten van de Provincie Champagne verkocht samen met alle bijbehorende gebouwen, broeikassen, tuinen, grachten, dreven en bouw- en weilanden.In de nacht van 19 op 20 april 1883 breekt een hevige brand uit in de smidse en timmerwerkplaats. Het vuur slaat over naar het hoofdgebouw, dat geheel uitbrandt. Alleen het karkas staat nog overeind. De IJslandse student Armann Sveinsson heeft de ravage in een tekening vastgelegd. De brandschade blijkt toch niet zo ernstig, dat restauratie niet meer mogelijk zou zijn. Een jaar later is het kasteel weer hersteld. Om huisvesting voor novicen mogelijk te maken laten de jezuïeten de kapconstructie veranderen in een hoe kan het ook anders Franse kap, een zogenaamde mansardekap. In 1896 kunnen de jezuïeten weer naar hun vaderland terug. Maar niet voor lang, want in 1901 zijn ze alweer in Gemert te vinden. Religieuzen mogen in Frankrijk geen les geven. Ondertussen hebben zij het kasteel van april 1900 tot augustus 1901 verhuurd aan Franse Assumptionisten. Er ontstaat nu zo’n groot tekort aan ruimte dat in de periode 1907-1909 op de oude fundamenten van de voorburcht twee nieuwe vleugels worden gebouwd, de zogenaamde jezuïetenbouw. Tijdens de Eerste Wereldoorlog moeten de jezuïeten in Frankrijk hun militaire dienstplicht vervullen. Het kasteel wordt nu toevluchtsoord voor Belgische missionarissen in opleiding van de Congregatie van de Heilige Geest. Zij ontvluchten het oorlogsgeweld, waar Nederland buiten weet te blijven. Aanvankelijk vinden zij alleen lesruimte op het kasteel, maar als in 1916 bijna alle jezuïeten vertrokken zijn, neemt de Congregatie zijn intrek in de jezuïetenbouw. In 1920 krijgen ze de beschikking over het hele kasteel en besluit de Congregatie van de Heilige Geest er een klein-seminarie te vestigen. In 1928 koopt zij het kasteel van de jezuïeten na er al veertien jaar te hebben vertoef. Het klein-seminarie verhuist naar Weert en op het kasteel wordt het Theologicum en Philosophicum voor toekomstige missionarissen gevestigd. Het kasteel is nu het officiële domicilie van de Nederlandse Provincie van de Spiritijnen als pater Hilhorst als eerste Provinciaal van de Congregatie er zijn intrek neemt. In 1935-1936 bouwen de Spiritijnen een kapel tussen het hoofdgebouw en de donjon. Direct na het gereed komen in de zomer van 1936 vinden in de kapel de eerste priesterwijdingen plaats. Voor Gemertse burgers is het kasteel op aandrang van de bisschop niet toegankelijk. Geestelijken dienen in alle rust op hun missietaak te worden voorbereid. De periode van de Duitse bezetting 1940-1944 komt het kasteel ook niet ongeschonden door. Op 11 mei 1940 belegeren de Duitsers het missiehuis, omdat Nederlandse genietroepen er zich verschansen. De zuidvleugel van de jezuïetenbouw wordt in brand geschoten. Twee jaar later herbouwen de paters met vereende krachten het gebouw. Na de oorlog neemt het aantal priesterstudenten een hoge vlucht. Alle ruimte is nodig voor hen en het bestuur van de congregatie ziet zich in 1947 genoodzaakt om elders onderdak te zoeken. Intern wordt de boel flink vertimmerd en in 1961 wordt de refter gebouwd die het hoofdgebouw met de jezuïetenbouw verbindt. Midden jaren zestig echter daalt in korte tijd de belangstelling voor het priesterambt. Dat heeft tot gevolg dat in 1969 de priesteropleiding op het kasteel moet worden opgeheven. Het wordt weer het bestuurscentrum van de Nederlandse Provincie der Spiritijnen en het ontmoetingscentrum voor missionarissen met verlof. Bovendien fungeert het als opvanghuis voor bejaarde paters en broeders van de communiteit. Met het verdwijnen van de priesterstudenten wordt het kasteel meer en meer toegankelijk voor de Gemertse bevolking. Voor liturgische vieringen in de kapel, maar de poorten gaan ook open voor allerlei wereldse evenementen, als boekenbeurzen, allerlei soorten markten en tentoonstellingen. In de jaren negentig van de vorige eeuw huurt de gemeente ruimte in het poortgebouw en de jezuïetenvleugel om er asielzoekers in te huisvesten.