GH-2020-04 Graf van een textielfabrikeur en zijn vrouw

Klik hier voor tekst in pdf en afbeeldingen

Cas  Jamin 

In Gemert-Bakel zijn oude grafmonumenten te vinden, die de hedendaagse voorbijganger niet veel meer zeggen. Dit vormt de aanleiding om in de archieven op zoek te gaan naar die vroegere levens en tegelijkertijd de graven te beschrijven.

Dit keer een bezoek aan het oude kerkhof van de kerk van de Sint-Jans Onthoofding in Gemert, waar het graf te vinden is van Johannes Theodorus Prinzen (1784-1864) en zijn echtgenote Adriana van Mierlo (1796-1843). Het is een imposant graf, dat is opgetrokken uit een grijze/ grijsblauwe steen. Het bestaat grotendeels uit strakke, rechte vlakken en heeft weinig ornamenten. Het graf heeft een forse basis. Daarboven een rechtopstaand, rechthoekig vlak waarin een graftekst is gebeiteld:

Bid voor de ziel van Zaliger den heer Johannes Theodorus Prinzen geboren te Steinfort Pruissen den 22 mei 1784 overleden te Gemert den 21 februari 1864 dezelfs echtgenoote mevrouw Adriana van Mierlo geboren te Helmond den 9 februari 1796 overleden te Gemert den 26 juni 1843

Boven de rechthoekige steen met opschrift rust een fronton (in de bouwkunde: driehoekige vorm als bekroning van een gevel of monument) met daarin een Grieks kruis (kruis met 4 armen van gelijke lengte). Aan de zijpunten van het fronton zijn akroteria (e.v.: akroterion) aangebracht, ze doen denken aan schouders. Boven het middelpunt van het fronton wordt het grafmonument bekroond met een gedrapeerd kruis met daarin de letters JHS. Het monogram IHS is de verbasterde weergave van de eerste drie letters van de naam “Jezus” in het Griekse alfabet. Het wordt soms ook geschreven als JHS of IHC. De letters werden later ook wel opgevat als afkorting van Latijnse zinnen als “Iesus hominum salvator” wat betekent “Jezus de redder der mensen”. Het gedrapeerde kruis (kruis met een lap stof erom) symboliseert de lijkwade van Jezus en daarmee zijn verrijzenis uit de dood. Het graf heeft kenmerken die passen in een neoclassicistische (terugkeer naar oude Griekse Detailfoto grafornamenten (foto: Cas Jamin). en Romeinse vormen) bouwstijl, zoals: de ingetogen, imposante bouwstijl; het fronton; de strakke, rechte vlakken.

Johannes Theodorus was de eerste van de, van oorsprong uit Pruisen afkomstige familie Prinzen, die in 1824 naar Gemert verhuisde. Hij is daarmee de stamvader van de Gemertse tak van zijn familie. Een tak die intussen geen naamgenoten meer heeft in Gemert. Er is wel een “Prinzenstraat” in Gemert en er zijn graven van nazaten.1

Johannes Theodorus was afkomstig uit het Rijnland in Pruisen, waar destijds een bloeiende textielnijverheid bestond. Zijn vader (Johan Pieter Prinzen) en zijn oom (Willem Prinzen) waren samen betrokken bij een textielnijverheidsbedrijf in Helmond. Zijn oom Willem had zich inmiddels ook in Helmond gevestigd, maar zijn vader Johan Pieter bleef wonen in Liedberg in Pruisen.

Rond 1810, op 26-jarige leeftijd, trekt Johannes Theodorus naar Helmond, waar hij bij zijn oom gaat inwonen en gaat werken in het textielbedrijf van zijn familie. In 1819 trouwt hij met Adriana van Mierlo, de dochter van een Helmondse brouwer. Bij het huwelijk wordt ook een enkele maanden eerder geboren zoon gewettigd. In 1824 verhuist Johannes Theodorus met zijn gezin naar Gemert, waar hij zijn verdere leven blijft wonen. In Gemert legt hij de basis voor zijn eigen textielbedrijf, dat zal uitgroeien tot het grootste textielbedrijf dat Gemert in de 19e eeuw kent.

Johannes Theodorus heeft gevoel voor de markt, want hij schakelt bijtijds over van de productie van fijn, gebleekt linnen op die van bonte, katoenen stoffen. Als textielfabrikeur (een tussenvorm van koopman en fabrikant) verkoopt hij de benodigde grondstoffen aan thuiswevers en koopt later de vervaardigde eindproducten op, om ze met winst door te verkopen.

In Helmond, Eindhoven en omliggende gemeenten zijn de thuiswevers met handen en voeten gebonden aan hun fabrikeur, omdat ze ook Graf van Johannes Theodorus Prinzen en Adriana van Mierlo (foto: Cas Jamin). vaak wonen in huizen die eigendom zijn van hun patroon en omdat ze verplicht zijn om hun verdiensten te besteden in diens winkel. In Gemert speelt dat niet, dus is het makkelijker voor een nieuwe textielreder, zoals Johannes Theodorus, om zich in Gemert te vestigen. Hij verwerft daarnaast ook een goede concurrentiepositie in Gemert, omdat thuiswevers veel tijd kunnen besparen door niet meer voor hun grondstoffen en hun eindproducten naar de stad te hoeven reizen.

In 1832 wordt Johannes Theodorus Prinzen nog als enige textielfabrikant in Gemert vermeld.2 Hij is in die tijd ook de enige die een fabrieksgebouw met ververij bezit. Zijn woonhuis, met daarachter zijn bedrijf, ligt aan de Nieuwstraat, op de plek waar tegenwoordig Brasserie Lekker Bijzonder zich bevindt. In 1834 breidt hij zijn bedrijf nog uit met een kalandermolen, die wordt aangedreven door een paard. Door de stoffen door verhitte walsen te halen, krijgen ze in de kalandermolen een glanzend, gesloten oppervlak. In 1841 werken er ruim driehonderd mensen voor Johannes Theodorus, waarmee hij ruimschoots de grootste werkgever van die tijd is in Gemert. Twee jaar na zijn dood, in 1866, worden in Helmond de eerste mechanische getouwen ingevoerd, waardoor de thuisweverij in Gemert grote klappen krijgt. Dat is het begin van de ondergang van deze vorm van huisnijverheid.

Noten:

1. O.a. Wilhelmus Wijnandus Prinzen (1824-1908) en Medardus Hendrikus Prinzen (1832-1901).

2. Vanaf 1837 gebruikten de Belgische textielhandelaren Joseph Hartog en Louis Couvreur (hoofdvestiging in Haarlem) de westvleugel van Kasteel Gemert als weefkantoor (zie Busselke nr. 7, p. 20). Tussen 1838 en 1846 zette Jacques Jean Volkert dit kantoor voort, voordat hij naar Indië vertrok (zie idem en GH 2020-1).

Bronnen:

– Drs. van Hooff, G. (1981). Busselke nr. 7: Johan Theodor Prinzen (1784-1864) en de Gemertse Textielnijverheid. Gemert: Heemkundekring De Kommanderij Gemert.

– A. Capiteyn, A. Huysmans, C. Vanthillo (1983). Kunst na het leven: grafmonumenten van de middeleeuwen tot in de 19e eeuw. Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen, 21(3). Geraadpleegd op 16-9-2020, van https://okv.be/OKV-artikel/ kunst-na-het-leven-grafmonumenten-van-de-middeleeuwen-tot-de-19e-eeuw.

erfgoed.gemert-bakel.nl

www.gemeentearchiefgemert-bakel.nl