Straatnamen M
Macropediusplantsoen; Straatnaam, reeds in 1953 vastgesteld, die met Torrentinusstraat de aanzet is geweest voor de ‘schrijversbuurt’ van de wijk Molenbroek. Omstreeks het jaar 1487 werd in Gemert, een zekere Joris geboren, zoon van Jan Aert Truyen en Hadewich van Lanckvelt. Hadewich was een dochter van een bastaardkind van de adellijke Van Lanckvelts die op het Slotje in de Deel woonden. Joris zou zich in zijn verdere leven bedienen van de familienaam van moederskant die hij later zou ‘vergrieksen én latiniseren’ tot ‘Macropedius’. Een Griekse naam met een Latijnse uitgang (‘makros’ (=lang) en ‘pedion’ (=veld)). Macropedius trok naar ‘s-Hertogenbosch, hij trad toe tot de Broederschap van het Gemene Leven, werd priester en vervolgens rector van kapittelscholen te ‘s-Hertogenbosch, Utrecht en Luik. Hij overleed in 1558 in Den Bosch. Gedurende zijn leven schreef hij verschillende toneelstukken (jammer genoeg niet in het Nederlands maar in het latijn), waarvan de Hecastus – wel eens genoemd als de betere versie van “Elkerliek” – de bekendste is. Bekend is ook het toneelstuk Bassarus, het enige uit de ‘middeleeuwen’ bewaard gebleven vastenavondspel. Opmerkenswaard is dat het lijkt te spelen in een dorp als Gemert. Het door Macropedius nagelaten werk heeft hem doen scharen onder de humanisten-van-naam uit de zestiende eeuw. Toneelstukken van Macropedius zijn door heel Europa opgevoerd. Toen Gemert in de vijftiger jaren een schrijversbuurt werd toebedacht mocht daarin de naam van Macropedius natuurlijk niet ontbreken. De Macropediusstraat werd bepaald nabij de plaats waar het vroegere Slotje van de Jonkers van Lankveld moet hebben gestaan. Men ging er toen nog vanuit dat daar Macropedius ook zou zijn geboren. De straat is in later jaren verlengd en omgedoopt tot Macropediusplantsoen. [bronnen: Henk Giebels, Georgius Macropedius 1487-1558, Gemert 1976; Henk Giebels en Frans Slits, Georgius Macropedius 1487-1558 – Leven en werken van een Brabantse humanist, Tilburg 2005; Ad Otten, Geboortehuis van Macropedius (op de Heuvel?) in: Gemerts Heem nr.65, 1977] (GR 2-3-1953; 24-1-1974)
Mariahofke (Handel); De naam hofke is gekozen vanwege de hoefijzervorm van deze straat. Maria is daaraan toegevoegd vanwege de bijzondere verering van Onze Lieve Vrouw in de nabijgelegen kapel. (GR 1-3-1956)
Mariënburg; Straatnaam gehecht aan één gebouw. Dat was iets nieuws in het gemeentelijk straatnamenbestand al betrof het wel een gebouw met 43 adressen. In de onmiddellijke omgeving zouden, zo was het plan, nog drie appartementengebouwen meer worden gebouwd. De Werkgroep straatnaamgeving adviseerde B&W de complexen als straatnamen te benamen en daaraan de namen te hechten van vroegere residenties van de Teutoonse Ridderorde die in de geschiedenis van Gemert zo’n belangrijke rol heeft gespeeld. Mariënburg, Koningsberg, Mergentheim en Nieuwe Biezen (te Maastricht) werden voorgesteld en door B&W overgenomen. Hier volgt nog een extra toelichting voor ‘Mariënburg’.
In 2004 ging er een dubbeldeksbus met 65 leden van de Gemertse heemkundekring naar Mariënburg in Polen, 40 kilometer ten zuiden van Gdansk. Op 1 mei 2004 kwam het Gemertse gezelschap daar aan. Het was de dag dat Polen lid werd van de EU. Mariënburg – Malbork in het Pools – was in de middeleeuwen de residentie van de in heel Europa gerespecteerde grootmeester van de ridderlijke Duitse Orde. In een stalletje op het voorplein van de voorburcht werd, zo leek het de Gemertse gasten, de Gemertse vlag verkocht. Bij nader inzien was dat natuurlijk niet zo verwonderlijk want ‘onze’ Gemertse vlag is immers aan de Duitse Orde ontleend. En er waren nog meer verrassingen: Eén van de Poolse gidsen kende uit een historische bron Ivan van Cortenbach, rond 1400 de bouwheer van Gemerts kasteel. Liefst negen keer in zijn leven trok Cortenbach indertijd naar Mariënburg. Een tijdlang verving hij daar zelfs de grootmeester en als diens vertegenwoordiger was hij ook op het Concilie van Bazel. En….het Gemerts kasteel zou qua aanleg zo’n beetje gekopieerd zijn van de hoofdresidentie, maar dan wel in zakformaat, want de Mariënburg hoort na het Kremlin tot de grootste kasteelcomplexen van Oost-Europa en terwijl dit slot gelegen is aan een brede rivierarm van de Weichsel ligt ons Gemerts kasteel aan de veel bescheidener Rips. Het nieuwe Mariënburg (in Gemert) kwam ook aan de Rips (op De Stroom).
De naam Mariënburg komt van Maria de patrones van de Duitse Orde. En ook dat heeft een eigen ontstaansgeschiedenis. De Duitse Orde begon als hospitaalbroederschap namelijk in het pand waar volgens de overlevering Maria met de apostelen zou hebben verbleven in de periode vanaf de kruisdood van Jezus tot en met Pinksteren. Dat is de achtergrond van Maria als patrones van deze Orde. Daarom zien we ook bij elk Ordekasteel, boven of nabij de hoofdpoort een beeltenis van Maria. Zo ook in Gemert. Iedereen kent de Maria Teutonica met Jezus op de arm boven de ophaalbrug van het poortgebouw. De Mariënburg in Polen had in een gevelnis een Maria van maar liefst 8,5 meter. Geen wonder dat de Teutoonse Ridders in het Duitse Rijk ook wel bekend stonden als de ridders van Maria ofwel de Marianen. In dat verband is het ook opmerkenswaard dat het Maria-bedevaartoord van Maria te Handel een stichting is van de Duitse Orde. Handel kan zelfs worden aangewezen als de oorspronkelijke vestiging van de Commanderij van Gemert, die volgens overlevering teruggaat tot het jaar 1220. Mariënburg in Gemert was in 2007 iets nieuws maar haar naam klonk ‘historisch vertrouwd’. (BW 2007; 22-10-2008)
Mark (Wolfsveld); In 1988 viel het besluit om de uitbreiding van het Bedrijventerrein Scheiweg (thans Bedrijventerrein Wolfsveld) straatnamen te geven die zijn ontleend aan bekende Brabantse waterwegen, ook omdat die waterwegen veelal een relatie hebben (of hadden) met de industrie. Amer, Dieze, Dintel waren de eerste wegen van genoemde uitbreiding. ‘Mark’ dateert van 1995. (GR 20-4-1995)
Marten Kuiperstraat (Elsendorp)(Vossenberg); Marten Kuiper (1872 Leeuwarderadeel – 1956 Amersfoort) was van 1928 tot 1945 godsdienstonderwijzer en voorganger van de Hervormde Gemeente in Gemert. Hij heeft zich veel moeite getroost voor de heroprichting van de omstreeks 1800 uiteengevallen Hervormde Gemeente. In 1936 werd zijn aanhouden beloond. Door zijn ijveren werd ook de pastorie te Vossenberg gebouwd. De in 1967 door de gemeenteraad aangenomen straatnaam voor het gehucht Vossenberg is echter nooit geëffectueerd. Zie: Hendrik Jan IJpenberglaan (GR 27-7-1967)
Meester Derksstraat (De Mortel); Johannes Baptist Derks is geboren te Zeeland op 12 juli 1837, als zoon van een onderwijzer, en overleden te Gemert op 18 november 1919. Hij kwam op 13 mei 1869 als hulp-onderwijzer naar De Mortel waar hij tot 1 september 1913 werkzaam was. Vanaf 18 oktober 1873 was hij hoofd van de Openbare Lagere School aldaar.
Al op 16 jarige leeftijd stond hij voor de klas. De Mortelse bevolking vierde zijn diamanten jubileum als onderwijzer “met de grootste hoogachting en dankbaarheid” aldus de krantenberichten uit die dagen. Bij dit jubileum werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau en kreeg hij ook een pauselijke onderscheiding.
Behalve 60 jaar onderwijzer was hij ook 40 jaar organist van de Mortelse kerk, en was hij de spil om wie de Mortelse gemeenschap draaide.
Meester Derks was een begrip in De Mortel en dat kreeg nog een vervolg, toen vier jaar na het terugtreden van Johannes Baptist Derks op 1 maart 1917 diens kleinzoon Antonius Johannes Servatius Derks werd benoemd tot “bovenmîster” aan de lagere school in Mortel. En evenals zijn grootvader nam deze meester Derks een belangrijke plaats in, in het gemeenschapsleven van dit Gemertse kerkdorp. Gesteld mag worden dat het iemand was die zich vele jaren verdienstelijk heeft gemaakt voor de Mortelse gemeenschap.
De in 1967 door de gemeenteraad aangenomen straatnaam voor een aan te leggen weg in De Mortel is nooit geëffectueerd. Als gevolg van de uitbreiding in het plan “Koolhof” is deze straatnaam opnieuw vastgesteld in 1992. [bron: Het dagboek van meester Derks van 5 september 1944 tot 5 mei 1945, Gemert 1980] (GR 27-7-1967; 17-12-1992)
Meizoentje; Straatnaam in Uitbreidingsplan Doonheide-Noord. In het hele plan “Doonheide” werd gekozen voor het geven van Gemertse en/of Brabantse namen van bloemen en kruiden. De Latijnse naam voor het Nederlandse ‘madelief’ is ‘bellis perennis’. De Gemertse en algemeen Brabantse benaming is echter ‘meizoentje’’. (BW 2007; 22-10-2008)
Melkster; In het plan “Doonheide” werd gekozen voor het geven van Gemertse en/of Brabantse namen van bloemen en kruiden. Melkster is er één van, althans het is de ietwat vernederlandste vorm van het Gemertse mèlkestaars. Dit is één van de twee Gemertse namen voor de plant ‘vogelmelk’ die van Linnaeus de wetenschappelijke naam kreeg van Ornithogalum umbellatum. Hij behoort tot de leliefamilie. Heeft stervormige witte bloemen, met groene nerf op lange steeltjes. De bladen zijn plat, 3 mm breed met een witte middennerf. De melkster wordt in Gemert ook mèèrgestaars gemoemd, omdat hij bij voorkeur in de morgenzon open gaat. De naam mèlkestaars lijkt het oudste van de twee. (GR 1998/1999?; uitbr. BW 2004; 22-10-2008)
Mergentheim; alvast vastgesteld voor een te bouwen appartementsgebouw gelegen tussen Kapelaanstraat en Binderseind (BW 20.7.2005-GB0042). Mergentheim in Zuid-Duitsland was de residentie van de Duitse Ridderorde van circa 1530 tot 1800. Zie ook: Mariënburg en Koningberg, eerdere residenties van de Duitse Ridderorde. (BW 22-10-2008)
Mgr. den Dubbeldenstraat; Een straat in de wijk Molenbroek waar in de eerste bouwfase bijna alle straten werden genoemd naar geestelijken. Mgr. den Dubbelden, geboortig van Asten, kwam met zijn ouders al op jonge leeftijd naar Gemert. Zijn vader Ferdinand vestigde zich hier als meester-chirurgijn op de Markt. Zoon Henricus studeerde met een Duitse-Ordebeurs aan de Latijnse School te Gemert en later op de universiteit in Leuven, in 1794 werd hij te Brussel tot priester gewijd en hij was vervolgens van 1800 tot 1834 pastoor te Gemert en van 1810 tot 1834 tevens deken van het district Helmond. Met de conrector van de Latijnse School (Martinus van Beek) legde hij kort voor 1830 de basis voor de stichting van een Instituut voor Doofstommen te Gemert dat in 1840 zou verhuizen naar St.Michiels-Gestel. In 1832 werd Den Dubbelden benoemd tot Apostolisch Vicaris van het Bisdom ‘s-Hertogenbosch. De dubbelfunctie (pastoor van Gemert en hoogste functionaris van het bisdom) leidde ertoe dat het bisdom ruim twee jaar werd bestuurd vanuit de Gemertse pastorie. Mgr. Den Dubbelden overleed in 1851 op de Ruwenberg te St.-Michielsgestel.
In 1931 werd in Gemert Den Dubbeldenweg naar hem genoemd, welke weg bij raadsbesluit in 1953 werd gewijzigd in Molenakkerstraat. Mgr. Den Dubbelden kreeg vervolgens na een aantal jaren één der eerste straten van de nieuwbouwwijk Molenbroek toebedeeld. Het gemeentearchief Gemert-Bakel beschikt over een geschilderd portret van hem. (GR 29-7-1960; 27-7-1967; 24-1-1974)
Mgr. Hilhorststraat; Een straat in de wijk Molenbroek waar in de eerste bouwfase bijna alle straten werden genoemd naar geestelijken. Bernard G. Hilhorst, geboortig van Amsterdam (1895), was van 1931 tot 1934 de eerste Provinciaal van de Paters van de Heilige Geest te Gemert. In 1934 werd hij Apostolisch Vicaris van Morogoro in Tanganyika . Ook in die stad is een straatnaam naar hem genoemd. (GR 29-7-1960; 27-7-1967; 24-1-1974)
Mickersgang; Op de plaats waar Kruiseind overgaat in Pandelaar leidt van oudsher een pad naar het achterland van De Bloemerd en De Ark, dat in de volksmond bekend staat als de Mickersgang. Op de hoek met het Kruiseind woonde een paar generaties achterelkaar de familie Mickers. In 2009 werd besloten tot een officiële tenaamstelling (BW 22-10-2009 – GB0075). De familie Mickers is tenminste vanaf de middeleeuwen in Gemert gevestigd.
Milschot (De Mortel); De hoeve Milschot behoort tot de oudst bekende bezittingen van de Duitse Orde in Gemert. Al in de veertiende eeuw komt het toponiem ook voor als familienaam. Zo kennen we ene Willem van Middelscoet als president-schepen van Gemert omstreeks 1390. Als straf voor “ongehoorzaamheid” aan de Heren van de Duitse Orde moet hij een paar jaar later een boetetocht ondernemen naar Santiago de Compostella in Noord-Spanje.
Voor wat de betekenis van Milschot betreft kan het volgende worden opgemerkt: Schot of Schoot betekent beboste hoek, uitspringend in moerassig terrein. Afgaande op de middeleeuwse schrijfwijze ‘Middelschoot’ kan bijgevolg geconcludeerd worden dat Milschot was gelegen temidden van beboste hoeken in moerassig terrein….[zie ook: Jan Timmers, Twee verschillende ‘millen’ bij Milschot en Milheeze, in: Gemerts Heem 2004 nr.4] (GR 27-7-1967)
Moederkruid; Straatnaam in de wijk Doonheide-Noord. In het hele plan “Doonheide” werd gekozen voor het geven van Gemertse en/of Brabantse namen van bloemen en kruiden. ‘Moederkruid’ is er één van. De Latijnse naam voor ‘Moederkruid’ is ‘tanacetum parthenium’, de Gímmertse naam is: ‘hémpsknöpkes’. (BW 2007; 22-10-2008)
Molenakkerstraat; Straat genoemd naar de nagenoeg onbebouwde Molenakker van weleer. Al in de veertiende eeuw zag men vanuit de dorpskom over deze akker uit op de (omgrachte) molen De Beer, die stond op de plaats van De Eendracht. In 1543/1544 kreeg de Molenakker een tweede molen. Dat was “Het Zoutvat“, een standaardmolen gebouwd op de plaats van ‘het wit heuske’, waar Virmundtstraat en Frans Brugske overgaan in Molenakkerstraat. In 1770 werd vervolgens de eerste steen gelegd voor de derde molen op de Molenakker, te weten de bergmolen De Mosterdpot, een oliemolen. In 1881 werd de oudste molen (De Beer) gesloopt, maar het was nog lang niet gedaan met de glorie van de Gemertse Molenakker, want binnen het tijdsbestek van een paar jaar werd er alweer een nieuwe molen gebouwd. Iets ten westen van het huidige Binnendoor verrees toen bergmolen De Peperbus. In de loop van de twintigste eeuw kwam er echter een eind aan de eeuwenoude (echte) Molenakker. In 1917 brandde Het Zoutvat af, in 1937 De Peperbus en uiteindelijk trof dat lot ook in 1954 De Mosterdpot van mulder Winkelmolen. De Molenakker was toen trouwens al bijna volgebouwd. In 1953 was de uit 1931 daterende straatnaam Den Dubbeldenweg vervangen door Molenakkerstraat. In 1974 werd deze straat belangrijk ingekort toen het gedeelte van Julianastraat tot Pater van den Elsenstraat werd getrokken bij de Kapelaanstraat en het gedeelte van de Pater van den Elsenstraat tot aan de Virmundtstraat de naam kreeg van Prins Bernhardlaan. (GR 2-3-953;24-1-1974)
Molenrand; Straatnaam voor de naar molen De Volksvriend aan de Oudestraat genoemde westrand van het Plan Breukrand. De verwachting was toen dat de molen naar deze locatie zou worden verplaatst. Maar het is er niet van gekomen. (GR 7-7-1999.
Molenstraat; De naam Molenstraat voert terug tot de aanleg van een watermolen in de Rips ter hoogte van de voormalige Commanderijebar. Deze aanleg dateert van 1209/1210 zoals uit de resultaten van een in 1998 uitgevoerd archeologisch onderzoek kon worden vastgesteld. In het midden van de veertiende eeuw werd aan het uiterste oosteinde van de straat ook nog eens een stenen windmolen (De Beer) gebouwd (ter hoogte van het huidige aktiviteitencentrum De Eendracht), zodat toen aan beide einden van de Molenstraat een molen was gelegen. De windmolen werd gesloopt in 1881, terwijl omstreeks 1600 de exploitatie van de watermolen al werd stilgelegd, dat laatste voornamelijk om de plannenmakers voor een bevaarbare Aa ter wille te zijn. De watermolen hield namelijk in een honderden meters lang spaarbekken teveel water achter, waardoor in tijden van droogte de Aa te weinig water kreeg. Vermeldenswaard is hier nog dat de ten noorden van de Molenstraat gelegen wijk Molenbroek haar naam ontleend aan het gegeven dat in tijden van wateroverlast het water uit het spaarbekken van de watermolen geloosd werd op het Molenbroek.
In 1947 toen de straat haar beide naamgevers dus al lang had verloren, werd de Molenstraat al in tweeën gedeeld. Het oostelijk deel werd St. Annastraat, het westelijk deel behield de naam Molenstraat. In 1980 werd de Molenstraat opnieuw begrensd toen de Willem de Haasstraat werd aangelegd. (GR 28-10-1931; 29-8-1947; 8-5-1980).
Morgen; Een straatnaam in de “oude-maten-buurt”. Begin 1989 koos de gemeenteraad voor het thema ‘oude maten’ bij het vaststellen van nieuwe straatnamen voor het Plan Paashoef-Zuid. Overeenkomstig een zestiende eeuwse Bossche kroniek werd Morgen (of mergen) opgevoerd als metende twaalf lopense en dus ongeveer twee hectare. De Morgen, waarvan de naam ontleend zou zijn als “zoveel land als men in een morgen met een span ossen kon bewerken” heeft in verschillende periodes en in verschillende streken een maat die varieert van 0,5 tot 3 hectare. Bij de invoering van het kadaster in het begin van de negentiende eeuw is nog even terug gekeken naar de landmaten, die toen nog gebruikelijk waren. Toen bleek de Morgen de helft te bedragen van die in de zestiende eeuw. Omstreeks 1800 zou ‘de morgen’, althans die van de ‘s-Hertogenbossche soort, ongeveer een hectare zijn geweest. Zie ook bij: Bunder, Domein, Kopse, Lopense, Morgen, Mudde, Sester, Sille, Vadem. [bron: Ad Otten, Oude Landmaten in Gemert, in: Gemerts Heem 1989 nr.2 blz. 33-45; (GR 29-6-1989; 7-6-1990)].
Mortelse Straat; Straat naar De Mortel, die in 1956 werd opgedeeld in drieën, te weten Boekent, Zandstraat en De Stap (zie aldaar). (GR 28-10-1931; 1-3-1956)
Mortelse-Peelweg; In de Mortelse Peel mag een Mortelse-Peelweg natuurlijk niet ontbreken. De lengte van deze straat staat overigens in geen enkele verhouding tot de uitgebreidheid van het grondgebied dat in de negentiende eeuw met Mortelse Peel werd aangeduid. Eigenlijk had een doorgaande weg als de Dr. de Quayweg deze naam moeten hebben, maar ja, belangrijke functionarissen gingen voor…. (GR 27-7-1967; 13-11-1986)
Mosbroekseweg (Esdonk); Genoemd naar de buurtschap Mosbroek in de gemeente Boekel, waarheen deze weg voerde. De straatnaam ingevoerd in 1967, ging in 1987 op in de nieuwe naam ‘Esdonk‘. Zie: Esdonk
Mudde; Een straatnaam in de “oude-maten-buurt”. Begin 1989 koos de gemeenteraad voor het thema ‘oude maten’ bij het vaststellen van nieuwe straatnamen voor het Plan Paashoef-Zuid. Mudde is een inhoudsmaat voor droge waren. Deze inhoudsmaat is gelijk aan een hectoliter. Deze benaming werd ook vaak gebruikt voor de aanduiding van een hoeveelheid steenkool Zie ook bij: Bunder, Domein, Kopse, Lopense, Morgen, Mudde, Sester, Sille, Vadem. [bron: Ad Otten, Oude Landmaten in Gemert, in: Gemerts Heem 1989 nr.2 blz. 33-45; (GR 29-6-1989; 7-6-1990)].