Steenwechs Goed en de ontwikkeling van de Nieuwstraat
Voor opmaak met illustratie in pdf: klik hier
J a n T i m m e r s
Aan de westzijde van de Nieuwstraat lag in de middeleeuwen de domeinhof van de adellijke familie Van Gemert, waarvan leden tot 1366 heer van Gemert waren. Het hart van de hof was het Hooghuis, een kasteelcomplex dat uit drie omgrachte eilanden bestond. Na 1366 was de domeinhof van minder belang en werd deze verdeeld onder meerdere eigenaars. De ontwikkeling van het gedeelte tussen de grachten en de huidige Nieuwstraat is onderwerp van dit artikel.
Na het overlijden, omstreeks 1385, van Diederik IV van Gemert, de laatste heer van Gemert binnen zijn familie, krijgen zijn kinderen het (opnieuw) aan de stok met de Duitse Orde. De Orde heeft het plan om als kersverse alleenheer van Gemert voor zichzelf een nieuwe residentie te bouwen en heeft in eerste instantie het oog laten vallen op een deel van de domeinhof van Diederik aan de westkant van de Kerkstraat. Dat nog onontgonnen deel wordt door de Orde beschouwd als haar bezit. Het is de eerste afsplitsing van de domeinhof. De kinderen van Diederik IV hebben daarna dat bezit verder verdeeld. De oudste zoon Diederik erft het kasteelcomplex met het bijbehorende Hofgoed.1 Het gedeelte van de domeinhof dat lag tussen de grachten van het kasteelcomplex en de huidige Nieuwstraat komt in handen van zoon Jan van Gemert. Na zijn dood wordt het eigendom van zijn broer Wouter Spierink van Gemert. Beide broers hebben geen wettige kinderen, zodat na het overlijden van Wouter Spierink zijn jongste broer Goyart eigenaar wordt. We kunnen dit concluderen uit een Bossche schepenakte van 22 juli 1444.3 We lezen daarin: “Goossen Heym heeft opgedragen aan Henrick Steenwech een huis, erf, hof en aangelag van wijlen Jan van Ghemert, later van wijlen Wouter Spierinc van Gemert, daarna van Goyart van Ghemert, dat Goossen Heym voorheen van Goyart van Ghemert kreeg.” Goyart gaf het betreffende erf kennelijk over aan Goossen Heym, die het in 1444 verkocht aan Hendrik Steenwech. Dat het inderdaad om het betreffende perceel gaat, blijkt uit een aantekening in een erfpachtregister van de Duitse Orde. Daarin staat genoteerd dat Goyart van Gemert een geldpacht vestigde op huis en hoeve op dit perceel, die eerder van Wouter Spierink waren. Als latere eigenaars staan daar nog vermeld: Goossen Steenwech, de Heilige Geest van Gemert, Steenhuis en Jan Lenart Valx.4 In het vervolg van dit artikel zullen we die latere eigenaars nog tegenkomen. Uit die akte weten we nu ook dat er een woning en een hoeve op stonden. Hendrik Steenwech, die in 1444 het huis met hoeve van Goossen Heym koopt, behoort ook tot de Van Gemertclan. Hij is een zoon van Goossen Steenwech, man van Beel van Gemert, die een dochter is van Diederik IV. De familie Steenwech is een vermogende familie uit Den Bosch met bezit op meerdere plaatsen in de Meierij. Meerdere generaties blijven eigenaar van dit Gemertse bezit, dat om die reden de naam Steenwechs Goed kreeg. In 1460 verdeelden de twee zoons van Hendrik Steenwech hun erfenis. Zoon Goossen Steenwech krijgt huis, erf en hof met aangelag van wijlen Jan van Gemert, gelegen in de parochie Gemert.5 Het is niet zo maar een woning. In 1444 is het een huis met hoeve en in 1505 wordt het omschreven als ‘huys, hostat ende een duyffhuys ende port metten erfve daeraen gelegen’. Het gaat om een groot erf met een toegangspoort langs de straat en naast de woning zijn er bedrijfsgebouwen, maar ook nog een duifhuis. Duiventorens komen niet veel voor. Ze hoorden vaak bij kastelen en hoeven. De duiven werden gehouden voor de consumptie, maar ook voor de mest. Het houden van duiven was gereglementeerd wegens de schade die duiven konden berokkenen aan de graanoogst. De aanwezigheid van een duiventoren was een teken van rijkdom. Steenwechs Goed moet een bezit zijn geweest met allure en een uitstraling van een edelmanswoning.
Problemen met het armbestuur
Steenwechs Goed is een bijzonder bezit, afkomstig van de familie Van Gemert. In 1505 wordt vermeld dat er ‘van oude tiiden’ bepaald is tot eeuwige dagen dat aan deze hofstad verplichtingen verbonden zijn aan het Armbestuur van Gemert of, zoals dat toentertijd genoemd werd, aan de Tafel van de Heilige Geest. Het gaat daarbij om betaling van een jaarlijkse pacht aan de Heilige Geest, maar daarnaast ‘oeck betalingen van eender noeteroff van eenen armen mensch, dien te cleyen van wullen ende linnen ende van scoenen, dess den armen mensch van noden ist ende alle daghen enen maeltijt uut den hostat vursegt te geeven’. Elk jaar moet de eigenaar aan een arm mens wollen en linnen kleren geven en ook schoenen, die een arm mens nodig heeft. En bovendien elke dag een maaltijd. Die verplichting is er al van oudsher en zal dus waarschijnlijk al door leden van de familie Van Gemert beloofd zijn aan het Armbestuur. Het moet een relatief zware last geweest zijn voor de eigenaars. In 1505 of kort daarvoor is een vonnis uitgesproken door de schepenen van Gemert, omdat Goossen Steenwech de verplichting aan het Armbestuur niet nakomt. Steenwechs Goed wordt in beslag genomen door de Tafel van de Heilige Geest en om de verplichtingen te kunnen voldoen wordt het bezit verkocht, maar opmerkelijk genoeg aan Philips Steenwech, de zoon van Goossen.6 Of de familie Steenwech de verplichting niet aankan of misschien bewust niet wil voldoen is onduidelijk, want de verbeurdverklaring moet in of voor 1541 herhaald worden. De Heilige Geest staat in dat jaar te boek als eigenaar en in 1549 verkopen de Heilige Geestmeesters met een vonnisbrief aan Joost Gerit Verhoeven en zijn kinderen een huis, schuur met een kamp land, geheten Steenwechs Goed, ‘beneven erf der kinderen Marye Jan Evertsdochter enerzijds, kinderen Lenart van Lanckvelt anderzijds, strekkend van de Ruespe tot de gemeyne straat’. Daarbij wordt vermeld dat de koper schuldig is alle dagen ‘eenen armen mensch’ een maaltijd te geven, en met Allerheiligen vijf ellen goed wollen laken en drie ellen vlaslaken, een paar nieuwe schoenen en twee kwarten wijn.7
Wisselende eigenaars en vernaarschappen
In 1549 wordt Joost Gerit Verhoeven eigenaar van Steenwechs Goed. Joost is een zoon van Gerit Verhoeven en Thecla van Hout, het echtpaar dat eigenaar en bewoner is van het Hofgoed. De kinderen van Gerit en Thecla krijgen de familienaam van moeder mee. In 1552 is Joost van Hout overleden en in dat jaar verkopen de mombers (voogden) van zijn kinderen Steenwechs Goed aan Hendrik van Steenhuys. Hendrik is een broer van jonker Dirk van Steenhuys, heer van Oploo, en hij trouwt met de Gemertse joffrou Belieke, dochter van Peter Willem Scheets en Hadewich Jans van Gerwen. Wederom een vermogende familie en nadat haar man Hendrik is overleden, heeft zij de lasten op Steenwechs Goed nog eens verhoogd. In een Gemertse schepenakte van 12-9-1553 lezen we: “Dat voor ons gekomen is joufrou Belie weduwe van Hanrick van Steenhuis en zij heeft geloeft aan Jan Hanrickssoen, rentmeester van het huis van Gemert, een jaarlijkse cijns van twee Rijnsgulden uit een huis, hof en erf te Gemert geheten Steenwechsgoet.” 8 Nog geen jaar later verkoopt de joffrou aan Jan Aertssoen van den Elsen een huis, hof en erf die jonker Henrick van Steenhuijs gekocht had van de mombers van de kinderen Joost van Hout en die Joost verkregen had van de Heilige Geestmeesters van Gemert.9 Daar wordt echter een stokje voor gestoken door haar familie. Haar broer Dierck vernaarschapt die koop. Het recht om goederen te ‘vernaarschappen’ is een oud familierecht, dat mensen de mogelijkheid geeft om goederen op te eisen, die door familieleden aan derden werden verkocht. De achterliggende gedachte is dat alle familieleden rechten hebben op voorouderlijke goederen. Voorwaarde is dat de vernaarschapper ‘nader van bloede’ is en dat hij/zij contant hetzelfde bedrag betaalt. Bovendien moet dat gebeuren binnen één jaar na de eerdere verkoop. Dat laatste gebeurde hier ook. Joffrou Belieke verkocht aan Jan van den Elsen op 24 april 1554 en haar broer Dierck Peter Willemssoen vernaarschapt op 12 april 1555; nog net binnen het jaar. Het lijkt er op dat hij zo lang mogelijk heeft gewacht. In veel gevallen wordt gebruik gemaakt van het recht om te vernaarschappen om er wat geld aan te verdienen. De vernaarschapper verkoopt dan toch weer aan de eerdere koper, maar dan voor een iets hogere prijs. Dierck doet dat echter niet. Hij verkoopt niet aan Jan van den Elsen, de eerdere koper, maar aan Jan Valcks. Joffrou Belieke was na de dood van Hendrik van Steenhuys hertrouwd Eigenaar Vanaf Opmerkingen
Diederik IV van Gemert Ca 1340 Onderdeel van de domeinhof
Jan van Gemert Ca 1396 Zoon van Diederik IV
Wouter Spiering van Gemert Voor 1421 Broer van Jan
Goyart van Gemert Ca 1427 Broer van Wouter Spiering en
Jan Goossen Heym
Hendrik Steenwech 1444 Zoon van Beel en kleinzoon van Diederik IV
Goossen Hendrik Steenwech 1460 Zoon van Hendrik
Armbestuur van Gemert 1505 Executie
Philips Steenwech 1505 Zoon van Goossen
Armbestuur van Gemert Voor 1541 Executie
Joost Gerit Verhoeven, alias van Hout 1549 Koop van Armbestuur
Hendrik van Steenhuijs 1552 Koop van de kinderen van Joost van Hout
Jan Aart van den Elsen 1554 Koop van Belieke, weduwe van Hendrik van Steenhuijs
Dirk Peter Willem Scheets 1555 Vernaarschapt; hij is een broer van Belieke
Jan Valcks 1556 Koop van Dirk Peter Willem Scheets
Jan Gerit Veraa 1562 Koop van Jan Valcks
De eigenaars van (het onverdeelde) Steenwechs Goed.
met Adriaan Valcks en dat was een neefje van de nieuwe koper. Jan van den Elsen heeft het onderspit moeten delven vanwege voorkeur voor de familie. Jan Valcks blijft tot 1562 eigenaar van Steenwechs Goed. In dat jaar verkoopt hij aan Jan Gerit Veraa zeker huis, hof en erf, genoemd de Steenwech, en nog een huis en erf waar Willem van Zeeland woont, gelegen te Gemert neven het erf van Peter die Gelaesmeker en het erf van Anthonis van Lankveld en de Rips en de straat.10 Uit deze verkoop blijkt dat op Steenwechs Goed inmiddels een tweede woonhuis is gebouwd, dat door Willem van Zeeland wordt gehuurd en bewoond. De nieuwe eigenaar zal voor een nog verdere opsplitsing van Steenwechs Goed gaan zorgen.
Het noordelijk perceel bij de brug
Ten noorden van Steenwechs Goed lag een perceel in de hoek van de Rips en de doorgaande weg, nu Nieuwstraat. Op het kaartje van de situatie van omstreeks 1500 is het aangegeven als perceel B. Op de plaats waar de doorgaande weg de Rips kruist, is al minstens in de 15de eeuw een brug aanwezig. Dat is de reden dat de panden daar in de buurt vaak worden aangeduid als liggend bij de brug. Dat geldt ook voor perceel B, dat lange tijd eigendom was van de familie Van Lankveld. Als eerste eigenaar komen we Jan Everarts van Handel tegen. Hij verkoopt het huis en ondergrond in 1497 aan Jan Peter Roefs, die het verkoopt aan Goyart van Lankveld. Dat moet gebeurd zijn voor het overlijden van Goyart in 1504. In een schepenakte van 1507 lezen we11: “Antonis Goert van Lanckvelt verkocht een malder rogge aan Dirck Gerit Daniels uit de goederen hem aanbestorven van zijn moeder en vader in het bijzonder uit huis en hof voorheen gekocht van Jan Roefs omtrent de brugge tussen erf Philips Steenwech enerzijds en de gemeyn straet anderzijds en strekkend met een eind op die Roesp.”
De voorgeschiedenis van dit pand is nog onduidelijk. De oudst bekende eigenaar Jan Everarts van Handel was gehuwd met Sophia, een natuurlijke dochter van Goyart van Lankveld. Deze Goyart was getrouwd met Jenneke, de dochter van Goyart van Gemert. Het is geen vreemde gedachte dat Goyart van Gemert een eerdere eigenaar was en dat Jan Everarts van Handel het huis via erfenissen verkrijgt. Opmerkelijk is dat Eigenaars van het perceel bij de brug vanaf
Diederik IV van Gemert Ca 1340
Jan van Gemert Ca 1396
Wouter Spiering van Gemert Voor 1421
Goyart van Gemert Ca 1427
Goyart van Lankveld Ca 1430
Jan Everarts van Handel Ca 1460
Jan Peter Roefs 1497
Goyart Goyarts van Lankveld Voor 1504
Anthonis Goyart van Lankveld 1507
Lenart Anthonis van Lankveld 1541
Anthonis Lenarts van Lankveld 1562
Gerard Anthonis van Lankveld 1600
Laureijns Peter Cox 1600
Jan Hendrik Jan Simons Colen Voor 1648
Hendrik Jan Colen In 1660
Jenneke weduwe Dierck Hendrik Colen 1664
op dit perceel, evenals op Steenwechs Goed, een jaarlijkse geldpacht rust. De geldpacht op Steenwechs Goed wordt door Goyart van Gemert gevestigd en bedraagt in de tijd van Jan Lenart Valcks 23 stuiver. Het perceel aan de brug is iets kleiner en in het erfpachtregister lezen we over de geldpacht12: “Anthonis Goerts van Lancvelt, daer nae die weduwe Goerts van Lancvelt, daer nae die kynderen Goerts kynderen van Lancvelt vuijt huys ende hoff gelegen op die Ruyps, dat Melis van der Eynden was xxv st, den gro. voer xvi den, xiiii st aut circiter.” Een geldpacht van 14 stuiver dus. Goyart van Gemert heeft de geldpachten op beide percelen waarschijnlijk pas gevestigd, nadat hij het bezit erft van zijn broer Wouter Spierink omstreeks 1427. Voor die tijd zal het perceel bij de brug onderdeel zijn geweest van wat later Steenwechs Goed wordt genoemd. Ook een zekere Melis van den Eynde moet een eerdere eigenaar geweest zijn, maar hoe dat zit moet nog worden uitgezocht. Op het perceel is al in het eerste kwart van de vijftiende eeuw een woning aanwezig. Bij de koop door Lenart van Lankveld in 1541 van zijn mede-erfgenamen wordt vermeld dat er op het perceel inmiddels een klein huisje is bijgebouwd.
Steenwechs Goed wordt gesplitst
Terug naar Steenwechs Goed en eigenaar Jan Gerit Veraa, Hij gaat aan de slag met het opdelen van het goed. Op het erf is al eerder een woning bijgebouwd en Jan gaat over tot verkoop van deze woning met bijbehorend erf. Op 22 oktober 1562 koopt Jan Ansemssoen van de Laar, alias de Cremer, een huis en hof en anderhalf lopense land er omheen uit het erf, geheten de Steenwech, gelegen rondom in het erf van Jan Gerits Veraa en de straat. Dirck van Zeeland is de bewoner van dat huis. De verkoper verbindt als voorwaarde aan de koop dat de nieuwe eigenaar van dit gedeelte van Steenwechs Goed ook een belangrijk deel van de verplichtingen gaat betalen. Jan Ansems de Cremer krijgt als verplichting mee om met Allerheiligen aan een arm mens te verstrekken vijf ellen goed wollen laken, drie el vlaslaken, een paar nieuwe schoenen en twee quarten wijn. Verder nog 32ó stuiver, een oort, een kapoen en . pond was grondcijns in het boek van Walraven van Erp. Tenslotte ook nog een jaarlijkse geldpacht van 22ó stuiver aan het Huis van Gemert. Als verplichting houdt Jan Gerit Veraa aan zichzelf om elke dag een maaltijd te verstrekken aan een arm mens. Maar hij is door deze verkoop wel een belangrijk deel van de jaarlijkse lasten kwijt.13
Een volgende afsplitsing vindt plaats in 1564. Peter Adriaan van Amstel, alias van Weert, verwerft dan een stuk erf, geheten den Dijck aan de Steenwech, neven het erf van Jan de Cremer en het erf van de koper tot aan het erf van de verkoper en de straat.14 Dit is het perceel op de hoek van de huidige Nieuwstraat en Ruijschenberghstraat. Peter van Amstel was al eigenaar van het omgrachte huis, waar later de Latijnse School wordt gesticht.
Op het nieuw verworven perceel bouwt hij nog hetzelfde jaar twee huizen en direct daarna verkoopt hij zijn omgrachte woning aan buurman Adam van Hout. De twee nieuwe panden worden gebruikt voor het glazeniersbedrijf van Peter van Amstel. Het bedrijf wordt voortgezet door drie zoons: Hendrik, Wijnand en Adriaan, die allemaal van beroep ‘gelaesmaker’ zijn, samen met schoonzoon Thomas Jan Maassen, die ‘gelaesscriver’ wordt genoemd. In 1583 wordt het perceel gesplitst. Zoon Hendrik is de nieuwe eigenaar van het hoekperceel en schoonzoon Thomas, gehuwd met Merike van Amstel, van het perceel ernaast.15 Later zal Elisabeth, dochter van Hendrik van Amstel en gehuwd met Jan Goort Coppens, in het hoekpand herberg De Gulden Kop vestigen. Merike van Amstel, ook een dochter van Hendrik en gehuwd met Jan Gerit van Schayck, wordt eigenaar van het pand ernaast.16
Het restant van Steenwechs Goed
Na eigenaar Jan Gerit Veraa blijft het restant van Steenwechs Goed enige tijd redelijk stabiel. Achtereenvolgende eigenaars zijn dochter Jenneke Veraa, gehuwd met Willem Stayakkers, daarna vanaf 1648 dochter Merike Willem Stayakkers, gehuwd met Hendrik Jan Verberschot. Na de dood van Hendrik verkopen Merike en haar kinderen in 1663 Steenwechs Goed aan Peregrinus Verhofstad. Peregrinus is afkomstig van Veghel en komt in Gemert terecht vanwege zijn huwelijk met Elske Strijbosch. Hun gezin telt maar liefst drie priesters en drie zusters. Hun leven is uitvoerig beschreven door Martien Verbruggen.17 Twee andere zoons worden eigenaar van Steenwechs Goed. Albert Verhofstad verwerft het grootste deel. Het deel noordelijk daarvan komt in handen van de bekende Gemertse orgelbouwer Mathijs Verhofstad, ook een zoon van Peregrinus. Martien Verbruggen vermeldt ook dat Peregrinus ook brouwer was en een herberg hield met de naam De Rode Leeuw. 18
De ontwikkeling van de Nieuwstraat omstreeks 1660
We zien dat de omvang van Steenwechs Goed in de loop van de tijd langzaam afneemt. Ook in de omgeving verandert er een en ander. In 1587 wordt het omgrachte perceel naast Steenwechs Goed aangekocht van Frans Schenkels door Hendrik van Ruijschenbergh om er de Latijnse School te vestigen. Behalve nieuwbouw voor het schoolgebouw zal ook de gracht eromheen zijn aangepakt. Toen moet ook de waterverbinding tussen de gracht en de Rips gedempt zijn. Als in 1598 de Latijnse School te maken heeft met wateroverlast, wordt er door twaalf beëdigde Gemertenaren getuigenis afgelegd over die verbinding.
Frans Schenkels verklaart dan dat de verbinding bestond in de tijd dat hij er woonde vanaf 1570 tot 1587. De waterloop mondde in de Rips uit via een grote poel, die in 1591 nog steeds bestond en toen de Hasencuijl werd genoemd.19
De percelen langs de westkant van de Nieuwstraat worden vanaf 1575 steeds verder opgedeeld en op de nieuw afgesplitste percelen worden huizen gebouwd. Het perceel voorheen van Jan de Cremer is in 1606 in handen van Jan Hendrik Luijten en in 1616 wordt Jutta, de weduwe van zoon Hendrik Jan Luijten, de nieuwe eigenaar. In 1627 wordt het verdeeld tussen haar zoon Laureijns Jan Luijten en haar schoonzoons Jan Dierck de Metser, gehuwd met dochter Catharina, en Willem Andriessen, gehuwd met dochter Jenneke. De lasten aan het Armbestuur worden tegelijkertijd verder verdeeld. Willem Andriessen krijgt de plicht voor het leveren van ‘vijf ellen grauw wollen laken aan een arm mens die de maaltijd heeft tot Staijeckers’ en Jan Dierck de Metser elk jaar ‘drie ellen lijndenlaken tot hemd aan een arm mens die de maaltijd heeft tot Staijeckers, met een paar schoenen’. De relatie met de plicht van buurman Willem Stayakkers, eigenaar van Steenwechs goed, die elke dag een arme een maaltijd moet aanbieden, komt hier duidelijk naar voren.20 Weer later wordt het perceel verder opgedeeld in vijf percelen.
De situatie in 1717 en 1832
In de periode tussen 1660 en 1717 verandert er met betrekking tot de verdeling van Steenwechs Goed relatief weinig. Het restant van Steenwechs Goed wordt nog verdeeld tussen de broers Albert en Mathijs Verhofstad, zoals hiervoor al aangegeven. Er is een kleine verandering, omdat Laurens Jegers in 1670 een deel van zijn perceel aan de gemeente verkoopt om de kop van de Ruijschenberghstraat te kunnen verbreden. Kennelijk is rond die tijd de toegangspoort van de Latijnse School gewijzigd.22
De situatie in 1717 is eenduidig vastgelegd in het zogenaamde Landboek dat ten behoeve van de grondbelasting werd opgesteld. Het Landboek bevat de namen van alle eigenaars in 1717 en in latere jaren. Een transcriptie van het Landboek is te vinden op de website van de heemkundekring onder Gemertse Bronnen nummer 3. De percelen die ooit behoorden tot Steenwechs Goed zijn de Landboek nummers 1337 tot en met 1348. Geïnteresseerden kunnen de eigenaars van toen makkelijk opzoeken.23 Het is ook gelukt om naast de beschrijving van het Landboek een kaart van het gebied in 1717 samen te stellen met daarop de vorm van alle percelen.
In de periode tussen 1717 en 1832 verandert er uiteraard weer een en ander. In het Landboek zijn de eigenaars van na 1717 vermeld, echter die opsomming is zeker niet compleet. Er wordt momenteel gewerkt aan die periode. Daar zal in de toekomst nog wel de nodige informatie over kunnen worden gegeven. De percelen van het Landboek zijn heel goed herkenbaar op de kadasterkaart van 1832. Op de digitale versie van het kadaster van 1832 is het mogelijk om van elk perceel niet alleen de eigenaar, maar ook andere gegevens op te zoeken.24
De locatie van het oude Steenwechs Goed
Nu de ontwikkeling van het hele gebied ten westen van de Nieuwstraat in beeld is gebracht, is het mogelijk om bij benadering aan te geven waar de oudste gebouwen van Steenwechs Goed moeten hebben gestaan. We gaan er van uit dat het hoofdgebouw in de loop van de tijd steeds op nagenoeg dezelfde plaats is gebleven. Natuurlijk is er verbouwd en wellicht was er ook sprake van nieuwbouw, maar dat zal waarschijnlijk op de oude plaats gebeurd zijn. Dat hoofdgebouw stond in 1717 op landboeknummer 1341. Vergelijken we het met de situatie van 1832 dan zien we dat toen het hoofdgebouw op de kadastrale percelen L122 en L123 stond. Beide percelen zijn dan eigendom van de erfgenamen van Hendrik Verhofstad. Hendrik is een nazaat van Albert Verhofstad, de eigenaar in 1717. Projecteren we de kadasterkaart van 1832 op de huidige situatie dan kunnen we concluderen dat het gaat om de adressen Nieuwstraat 28 en 30. Tussen die twee adressen loopt nu de Soikerijgang en die loopt dus zo ongeveer dwars door het oude hoofdgebouw.
Nieuwstraat
Rest nog ten slotte om melding te maken van de meest belangrijke gebeurtenis in de Nieuwstraat in de 18de eeuw. Het gaat dan uiteraard om de grote dorpsbrand van 1785. Alle gebouwen in de Nieuwstraat zijn toen verbrand. In de jaren direct daarna zijn ze nagenoeg allemaal weer opgebouwd.
Vanaf dat moment was de straat zelf nog oud, maar alle gebouwen, ook aan de oostkant, waren nieuw. Reden om de straat vanaf dat moment aan te duiden als de Nieuwstraat. Nadien is de Nieuwstraat nog een paar keer vernieuwd. In de 19de eeuw werd het gasthuis gebouwd en daarvoor moest een aantal woningen, die na de dorpsbrand werden gebouwd, worden gesloopt. En dan wordt op zijn beurt in 1974 het gasthuis gesloopt. Een tijd lang ligt daar dan onbebouwd ‘het gat van Gemert’, maar dan wordt de Nieuwstraat opnieuw nieuw.
Noten:
- Zie voor deze voorgeschiedenis Jan Timmers, De bakermat van Gemert, 2021, nr. 1.
- Jan Timmers, Wat aan de bebouwing aan de Kerkstraat voorafging, Gemerts Heem, 2003, nr. 4.
- Bossche Protocollen R 1214 f 209 (f199 bis) dd. 22-7-1444.
- BHIC, Archief Commissie van Breda, inventarisnummer 430, het gedeelte over erfpachten folio 81.
- Bossche Protocollen R 1230 f 287 dd. 6-2-1460.
- Schepenprotocol Gemert R99 f 75v dd. 10-12-1505.
- Gemert R105 dd. 17-6-1549.
- Gemert R106 dd. 12-9-1553.
- Gemert R106 dd. 24 april 1554, dd. 12 april 1555, dd. 10 juni 1556.
- Gemert R107 dd. 24 sept. 1562.
- Gemert R99 f85 dd. 19-4-1507.
- Zie noot 4.
- Gemert R107 dd. 22 okt. 1562, 11 feb. 1563 en 12 maart 1563.
- Gemert R107 dd. 9-2-1564.
- Gemert R110 f 236 ev dd. 19-1-1583.
- Gemert R119 dd. 18 juni 1663; Ad Otten, Reconstructie hoek Nieuwstraat-Ruisschenbergstraat rond 1700, Gemerts Heem 1974 nr. 3; Ad Otten, Reconstructie Schoolstraat rond 1700, Gemerts Heem 1976 nr. 4.
- Martien Verbruggen, Mis met drie heren,, Thomas – Jan- Servaas Verhofstadt, Busselke 5, Gemert 1980.
- Martien Verbruggen, Welk een “lofbaerlijk werk”, Gemertse orgelbouwers en Mathijs Verhofstadt in het bijzonder. Bijdragen tot de geschiedenis van Gemert deel 20, Gemert 1985.
- P. Dr. Ed. Loffeld, Het Huukske, een andere beroemde buurt, Gemerts Heem 1975, nr. 1.; zie ook noot 16.
- Gemert R114 dd. 8 maart 1627.
- De gegevens zijn voornamelijk ontleend aan de artikelen van Ad Otten hierover, zie noot 16.
- Ad Otten, Reconstructie hoek Nieuwstraat-Ruisschenbergstraat rond 1700, Gemerts Heem 1974 nr. 3.
- Peter van den Elsen en Jan Timmers, Het Landboek, Gemertse Bronnen deel 3, beschikbaar op de website van de heemkundekring.
- Zie www.HistorischeGeografieBrabant.nl, kadaster Gemert 1832. Daar zijn alle eigenaars in 1832 te vinden.
De domeinhof van de Van Gemerts in het centrum van Gemert omstreeks 1500. Van het kasteelcomplex van de Van Gemerts resteerde slechts een omgrachte woning en een restant van de gracht als verbinding met beek de Rips. Ten zuiden van de Gemertse domeinhof bouwde de Duitse Orde vanaf 1400 een eigen kasteel. Aan de noordkant van het kasteel werd binnen de voormalige domeinhof vanaf omstreeks 1430 de kerk gebouwd en er werden drie bouwpercelen langs de huidige Kerkstraat uitgegeven tussen 1477 en 1500.2
Steenwechs Goed omstreeks 1500. Ten noorden ervan ligt nog een perceel (B) met een huis erop in de hoek tussen de Rips en de doorgaande weg omtrent de brug. Het wordt in 1497 vermeld als eigendom van Jan Everarts van Handel.
Hoe de poort van Steenwechs Goed eruit zag, weten we niet. De poort van huize Ribbius in Lieshout, afkomstig van het Helmondse klooster Binderen, geeft wellicht een goede indruk (wikimedia commons).
De duiventoren bij de Kartuizerhoeve op Kasteren in Liempde (foto Ruud van Nooijen).
De Nieuwstraat gezien vanaf de Haageijk. De fotograaf moet ongeveer op de plaats van de brug over de Rips hebben gestaan. Vooraan rechts stond in de middeleeuwen de eerste afsplitsing van Steenwechs Goed bij de brug.
Reconstructie van Steenwechs Goed omstreeks 1575. Perceel C werd in 1562 verkocht aan Jan Ansems van de Laar. Perceel D kreeg in 1564 als nieuwe eigenaar Peter Adriaan van Amstel.
Het pand op de hoek Nieuwstraat- Ruijschenberghstraat was voor de sloop dichtgespijkerd. Hier stond voorheen het geboortehuis van zeekapitein Jan van Amstel. Het gasthuis rechts van het pand was al gesloopt en daar was het ‘gat van Gemert’ (collectie heemkundekring).
Het wapen van de familie Verhofstad, zoals het voorkomt op de grafzerk van Thomas Verhofstad, pastoor in Veghel en zoon van Peregrinus Verhofstad. Peregrinus is de stamvader van een tweede Gemertse familie Verhofstad. Een andere familie Verhofstad komt in Gemert al veel eerder voor en heeft een ander familiewapen.
De verdeling van Steenwechs Goed omstreeks 1660. Het voert te ver om alle achtereenvolgende eigenaars op te sommen. Omstreeks het jaar 1660 omvat het oude Steenwechs Goed negen percelen. Van zuid naar noord komen we de volgende eigenaars tegen: 1. Claas Wouter Vogels, man van Elisabeth Coppens, uitbater van herberg De Gulden Kop van zijn schoonouders; later heet die herberg De Keulse Kar; 2. Hendrik van Schaijck, het perceel dat “uitschiet op de Hasecuijl”; 3. Jan Willem Maassen van Gemert; 4. Dirk Peter Verschout; 5. Aart Joris Verperssen; 6. Jacob Jansen Brock, uitbater van herberg De Keulse Kar, maar niet voor lang; de naam verhuist naar het hoekpand (nr 1); 7. Jan Laureijns Luijten; 8. Peregrinus Verhofstad, het restant van Steenwechs Goed. 9. Hendrik Jan Colen.21
De verdeling van Steenwechs Goed, zoals het wordt beschreven in het landboek van 1717. Het betreft de nummers 1337 t/m 1348. De Latijnse School staat niet in het Landboek, want daarop drukt geen grondbelasting.
De kadastrale situatie van 1832. Op de achtergrond schemert de huidige situatie door. Op de digitale versie kunnen de gegevens per perceel worden opgezocht.24
FOTO RECHTSBOVEN: Ansichtkaart van de Nieuwstraat. Het hoofdgebouw van Steenwechs Goed stond op de plaats links op de foto, thans Nieuwstraat 30, en/of links daarvan. Ernaast zien we het pand van Bergmann Manufacturen, Nieuwstraat 32, nu Blokker (collectie heemkundekring).
FOTO RECHTSONDER: Nieuwstraat in 1959. Links Willemsen, ijzerwaren en huishoudelijke artikelen, Nieuwstraat 26, thans Scapino. Daarnaast zien we het pand van Foto Foka, Nieuwstraat 30. Hier moet het hoofdgebouw van Steenwechs Goed hebben gestaan in de middeleeuwen (collectie heemkundekring).
Blik op de Nieuwstraat in de jaren zeventig. Links het pand van Foto Foka, Nieuwstraat 30, en daarnaast Kadoshop Vlemmings, daarvoor Bergmann en later Blokker, Nieuwstraat 32 (collectie heemkundekring).
Het gasthuis vooraan in de Nieuwstraat, dat in 1974 werd gesloopt. De panden aan de rechterkant werden gebouwd na de dorpsbrand van 1785 en bestaan nu nog (collectie heemkundekring).
De plaats anno 2023, waar het hoofdgebouw van Steenwechs Goed stond in de Middeleeuwen.