Straatnamen T
’t Hoogh Huys; In middeleeuwse oorkonden van Gemert duikt regelmatig “het Hoogh Huys” van de Heren van Gemert op. Dit mottekasteel was de woonplaats en tegelijkertijd de residentie van de autochtone Heren van Gemert. De archeologische opgravingen in de zomer van 1996 hebben de grachten, bruggen en sporen van de fundamenten blootgelegd. Tenminste drie ‘Hoog Huysen’ in de periode vanaf 1100 tot in de vijftiende eeuw hebben elkaar opgevolgd. Het laatste heeft in ieder geval op een motte gestaan. Een motte is een uit de omringende grachten opgeworpen ‘berg’. “Het Hoogh Huys op den bergh met de vallebrugghen ende grachten” is een letterlijk citaat uit een zo’n oorkonde. Aan het einde van de vijftiende eeuw is het Hoogh Huys geheel gesloopt en zijn de grachten grotendeels gedempt met de vroegere motte. De exacte lokatie van het Hoog Huys is sedert de opgravingen bekend. De straat die werd aangelegd tussen Ruijschenberghstraat en Haag, na de sloop van de textielfabriek Raijmakers en na de opgravingen, ligt weliswaar niet exact op de juiste lokatie maar was wel de meest nabije mogelijkheid om de meest aansprekende naam uit de vroegste geschiedenis van Gemert in het straatnamenbestand op te nemen. (GR 28-11-1996; BW 22-10-2008)
Tereyken (De Mortel); Het goet Tereyken werd als een nog “onbetimmerde” bezitting van de Duitse Orde op het eind van de veertiende eeuw (1386) door de Commandeur van Gemert, in erfpacht uitgegeven. In de loop der eeuwen heeft zich door erfsplitsingen, en ook door verdere ontginningen in het beekdal van de Snelle Loop, een hele buurtschap ontwikkeld. Er zijn tot ver buiten Gemerts gemeentegrenzen families Van der Eijken en Vereijken bekend, wier stamboom terugvoert tot de vroegere pachthoeve van de Duitse Orde. (GR 27-7-1967)
Teunisbloem; Straatnaam in Uitbreidingsplan Doonheide-Noord. In het hele plan “Doonheide” werd op een enkele uitzondering na gekozen voor het geven van Gemertse en/of Brabantse namen van bloemen en kruiden. Teunisbloem is de Nederlandse naam voor wat in Gemert bekend is als ‘aovenduul’. Het is een bloem die zich pas opent wanneer het donker wordt. De Latijnse naam is: ‘oenothera parviflora’. (BW 2007; 22-10-2008)
Teutonenhof; Gemert kreeg met Teutonenhof in 2008 een nieuwe straatnaam op de Molenakker. De straatnamen in de directe omgeving hebben allemaal iets van doen met de Duitse Ridderorde die in het verleden – zegmaar van 1200 tot 1800 – in Gemert de scepter zwaaide. De Grootmeestersstraat is genoemd naar de belangrijkste functionaris van deze ridderorde. Hij was rijksvorst. Op de Molenakker kregen ook de (land)commandeurs Virmundt, Cortenbach, Wachtendonk, Van Loe, Van Einatten en Wassenaar een straatnaam aangemeten en zo werd de Aldenbiesenstraat genoemd naar de balije Alden Biesen die telkens de soevereine Vrijheer van Gemert (ook een vorst!) leverde. De Rentmeestersstraat (2005) is genoemd naar de commanderijfunctionaris in Gemert die over de centen ging. De nieuwe naam Teutonenhof tenslotte paste uitstekend bij deze straatnamen, want de leden van de Duitse Ridderorde staan immers toch ook bekend als de ridders van de Teutonische Orde. In feite is dat laatste, zeker in het huidige tijdsbestek, ook een veel betere naam. Duitse Orde en Duitse Ridder leidt telkens weer tot verwarring. Het ‘Duits’ van vroeger is niet hetzelfde als het ‘Duits’ van nu. Dat verklaart ook waarom Engelsen ons Nederlanders (eigenlijk: Nederduitslanders) ‘dutch’ noemen. De vertaling van Duitse Orde in ‘German Order’ is ook pertinent onjuist. Het moet zijn ‘Teutonic Order’ of Orde van de ‘Teutonic Knights’
En dan is er nóg iets heel intrigerends. Teutonen staan ook voor een onoverwinnelijke Germaanse volksstam, maar dan duizend jaar voordat de edelman Rutger van Gemert toetrad tot de ‘fratribus Theutonicis’ en er in Gemert een eerste ‘Domus Teutonicorum’ werd gesticht. De Romeinen zouden die Teutonen nooit hebben klein gekregen. De locatie van die Teutoonse volksstam is nooit duidelijk uit de verf gekomen. De streek van het Teutoburgerwald gaat er weliswaar prat op, maar ook in Bourgondië werden de ‘onoverwinnelijke’ Teutonen getraceerd. Er is ook geschreven dat zij na een nederlaag in het Rhônedal uitweken naar Gallië, waar Asterix en Obelix tot hun nazaten behoorden. En tenslotte is er nu in Gemert een Teutonenhof, en… daar wonen al verschillende personen die aantoonbaar afstammen van Teutonic Knights uit het verleden. Echt Gemerts bloed staat daarvoor immers garant… [bronnen: W.Ivits en H.Vogels, Stammen alle Gemertenaren af van Karel de Grote? Gemert 1993; Ad Otten, Teutonen onoverwinnelijk, in: Gemerts Heem 2010 nr.2 blz.30-32] (BW 22-7-2008]
Torenwiel (Esdonk); Vervallen straatnaam op Esdonk. De straat leidde van de Esdonkse kapel naar het westen in de richting van een tot 1950 in de Aa gelegen grote waterkolk die van oudsher de naam had van ‘Torenwiel’. Er is een legende uit ‘de oudheid’ die vertelt dat in deze torenwiel tijdens een hevige storm een heidens tempeltje werd verzwolgen. Nog in de twintigste eeuw werd in de kerstnacht het klokgelui van dit tempeltje gehoord…. De straatnaam werd ingevoerd in 1967 maar ging in 1987 op verzoek van de bewoners op in de straatnaam ‘Esdonk’ die gold voor de hele buurtschap. (GR 27-7-1967; 17/21-9-1987)
Torrentinusstraat; Antonius Torrentinus, in feite genaamd Antonius van der Beeke, was, evenals Macropedius enige decennia eerder, rector van de Latijnse School in Utrecht. Ook hij was ingetreden bij de “Broeders van het Gemene Leven”. In 1573 gaf hij een taalkundig werk uit, waarmede zijn naam wordt geschaard onder de Nederlandse letterkundigen van de 16de eeuw. Zijn zuster die zich Elisabeth Torrentina noemde, trouwde met een der lekenleraren van het Fraterhuis te Utrecht en stierf in december 1576. Antonius Torrentinus overleed in 1596 in ’s-Hertogenbosch. Hij werd begraven in de Sint Jan. Opmerkenswaard is hier dat er in de 16de eeuw nog een andere Torrentinus (Laurentius) een grote naam verwierf als boekdrukker van de hertog van Toscane. Toen hij zich vanuit Bologna in Florence vestigde werd over hem geschreven als ‘de beste boekdrukker ter wereld’. Het tracé van de straat is door gewijzigde uitbreidingsplannen van Molenbroek een paar maal bijgesteld. Macropediusstraat en Torrentinusstraat zijn de voorlopers van de latere schrijversbuurt van Gemert. (GR 2-3-1953; 29-7-1960; 10-2-1972; 24-1-1974)
Town-major Drakestraat; Town-Major te Gemert oktober 1944- november 1945. Captain Cecil Edward Drake kwam op 24 okotber 1994, ongeveer een maand na de bevrijding van Gemert, hier aan om de functie van town-major op zich te nemen. Deze functie kwam alleen binnen de geallieerde legers voor en was vergelijkbaar met de Duitse Ortskommandant tijdens de bezetting. Al na de eerste geallieerde veroveringen op Sicilië was men al gauw tot de slotsom gekomen dat het burgerbestuur op veel plaatsen niet een-twee-drie hersteld kon worden. Daarom werden zowel door Britse als Amerikaanse strijdkrachten officieren (op vrijwillige basis) opgeleid om op te kunnen treden als stadsbestuurder of daar waar het bestuur nog functioneerde, dit te assisteren. Maar vooral diende de Town-major de geallieerde militaire belangen zeker te stellen. De van Londen geboortige Drake vestigde zich in Gemert maar het hem toegewezen werkgebied omvatte bijna dertienhonderd vierkante kilometer met als noordgrens de Maas en als oostgrens de frontlijn. Tot dit werkgebied behoorden maar liefst 41 gemeenten. Gemert vervulde daarbinnen de positie van Army Rest Centre, rustcentrum voor het landleger. Ruim een jaar verbleef Drake in Gemert. [bron: Ruud Wildekamp, Town-major C.E. Drake, in: Gemerts Heem 2009 nrs.1 en 2] (GR 29-9-1960)
Truttensteeg (De Mortel); Naamgeving bekend uit de volksmond. In vroeger tijd werden de Mortelnaren gewaarschuwd dat men daar niet naar toe moest gaan. Het was een gevaarlijk steegje. Er werd ‘gevreejen’…, maar dat zei men natuurlijk niet. Neenee. Er zaten schooiers, schelmen, trutten en van allerhand slag volk dat niet deugde. De Mortel heeft aan die “besodemieterij” er uiteindelijk een officiële ‘Truttensteeg’ aan overgehouden. In Helmond hadden ze ook zo’n steeg bij “De Vraant”, maar die hebben ze wat correcter “Het verliefd laantje” genoemd, maar och dat is misschien ook maar saai…!? (GR 21-4-1988)