Hij werd gedoopt te Gemert op 15 november 1759. Zijn vader was Paulus Roefs (1722-1800), linnenfabrikant en organist. Johannes Martinus, veelal Martinus – genoemd, studeerde aan de Latijnse School in Gemert en vervolgde zijn studie te Luik, waar hij op 20 december 1783 tot priester werd gewijd. Zijn eerste Mis deed hij op 28 december daaraanvolgend in zijn geboortedorp. Pastoor Poell schrijft daarover in 1920 in ‘het Kerkklokske’ hoe luisterrijk dat feest werd gevierd in Gemert.
De kerk was toen versierd met kransen en laurieren,
Om dat zoo plechtig feest, zeer luisterrijk te vieren,
Dit feest dat was zoo schoon, dat jong noch oude liën
Te Gemert zulk een feest gehoord han noch gezien
Het volgende jaar werd hij kapelaan in de adellijke abdij van Vorst bij Brussel. Bij de komst der Franse legers werden de religieuzen verdreven en Roefs vertrok met hen naar Würzburg. Na een verblijf van negen maanden en het overlijden van de abdis, konden zij met hun kapelaan Roefs weer terugkeren naar hun oude verblijf, om nauwelijks een jaar later opnieuw door de Fransen te worden uitgedreven. Roefs kreeg toen een kanunnikdij in de kapittelkerk van St. Victor te Xanten en werd er tegelijk aangesteld tot organist. Toen ook het kapittel van Xanten door de Fransen werd gesupprimeerd, is Martinus Roefs naar Amsterdam vertrokken als huiskapelaan van Cavelini. Niet lang daarna kwam de laatstgenoemde te overlijden waarna Roefs weer naar Xanten terugkeerde. Inmiddels was van rijkswege aan de vroegere kapittelheren een pensioen verleend. “Roefs bediende nu weer het orgel in de Dom van Xanten en hield zich bezig met de beoefening der kunsten vooral van de muziek,” zo schreef zijn biograaf Hendrik Ouwerling, om te vervolgen met: “Hij was een zeer gezocht musicus, terwijl zijn huis als een museum was ingericht en aanzienlijke kunstschatten bevatte. In zijn tijd hadden de bekende opgravingen in de omtrek (van Xanten) plaats. 28 december 1833 vierde hij onder zeer veel deelneming zijn gouden priesterfeest.”
Ouwerling besloot de biografie met de mededeling dat hij in het bezit was van een portret in pastel, en dat er o.m. in het bezit van de familie in Brussel nog verschillende portretten meer van hem waren.
In het ‘Gemertse kerkklokske’ van 11 juli 1920 waarin een artikel over Johannes Martinus Roefs verscheen met de mededeling dat de pastoor van Aalst (Z.E.A.v.d.Eijnden) of diens zuster mevrouw weduwe Leijten een portret in olieverf van hem hadden, noteerde pastoor Poell later met de hand: “het portret is nu op de pastorie te Gemert: ik Poell kreeg ’t van de familie Van den Eijnden.”
Bron:
Ad Otten, De organistenfamilie Roefs, in Gemerts Heem 2006 nummer 01, blz.
13 t/m 17. Zie: http://www.heemkundekringgemert.nl/gemerts-heem/223-gh-2006-01-de-organistenfamilie-roefs