Graf van Willem van Schijndel

C a s J a m i n

In Gemert-Bakel zijn oude grafmonumenten te vinden die de hedendaagse voorbijganger niet veel meer zeggen. Dit vormt de aanleiding om in de archieven op zoek te gaan naar die vroegere levens en tegelijkertijd de graven te beschrijven. Op het oude kerkhof van de kerk van Sint-Jans Onthoofding in Gemert is het graf te vinden van Willem (Wilhelmus Antonius) van Schijndel.

Grafbeschrijving

Het graf van Willem van Schijndel is gemaakt in grijsblauwe steen. Het bestaat uit een tombe, waarvan de deksteen rust op een roef1. Aan het hoofd ervan staat een stèle, waarin de personalia zijn uitgehouwen in wat lijkt op een blinde boog. Daarboven rust een boogvormig fronton, met in het midden ervan een vorm die een sluitsteen suggereert. Het fronton loopt aan weerszijden uit in acroteria. Een Keltisch kruis bekroont het grafmonument2. In het centrum ervan is het Christusmonogram IHS aangebracht3. Aan de voorzijde van het graf staan, los ervan, twee lage, vierkante zuiltjes die doen denken aan torens. Er zitten metalen ogen in, evenals in de basis van de zijkanten van de stèle. Daardoor heeft oorspronkelijk een ketting gelopen die het graf aan de voorkant en zijkanten omsloot4. Het is een imposant graf dat sober oogt, ondanks ornamenten die vooral bestaan uit lijnen en vlakken die de contouren benadrukken. Het graf is neoclassicistisch van stijl. De kenmerken die daarop duiden zijn: basale, sobere, strakke vormen; het fronton; de acroteria; de zijkanten van de stèle, die zijn vormgegeven als zuilen. De tekst op het graf luidt als volgt: ‘Rustplaats van den heer Wilhelmus Antonius van Schijndel echtgenoot van mevrouw Marie van Schijndel Keunen geboren te Gemert 22 juni 1836 aldaar overleden 11 oktober 1893 R.I.P.’

Jeugd

Willem van Schijndel groeit op aan de Molenstraat in Gemert als oudste kind in het gezin van Cornelis van Schijndel (1801-1866) en Dorothea Maria van Kessel (1807-1875). Een ouder zusje is al overleden als Willem wordt geboren. Zijn ouders zijn afkomstig uit Dinther, waar ze in 1833 zijn getrouwd. Willems grootouders van beide kanten zijn in hun tijd actief als kooplieden. Willems vader Cornelis treedt als koopman/winkelier in hun voetsporen. Rond 1845 bouwt hij in zijn tuin op de Molenakker in Gemert een fabriek in surrogaatkoffie (gemaakt van gemalen, geroosterde cichoreiwortel, in het Gemerts ‘soikerij’)5. Cornelis is ook lid van het kerkbestuur in Gemert6. Willems ouders krijgen tien kinderen, waarvan er maar vier de volwassen leeftijd bereiken: Willem zelf en drie zussen. Willem maakt als kind het overlijden mee van twee broertjes en drie zusjes voordat hij 13 jaar oud is. Materieel heeft hij als kind weinig te wensen. Zijn vader sterft op 65-jarige leeftijd, één jaar voor Willems huwelijk. Als zijn moeder negen jaar later als weduwe overlijdt op 68-jarige leeftijd, wordt in haar overlijdensakte als beroep vermeld ‘rentenierster’.

Huwelijk en familie

Als Willem 31 jaar oud is, treedt hij op 24 september 1867 in Bergeijk in het huwelijk met de tien jaar jongere Marie (Maria Elisabeth) Keunen (1845-1923). Haar vader, Jan Rombout Keunen (1811-1891), is molenaar en koopman in Bergeijk. Haar moeder, Maria Bernardina Aarts (1816- 1900) is daar winkelierster. Marie is de oudste in het gezin van oorspronkelijk zes kinderen. Voor het beroep van Willem wordt in de huwelijksakte vermeld ‘koopman’. Sinds de dood van zijn vader geeft hij ook leiding aan de cichoreifabriek. Hij en Marie gaan wonen aan de Nieuwstraat in Gemert. Een jaar na zijn huwelijk treedt Willem als getuige op bij het huwelijk van zijn zus Johanna. Zij trouwt in Gemert met Mathias Gerardus van Kemenade, die afkomstig is uit Beek en Donk en zich als notaris in Gemert heeft gevestigd; ze stichten een groot gezin. Willems zussen Martha en Wilhelmina blijven daarentegen ongehuwd.
Martha wordt kloosterlinge. In 1872 sterft Maries broer Frans, theologant aan het Seminarium in Haaren, op 22-jarige leeftijd in Bergeijk, na een ziekbed waarop hij meerdere malen de laatste sacramenten ontvangt.

Margarine

In 1874 begint Willem van Schijndel samen met zijn zwager Cas (Casimirus) Keunen als één van de eersten in Nederland een kunstboterfabriek vooraan in de Molenstraat, de Firma Van Schijndel & Keunen7. De fabriek maakt gebruik van een stoommachine. De vraag naar kunstboter ontstaat, omdat boter te duur is voor minder welgestelden en bovendien beperkt houdbaar, waardoor ze niet geschikt is voor gebruik door het leger. In aanleg is kunstboter een uitvinding uit 1869 van de Fransman Mège Mouriès, die dit product in opdracht van de Franse regering ontwikkelt. Via internationale contacten komen het procedé en de receptuur van deze kunstboter in handen van de firma Jurgens uit Oss, die bereid is er flink voor te betalen. De firma Jurgens zet enkele bevriende ondernemers – soms met in het vooruitzicht familiebanden door een huwelijk – ook op het spoor van de productie van kunstboter. Dit geldt bijvoorbeeld voor Prinzen & Van Glabbeek uit Helmond (katoenspinners en boterhandelaren) en voor de firma J.M. Verschure & Zonen uit Oosterhout (schippers)8. Zij worden gezien als ‘bevriende concurrenten’, die een deel van de winst wordt gegund. Dat geldt niet voor andere concurrenten, zoals Van den Bergh uit Oss. Ook de Firma Van Schijndel & Keunen uit Gemert behoort niet tot deze bevoordeelde groep. Rond 1875 mag in Nederland de naam ‘kunstboter’ niet meer worden gebruikt en wordt de naam ‘margarine’ verplicht voor het alternatief voor natuurboter. Het recept en het procedé uit Frankrijk blijken nog sterk voor verbetering vatbaar. De verschillende producenten experimenteren dan ook volop om een eigen, concurrerende receptuur te ontwikkelen, met een zo gunstig mogelijke balans tussen smaak, smeerbaarheid, houdbaarheid en (kost)prijs. Blijkbaar slaagt het bedrijf van Willem erin om hierin zijn slag te slaan. Hoewel het bedrijf klein blijft en uiteindelijk verdwijnt, behaalt het in een paar jaar tijd reusachtige winsten en Willems vermogen groeit navenant.

Bedrijvigheid

In 1878 laat Willem een kapitale villa bouwen aan de Kerkstraat in Gemert (nu onderdeel van het gemeentehuis aan het Ridderplein)9. De villa wordt gebouwd op de plaats waar ooit herberg ‘In de ridder Sint Joris’ stond, die al vanaf 1549 bekend is. Ook in 1878 schaft Willem een machine aan voor machinale klompenproductie, die voor het eerst is gedemonstreerd op de Wereldtentoonstelling van dat jaar in Parijs. Kort daarna wordt de firma Van Schijndel, Smulders en Van Dijk opgericht in Beek en Donk, een klompenfabriek en klompenhandel10. Er werken 20 arbeiders en 5 kinderen. Het wordt geen succes. In 1880 wordt het bedrijf met inventaris verkocht, vanwege een te laag rendement. Handmatige vervaardiging van klompen blijft nog zeker dertig jaar rendabeler. Willem koopt onroerend goed, aandelen en obligaties en verstrekt (hypothecaire) leningen aan derden; uit al deze activiteiten verwerft hij inkomen. Van 1872 tot aan zijn overlijden duikt hij een enkele keer op in kranten. Zoals met een advertentie waarin hij paard en rijtuig te huur aanbiedt (1872). In een bericht dat hij in Gemert bij kastelein G. Frunt op de jaarlijkse gemeentelijke keuring voor springstieren de eerste premie van f 25,- behaalt (1884). Dat hij de 1e prijs heeft bemachtigd in de categorie ‘Dragende koeien’ op de drukbezochte Landbouwtentoonstelling in Eindhoven (1886). Dat notaris Van Kemenade (zijn zwager) in zijn opdracht ‘Hooigras’ openbaar zal verkopen in de Kampen (1888). Dat hij op de stierenkeuring de 2e premie verwerft (1892). Dat zijn tuinman een savooiekool heeft afgesneden met het zeldzaam grote gewicht van 7,5 kilo (1893).

Overlijdens

In 1887 sterft plotseling Maria Josephina Keunen (soms ook ‘Josephina Maria’), zus van Willems vrouw Marie Keunen, op de leeftijd van 35 jaar. Zij is ongehuwd en woont in Bergeijk, maar zij overlijdt in Gemert. De toedracht is niet bekend. Als Willems schoonvader, Jan Rombout Keunen, in 1891 in Bergeijk overlijdt, erven zijn kinderen, Willems vrouw en haar twee broers, een groot vermogen. Het bestaat onder meer uit onroerend goed in Bergeijk: huizen, erven, tuinen, hooiland, weiland, bouwland, dennenbos en hakhout. Op 11 oktober 1893 sterft Willem van Schijndel kinderloos, op de relatief jonge leeftijd van 57 jaar, na een langdurig ziekbed dat met het nodige lijden gepaard gaat. Slechts twee weken tevoren heeft hij bij notaris Dijkhoff uit Helmond een testament opgemaakt waarin hij heel zijn vermogen nalaat aan zijn vrouw. Van Willems overlijden wordt aangifte gedaan door Theodorus van de Vossenberg (33 jr.), huisknecht wonende te Gemert en door Petrus Leonardus van Berlo11 (30 jr.), vleeschhouwer te Gemert.

Willems weduwe

Marie Keunen heeft van de erfenis van haar man een wettelijk verplichte Memorie van Successie laten opmaken12. In een dergelijke akte worden de te erven bezittingen en schulden opgetekend om vast te kunnen stellen hoeveel erfbelasting er betaald moet worden. Omdat deze akte bewaard is gebleven, weten we dat de erfenis onder andere bestaat uit 75 hectare onroerend goed in Gemert: ‘Heerenhuis met tuinen, huizen met schuren, erven, tuinen, bouw-weilanden, dennenbosch, heide, opgaande bomen en uitweg’. Verder gaat het om 8 hectare onroerend goed in Dinther, weilanden in Schijndel, een perceel heide in Nistelrode, 26 hectare onroerend goed in Bergeijk, hypothecaire en onderhandse leningen aan tientallen mensen, effecten, contant geld, roerend goed… te veel om op te noemen. Bij een deel van de schuldenaars is aangegeven dat de gelden onverhaalbaar zullen zijn vanwege ‘mingegoedheid’. Wellicht was dat tevoren bekend en werd de ‘lening’ toch verstrekt. Marie heeft haar man Willem met bijna dertig jaar overleefd. Na zijn dood heeft zij nog een paar jaar in Gemert gewoond en daar de zaken beheerd, onder meer met hulp van zwager notaris Van Kemenade. Daarna verkoopt zij de villa aan de Kerkstraat aan de weduwe Verschure en haar dochter Josephine. De erven van Josephine verkopen op hun beurt de villa in 1926 aan de gemeente Gemert om dienst te gaan doen als gemeentehuis. Marie vertrekt eerst naar België, waar zij van 1896 tot 1902 in St. Gillis woont en van 1902 tot 1914 in Brussel. Waar zij verblijft van 1914 tot 1917 is niet bekend. Van 1917 tot 1919 woont zij in Rotterdam bij de weduwe van haar broer Godefridus, Elise (Elisabeth Theodora) Reijnard. Van april 1919 tot aan haar dood op 23 januari 1923 woont zij in Antwerpen. Zij wordt 77 jaar oud.

Noten:

  1. Stichting Dodenakkers, ‘Termen en Begrippen’, via www.dodenakkers.nl.
  2. ‘Christian cross variants’, via en.wikipedia.org.
  3. ‘Het IHS-monogram’, Jezuieten, via www.jezuieten.org/nieuws/het-ihs-monogram/.
  4. Beelden uit 2011 wijzen het uit: Ad Otten e.a. i.s.m. Omroep Centraal (2011), ‘Mysterie 21: Mysterie van het Vrijthof’, 4m:12s-4m:48s.
  5. Giel van Hooff, ‘Gimmertse koffie ofwel Gemerts cichorei-fabrieken’, Gemerts Heem (1981-1), p. 18–21.
  6. Bidprentje Cornelis van Schijndel (1801-1866), HKK Gemert, 05911.
  7. H.W. Lintsen (red.), Geschiedenis van de techniek in Nederland: Deel I, Walburg Pers, Zutphen (1992), via www.dbnl. org; ‘Margarine’, via nl.wikipedia.org.
  8. Zie ook over personen uit deze families: GH 2021-1, p. 18-20 en GH 2022-3, p. 1-14.
  9. ‘Gemeentehuis Gemert-Bakel’, Erfgoed Wiki, via www.erfgoedgeowiki.nl.
  10. Anton van Oirschot, ‘Klompenmakerij’, Encyclopedie van Noord Brabant, via www.ensie.nl; Wil van Lierop, ‘Peelverhalen: De klompenmaker’, Gemerts Nieuwsblad (25-6-2022).
  11. Zie ook ‘Graf van Petrus Leonardus (Peter) van Berlo’, GH 2022-3, p. 23-27. 12. ‘Memories van successie 1893 deel 2’ (Helmond), BHIC, 119.8

 

Fotobijschriften:

Foto van Willem van Schijndel. (Bron: Bidprentjescoll. HKK Gemert, obj.nr. 08102)

 De cichoreiplant, grondstof voor ‘surrograatkoffie’, ‘suikerij’ of ‘soikerij’. (Bron: Wikimedia Commons, uit Plantenschat – 1898, Noordhoff-Groningen, Open Library ID: OL22889761M).

 Gezicht op de Kerkstraat in Gemert rond 1920 met links de villa gebouwd door Willem van Schijndel. (Bron: Beeldbank HKK Gemert, hkk03128)

Voor tekst in PDF met afbeeldingen